Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2013
In «De Telegraaf» van vrijdag 18 januari en zaterdag 19 januari 2013 zijn twee artikelen verschenen, respectievelijk getiteld «Defensie biedt ex-spion vijf ton om te zwijgen» en «De Windhond slaat terug» over een persoon, in het artikel aangeduid met I.A. Deze brief bevat mijn reactie op de bewuste artikelen.
In 2010 en 2011 zijn al verschillende artikelen verschenen naar aanleiding van zijn vordering tot schadevergoeding die hij in 2009 heeft ingediend. De vordering is ingediend omdat hij stelde dat hij vanwege zijn werkzaamheden voor de Nederlandse staat genoodzaakt was zijn zakelijke belangen in Afghanistan af te stoten en naar Nederland terug te keren.
Zijn vordering is afgewezen. Zijn zaak is vervolgens als klacht behandeld door achtereenvolgens de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en de Nationale Ombudsman. In beide gevallen is zijn klacht ongegrond verklaard. De CTIVD heeft wel opgemerkt dat door de MIVD geen eenduidige afspraken met betrokkene waren gemaakt en dat de afspraken onvoldoende waren gedocumenteerd.
Vanaf midden oktober 2012 heeft Defensie betrokkene opgevangen in verband met een door hem gepercipieerde dreiging vanuit Afghanistan. Van een dreiging is na onderzoek niets gebleken. In de afgelopen periode heeft Defensie met betrokkene gesproken. Naar aanleiding van deze gesprekken is geconcludeerd dat bij hem de indruk kan zijn ontstaan dat hij naast zijn logistieke werkzaamheden in Afghanistan door de MIVD ook anderszins is ingeschakeld. Hij heeft een aanbod van Defensie voor een regeling afgewezen, waarna de gesprekken zijn beëindigd.
Ik verwijs ook naar de reactie van mijn ambtsvoorganger d.d. 28 juni 2011 inzake een eerdere schadeclaim (Kamerstukken 2010–2011, nr. 2990).
De commissie IVD heb ik reeds vertrouwelijk geïnformeerd. In geval er nieuwe ontwikkelingen zijn ben ik uiteraard graag bereid de CIVD daarover wederom vertrouwelijk te informeren.
De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert