Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2013
In een motie van uw Kamer (Kamerstuk 33 400-VII, nr. 28) wordt de regering gevraagd, mede in reactie op diverse rapporten, te concretiseren of en, zo ja, op welke manier zij van plan is zeggenschap over te dragen aan burgers en hoe zij deze overdracht wil bevorderen op lokaal niveau.
In deze brief geef ik namens het kabinet aan hoe wij het onderwerp doe-democratie willen benaderen. Daarbij komt aan de orde hoe de bedoelde kabinetsreactie tot stand zal komen en welke rol het kabinet hierbij voor zichzelf en voor andere partners ziet weggelegd. Deze brief kan worden beschouwd als een eerste inhoudelijke reactie op de verschillende ontvangen adviezen, maar heeft vooral een procedureel karakter.
– Op 4 juni 2012 werd het advies «Vertrouwen in burgers» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aangeboden aan de minister-president. Minister Spies heeft op 22 juni 2012 een eerste reactie op het WRR-advies toegestuurd aan de Tweede Kamer (TK). De bedoeling was dat een meer uitgewerkte reactie nog zou volgen in het voorjaar van 2013.
– Op 22 november presenteerde de Raad voor Openbaar Bestuur (RoB) het rapport «Loslaten in Vertrouwen». Het ligt in de rede om de reactie op dit RoB-advies te koppelen aan deze meer uitgewerkte reactie.
– In de pen zit nog een derde verwant rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling RMO over «Stabiliteit en maatschappelijke veerkracht». Wellicht kan dit ook nog een rol spelen in de discussies.
– De voorzitters van 9 adviesraden hebben zich op 6 december 2012 tot het kabinet gericht in een brief over vermaatschappelijking en burgerbetrokkenheid met daarin een oproep om beleid te richten op de inzet van de vitale samenleving.
– Ook de SCP-publicatie «Een beroep op de burger» waarover een reactie is gevraagd door de Vaste Commissie BZK van Uw Kamer wordt betrokken bij deze stukken.
– In de motie-Voortman heeft de TK op 20 december jl. verbinding gelegd met de reactie op «verschillende rapporten over de doe-democratie» en vooral beklemtoond dat «de politiek zeggenschap moet overdragen».
Al deze verzoeken en adviezen veronderstellen een cultuuromslag in de overheid. Daarbij komt nog dat de «doe-democratie» zich in een paradoxaal speelveld afspeelt: in alle adviezen wordt uitgegaan van een netwerksamenleving, niet van verticale verhoudingen, maar dan doet het er ook minder toe wat een kabinet er van vindt, want het kabinet is in een netwerksamenleving niet de alles bepalende actor. In deze context is een kabinetsreactie «ex cathedra», alsof het een beleidsnota of wetsvoorstel betreft, weinig zinnig. Al was het alleen maar omdat het kabinet zelf niet in de positie is om veel «politieke zeggenschap over te dragen», omdat de zeggenschap die voor actieve burgers interessant is, doorgaans niet op rijksniveau is gelokaliseerd, maar bij gemeenten, maatschappelijke organisaties en instellingen.
Daarom komt het erop aan in bijeenkomsten in het land ideeën en plannen op te halen bij gemeenten, besturen en professionals die daadwerkelijk ruimte kunnen scheppen voor maatschappelijk initiatief. Deze verkenning is gericht op het verzamelen en ontwikkelen van handelingsperspectieven: wat per bestuurseenheid het meest bijdraagt aan de doe-democratie. Door deze voornemens en kansen te bundelen wordt de uiteindelijke «kabinetsreactie» ingevuld, waarbij het kabinet zelf activiteiten aanvult die de transitie kunnen bevorderen. Voor zover bij voorbeeld uit het veld signalen terugkomen die erop wijzen dat er regels moeten worden aangepast, zal dat op rijksniveau geagendeerd moeten worden. Kortom: met de kabinetsreactie voegen we niet alleen maar nog meer mooie woorden toe, maar dagen we het openbaar bestuur in den brede uit tot concrete stappen die maatschappelijk initiatief en «eigen kracht» meer in positie brengen.
De veldverkenning, die tot de kabinetsreactie in de zomer moet leiden, zal in kaart brengen wat er al gaande is en hoeveel animo er in het land bestaat voor het stelselmatig bieden van ruimte voor initiatief. Dit zou een begin kunnen zijn van een sneeuwbaleffect, waar uiteindelijk een meerjarige vernieuwingsimpuls voor de werkwijzen van onze publieke instellingen uit voortvloeit. Ideaal is dat in reactie op de discussie over de rapporten nieuwe experimenten en pilots volgen, werkwijzen worden aangepast. De WRR riep het Rijk op het vliegwiel van verandering aan te zwengelen. Het kabinet wil hier graag een bijdrage aan leveren: de hier gepresenteerde veldverkenning helpt het vliegwiel verder in beweging te zetten.
Het kabinet zal in coproductie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de verkenning over de ontwikkeling van de doe-democratie in elk geval over de volgende thema’s willen uitstrekken:
– zeggenschap en eigenaarschap van burgers bij hun leefomgeving in wijken en dorpen:
– zeggenschap en eigenaarschap van burgers bij bestaande publieke diensten;
– ruimte voor/aansluiting bij maatschappelijke initiatieven;
– ruimte voor/aansluiting bij sociaal ondernemerschap, inclusief maatschappelijke aanbesteding;
– beleid ten aanzien van de inzet van vrijwilligers.
Regionale bijeenkomsten met gemeenten en interdepartementale bijeenkomsten over de implicaties van deze rapporten voor beleid en werkwijzen in de sectoren zullen in dit voorjaar worden benut voor de verkenning. De hieruit op te maken kabinetsreactie zal voor de zomer aan uw Kamer worden toegezonden.
Gelijktijdig met deze veldverkenning worden gesprekken op bestuurlijk niveau gestart, die uitmonden in versterkt commitment met de verdere vernieuwingsactiviteiten.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk