Voorgesteld 19 december 2012
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat drie mariniers in april 1948 tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld omdat zij op 11 augustus 1947 weigerden een kampong in Pakisadji (Oost-Java) in brand te steken;
van mening dat inmiddels voldoende duidelijk is dat het platbranden van die kampong vanuit militaire optiek geen proportionele maatregel was, maar vooral een represaillemaatregel;
van mening dat het weigeren van een dienstbevel, indien uitvoering van dat dienstbevel een flagrante schending van het (humanitaire) oorlogsrecht zou opleveren, een juridische plicht is en bovendien prijzenswaardig;
overwegende dat de Nederlandse regering heeft toegegeven inzake de koloniale oorlog in Nederlands-Indië aan de verkeerde kant van de geschiedenis te hebben gestaan;
verzoekt de regering, voor de drie veroordeelde mariniers postuum volledig eerherstel te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Bommel