Gepubliceerd: 18 september 2012
Indiener(s): Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-V-2.html
ID: 33400-V-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

INHOUDSOPGAVE

   

Pag.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1.

Leeswijzer

3

     

2.

Beleidsagenda

7

 

Belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van vorig jaar

28

 

Tabel beleidsdoorlichtingen

29

     

3.

Artikelen

31

 

Artikel 1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

31

 

Artikel 2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

36

 

Artikel 3. Europese samenwerking

47

 

Artikel 4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

56

 

Artikel 5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

64

 

Artikel 6. Duurzaam water- en milieubeheer

72

 

Artikel 7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

79

 

Artikel 8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

84

 

Artikel 9. Geheim

91

 

Artikel 10. Nominaal en Onvoorzien

92

 

Artikel 11. Apparaat

93

     

AGENTSCHAPSPARAGRAAF CBI

97

     

BIJLAGEN

102

1.

Verdiepingshoofdstuk

102

2.

Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 2011/2012

107

3.

Subsidieoverzicht

123

4.

Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

142

5.

Lijst van afkortingen

146

6.

Trefwoordenlijst

151

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2013 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten vormen samen de Rijksbegroting voor het jaar 2013. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2013.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2013 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) voor het jaar 2013 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De Minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze leeswijzer gaat in op de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting, ook in relatie tot «verantwoord begroten».

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustasius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Verantwoord begroten

In 2011 ging de Tweede Kamer akkoord met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «verantwoord begroten1». Deze nieuwe presentatie moet leiden tot meer inzicht in financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en moet een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma laten zien. Een aantal van deze aanpassingen is al in de begroting voor 2012 verwerkt.

In de memorie van toelichting 2013 zijn de beleidsartikelen verder aangepast. Hierdoor wordt meer de nadruk gelegd op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en de financiële consequenties van beleid. Binnen de specifiek hieronder genoemde onderdelen is aangegeven welke veranderingen zijn doorgevoerd in de beleidsagenda en artikelen.

Beleidsagenda

Gezien de demissionaire status van de regering die deze begroting opstelt, is gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda 2013. Deze is opgesteld langs de drie pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid. Daarnaast is een aantal specifieke onderdelen geclusterd toegelicht; ontwikkelingssamenwerking, Nederland in Europa, consulaire diplomatie en modernisering van diplomatie inclusief het postennet. Om de financiële koppeling tussen de beleidsagenda en de beleidsartikelen te maken is per pijler een tabel opgenomen waarin de financiële inzet wordt samengevat. Omdat de inzet ten behoeve van het Nederlands buitenlandbeleid ook te vinden is op de begroting van andere ministeries worden in de tabel alle HGIS-gerelateerde uitgaven gepresenteerd. Verder is in tabelvorm de verdeling van het ontwikkelingsbudget naar de diverse uitvoeringskanalen voor 2013 opgenomen en wordt de beleidsagenda afgesloten met een overzichtstabel van de beleidsdoorlichtingen en de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van vorig jaar.

Beleidsartikelen

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het buitenlandbeleid van de regering. In de beleidsartikelen staat de financiële en beleidsinformatie over de voorgenomen uitgaven. De indeling per beleidsartikel is als volgt.

A: Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel) met een korte toelichting.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: Stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren.

Volgens het uitgangspunt van verantwoord begroten zijn er alleen kwantitatieve indicatoren bij resultaatverantwoordelijkheid. Een indicator onderbouwt de resultaatverantwoordelijkheid van de minister op het gebied van de consulaire dienstverlening (beleidsartikel 7). Op de overige beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken heeft de minister een stimulerende of faciliterende en in sommige gevallen een regisserende rol. De mogelijkheden voor kwantitatieve effectmeting voor de meeste beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken zijn dan ook beperkt. Kenmerkend is de internationale context waarin veel spelers en factoren de doelbereiking beïnvloeden. Vaak is er een gezamenlijke inspanning waarbij het weinig zinvol is (een deel van) de resultaten toe te rekenen aan Nederland, dat een deel van de inputs heeft verzorgd.

C: Beleidswijzigingen

Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van evaluatie of voortschrijdend inzicht.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» wordt rijksbreed de financiële inzet op instrumentniveau gepresenteerd. De realisatie van beleidsdoelstellingen op het gebied van internationale veiligheid en rechtsorde, vrijheid en welvaart vergt internationale vertegenwoordiging en belangenbehartiging. Naast bilaterale samenwerking wordt ook gebruik gemaakt van samenwerking met internationale en maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven wereldwijd. Gegeven deze specifieke context worden de budgettaire gevolgen van beleid in een aangepaste vorm gepresenteerd. De Tweede kamer is hierover op 1 juni 2012 geïnformeerd2. In de tabel wordt naast het financiële instrument ook op enkele artikelonderdelen een thematische opsplitsing opgenomen. Dit is afhankelijk van de reikwijdte van het artikelonderdeel en betreft de onderdelen veiligheid, goed bestuur en rechtsorde (2.5), onderwijs, onderzoek en innovatie (5.1), duurzaam milieugebruik (6.1) en waterbeheer, drinkwater en sanitatie (6.2). Ten slotte worden in de tabel de uitgaven per kanaal meerjarig opgenomen. Een grafisch overzicht is toegevoegd om de procentuele verdeling per artikel inzichtelijk te maken.

In deze Memorie van Toelichting wordt voor het eerst op artikel- en artikelonderdeelniveau aangegeven via welk kanaal de middelen worden uitgegeven. De indeling op kanalen geldt vooral voor het ODA-deel van de BZ-begroting. Daar waar het alleen non-ODA uitgaven betreft, zijn deze onder de categorie «niet kanaalgerelateerd» opgenomen. In het geval van uitgaven die deels ODA, deels non-ODA zijn wordt de gehele uitgave in de kanalenverdeling opgenomen.

Er zijn vier categorieën kanalen: het bilaterale kanaal, het multilaterale kanaal, het maatschappelijke kanaal en het bedrijfslevenkanaal. Daarnaast is er een restcategorie «niet kanaalgerelateerd». De definities van de kanalen zijn geactualiseerd. Uitgangspunt voor de indeling is wie in eerste instantie «ontvanger» is van de betreffende middelen. Het bilaterale kanaal omvat onder andere de budgetten die aan de ambassades zijn gedelegeerd. Uitgaven aan multilaterale instellingen en maatschappelijke organisaties zijn opgenomen onder respectievelijk het multilaterale en het maatschappelijke kanaal. Voor het bedrijfslevenkanaal is niet de ontvanger van belang maar bepalend of uitgaven bedoeld zijn om de private sector in ontwikkelingslanden te ondersteunen. Ongeveer een kwart van de uitgaven binnen het bedrijfslevenkanaal gaat direct naar bedrijven. Tenslotte, in de restcategorie «niet kanaalgerelateerd» zitten de overige non-ODA uitgaven (inclusief EU-afdrachten) en enkele ODA-uitgaven die niet onder een van de andere kanalen vallen.

Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van het ministerie van Buitenlandse Zaken inclusief het postennet is aanzienlijk. Om de leesbaarheid te waarborgen worden daarom alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting worden gestart en dan duidelijk wordt via welk instrument financiering plaats vindt (bijvoorbeeld bij noodhulp of programma’s in partnerlanden).

D2: Budgetflexibiliteit

Op artikelniveau wordt aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. In afwijking op eerdere jaren wordt de term «overige verplicht» niet meer gebruikt. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. In dit onderdeel wordt, indien nodig, een kwantitatieve toelichting gegeven.

E: Artikelonderdeel

Hierin wordt per artikelonderdeel aangegeven aan welke pijler van het buitenlandbeleid de financiële – en niet financiële inzet bijdraagt. Voorheen werden dit de operationele doelstellingen genoemd. In een aantal gevallen zijn twee of drie pijlers benoemd. Daar waar sprake is van een bijdrage aan twee pijlers is er voor gekozen om in de tabel in de beleidsagenda de belangrijkste bijdrage op te nemen in de tabel. De algemene doelstellingen Europese samenwerking en welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer dragen bij aan alle drie de pijlers. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de financiële- en beleidsinstrumenten.

Overige onderdelen van de begroting

Na de acht beleidsartikelen volgen de drie niet-beleidsartikelen en het verdiepingshoofdstuk. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 «geheim», artikel 10 waarin de non-ODA macro-mutaties binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) staan en artikel 11 (apparaat) waarin een splitsing is aangebracht tussen personele – en materiele uitgaven. Daarna volgt de agentschapsparagraaf over de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI). Ten slotte volgen zes bijlagen: het verdiepingshoofdstuk geeft informatie over de budgettaire begrotingsaansluiting tussen de begroting 2012, vanaf de 1e Suppletoire Wet en die van 2013, de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer, het subsidieoverzicht, de evaluatie- en onderzoekstabel, de lijst met afkortingen en de trefwoordenlijst.

De relatie met de HGIS-nota en andere beleidsnota’s

De HGIS omvat naast de uitgaven van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren.

2. BELEIDSAGENDA 2013

Inleiding

Gezien de demissionaire status van de regering die deze begroting opstelt, is gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda 2013 die ingaat op relevante ontwikkelingen voor de begroting. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie vermeld die samenhangt met de voorgenomen uitgaven.

Veiligheid, welvaart en vrijheid in Nederland vereisen een krachtig buitenlandbeleid. Om Nederland veilig te houden, bevordert de regering in het buitenland vrede en stabiliteit en de internationale rechtsorde. Dat vormt ook de basis voor onze welvaart, die we vergroten door economische diplomatie, gericht op handelsbelangen en energie- en grondstoffenzekerheid. Vrijheid vergroten we door actief en gericht in te zetten op het bevorderen van de mensenrechten. Zodoende vormen veiligheid, welvaart en vrijheid de pijlers onder het buitenland beleid van de regering. Zij hangen onderling samen en versterken elkaar. Door multilaterale samenwerking, vooral in Europa, versterken we onze stem. Ontwikkelingssamenwerking draagt bij aan alle drie de pijlers. En ook consulaire bijstand komt veiligheid, welvaart en vrijheid ten goede.

De actualiteit dwingt tot nadere prioriteitstelling. De regering besteedt de komende periode bijzondere aandacht aan:

  • Het bestrijden van de financieel-economische crisis in Europees en internationaal verband;

  • Intensievere handel en samenwerking met opkomende economieën door economische diplomatie;

  • Het bevorderen van transitie in de (oostelijke en zuidelijke) buurlanden van de Europese Unie, omdat stagnatie niet alleen de bevolking in deze landen, maar ook Nederland schaadt.

Om maximale resultaten te boeken voor Nederlandse burgers, bedrijven en belangen zoekt de regering waar mogelijk internationale samenwerking binnen de drie pijlers. Betere samenhang, coördinatie en taakverdeling met andere landen en organisaties levert meer op en bespaart kosten. Dat geldt voor trans-Atlantische samenwerking in de NAVO, als hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Dat geldt voor samenwerking binnen de Verenigde Naties, waar Nederland bovendien zijn sterke positie zal aanwenden voor hervormingen die het VN-systeem slagvaardiger, representatiever en efficiënter moet maken. Dat geldt voor ontwikkelingssamenwerking en voor de bevordering van mensenrechten, waar samenwerking focus en resultaat bevordert. Dat geldt voor de aanpak van internationale problemen, waarbij Nederland de gevolgen van klimaatverandering, milieudruk en schaarste integreert in het buitenlandbeleid en internationale afspraken maakt, zodat voor Nederlandse en Europese bedrijven een gelijk speelveld is gegarandeerd.

De regering is erop gespitst transparantie te bevorderen in de internationale inzet op veiligheid, welvaart en vrijheid. Dit is essentieel voor draagvlak en voor resultaten. Departementen werken samen aan corruptiebestrijding in ontwikkelingslanden, ondersteunen de OESO richtlijnen voor multilaterale ondernemingen en ijveren voor acceptatie en implementatie van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Ook in de veiligheidspijler wordt gewerkt aan transparantie, niet alleen binnen de NAVO, maar bijvoorbeeld ook met het Non-Proliferation and Disarmament Initiative en bij de voorbereidingen voor een wereldwijd wapenhandelsverdrag.

Om slagvaardig te blijven in het buitenland, gegeven nieuwe dreigingen en kansen en in tijden van bezuinigingen, wordt de Nederlandse diplomatie verder gemoderniseerd en het postennet beter afgestemd op de Nederlandse belangen. Met het oog op betere aansluiting met de samenleving en een juist beeld van Nederland in het buitenland, wordt communicatie op thema’s van buitenlandbeleid verder verbeterd. Online- en sociale media nemen in 2013 een steeds belangrijkere positie in bij het voeren van dialoog met de wereld om ons heen. Dialoog met niet-statelijke actoren zoals ngo’s, kennisinstituten, bedrijfsleven en influentials speelt een belangrijke rol in de moderne diplomatie. Dat vraagt om een organisatie die is toegerust op de juiste toepassing van de sociale media en om aandacht voor training en opleiding, technische voorzieningen en het voeren van regie.

Opkomende economieën en landen grenzend aan de EU verdienen, gezien het strategisch belang van hun ontwikkeling voor Nederland, de meest intensieve bilaterale aandacht. Daarbij gaan eerbiediging van mensenrechten en economische ontwikkeling hand in hand. Op plaatsen waar de mensenrechten ernstig worden geschonden is minder ruimte voor economische stabiliteit en groei. Nederland is zeer betrokken bij de Arabische regio en het Midden-Oosten en wil eraan bijdragen dat de regio de kans benut om een werkelijke transitie door te maken. Mede hierom wordt de krachtige en betrokken ondersteuning door de EU op het gebied van economische en rechtstatelijke ontwikkeling van de zuidelijke buurlanden voortgezet. Aanvullend investeert Nederland bilateraal in de ontwikkeling van de Arabische regio, onder andere door uitvoering van het Matra-zuid programma dat in 2012 is begonnen. Voor ondersteuning door zowel de EU als door Nederland geldt het beginsel «more for more, less for less»: regeringen die voortgang maken met de democratische transitie kunnen op meer steun rekenen, en vice versa. De regering blijft zich in 2013 inzetten voor het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), dat evenzeer wordt beïnvloed door de ontwikkelingen in de regio. De ontwikkelingen in Syrië en Libië tonen het belang van effectieve conflictpreventie. Nederland spant zich in 2013 in voor verbreding van het draagvlak voor en implementatie van Responsibility to Protect (R2P). Ook richt Nederland zich in de VN-mensenrechtenraad op meer resultaatgerichtheid en proportionele aandacht voor de mensenrechtensituatie in het Midden-Oosten. Mede door zichzelf kandidaat te stellen voor de raad maakt Nederland zich sterk om het functioneren van de raad te verbeteren en disproportionaliteit te verminderen.

1e pijler: Werken aan veiligheid

Begrotingshoofdstuk

Artikel

X EUR 1 miljoen

Buitenlandse Zaken (V)

   

Internationale rechtsorde

1.1

52,5

Bevordering van nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

2.1

20,7

Bestrijding internationale criminaliteit en terrorisme

2.2

0,5

Tegengaan proliferatie massavernietigingswapens, bevorderen ontwapening en verantwoord wapenexportbeleid

2.3

12,8

Veiligheid in prioritaire gebieden

2.5

530,5

Effectieve humanitaire hulp

2.6

212,1

Bevorderen Nederland gastland

8.2

13,8

Veiligheid en Justitie (VI)

   

Opsporing en vervolging/techn. ass. drugsbestr. Suriname

33.3.39

0,2

Personeel-materieel/Eurojust en Europol

91.1.2/9

27,5

Opspring en vervolging/NFI

33.3.10

0,5

Bekostiging Nationale Politie (civiele crisisbeh. missies)

31.2.20

8,6

Materieel overig/WIPO

91.1.9

0,2

Nat. Veiligheid en Terrorismebestr. (NSS)

36.2.58

0,7

Defensie (X)

   

Crisisbeheersingsoperaties (incl. contributies)

1.1.1

190,5

Infrastructuur en Milieu (XII)

   

Luchtvaart

17.01

1,1

Scheepvaart

18.01

0,9

Meteorologie en seismologie (contributie WMO)

23.01

0,7

De veiligheid in de rest van de wereld bepaalt voor een groot deel onze veiligheid. Onze veiligheid behoort daarom tot de kern van het buitenlandbeleid. De regering biedt zowel traditionele als nieuwe dreigingen het hoofd door nationaal en internationaal samen te werken. Enerzijds wordt de weerbaarheid van Nederland verhoogd. Anderzijds wordt er proactief opgetreden om problemen bij de kern aan te pakken en te voorkomen dat dreigingen zich tot Nederland uitstrekken.

Trans-Atlantische samenwerking in de NAVO is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. De NAVO heeft bewezen zich aan te kunnen passen aan nieuwe omstandigheden. Het NAVO Strategisch Concept van november 2010 bevestigt het principe van collectieve verdediging van bondgenoten, ook tegen nieuwe dreigingen. De samenwerking in de NAVO wordt gecomplementeerd door samenwerking via de Europese Unie op militair en civiel gebied. De verdeling van de lasten binnen het trans-Atlantische bondgenootschap is een belangrijke drijfveer voor internationale samenwerking door de Nederlandse krijgsmacht. De Europese landen kunnen en moeten hun militaire vermogen versterken door slimmer gebruik te maken van de mogelijkheden tot samenwerking en door ruimte te scheppen voor innovatie. De EU en de NAVO bieden nieuwe kaders voor samenwerking op defensiegebied en brengen nieuwe initiatieven voort, waarmee noodzakelijke militaire capaciteiten kunnen worden gecreëerd. Nederland vervult met Duitsland en Frankrijk een leidende rol in het Europese Air-to-Air Refuelling project. Binnen het Smart Defence-initiatief zal Nederland optreden als lead nation bij een van de kansrijke projecten, te weten het biometrieproject in het kader van Counter IED. Mede in het licht van de bezuinigingen zal samenwerking efficiënter worden ingericht, bijvoorbeeld op het gebied van materieelgebruik en -inkoop. De samenwerking met Australië in NAVO verband wordt versterkt.

Nieuwe dreigingen zoals terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit, piraterij en cyberaanvallen vragen om een samenhangende benadering, die tot uiting komt in onder andere deelname aan militaire en civiele missies, diplomatie, vredes- en wederopbouwmissies en politiële en justitiële samenwerking. In het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid worden EU operaties en missies geïntegreerd uitgevoerd. De regering spant zich ervoor in dat de EU dit in 2013 met partners blijft doen.

De sterke toename van cyberaanvallen kunnen een ontwrichtend effect hebben op overheden, infrastructuur, economieën etc. De bestrijding van aanvallen vereist een integrale, civiel-militaire en publiek-private aanpak. Door de wereldwijde onderlinge verbondenheid van ICT-systemen is internationale samenwerking essentieel. Nederland zet zich daarom in voor een samenhangende cyberdiplomatie, waarbij ook verbeterde samenwerking binnen en tussen internationale organisaties wordt bepleit. Nederland richt zich daarbij op het onderzoeken van de noodzaak tot internationale regulering (bijvoorbeeld via een Code of Conduct) in VN-kader, het bevorderen van confidence building measures in het digitale domein om dreigingen tegen te gaan, het bevorderen van samenwerking tussen de publieke en private sectoren, een integrale EU-aanpak van cyber security en de uitvoering van het NAVO cyber defense beleid. In de Deterrence and Defence Posture Review van de NAVO is neergelegd dat ook militaire capaciteiten zullen worden benut voor de aanpak van cyberdreigingen. Nederland zal een actieve rol spelen bij de implementatie hiervan. Binnen de EU draagt Nederland in een kopgroep bij aan de totstandkoming van een EU-strategie.

In nauwe samenwerking met traditionele en nieuwe partners kiest Nederland voor een geïntegreerde aanpak van piraterij in Somalië door proactief militair optreden, capaciteitsopbouwprogramma’s en inzet op veiligheid en rechtsorde. Dit doet Nederland o.a. door deel te nemen aan de antipiraterij-operaties, door berechting van piraten in de regio te faciliteren, door bij te dragen aan de bouw van gevangenissen in Somalië en door de OS-inspanningen gericht op stabilisering van Somalië iets te intensiveren. Nederland is voornemens daarnaast bij te dragen aan maritieme capaciteitsopbouw in Somalië en de regio, vooral via de EU. Verder wordt geïnvesteerd in het aanpakken van financiële stromen en netwerken achter piraterij en in grotere regionale betrokkenheid bij de bestrijding van piraterij.

De proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen is een blijvende zorg. Bijzondere aandacht gaat uit naar Iran. Het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) kan nog steeds niet vaststellen of het Iraanse nucleaire programma louter vreedzame bedoelingen heeft. De regering steunt de intensieve voortzetting van het internationale tweesporenbeleid (diplomatie door onder anderen de «P5+1», de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland, en sancties in VN- en EU-verband) richting Iran. Sancties zijn bedoeld om Iran te dwingen volledige openheid van zaken te geven, internationale verplichtingen na te komen en volledig samen te werken met het IAEA. Speculeren over andere opties of deze uitsluiten is op dit moment niet aan de orde.

Op het gebied van ontwapening en non-proliferatie speelt Nederland een actieve rol, in onder meer VN- en IAEA-verband, alsmede in de bijeenkomsten in het kader van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV), de Conference on Disarmament en de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons. Ook zet Nederland zich via het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) in voor implementatie van het Actieplan van de laatste Toetsingsconferentie van het NPV (2010). Nederland maakt zich sterk voor het tot stand komen van een effectief VN-wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty) dat bijdraagt aan de regulering van wereldwijde wapenhandel.

De inspanningen zijn verder gericht op de internationale capaciteitsopbouw op het gebied van contraterrorisme en het tegengaan van gewelddadig extremisme. Naast internationale samenwerking wordt nauw samengewerkt met nationale partners als de inlichtingendiensten en Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid ter preventie en bestrijding van terroristische en andere bedreigingen van de nationale veiligheid. Het is belangrijk voortgang te boeken op het terrein van preventiemaatregelen, bijvoorbeeld binnen het kader van de Nuclear Security Summit waarvoor Nederland in 2014 als gastheer zal optreden. Nederland spant zich in om de internationale afspraken op gebied van nucleaire veiligheid zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Er wordt nauw samengewerkt met het IAEA, dat de expertise en het gezag heeft om op dit terrein een coördinerende rol te spelen. De inzet van de regering is gericht op uniforme uitvoering van het Europese wapenexportbeleid.

Bij grensoverschrijdende criminaliteit hanteert Nederland een integrale aanpak met aandacht voor de bredere context van rechtsstaatopbouw, capaciteitsopbouw, corruptiebestrijding en criminaliteitsbestrijding. Bij de bestrijding van drugshandel wordt aandacht besteed aan gezondheidsaspecten en harm reduction.

Er wordt hard gewerkt om Afghanistan in 2014 zelf verantwoordelijkheid te geven voor de veiligheid in het land. Met de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz en Kabul draagt Nederland ook in 2013 bij aan versterking van het civiele politieapparaat en de bredere rule of law sector. Net als zijn partners investeert Nederland ook na 2014 in de opbouw van een adequaat en betaalbaar Afghaans veiligheidsapparaat en in de sociaaleconomische ontwikkeling in Afghanistan. Deze ondersteuning is niet vanzelfsprekend. De Nederlandse regering verwacht van Afghanistan dat het stevige maatregelen neemt op het gebied van electorale hervormingen, corruptiebestrijding, verbetering van bestuur en mensenrechten. Ook blijft de regering de komende periode de noodzaak van internationale coördinatie en samenwerking benadrukken, alsook de noodzaak tot verzoening en een politieke oplossing; zonder welke duurzame vrede niet mogelijk is.

De georganiseerde misdaad en drugskartels hebben delen van Latijns-Amerika in hun greep. De toenemende invloed van transnationale misdaad heeft negatieve gevolgen voor landen in Latijns-Amerika, maar ook voor het Caribische en Europese deel van het Koninkrijk. Ten behoeve van de maritieme rechtshandhaving in de Caribische wateren, patrouilleren kustwacht en marine van het Koninkrijk in het Caribisch gebied. Het Koninkrijk en de VS werken daar samen op het gebied van drugsbestrijding vanuit de lucht. Op basis van het Forward Operating Locations (FOL)-verdrag maakt de VS hiervoor gebruik van faciliteiten op Aruba en Curaçao. In de bestrijding van transnationale misdaad zoekt het Koninkrijk aansluiting bij multilaterale fora zoals de VN (UN Office on Drugs and Crime) en worden regionale initiatieven zoals het Centraal Amerikaans Integratiesysteem (SICA) ondersteund. Het Koninkrijk is sinds 2010 partij bij het verdrag van San Jose, dat voorziet in regionale samenwerking op het gebied van drugsbestrijding.

In West-Afrika zijn criminele netwerken actief in drugs-, wapen- en mensenhandel. Latijns-Amerikaanse drugs vinden vaak via West-Afrikaanse landen hun weg naar Europa. De verstrengeling van rebellengroeperingen, terroristische cellen en criminele netwerken zorgt voor een explosief mengsel dat een bedreiging vormt voor de omringende landen, maar ook voor Europa en daarmee Nederland. De hereniging van het noorden en zuiden van Mali en de stabilisering van de landen in de Sahel vragen de komende jaren veel aandacht van de internationale gemeenschap. Nederland steunt de betrokkenheid van ECOWAS en de Afrikaanse Unie, en de verdere uitvoering van de Sahel-strategie van de EU. Wij staan voor een geïntegreerde aanpak van veiligheid en ontwikkeling. Een GVDB-missie voor capaciteitsopbouw van gendarmerie en politie is in de zomer 2012 in Niger van start gegaan.

De regering zet zich in voor het bevorderen van de internationale rechtsorde en houdt nauwlettend de ontwikkeling van het internationale recht in de gaten. De bestaande activiteiten en advisering worden ook in 2013 voortgezet.

Een sterke internationale rechtsorde vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak. De Nederlandse traditie van volkenrechtelijke expertise komt tot uitdrukking in de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld. De Nederlandse regering spant zich in voor de versterking van de internationale rechtsorde en de bredere erkenning van de rechtsmacht van de internationale hoven en tribunalen, waaronder het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof. Nederland wil de positie van Den Haag als hoofdstad van internationaal recht verder versterken. Het 100-jarig bestaan van het Vredespaleis in 2013 is een goede gelegenheid om dit opnieuw onder de aandacht te brengen.

Het Internationaal Strafhof, het Internationaal Gerechtshof, en de overige in Nederland gevestigde hoven en tribunalen leveren een wezenlijke bijdrage aan het voorkomen en bestrijden van conflicten en ernstige misdrijven. Ten aanzien van het Internationaal Strafhof zet Nederland in op uitbreiding van ratificatie van het statuut van Rome, uitvoering van de openstaande aanhoudingsbevelen en verbetering van de relatie van het Internationaal Strafhof met Afrika.

De bijdrage van ontwikkelingssamenwerking aan de pijler veiligheid is substantieel en divers. Veel van de hierboven genoemde activiteiten hebben een ontwikkelingscomponent. Het vergroten van veiligheid, het bevorderen van goed bestuur en een functionerende rechtsorde zijn noodzakelijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling en zelfredzaamheid. Om die reden is veiligheid en rechtsorde één van de vier speerpunten van ontwikkelingssamenwerking, met programma’s in tien van de vijftien partnerlanden. Ook speelt ontwikkelingssamenwerking een belangrijke rol in de zogenaamde geïntegreerde benadering.

Schaarste aan water en grondstoffen kan voor opkomende en ontwikkelde economieën een beperking van economische groei betekenen met als mogelijke consequenties interstatelijke conflicten en afnemende veiligheid en stabiliteit.

Naast directe interventies om op korte termijn veiligheid te creëren of te behouden richt de regering zich via ontwikkelingssamenwerking ook op veiligheid op de lange termijn. Een groeiende wereldbevolking, toenemende consumptie en waterschaarste zijn maar een paar voorbeelden van processen die op lange termijn tot spanningen en veiligheidsproblemen kunnen leiden. Internationale samenwerking is van groot belang om zeker te stellen dat internationale publieke goederen beschikbaar zullen zijn voor huidige en toekomstige generaties, maar ook om landen weerbaar te maken tegen rampen. Waar zich rampen voordoen, ijvert Nederland voor een zo effectief, efficiënt en flexibel mogelijk antwoord op de noden.

2e pijler: werken aan welvaart

Begrotingshoofdstuk

Artikel

X EUR 1 miljoen

Nederland in de wereld

   

Buitenlandse Zaken (V)

   

Bevorderen energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

2.4

 

Ondersteuning Nederlands bedrijfsleven in het buitenland

4.4

7,0

Internationaal Cultuurbeleid

8.1

20,2

Draagvlak Nederlands buitenlandsbeleid

8.3

38,0

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII)

   

Internationaal beleid: Cultuur overig

8.11

0,9

Cultuur

14.1/2/4

4,6

Infrastructuur en Milieu (XII)

   

Integraal Waterbeleid (Partners voor Water)

11.01

9,5

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

19.02

5,4

Clean Development Mechanism

19.02

31,7

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII)

   

Bijdrage (inter)nationale organisaties

10.30/11.95

2,4

Subsidies

12.05

4,4

Bijdragen (inter)nationale organisaties

12.95/13.95/14.95/4.50

1,6

Opdrachten (Joint Implementation)

14.55

31,7

Een sterke international concurrentiepositie

15

104,9

Sterke internationale concurrentiepositie (UNEP)

15/39.11

0,2

Sterke internationale concurrentiepositie (FAO)

15/39.11

7,0

Overige

diversen

0,3

Groen onderwijs hoge kwaliteit

17/36.16

1,2

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)

   

WHO-partnerschap

97.01.01

4,7

     

Nederland voor de wereld

   

Buitenlandse Zaken (V)

   

Voedselzekerheid

4.1

303,1

Armoedebestrijding algemeen ontwikkelingslanden

4.2

269,2

Private sectorontwikkeling

4.3

359,7

Onderwijs en onderzoek

5.1

198,6

Maatschappelijk middenveld internationale samenwerking in NL

5.2

456,1

Duurzaam milieu en milieutechnologie

6.1

207,0

Waterbeleid

6.2

191,0

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII)

   

HBO beurzen

6.1

3,5

Wetenschappelijk onderwijs

7.10

57,8

Onderzoek en Wetenschappen: WOTRO

16.01

0,5

Financiën (IXB)

   

Internationale betrekkingen / Mult. Ontw. Banken en Fondsen

4.20

33,1

Een groot deel van ons bbp wordt in en met het buitenland verdiend. Een sterke Europese economie en de vervolmaking van de interne markt zijn nodig om het groeivermogen van de Nederlandse economie op peil te houden. Maar Nederland moet ook over de Europese grenzen kijken. Van de wereldwijde economische groei zal de komende jaren meer dan de helft in de opkomende markten worden gerealiseerd. Nederland heeft veel te winnen bij het vergroten van de export naar landen met een hoge economische groei.

Om die kansen te verzilveren voor de economie, richt Nederland zich sterk op economische diplomatie. Het bevorderen van de export, internationale R&D-samenwerking en het binnenhalen van buitenlandse investeringen behouden daarom prioriteit. Het postennet, de inzet van andere ministeries en Agentschap NL spelen een vitale rol in de ondersteuning van het bedrijfsleven in het algemeen en het midden- en kleinbedrijf (MKB) in het bijzonder bij het verkrijgen van markttoegang, het vinden van geschikte partners en het helpen oplossen van problemen. Het postennet is waar nodig versterkt. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft het instrumentarium voor internationaal ondernemen in 2011–2012 herzien.

Nederland richt zich ook op het verbeteren van het ondernemingsklimaat en het stimuleren van bedrijvigheid in ontwikkelingslanden, aangezien de private sector de motor is van duurzame economische groei. Het ministerie van Buitenlandse Zaken biedt samen met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een aantal bedrijfsleven-instrumenten aan aan bedrijven in Nederland en in ontwikkelingslanden om investeringen en daarmee duurzame economische groei te stimuleren.

Binnen de ontwikkelingsprioriteiten Water en Voedselzekerheid is een belangrijke rol weggelegd voor het bedrijfsleven. Recent zijn hiervoor twee publiek-private partnerschappen gelanceerd waarin kennis en ervaring uit het bedrijfsleven, kennisinstellingen en van Ngo’s wordt aangewend om zoveel mogelijk resultaat te boeken. Onder deze pijler wordt, naast het bedrijfslevenkanaal, een veelheid aan andere instrumenten en kanalen gebruikt om een bijdrage te leveren aan het armoedevraagstuk.

Handelspolitiek is een belangrijk aandachtspunt in de EU en het ministerie van EL&I speelt daarbij een prominente rol. De bredere inzet ziet op de EU als groot pleitbezorger van een sterk multilateraal handelssysteem, open markten en een ambitieuze afronding in de onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsakkoorden. Eind 2012 zouden de EU-handelsakkoorden met Singapore en Canada moeten zijn afgerond. De onderhandelingen met Japan beginnen wanneer de Europese Commissie beschikt over een door de lidstaten goedgekeurd onderhandelingsmandaat. Ook de handelsrelaties met de VS moeten worden verdiept in de vorm van een diepgaand handelsakkoord; de EU en de VS zijn samen nog steeds goed voor 50 procent van het globale BBP. Naar verwachting starten de onderhandelingen tussen de EU en de VS in 2013.

De financieel-economische crisis en schulden van een aantal westerse economieën hebben gevolgen voor de verhoudingen in de wereld. Juist voor de kleine en open Nederlandse economie is groei van de wereldeconomie van essentieel belang. De regering draagt daarom binnen de EU, maar ook in G20-verband, actief bij aan het waarborgen van economische stabiliteit en het versterken van het financiële stelsel. Aandachtspunten zijn onder andere het versterken van de begrotingsdiscipline binnen de EMU, structurele hervormingen en het versterken van de economische groei binnen de EU, mede door het verder verbeteren en verdiepen van de Europese interne markt.

De interne markt is de motor van groei en banen. Deze regering is zich daarvan bewust en richt zich daarom op het verbeteren van de werking van de interne markt. Het gemiddelde jaarinkomen van elke Nederlander ligt volgens het CPB nu ongeveer 1 500 tot 2 200 euro hoger door de kansen die de EU interne markt Nederlanders en Nederlandse ondernemers heeft geboden. Deze «interne-marktbonus» kan de komende jaren nog groeien. Het opheffen van de belemmeringen voor een digitale interne markt in Europa zou in 2020 volgens de Europese Commissie nog eens tot 4 procent extra economische groei kunnen opleveren. Gezien het streven van de Europese Commissie om uiterlijk eind 2012 wetgeving te maken op terreinen die in het kader van de Interne Markt Akte zijn geïdentificeerd en geprioriteerd3, richt de regering zich in 2013 op de implementatie van deze wetgeving. Dit betreft onder meer voor Nederland belangrijke terreinen als innovatie, de interne markt voor diensten, de digitale interne markt en het moderniseren van Europese aanbestedingsregels.

De Europese crisis veroorzaakt stagnatie in de groei van onze traditionele Europese afzetmarkten. Groei is er vooral in de BRICS-landen en zeker ook in andere opkomende economieën in Azië en Latijns-Amerika. Recente studies laten zien dat het Nederlands bedrijfsleven nog onvoldoende profiteert van de kansen die opkomende markten bieden. Omringende landen als België, Frankrijk en Groot-Brittannië doen het beter dan Nederland. Van hun export gaat procentueel anderhalf keer zo veel naar de snelst groeiende economieën. Duitsland voert procentueel zelfs ruim drie keer meer uit naar de BRICS-landen.

De rijksbrede strategische reisagenda van alle betrokken ministeries, waarbij ook het bedrijfsleven wordt betrokken, zorgt voor focus op prioritaire landen en sectoren. Evenals in 2012 krijgen de bilaterale relaties met onder meer Brazilië, de VS, Rusland en China extra aandacht. Ook viert Nederland in 2013 een bilateraal jaar met Rusland, een goede gelegenheid om de bilaterale relaties op een hoger niveau te tillen, zowel op officieel niveau als tussen bedrijven, culturele instellingen en niet-gouvernementele organisaties. Daarnaast is er extra aandacht voor de nieuwe opkomende landen, waaronder Turkije, Chili, Colombia, Zuid-Korea en Vietnam. De internationale agenda’s voortkomend uit het topsectoren-beleid waarin Nederland een sterke internationale positie heeft (agro and food, tuinbouw, hightech, energie, logistiek, creatieve industrie, life sciences, chemie en water) maken deel uit van deze strategische agenda.

De economische groei in Azië en de daarmee gepaard gaande toenemende invloed (G-20, IMF) van de grote Aziatische landen, heeft verstrekkende gevolgen voor de internationale verhoudingen. China en ook India eisen hun plek op; de VS noemen de 21e eeuw America’s Pacific Century. In Azië is acht tot tien procent economische groei per jaar geen uitzondering. Als gevolg daarvan ontstaan nieuwe koopkrachtige afzetmarkten. Internationale handel verbindt markten en maakt het mogelijk dat Nederland mee profiteert van de Aziatische groei. Het bevorderen van handel met en het binnenhalen van investeringen uit Azië is daarom voor het behoud van de Nederlandse economische positie zeer belangrijk en houdt de volle aandacht van de regering. Ook Birma biedt, met de opschorting van sancties door de VS en de EU, nieuwe economische mogelijkheden.

De economische groei en de daarmee gepaard gaande toenemende invloed brengen voor opkomende landen tevens een grotere internationale verantwoordelijkheid met zich mee, met name bij het bevorderen van de internationale rechtsorde en de ontwikkelingssamenwerking. Van deze landen verwachten wij dan ook dat zij hun steentje bijdragen. Ook van het bedrijfsleven dat in het buitenland actief is, verwachten wij verantwoord gedrag. De regering vraagt, ook in multilateraal verband, hiervoor aandacht. De strategische inzet van buitenlandse bezoeken van bewindspersonen, juist ook aan opkomende economieën, wordt voortgezet.

Aandacht voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen maakt deel uit van economische diplomatie. Mogelijkheden om Nederlandse expertise op het gebied van goed bestuur in de energiesector in opkomende economieën in Afrika in te zetten worden nader onderzocht.

Bescherming van Nederlandse economische belangen op lange termijn heeft hoge prioriteit. Indien Nederlandse bedrijven in hun toeleveringsketen structurele belemmeringen ondervinden op het terrein van MVO, kan dit in het kader van de economische diplomatie door het postennet en bewindspersonen aan de orde worden gesteld. Ambassades in de vijftien partnerlanden en in de zogenaamde bedrijfsleven landen van ontwikkelingssamenwerking zullen zich actief inzetten om de mogelijkheden voor MVO met Nederlandse en lokale bedrijven alsmede de lokale maatschappelijke organisaties te bespreken. Daarnaast draagt het versterken van de capaciteit van sociale partners via het Dutch Employers Cooperation Programme en het Vakbondsmedefinancieringsprogramma bij aan de bevordering van de sociale dialoog en respect voor arbeidsnormen.

Toegang tot energie en verantwoorde en duurzame winning van energiebronnen, grondstoffen, waaronder zeldzame aarde, is cruciaal. Groeiende concurrentie en dreigende schaarste van grondstoffen is een potentiële bron van conflict en daarmee een veiligheidsbelang. De regering spant zich daarom in voor nauwere samenwerking met grondstof-producerende landen. De bilaterale relaties met belangrijke energie-producerende dan wel energie-consumerende landen en regio’s worden verder versterkt; het gaat om onze buurlanden en strategische spelers als Brazilië, VS, Rusland en China. Dit gebeurt door gezamenlijke strategische inzet van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het beleid op het gebied van grondstoffenzekerheid wordt uitgevoerd op basis van de grondstoffennotitie. Bilaterale relaties met onder andere Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk worden geïntensiveerd. Ook worden strategische partnerschappen met grondstofrijke landen nader verkend, waarbij zal worden ingespeeld op de geopolitieke verhoudingen bij het streven naar voorzieningszekerheid. In het Nederlandse beleid zijn duurzaamheid, de verbreiding en toepassing van standaarden, governance en de ketenbenadering van groot belang.

Culturele initiatieven dragen positief bij aan de bekendheid van Nederland in het buitenland. Het internationaal cultuurbeleid speelt hierop in en verbindt cultuur, economie en diplomatie. Daarbij heeft de internationale presentatie van Nederlandse culturele topinstellingen en aanstormend talent prioriteit. Cultuur biedt openingen voor nieuwe contacten en wederzijds begrip. Voor het werk van onze vertegenwoordigingen in het buitenland is het van belang in contact te zijn met buitenlandse cultuurdragers van dit moment. Bloggers, filmmakers en schrijvers behoren vaak tot de voorhoede van maatschappelijke trends. Onze vertegenwoordigingen leggen ook in toenemende mate een verband tussen culturele initiatieven en economische diplomatie. Zo maakt het Koninklijk Concertgebouworkest in 2013 een wereldtournee langs alle continenten. Buitenlandse Zaken beziet, samen met het orkest, hoe deze tournee in zowel cultureel, economisch als diplomatiek opzicht optimaal kan worden benut.

Voor de Nederlandse creatieve industrie bestaat in het buitenland veel belangstelling. In 2013 zal deze topsector opnieuw expliciet aandacht vanuit de overheid krijgen. Streven is om cultuur, economie en maatschappelijke innovatie nadrukkelijk te verbinden.

De behartiging van de internationale belangen van Nederland vormt de basis van publieksdiplomatie. Duiding is nodig op die dossiers die vragen oproepen in het buitenland, bijvoorbeeld rond ethische kwesties of nationale, politieke kwesties. Het is zaak alert te zijn op ontwikkelingen in binnen- en buitenland die afbreuk kunnen doen aan ons imago. Met publieksdiplomatie richt BZ zich op die thema’s waar Nederland aantoonbare relevantie heeft in de wereld, zoals ondernemerschap, water, innovatie of internationaal recht en vrede. In 2013 krijgt de interdepartementale samenwerking hierover verdere invulling. De jarenlange samenwerking met EL&I op het terrein van economische Holland Branding wordt geïntensiveerd. Krimpende budgetten en een kleiner postennetwerk vragen om focus. Dit betekent dat publieksdiplomatie zich richt op thema's en onderwerpen voor prioritaire landen en sectoren, een afgestemde (gezamenlijke) aanpak, een beter gerichte boodschap en dus het beter aanspreken van de doelgroepen in het buitenland. In 2013 zal daarom de aandacht komen te liggen op een aantal prioritaire landen, die op het terrein van publieksdiplomatie nadrukkelijker worden gevoed en aangestuurd.

3e pijler: werken aan vrijheid

Begrotingshoofdstuk

Artikel

X EUR 1 miljoen

Buitenlandse Zaken (V)

   

Bescherming rechten van de mens

1.2

62,4

Bevorderen mensenrechten, democratie en rechtstaat in Europa

3.3

9,7

Genderbeleid

5.3

42,5

Seksuele gezondheid

5.4

381,0

Het bevorderen van mensenrechten vormt de kern van de pijler vrijheid. Effectiviteit en aandacht voor de ernstigste schendingen staan voorop. Nederland agendeert mensenrechtenkwesties bij voorkeur in internationaal verband, in onder andere de EU, de VN, de Raad van Europa en de OVSE. De regering zet selectief in op een vijftal terreinen waar Nederland verschil kan maken:

  • de vrijheid van meningsuiting waaronder ook internetvrijheid valt;

  • de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;

  • de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers;

  • gelijke rechten voor iedereen met speciale aandacht voor vrouwenrechten en de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT);

  • maatschappelijk verantwoord ondernemen, op het snijvlak van mensenrechten en welvaart

Binnen het bredere thema vrijheid van meningsuiting wil de regering de rol van Nederland als internationale koploper van de ondersteuning van internetvrijheid verder versterken. De regering zet de steun voor mediadiversiteit en internetvrijheid voort en besteedt speciale aandacht aan bloggers en cyberdissidenten, zowel door het genereren van politieke aandacht als via projecten. Zij wijst bedrijven op hun verantwoordelijkheid om internetvrijheid te waarborgen. Nederland heeft al geruime tijd een voortrekkersrol in de EU-Mensenrechtenwerkgroep en binnen internationale fora, en is daarnaast oprichter en voorzitter van de Freedom Online Coalition – een coalitie van inmiddels 17 landen van alle continenten. In 2013 wordt follow-up gegeven aan de conferenties over Internetvrijheid in Den Haag in 2011 en Nairobi in 2012.

Vanaf 1 januari 2013 ondersteunt Buitenlandse Zaken de bevordering van het vrije woord in de wereld ook via ondersteuning van de Wereldomroep.

Nederland spant zich in voor de fundamentele vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, die op veel plaatsen onder druk staat. De Nederlandse regering besteedt bijzondere aandacht aan de bescherming van religieuze -waaronder christelijke- minderheden en bestrijdt de oorzaken van discriminatie van minderheden. We vragen in toenemende mate aandacht voor individuele godsdienstvrijheid, inclusief het recht om van geloof te veranderen of zonder religieuze overtuiging of activiteit te leven. Het staat elk individu vrij eigen keuzes te maken over zijn of haar religieuze identiteit. Respect voor de scheiding tussen kerk en staat is hierbij van belang. De pilot-aanpak op het gebied van godsdienstvrijheid wordt voortgezet in tien landen.

De Nederlandse regering bevordert de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders onder andere via het landenbeleid voor Afrikaanse, Oost-Europese en Centraal-Aziatische landen. Nederland speelt op dit vlak een belangrijke rol, onder meer als voorzitter van een informele en regio-overschrijdende groep van op dit gebied gelijkgezinde landen binnen de VN. De regering streeft binnen de VN naar aanname van een tweede LHBT-resolutie, die landen oproept homoseksueel gedrag niet langer strafbaar te stellen.

Vanuit de Koninkrijksrelaties hecht de Nederlandse regering belang aan de rol van de Organisatie voor Amerikaanse Staten (OAS) en van de Inter-Amerikaanse mensenrechtencommissie in het bijzonder. Het Koninkrijk ondersteunt het streven van de mensenrechtencommissie zich intensiever in te zetten ten behoeve van LHBT op het Westelijk Halfrond. Voorts draagt het Koninkrijk met het Midden-Amerika Programma bij aan het bevorderen van regionale samenwerking bij de bestrijding van onveiligheid, het versterken van rechtsorde, alsook het tegengaan van mensenrechtenschendingen.

Ontwikkelingssamenwerking speelt een belangrijke rol bij het realiseren van de ambities binnen de pijler vrijheid. Ter ondersteuning van het aankaarten van mensenrechtenaangelegenheden bij betrokken overheden worden gerichte initiatieven ondersteund. Zo is het thema seksuele gezondheid een prioriteit.

De regering ondersteunt gelijke rechten en kansen voor vrouwen en mannen omdat deze rechten cruciaal zijn voor ontwikkeling, democratie, veiligheid en welvaart. Nederland bevordert volwaardige deelname van vrouwen in machtsstructuren van een samenleving en de economie. Dit is onmisbaar voor economische ontwikkeling, democratisering, vrede, veiligheid en stabiliteit. Bijzondere aandacht is er voor de positie van vrouwen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en de positie van vrouwen in en na gewapend conflict. Nederland werkt actief aan de implementatie van VN Veiligheidsraad-resolutie 1325 met het «Nationale Actieplan 1325». Dit Actieplan werd eerder dit jaar door diverse departementen en maatschappelijke organisaties getekend.

Mensenrechtenverdedigers spelen een essentiële rol in de verdediging van fundamentele vrijheden en zijn een belangrijke motor achter democratiseringsprocessen. De regering steunt de inzet van mensenrechtenverdedigers en vraagt zoveel mogelijk aandacht voor hun werk. Zij geeft verdere uitvoering aan dit beleid aan de hand van het «Actieplan mensenrechtenverdedigers» en de brief over het faciliteren van versnelde afgifte van Schengen-visa aan mensenrechtenverdedigers in nood. De regering verwelkomt het besluit van de gemeente Den Haag zich op te werpen als Shelter City voor opvang van mensenrechtenverdedigers in nood en draagt financieel bij aan dit initiatief.

De regering bevordert maatschappelijk verantwoord ondernemen en mensenrechten, onder meer door bevordering van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en naleving van de fundamentele arbeidsnormen, zoals het verbod op kinderarbeid. En tevens door verdere implementatie van de OESO-Richtlijnen en het Ruggie Framework in samenwerking met het bedrijfsleven en het ministerie van EL&I.

Ontwikkelingssamenwerking

Zoals verwoord in de Basisbrief OS (november 2010) en de Focusbrief OS (maart 2011) aan de Kamer is binnen het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid focus aangebracht via de inzet op vier speerpunten, gebaseerd op de meerwaarde die Nederland kan hebben voor ontwikkelingslanden. Hiermee is een weg ingeslagen naar meer efficiëntie en effectiviteit met de nadruk op zelfredzaamheid en economische groei van ontwikkelingslanden. Het aantal partnerlanden is teruggebracht van 33 naar 15. Bij de keuze voor de partnerlanden is onder meer rekening gehouden met het perspectief op resultaten, het inkomens- en armoedeniveau, de mogelijkheid om de speerpunten vorm te geven en de kansen en belangen in de betrokken landen en de meerwaarde die Nederland hiervoor kan leveren. Afgelopen jaar is zorgvuldig gewerkt aan ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl en de uitwerking van de speerpunten. Het nieuwe beleid is vertaald in de Meerjarig Strategische Plannen van de posten en directies.

Het parlement is in vier separate brieven geïnformeerd over de vier speerpunten.

Het speerpunt seksuele gezondheid legt de focus op vier resultaatgebieden: (1) meer kennis en keuzevrijheid van jongeren op het gebied van seksualiteit; (2) verbeterde toegang tot medicijnen en voorbehoedsmiddelen; (3) betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling (inclusief abortus); (4) meer respect voor seksuele rechten van kwetsbare groepen. In samenspraak met multilaterale organisaties, private partijen en partnerlanden zijn voor elk resultaatgebied concrete ambities geformuleerd. De bestrijding van hiv/aids maakt onverkort deel uit van dit speerpunt.

Het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde richt zich op vijf doelen: (1) veiligheid voor mensen; (2) een functionerende rechtsorde; (3) inclusieve politieke processen; (4) een legitieme en capabele overheid; (5) werkgelegenheid en de levering van basisvoorzieningen. Deze doelen wil Nederland behalen met een geïntegreerde benadering, preventie en conflictsensitiviteit, flexibiliteit, langdurige betrokkenheid en verantwoorde risico’s, en oog voor lokale prioriteiten en lokale systemen.

Binnen het speerpunt Voedselzekerheid ligt de nadruk vooral op de partnerlanden. In deze landen wil Nederland concrete resultaten behalen op het gebied van (1) duurzame productie; (2) toegang tot betere voeding; (3) efficiëntere markten; (4) een beter ondernemingsklimaat. De regie ligt zo veel mogelijk bij de ambassades; meer samenwerking met publieke en private spelers wordt bevorderd, onder andere via het topsectorenbeleid.

Nederland richt zich binnen het speerpunt Water naast efficiënt watergebruik (vooral in de landbouw) op verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Ook verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen is een aandachtsgebied. Er wordt intensief samengewerkt met publieke en private partijen. Waar mogelijk wordt, net als bij de andere speerpunten, gebruikgemaakt van Nederlandse kennis en kunde.

Naast vier speerpunten kregen in het afgelopen jaar ook zogenoemde doorsnijdende thema’s als milieu, gender en goed bestuur meer gestalte. Daarnaast is private- sectorontwikkeling in ontwikkelingslanden een belangrijk onderwerp; hiervoor worden bestaande programma’s uitgebreid en nieuwe programma’s opgezet. Er zijn bijvoorbeeld twee nieuwe publiek-private partnerschappen gelanceerd voor water en voedselzekerheid. Daaruit blijkt dat de voortzetting van het ingezette beleid om het bedrijfsleven meer te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking. De doorsnijdende thema’s krijgen een plek in ontwikkelingsactiviteiten van de Nederlandse regering.

Voor een goede sturing en verantwoording van het speerpuntenbeleid zal de regering met behulp van een geïntegreerd monitoringskader resultaatbereiking in beeld brengen en jaarlijks over de voortgang rapporteren. In het kader van «Open Data» wordt resultaatsinformatie gepubliceerd op basis van een nog vast te stellen internationale standaard (IATI).

Nederlandse veiligheid, welvaart en vrijheid raken steeds meer vervlochten met mondiale uitdagingen rond Internationale Publieke Goederen (IPG’s). Toegang tot schaarse IPG’s – essentieel voor effectief armoedebeleid – vraagt om internationale samenwerking waarin (de belangen van) ontwikkelingslanden bij onderhandelingen over internationale spelregels meetellen. De regering maakt werk van de praktische beleidsagenda voor de versterking van de ontwikkelingsdimensie binnen de vijf prioritaire IPG’s (handel en financiering, klimaatverandering, voedselzekerheid, migratie, vrede en veiligheid).

Kennis en onderzoek spelen een belangrijke rol bij Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Het ministerie streeft er naar de juiste expertise op de juiste plaats te hebben om de ambities waar te kunnen maken. Daarnaast is het van groot belang dat optimaal gebruik wordt gemaakt van aanwezige kennis en ervaring, de recent gelanceerde kennisplatforms spelen daarbij een centrale rol.

In onderstaand overzicht is voor 2013 de verdeling per kanaal opgenomen binnen het totale ODA-budget, inclusief de toerekeningen aan ODA en de uitgaven van andere departementen. Van het totale ODA-budget gaat ca. 2,5 procent rechtstreeks naar het bedrijfsleven.

Kanalenverdeling 2013

Kanalenverdeling 2013

Verdeling bedrijfslevenkanaal

Verdeling bedrijfslevenkanaal

De regering streeft naar vermindering van het aantal activiteiten dat uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt gefinancierd. De in 2012 ingezette lijn (een reductie van 20%) zal in 2013 worden voortgezet.

Nederland in Europa

Begrotingshoofdstuk

Artikel

X EUR 1 miljoen

Buitenlandse Zaken (V)

   

EU afdrachten (buiten HGIS)

3.1

7 389,7

Europese bijdrage ontwikkelingssamenwerking

3.2

177,2

Versterking NL in de EU

3.4

3,9

Europa is van groot belang voor de drie pijlers van het buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid). Daarbij dient de EU zich te beperken tot haar kerntaken. Subsidiariteit is een cruciaal uitgangspunt: datgene wat beter op het niveau van de lidstaten kan worden geregeld, moet niet in Brussel worden besloten. Deregulering moet ook in de EU een doelstelling zijn. Regels die wel zinvol zijn, moeten worden gehandhaafd en voor iedereen uniform gelden. Belangrijkste aandachtsgebieden in 2013 zijn voor Nederland immigratie, extern beleid, de crisis in de eurozone en de discussie over groeibevorderende maatregelen.

Financiële stabiliteit

De grootste uitdaging voor Europa is het herstellen van de financieel-economische stabiliteit. Een stabiele Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) is belangrijk voor Nederland, voor exporterende bedrijven, voor burgers maar ook voor stabiele overheidsfinanciën. Dit vergt een slagvaardige EU waarin afspraken worden nagekomen en toekomstige crises worden voorkomen. De regering werkt actief mee aan een aanpak om de financieel-economische crisis te beteugelen. Deze aanpak kent een waaier aan maatregelen.

Uitgangspunt hierbij voor Nederland is dat de hoofdverantwoordelijkheid voor het herstel bij de lidstaten zelf ligt. De lidstaten zullen hun overheidsfinanciën op orde moeten krijgen en structurele economische hervormingen moeten doorvoeren. Daarbij moeten de gemaakte afspraken over begrotingsdiscipline strikt worden nageleefd. Dat vergt een slagvaardig Europees begrotingstoezicht op basis waarvan effectief kan worden ingegrepen wanneer lidstaten de spelregels van de muntunie overtreden. Het is van belang dat dit zo onafhankelijk mogelijk gebeurt. Afgelopen twee jaar is hieraan gewerkt door aanscherping van het Stabiliteits- en Groeipact, betere controle op nationale statistieken en begrotingsraamwerken en monitoring van macro-economische onevenwichtigheden. Mede door de Nederlandse inzet heeft de Commissie een sterkere rol gekregen in het onafhankelijk naleven van de afspraken over begrotingsdiscipline en kunnen sancties sneller worden opgelegd. Begin 2012 werd door vijfentwintig lidstaten het «Verdrag voor Stabiliteit, Coördinatie en governance in de EMU» gesloten. In dit verdrag zijn aanvullende regels vastgelegd voor begrotingen van lidstaten, waaronder het streven naar een begrotingsevenwicht. Ook is de economische beleidscoördinatie versterkt via het Europese Semester en het Euro-Plus-Pact.

Voorts is het van belang om scherper en beter toezicht te houden op de geïntegreerde Europese financiële sector. Naast de al opgerichte drie nieuwe Europese toezichthouders wordt verder gewerkt aan de nieuwe regulering van de financiële sector. Daarnaast wordt gewerkt aan de implementatie van Basel III op Europees niveau. Een crisisbeheersingsmechanisme is het sluitstuk van deze aanpak, om in het uiterste geval onder strenge voorwaarden bijstand te verlenen. De Commissie heeft hiervoor in juni 2012 voorstellen gepresenteerd. Het is de bedoeling dat het tijdelijke noodfonds, het European Financial Stability Facility, opgevolgd zal worden door een permanent fonds: het Europees Stabiliteitsmechanise (ESM). Nederland heeft, net als een groot gedeelte van de eurozonelidstaten, het ESM-Verdrag al officieel bekrachtigd. Echter, het ESM kan pas in werking treden als de leden die het verdrag officieel hebben bekrachtigd tenminste 90 procent van het kapitaal van het ESM vertegenwoordigen, naar verwachting in september 2012.

Nederlandse inzet EU-begroting

De Europese begroting moet sober, modern en resultaatgericht zijn. In 2012 zijn de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader van de EU voor de periode 2014–2020 op stoom gekomen. Hoewel het streven is deze nog in 2012 af te ronden, kan mogelijk pas in 2013 binnen de Raad een akkoord worden bereikt, waarna nog onderhandelingen met het Europees Parlement volgen.

Nederland wil de afdrachten aan Brussel substantieel verlagen. De Europese Commissie erkent dat Nederland relatief veel bijdraagt aan de EU-begroting en heeft als compensatie een korting voorgesteld. Deze korting is echter lager dan de korting die Nederland nu nog ontvangt en daarom onvoldoende.

Modernisering van de EU-begroting is nodig om Europa vrijer, veiliger en welvarender te maken. Daarom zijn investeringen in innovatie, concurrentiekracht en veiligheid voor Nederland prioriteit. De totale omvang van de voorgestelde EU-begroting vindt Nederland echter fors te hoog. Nederland vindt dat de Europese begroting niet achter kan blijven bij de bezuinigingen die lidstaten nationaal moeten realiseren en zet in op besparingen van EUR 100 miljard ten opzichte van het voorstel van de Europese Commissie.

Nederlandse inzet met betrekking tot (potentiële) kandidaat-lidstaten

Nederland voert een strikt en fair beleid ten opzichte van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, waarbij geen sprake kan zijn van «kalenderfixatie». Pas als op overtuigende wijze aan alle voorwaarden is voldaan, kunnen volgende stappen in het proces vorm krijgen. De nieuwe systematiek voor toetredingsonderhandelingen, waarbij de belangrijke hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie en veiligheid) als eerste worden geopend en als laatste worden gesloten, kan op volle Nederlandse steun rekenen. Nederland zal in 2013 strak in de gaten houden hoe deze systematiek wordt uitgevoerd ten aanzien van Montenegro en andere landen. In 2013 zal de EU waarschijnlijk in de laatste fase komen in de toetredingsonderhandelingen met IJsland. Een bevredigende oplossing voor het Icesave vraagstuk is voor Nederland een voorwaarde om de onderhandelingen te kunnen afsluiten, waarbij de versterkte monitoring van de Track Record op de Hoofdstukken 23 en 24 voorop staat.

Nabuurschapslanden

De betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke nabuurschapslanden van de Unie zijn gebaseerd op waarden (bevorderen democratie, mensenrechten -waaronder godsdienstvrijheid, rechtsstaat) en belangen (vrije handel, energie, veilige grenzen, migratie, grensoverschrijdende criminaliteit). Het nabuurschapsbeleid vormt voor Nederland een prioriteit: ontwikkelingen aan de randen van de Unie hebben direct invloed op veiligheid en welvaart in de Unie. Landen die goed hervormen, komen in aanmerking voor een brede samenwerking met de EU, waaronder voor extra steun (more for more). Waar hervormingen uitblijven, zal de EU minder veelomvattende relaties aangaan en moet hulp juist worden gekort (less for less), en in het ergste geval worden sancties genomen (Syrië, Wit-Rusland). Deze uitgangspunten zijn voor Nederland leidend in de betrekkingen met de nabuurschapslanden. Voor deze groep landen bestaat geen toetredingsperspectief. Ook in de aanloop naar de derde Top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius in de tweede helft van 2013 zal dit worden herhaald.

EU asiel- en immigratiebeleid

Op het gebied van asiel en migratie zal de regering ook in 2013 het belang van bestrijding van misstanden onderstrepen, met nadruk op het tegengaan van fraude en misbruik van EU-richtlijnen op dit terrein. Daarnaast zal de regering zich richten op het verbeteren van de integratie van immigranten. Aangezien het streven is om uiterlijk eind 2012 alle wetgeving voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel gereed te hebben, zal de regering in 2013 inzetten op de volledige implementatie hiervan. Nederland is voorstander van een dergelijk geharmoniseerd asielstelsel, waarin asielaanvragen in elke lidstaat tot eenzelfde resultaat leiden.

Het beheer van de EU buitengrenzen, door inzet van Frontex, is voor de regering prioriteit. Ook zet de regering zich in voor de verdere versterking van het Schengensysteem. De regering zal er op toe blijven zien dat Europese afspraken over het betrekken van rechtstatelijke elementen bij Schengenevaluaties worden nageleefd.

EDEO

Nederland pleit voor het toedelen van meer consulaire taken aan de EDEO. Maar de menskracht en de expertise is nog beperkt en een aantal lidstaten wil niet dat de EDEO deze taken gedeeltelijk gaat overnemen. Nederland werkt met een aantal lidstaten, onder andere Benelux, aan een proefproject, dat EDEO op termijn zou kunnen overnemen. Nederland pleit ook voor meer co-locaties met EU- en like-minded landen. Naast de EU wordt ook met een like-minded groep (Canada, Australië, Nieuw Zeeland, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Zwitserland en Nederland) in 2013 verder gewerkt aan mogelijkheden voor co-locaties.

Inzet OS en EU

Met een programma van EUR 10 miljard per jaar is de EU de grootste Europese donor. Ontwikkelingssamenwerking op Europees niveau heeft meerwaarde door de schaalvoordelen en het politieke gewicht van de EU. De EU is actief op specifieke thema’s (hulp en handel; migratie; energie). Daarnaast is de EU vaak actief in landen en situaties waar lidstaten dat niet willen of kunnen.

De ontwikkelingshulp van de EU moet deel uitmaken van een geïntegreerd extern beleid. Relaties tussen de EU en derde landen moeten gebaseerd zijn op wederkerigheid, waarbij conditionaliteit geen dode letter mag zijn. Nederland zal in 2013 vinger aan de pols houden of de nieuwe benadering ten aanzien van begrotingssteun wordt uitgevoerd. Nederland zal niet instemmen met begrotingssteun aan landen die onder de maat presteren op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat. Ook begrotingssteun aan landen die hun eigen ontwikkeling kunnen financieren is niet opportuun. De modernisering van het Europees ontwikkelingsbeleid (via focus, differentiatie, meer aandacht voor de rol van de private sector en innovatieve financiële instrumenten) moet in 2013 krachtig ter hand worden genomen, en worden vertaald in de programmering van de Europese hulp aan derde landen voor de periode 2014–2020.

Extern EU energiebeleid

Energiebeleid is een belangrijk Europees aandachtspunt. De Nederlandse energievoorzieningszekerheid heeft baat bij een sterk Europees energiebeleid: een goed functionerende Europese interne markt, een transitie naar een economie die minder afhankelijk is van fossiele energiebronnen en een krachtig extern energiebeleid. Gecoördineerd Europees extern optreden moet leiden tot een goede marktwerking tussen Europese en derde landen, zodat de marktmacht en (geo)politieke invloed van de EU optimaal wordt gebruikt.

Consulaire diplomatie

Begrotingshoofdstuk

Artikel

X EUR 1 miljoen

Buitenlandse Zaken (V)

   

Nederlanders in het buitenland

7.1

14,8

Regulering personenverkeer

7.2

10,2

Gebeurtenissen zoals in Noord-Afrika en het Midden-Oosten maar ook natuurrampen en ernstige ongelukken laten zien hoe belangrijk hulp is aan Nederlanders in nood in het buitenland. Instabiliteit, onzekerheid en onveiligheid zijn vaak onverwacht en moeilijk te voorspellen. Zij tonen het belang van zichtbare inspanningen van ambassades en consulaten aan. Consulaire dienstverlening, inclusief migratievraagstukken, is een belangrijke taak van het departement en zijn vertegenwoordigingen.

Consulaire diplomatie heeft praktische kanten, zoals dienstverlening aan Nederlandse burgers in het buitenland, maar heeft ook raakvlakken met de rest van het buitenlandbeleid. Een consulaire dialoog kan soms de weg inzetten naar politieke samenwerking. Samenwerking met niet-EU-staten faciliteert de terugkeer en herintegratie van niet tot Nederland toegelaten migranten en de opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Indien landen van herkomst niet of onvoldoende meewerken aan terugkeer van hun eigen onderdanen, zou dit consequenties kunnen hebben voor de bilaterale samenwerking met deze landen, inclusief de eventuele OS-middelen die via de regering lopen.

De consulaire dienstverlening moet staan als een huis. Daarbinnen wordt veel aandacht besteed aan Nederlanders in extreme nood. Buitenlandse Zaken kan financiële bijstand geven aan gedetineerden die ter dood zijn veroordeeld of een reële kans op de doodstraf lopen. De bijstand aan gedetineerden richt zich erop dat iedere Nederlandse gedetineerde in het buitenland zich kan beroepen op het recht op een eerlijk proces en de daarvan afgeleide beginselen zoals het recht op een advocaat. Een gedifferentieerde gedetineerdenbegeleiding staat hoog op de agenda.

Effectieve bijstand aan Nederlanders bij extreme noodsituaties en calamiteiten in het buitenland vereisen capaciteit om meerdere crises tegelijkertijd te kunnen afhandelen. Eerdere crisissituaties hebben aangetoond dat deze in vele vormen kunnen gebeuren en een specifieke aanpak vergen. Het kan gaan om de inzet van militaire transportmiddelen, inzet van chartervluchten en uitzending van Snel inzetbaar Consulair Ondersteunende Teams (SCOT) ter tijdelijke versterking van ambassades. Het juiste reisadvies op het juiste moment en een adequate crisisorganisatie blijven van groot belang. Om het bereik van de actuele reisadviezen te vergroten, is in 2012 naast de reeds bestaande verspreidingskanalen een «Reis-app» ontwikkeld en wordt in 2013 de digitale dienstverlening (apps voor landeninformatie, e-formulieren en elektronisch communiceren) verder uitgebreid. Nederland onderzoekt hoe de internationale samenwerking met andere lidstaten verder vorm kan krijgen. Ook wordt er steeds meer interdepartementaal samengewerkt, vooral met Defensie.

Een kleiner postennetwerk leidt er onvermijdelijk toe dat sommige Nederlanders verder moeten reizen om een reisdocument aan te vragen. Omdat de huidige leges voor een paspoort dat in het buitenland wordt afgegeven bij lange na niet kostendekkend zijn, moeten zij stijgen tot een kostendekkend niveau. Ook is de regering voornemens de Paspoortwet te wijzigen in verband met de verlenging van de geldigheidsduur van het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart van vijf naar tien jaar. De mogelijkheden voor niet-ingezetenen om in Nederland een paspoort aan te vragen zullen worden uitgebreid. Bij een toenemend aantal gemeenten en op Schiphol zal het mogelijk worden een paspoort aan te vragen. Een aantal consulaire maatregelen moet in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties leiden tot aangepaste wetgeving in 2013.

Bij de afgifte van visa, belangrijk om het verkeer van personen wereldwijd in goede banen te leiden, beoogt de regering meer samenwerking met Schengen-partners. Er zijn nu al tientallen bilaterale afspraken tussen Nederland en partners om elkaar in het visumproces te vertegenwoordigen. De regering zet deze lijn voort. De regering zet stappen om meer delen van de consulaire- en visumprocessen te digitaliseren. Zo vermindert de regeldruk en kunnen wij belanghebbenden nog beter en sneller van dienst zijn.

Modernisering van diplomatie inclusief postennetwerk

In 2013 krijgen de modernisering van de Nederlandse diplomatie en de bijbehorende veranderingen in het postennetwerk verder gestalte. De basis daarvoor is de brief aan de Tweede Kamer over «modernisering Nederlandse diplomatie» van 8 april 2011. Daarover is bij herhaling met de Kamer van gedachten gewisseld en de regering hecht eraan over de vorderingen te rapporteren, zoals ook verzocht door de Kamer. De modernisering van de Nederlandse diplomatie is ingezet om het postennetwerk zo goed mogelijk toe te rusten voor de eisen van deze tijd, zoals de wereldwijde veranderingen van netwerken, andere vormen van samenwerking en opkomende machten en markten. Inzet is volop gebruik te maken van de mogelijkheden van digitale diplomatie, waarbij modern gebruik van ICT en ontwikkelingen binnen social media maximaal worden gebruikt. Dat gebeurt als kanaal om de belangenbehartiging voor Nederland uit te dragen, maar ook om relevante netwerken en informatie tot stand te brengen. Nederland zet deze activiteiten en veranderingen zwaarder aan en investeert hierin.

Daarbij zal de vraag welke (diplomatieke) presentie waar nodig is om effectief te zijn, blijvend worden gesteld. Afhankelijk van de prioriteiten, taken en vraag naar dienstverlening van bedrijfsleven en burgers, zal de bezetting per post flexibel ingericht moeten blijven om snel en effectief te kunnen inspelen op verschuivingen in prioriteiten en belangen. Dit terwijl tegelijkertijd het aantal uitgezonden medewerkers blijft afnemen. Deze krimp van zowel diplomaten als vakattachés van andere departementen zorgt voor grote toename van één- en tweemansposten: in 2015 zal 51 procent van totaal aantal posten een zogeheten «kleine post» zijn. Deze posten zullen meer ruimte moeten krijgen voor focus op de basistaken, onder andere via regionalisering van een deel van de consulaire- en bedrijfsvoeringstaken. Maar ook de mogelijkheden om beleidstaken in een regio, op één plek te bundelen worden verkend en zullen waar mogelijk worden geïmplementeerd. Daarbij zijn verscheidene varianten denkbaar. Eind 2013 zullen de laatste vijf in 2011 geïdentificeerde posten Lusaka, Ouagadougou, La Paz, Guatemala en Managua sluiten. Deze posten hebben dan ook hun ontwikkelingsprogramma’s afgebouwd.

In 2013 zullen diplomaten wereldwijd zoveel mogelijk plaats- en tijdonafhankelijk moeten kunnen werken. De modernisering op het terrein van flexibeler huisvesten, digitale verbindingen en intensiveren van kennis en kwaliteit van het personeel zal worden voortgezet. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor talenkennis. Onder andere door de inzet van e-learning wordt het aanbod voor medewerkers op de posten toegankelijk. Ook kunnen hiermee grotere groepen worden bereikt. Het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt samen met het ministerie van EL&I aan de uitbreiding en modernisering van het economisch curriculum. In 2013 wordt het streven naar meer vrouwen in hogere rangen voortgezet, onder meer door bij externe werving en het interne plaatsingsproces bijzonder aandacht te schenken aan vrouwelijke kandidaten en door het voorkeursbeleid te handhaven. Vrouwelijke en mannelijke medewerkers en leidinggevenden worden getraind en gecoacht op het gebied van diversiteit. In 2013 worden, in aanvulling op de deelnemers aan de startopleiding, extra jonge medewerkers geworven. De arbeidsmarktcommunicatie wordt beter afgestemd op jongeren en jongere medewerkers worden intensief begeleid en krijgen meer verantwoordelijkheden. In 2013 zet Buitenlandse Zaken in op behoud van een leidende positie bij de departementale uitwisseling. In het kader van de interdepartementale uitwisselingen wordt ruimhartig met de ABD samengewerkt in het identificeren van leidinggevende functies op het departement en de posten die voor uitwisseling in aanmerking kunnen komen.

In 2012 werd de adviescommissie modernisering diplomatie (Groep van Wijzen) voor 2 jaar aangesteld. In 2013 zet zij haar rol voort als extern klankbord van de minister van Buitenlandse Zaken op het gebied van doelen, oriëntatie en taken van de diplomatieke dienst.

BELANGRIJKSTE BELEIDSMATIGE MUTATIES TEN OPZICHTE VAN VORIG JAAR

Bedragen x EUR 1 000

2012

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2012

11 723 621

11 926 520

12 549 413

12 960 998

12 992 787

1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

1 109

16 841

15 051

14 881

14 881

2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

7 101

– 32 685

– 32 819

– 5 595

– 5 595

3 Europese samenwerking

– 364 662

– 116 156

– 110 700

– 22 414

234 376

4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

– 87 401

– 42 769

– 15 021

– 91 975

– 179 499

5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

18 957

15 204

– 6 743

25 557

25 557

6 Duurzaam water- en milieubeheer

– 9 604

– 61 320

– 60 385

– 34 536

– 34 286

7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

– 50

– 50

– 50

– 50

– 50

8 Versterkt cultureel profiel en positieve beelvorming in en buiten Nederland

747

5 528

5 593

6 693

693

9–11 Overige niet-beleid

– 58 855

66 348

22 681

– 28 348

3 244

           

Stand ontwerpbegroting 2013

11 230 963

11 777 461

12 367 020

12 825 211

13 052 108

TABEL BELEIDSDOORLICHTING
Agendering beleidsdoorlichtingen
 

Artikel / Artikelonderdeel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

   

(realisatie)

(planning)

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

     

     

1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

     

     

2

Bescherming van de rechten van de mens

     

     
                 

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

             

1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

 

         

2

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit

             

3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigings-wapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een restrictief en transparant wapenexportbeleid

             

4

Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

 

         

5

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

   

       

6

Effectieve humanitaire hulp

     

     
                 

3

Europese samenwerking

   

       

1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

   

       

2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie t.o.v. derde landen en regio’s, incl. ontwikkelingslanden

 

 

     

3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

           

4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27 (28)

   

       
                 

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

             

1

Voedselzekerheid

       

   

2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

 

         

3

Private sector ontwikkeling

   

       

4

Effectieve Nederlandse handels- en investerings-bevordering

             
                 

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

       

   

1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie t.b.v. beleidsprioriteiten

           

2

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

       

   

3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

     

     

4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor Iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS

   

       
                 

6

Duurzaam water- en milieubeheer

     

     

1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

     

     

2

Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden

 

         
                 

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

           

1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

           

2

Samen met (keten)partners het personenverkeer reguleren

           
                 

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

             

1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

             

2

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

     

     

3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

       

   

3. ARTIKELEN

Artikel 1: Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde, met een blijvende inzet op mensenrechten, als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

Een sterke rechtsorde maakt de wereld op termijn stabieler, veiliger, vrijer en welvarender. Nog afgezien van een definieerbaar eigenbelang, is dit waar Nederland sinds jaar en dag voor staat en wil blijven staan. Dit vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak, de strijd tegen straffeloosheid en een effectieve bescherming van de rechten van de mens. De inzet op mensenrechten blijft als geïntegreerd element een kerndoel van het Nederlands buitenlandbeleid en wordt nog duidelijker gekenmerkt door focus, selectiviteit en effectiviteit (zie mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor Vrijheid – Mensenrechten in het buitenlandbeleid» van voorjaar 2011).

B: Rol en verantwoordelijkheid

De regering zet zich concreet in voor de bevordering van vrijheid en meningsuiting, waaronder in het bijzonder internetvrijheid, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders, de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, en de bevordering van fundamentele arbeidsnormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De rol van de minister bestaat uit stimuleren en uitvoeren:

  • Ondersteuning van het stelsel van internationale organisaties is belangrijk om een stabiele internationale omgeving te scheppen ten behoeve van veiligheid, welvaart en vrijheid. Door regulering van internationale betrekkingen neemt de bestuurbaarheid toe en daarmee het produceren van gewenste uitkomsten. De financiële instrumenten kunnen beleidsmatig gebruikt worden om invloed te verkrijgen.

  • Aanzien van bescherming en bevordering van mensenrechten bestaat in essentie uit stimuleren en uitvoeren via bilaterale en multilaterale kanalen op voor Nederland prioritaire thema’s.

  • De minister is verder verantwoordelijk voor interdepartementale regie ten behoeve van een coherente en consistente Nederlandse inzet in beheers- en bestuursraden van internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten.

C: Beleidswijzigingen

Voor 2013 zijn geen beleidswijzigingen voorzien.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Bedragen in EUR 1 000

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                     

Verplichtingen

105 245

108 575

99 376

118 671

104 921

104 921

104 921

                     

Uitgaven:

             
                     

Programma-uitgaven totaal

114 419

101 671

114 886

110 191

109 021

109 021

109 021

 

waarvan juridisch verplicht

   

83%

       
                     

1.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

58 817

53 033

52 510

51 610

51 110

51 110

51 110

                     
 

Multilateraal

   

46 550

46 550

46 550

46 550

46 550

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan Verenigde Naties

   

40 501

       
     

waarvan OESO

   

5 823

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

 

5 960

5 060

4 560

4 560

4 560

   

Subsidies

waarvan Carnegiestichting

   

4 800

       
                     

1.2

Bescherming van de rechten van de mens

55 602

48 638

62 376

58 581

57 911

57 911

57 911

                     
 

Bilateraal

       

27 885

25 490

25 320

25 320

25 320

   

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

19 792

       
   

Subsidies

Diversen

   

8 093

       
                     
 

Multilateraal

       

13 691

12 291

11 791

11 791

11 791

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

ILO

   

5 041

       
     

OHCHR

   

8 650

       
                     
 

Maatschappelijk

       

20 800

20 800

20 800

20 800

20 800

   

Subsidies

Wereldomroep

   

14 000

       
     

Diversen

   

6 800

       

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 1

Artikel 1

D2: Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor het onderdeel goed functionerende internationale rechtsorde zijn volledig verplicht vanwege de bijdragen aan internationale instellingen die meerjarig zijn afgesproken. Voor het onderdeel bescherming van de rechten van de mens is een lager percentage juridisch verplicht. De bijdrage aan de Wereldomroep is nog niet juridisch afdwingbaar vastgelegd maar is wel toegezegd.

E: Artikelonderdelen

1.1 Een goed functionerende internationale rechtsorde

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Algemene verplichte bijdrage aan de VN waar zijn inbegrepen de verplichte afdracht aan het Joegoslavië- en Rwandatribunaal en aan de OESO.

  • Subsidie aan de Carnegie-stichting.

  • Bijdragen voor diverse initiatieven, onder andere op het gebied van draagvlakversterking voor het Internationaal Strafhof (ICC) en andere internationale hoven en tribunalen, op het gebied van Responsibility to Protect en andere kleinschalige initiatieven op het gebied van de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.

  • Verplichte bijdrage aan het ICC.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Actieve deelname aan bestuur van internationaalrechtelijke instellingen, zoals aan de beheerscomités van de in Nederland gevestigde instellingen Speciaal Hof voor Sierra Leone (SCSL) en het Libanon-Tribunaal (STL) en aan de bijeenkomsten van de Vergadering van Statenpartijen bij het Internationaal Strafhof.

  • Samenbrengen van partijen en het formuleren van tekstvoorstellen om het hervormingsproces van de VN-veiligheidsraad vooruit te stuwen.

  • Campagne Nederlandse kandidatuur Mensenrechtenraad (2014) en Veiligheidsraad (2016).

  • Verdere vormgeving en draagvlakverbreding van het initiatief om te komen tot een multilateraal verdrag over interstatelijke rechtshulp bij nationale berechting van internationale misdrijven (samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie).

  • Verdere implementatie van de ingezette lijn conform de regeringsreactie op het AIV-advies over Responsibility to Protect uit 2011, gericht op draagvlakverbreding en verbetering van preventie. Instrumenten zijn onder andere het Nederlands co-voorzitterschap van de Group of Friends of Responsibility to Protect in New York en strategische financiering (Global Centre R2P, kantoor van de Speciale Vertegenwoordigers Genocide Preventie en Responsibility to Protect van de VN).

  • Aanbieden van technische assistentie om nationale uitvoeringswetgeving te faciliteren en rechters te trainen in landen die partij zijn bij het Statuut van Rome.

  • Procesvertegenwoordiging van de Staat bij internationale hoven en tribunalen.

  • Vertegenwoordigen van Nederland bij de onderhandelingen over VN-begrotingen en -management in New York, waarbij het streven naar nominale nulgroei van de reguliere begroting VN-begroting de inzet blijft.

  • Vertegenwoordigen van Nederland bij onderhandelingen over contributieschalen in New York, vanuit het principe van een eerlijkere verdeling van de lasten volgens het draagkrachtbeginsel.

  • Faciliteren van de start van activiteiten van de branche voor het Joegoslavië tribunaal van het Restmechanisme voor internationale tribunalen die per 1 juli 2013 van start gaat.4 Het Restmechanisme draagt verantwoordelijkheid voor de resterende activiteiten van het Rwanda- en Joegoslavië tribunaal na hun sluiting, waaronder getuigenbescherming, eventuele herzieningsprocedures en het beheer van de archieven.

  • Verbeteren van de bekendheid van bestaande mechanismen voor vreedzame geschillenbeslechting, met name die van het Internationaal Gerechtshof en het Internationale Hof van Arbitrage.

  • Viering 100-jarig bestaan van het Vredespaleis, met extra aandacht voor de hoofdbewoners van het paleis, te weten het Permanente Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof. Het momentum van de herdenking wordt gebruikt om de agenda van versterking van de internationale rechtsorde te bevorderen.

1.2 Bescherming van de rechten van de mens

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler vrijheid.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Inzet Mensenrechtenfonds ter ondersteuning van de prioriteiten uit de mensenrechtenstrategie, zoals besproken met de Tweede Kamer. Verdeling in centrale en decentrale middelen, waarbij decentrale middelen met meer focus worden ingezet in minder landen op basis van de ernst van de mensenrechtensituatie, effectiviteit van de inzet van middelen, en landen die deel uitmaken van één van de pilots op het gebied van mensenrechten. Het mensenrechtenfonds zal eind 2012/begin 2013 worden geëvalueerd.

  • Middelen voor internationale organisaties ten behoeve van verdere bescherming en bevordering van mensenrechten, in het bijzonder de bijdrage aan Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) van de VN, waarbij specifiek zal worden ingezet op ondersteuning van speciale procedures en verdragscomités.

  • Bijdrage aan de Wereldomroep voor de verkondiging van het vrije woord in het buitenland.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Inzet van het postennetwerk voor onder meer mensenrechtendialogen, demarches, de identificatie en uitvoering van projectactiviteiten, contacten met mensenrechtenverdedigers, rapportages over mensenrechtensituaties.

  • Inzet van de Mensenrechtenambassadeur gericht op dialoog en samenwerking.

  • Het bespreekbaar maken van mensenrechten als onderdeel van inkomende en uitgaande bezoeken, handelsmissies en andere contacten met autoriteiten.

  • Specifieke beleidsinstrumenten als de pilot op het gebied van vrijheid van godsdienst- en levensovertuiging en de beleidsintensivering ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en extra aandacht voor internetvrijheid via de coalitie Freedom Online.

  • In VN-verband: inzet op effectief optreden van de reguliere en speciale zittingen van de Mensenrechtenraad en de 3e commissie van de Algemene Vergadering, ten aanzien van zowel landenspecifieke als thematische onderwerpen. Versterking van VN-institutionalia ter verdere bevordering van mensenrechten door steun aan OHCHR, de speciale procedures, het systeem van verdragscomités, en het systeem van de Universal Periodic Review.

  • In EU-verband: inzet op effectieve taakverdeling binnen het extern optreden van de EU en efficiënte uitvoering van de in 2012 aangenomen mensenrechtenstrategie van de EU. Inzet op voor Nederland prioritaire thema’s als bijvoorbeeld internetvrijheid, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en LHBT-rechten in de Raad van Europa en de OVSE.

  • Inzet op verdergaande hervorming van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en zorgvuldig voorbereide toetreding van de EU tot het EVRM conform de Kamerbrief van 21 november 2011.

Artikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van de Nederlandse en internationale veiligheid en stabiliteit door doelgerichte bilaterale en multilaterale samenwerking. Humanitaire hulpverlening aan mensen in nood.

Veiligheid in de wereld vergroot de veiligheid van en in ons land. Veel van de grensoverschrijdende dreigingen waaraan Nederland bloot staat, zijn van een dusdanige omvang en complexiteit dat een aanpak in internationaal verband geboden is. Voorbeelden zijn de proliferatie van massavernietigingswapens, terrorisme en gewelddadig extremisme, piraterij, illegale wapenhandel en cyberdreigingen. Daarnaast hebben we te maken met ontwikkelingen op het wereldtoneel die een indirecte veiligheidsdreiging met zich meebrengen. Zwakke staatsstructuren elders kunnen een thuisbasis bieden aan terrorisme en georganiseerde misdaad, conflicten leiden potentieel tot migratie- en vluchtelingenstromen en maar ook energie- en grondstoffenzekerheid brengt, naast de directe relevantie voor de Nederlandse economie, een belangrijke veiligheidsdimensie met zich mee.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Nederland blijft inzetten op de geïntegreerde benadering gericht op verbetering van veiligheid en stabiliteit als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling. De samenhangende inzet bestrijkt defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking en het strekt zich naast Defensie in toenemende mate uit tot de departementen Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Uitgangspunt hierbij is om door gezamenlijk uitwisselen van deskundigheid, planning, monitoring en evaluatie de samenwerking tussen gouvernementele en non-gouvernementele partijen te verbeteren. Nadruk ligt hierbij op de bevordering van veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in (post-) conflictlanden.

Een regionaal perspectief op veiligheid en rechtsorde is in vele gevallen onontbeerlijk vanwege het grensoverschrijdend karakter van oorzaken en gevolgen van conflict. Daarnaast wordt de prominente rol van Nederland op het terrein van veiligheid en rechtsorde aangewend om multilaterale instellingen aan te zetten tot beter gecoördineerd optreden.

De rol van de minister bestaat uit stimuleren en regisseren:

  • Het bevorderen van grotere veiligheid en stabiliteit. De minister bevordert en bewaakt de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in multilateraal verband, waaronder de EU, VN, NAVO en OVSE, maar ook ad hoc coalities zoals het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI).

  • Artikel 100-procedures ter voorbereiding van besluitvorming betreffende wereldwijde inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties conform het Toetsingskader 2009, in nauwe afstemming met de minister van Defensie.

  • Toepassing van terrorismesancties/Sanctieregeling 2007 als onderdeel van het sanctiebeleid, uitgevoerd in overeenstemming met de ministers van Financiën en Veiligheid en Justitie.

In het kader van een restrictief en transparant internationaal en Nederlands wapenexportbeleid draagt de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijkheid voor de buitenlandpolitieke toetsing van wapenexportaanvragen. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is eindverantwoordelijk voor het wapenexportbeleid.

C: Beleidswijzigingen

  • Zoals aangegeven in de reactie op het AIV-advies Europese defensiesamenwerking (kenmerk 33 279 nr. 1) richt de regering zich op samenwerkingsinitiatieven in kleinere verbanden, bilateraal of regionaal, met geografisch nabije gelijkgezinde landen. Dit moet vooral worden bezien vanuit het oogpunt van effectiviteit en vertrouwen. Verbanden van regionale samenwerking vormen de bouwstenen van de NAVO en de EU. Het EU «Gent Initiatief» en het Smart Defence-concept van de NAVO vormen de kaders voor samenwerking op defensiegebied.

  • Als uitkomst van de Nuclear Security Summit in Seoul in 2012 is de noodzaak om radiologische bronnen beter te beschermen tegen diefstal en misbruik nadrukkelijk erkend als doelstelling van het NSS, in aanvulling op het Washington Work Plan uit 2010.

  • Het beleid ten aanzien van het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde is gestoeld op de volgende vijf doelstellingen, namelijk (1) veiligheid voor mensen, (2) een functionerende rechtsorde, (3) inclusieve politieke processen, (4) een legitieme en capabele overheid, en (5) vredesdividend. Uit de landenspecifieke context en de afspraken met de partners volgt welke doelstellingen Nederland per land nastreeft en de mix van interventies die daaruit volgt. Het National Actieplan 1325 voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid speelt daarbij een belangrijke rol. Waar nodig wordt nauw samengewerkt met andere initiatieven van het buitenlandbeleid die bijdragen aan veiligheid en stabiliteit.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                     

Verplichtingen

596 457

970 444

679 511

939 043

653 355

653 355

653 355

                     

Uitgaven:

             
                     

Programma-uitgaven totaal

   

790 134

792 102

776 500

833 807

851 901

851 716

851 716

 

waarvan juridisch verplicht

       

56%

       
                     

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

12 630

15 318

20 721

19 847

18 567

18 567

18 567

                     
 

niet kanaal gerelateerd

       

20 721

19 847

18 567

18 567

18 567

   

Bijdragen internationale organisaties

NAVO

   

12 806

       
     

Diversen

   

4 925

       
                     
   

Subsidies

Atlantische commissie

   

490

       
                     

2.2

Bestrijding en terugdringing van het internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit

500

500

500

500

250

0

0

                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

500

500

250

0

0

   

Susidies

Anti-terrorisme instituut

   

500

       
                     

2.3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een restrictief en transparant wapenexportbeleid

13 855

10 754

12 754

22 754

10 754

10 754

10 754

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

IAEA

   

7 317

7 317

7 317

7 317

7 317

                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

5 437

15 437

3 437

3 437

3 437

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Ontwapeningsorganisaties (CTBTO,OPCW etc.)

   

3 437

       
                     
   

Opdrachten

ISS

   

2 000

       
                     

2.4

Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

0

0

0

0

0

0

0

                     

2.5

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde In prioritaire gebieden

497 894

535 578

530 458

584 939

617 313

617 378

617 378

                     
 

Bilateraal

       

365 621

423 594

455 968

456 033

456 033

 

Veiligheid en rechtsorde

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

316 617

       
                     
 

Goed bestuur

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

49 004

       
                     
 

Multilateraal

       

150 937

150 045

150 045

150 045

150 045

 

Veiligheid en rechtsorde

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

139 223

       
     

waarvan UNICEF

   

30 000

       
     

waarvan VN-contributie crisisbeheersingsoperaties

   

102 000

       
                     
 

Goed bestuur

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Diversen

IDEA/IDLO/MATRA

   

11 714

       
                     
 

Maatschappelijk

       

10 300

10 300

10 300

10 300

10 300

 

Goed bestuur

Subsidies/Bijdragen (inter)nationale organisaties

     

10 300

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

3 600

1 000

1 000

1 000

1 000

 

Goed bestuur

Bijdragen (inter)nationale organisaties

MATRA

   

3 600

       
                     

2.6

Effectieve humanitaire hulp

265 255

229 952

212 067

205 767

205 017

205 017

205 017

                     
 

Bilateraal

 

Noodhulpprogramma's

   

59 767

53 467

52 717

52 717

52 717

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

127 000

127 000

127 000

127 000

127 000

     

CERF

   

45 000

       
     

UNHCR

   

33 000

       
     

Wereldvoedselprogramma

   

36 000

       
     

UNRWA

   

13 000

       
                     
 

Maatschappelijk

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Noodhulpprogramma's

   

25 300

25 300

25 300

25 300

25 300

                     

Ontvangsten

   

1 347

1 165

1 167

1 168

1 168

1 168

1 168

                     

2.10

Doorberekening Defensie diversen

0

165

167

168

168

168

168

                     

2.50

Restituties contributies

1 347

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 2

Artikel 2

D2: Budgetflexibiliteit

Binnen het artikelonderdeel goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid is driekwart juridisch verplicht. Het niet verplichte deel betreft het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB). Op het artikelonderdeel bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit is het gehele bedrag juridisch verplicht. Ook het onderdeel bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid is volledig juridisch verplicht zoals opgenomen in de instrumenten. Binnen het artikelonderdeel veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden zijn de bijdragen aan het stabiliteitsfonds nog niet volledig juridisch ingevuld maar maken wel onderdeel uit van de VN bijdrage aan crisisbeheersingsoperaties. Ook voor de werderopbouwprogramma’s is nog niet alles juridisch vastgelegd. Ten slotte kent het budget voor effectieve humanitaire hulp een aanzienlijk deel wat nog niet juridisch verplicht is. De uitgaven voor dit onderdeel zijn afhankelijk van de actualiteit en de behoefte bij de inzet in noodsituaties. De bijdrage aan UNHCR is al wel juridisch vastgelegd.

E: Artikelonderdelen

2.1. Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Jaarlijkse bijdrage aan de NAVO en de bijdrage aan de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier.

  • Jaarlijkse bijdrage aan het EU Satellietcentrum ten behoeve van de financiële verplichtingen (uitkering pensioengelden ex-WEU personeel) die het centrum heeft overgenomen van de in juli 2011 opgeheven WEU.

  • Jaarlijkse subsidie aan de Atlantische Commissie, ter ondersteuning van het maatschappelijk debat over de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid. Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) en Veiligheidsfonds, voor kleinschalige activiteiten die het Nederlands veiligheidsbeleid, inclusief publieksdiplomatie, ondersteunen.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Diplomatieke inspanningen, onder meer gericht op uitwerking van de uitkomsten van de NAVO-top in Chicago in mei 2012 en de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van december 2012. Aandacht gaat daarbij uit naar voorbereiding van de post-2014 missie in Afghanistan, herziening van het partnerschapsbeleid (in het bijzonder het verbeteren van de interoperabiliteit en politieke consultaties met partners), uitvoering van de vastgestelde Deterrence and Defence Posture Review en uitwerking van samenwerkingsinitiatieven in het kader van Smart Defence, alsook de samenwerking met Rusland zowel in NAVO-verband als daarbuiten.

  • Initiatieven die bijdragen aan betere en efficiëntere uitvoering van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensie Beleid en aan verbeterde civiele en militaire capaciteit (onder andere nationale strategie civiele missies).

  • Diplomatieke inspanningen ter bevordering van de menselijke dimensie binnen de OVSE (ondersteuning van het Office for Democratic Institutions and Human Rights van de OVSE).

  • Inspanningen via multilaterale fora (NAVO, EU, OVSE, VN) ter bevordering van de digitale veiligheid. Focus op totstandkoming confidence building measures in het digitale domein, een integrale EU-aanpak van cyber security en uitvoering van het NAVO cyber defense actieplan.

2.2. Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Jaarlijkse bijdrage aan het in Den Haag gevestigde onafhankelijke International Centre for Counter-Terrorism (ICCT).

  • Uit het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB, verantwoording onder 2.1) en uit het Stabiliteitsfonds (verantwoording onder 2.5) worden activiteiten gefinancierd ter ondersteuning van artikelonderdeel 2.2. Projecten en programma’s uit het POBB en het Stabiliteitsfonds voor dit artikelonderdeel zijn gericht op de versterking van capaciteit in voor Nederland prioritaire regio’s in Afrika en Azië om terrorisme te voorkomen en te bestrijden. Evenals op de versterking van capaciteit in derde landen voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder internationale drugs- en mensenhandel. In welk kader onder meer een financiële bijdrage wordt geleverd aan het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel.

  • Stimulering en financiering van projecten op gebied van (1) capaciteitsopbouw van terrorismebestrijding in derde landen (o.m. door het Global Counterterrorism Forum GCTF), (2) vergroten impact ontwikkelingssamenwerking tegen radicalisering en (3) verbetering van procedures voor plaatsing op en verwijdering van organisaties en personen op terrorismelijsten van EU en VN. Hiertoe stimulering van onderlinge coördinatie onder gelijkgezinde landen.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Uitvoering van de Sanctiewet, de Sanctieregeling 2007 en het nationaal protocol totstandkoming en beëindiging van bevriezingsmaatregelen om terrorisme tegen te gaan door het bevriezen van tegoeden van personen en organisaties.

  • Bilaterale diplomatie en financiering in de landen waar het tegengaan van terrorisme en drugs- en mensenhandel van specifiek belang is.

  • Stimulering van ratificatie en uitvoering van de VN-terrorismeverdragen en -strategie. Multilaterale diplomatie gericht op (1) de versterking van de samenhang tussen EU-intern en EU-extern beleid op het terrein van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit; (2) de ondersteuning van de VN Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF); (3) bredere ratificatie en betere implementatie van het VN-verdrag betreffende grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de bijbehorende protocollen, in het bijzonder het VN-Mensenhandelprotocol; (4) bevorderen van internationaal draagvlak voor de uitgangspunten van het Nederlandse drugsbeleid, waaronder het concept harm reduction.

  • Het benutten van de beschikbare vertrouwelijke en geduide (in context geplaatste) informatie, verkregen via de inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD, om buitenlandse politieke doelstellingen te bereiken.

2.3. Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Jaarlijkse bijdragen aan IAEA, de OPCW en de CTBTO.

  • Ondersteuning van kleinschalige initiatieven gericht op uitvoering van het Biologische en Toxische Wapens Verdrag (BTWC), Non-Proliferatie Verdrag (NPV) en de Ottawa Conventie.

  • Bijdrage aan activiteiten onder auspiciën van het G8 Global Partnership op het gebied van tegengaan van proliferatie van radiologische en nucleaire bronnen en biosecurity.

  • Extra bijdrage aan het Nuclear Security Fund (NSF) van het IAEA.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • In 2014 organiseert Nederland de Nuclear Security Summit.Het zwaartepunt van de voorbereidingen hiertoe valt in 2013. De NSS beoogt de effectiviteit van het internationale systeem van nucleaire beveiliging te verhogen.

  • In 2013 organiseert Nederland de jaarlijkse ministeriële conferentie van het Non-proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) waarvan Nederland medeoprichter is. NPDI richt zich op het omzetten van de actiepunten van de Toetsingsconferentie van het NPV in concrete resultaten.

  • Inspanningen om de verschillende formele initiatieven en bijeenkomsten op het gebied van nucleaire veiligheid met elkaar te verbinden en duplicatie te voorkomen.

  • Bepleiten van sanctiemaatregelen en sanctie-instrumenten om landen die zich niet aan de afspraken houden te bewegen zich te conformeren aan verdragsverplichtingen, zoals het geval is bij het nucleaire programma van Iran.

  • In exportcontrole regimes bepleiten van aanscherping van de richtlijnen voor export van goederen en technologieën die gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling van nucleaire, chemische en biologische wapens en de bijbehorende overbrengingsmiddelen (met name ballistische raketten).

  • Verdere harmonisatie, transparantie en een uniforme en strikte uitvoering van het Europese wapenexportbeleid, vertaald in eigen verantwoordelijkheid voor het Nederlandse wapenexport beleid en het creëren van een level playing field voor het Nederlandse bedrijfsleven.

  • Nederland zal zich blijven inzetten voor de totstandkoming van een robuust VN-wapenhandelsverdrag (ATT). Het verdrag heeft als doel de legale wapenhandel wereldwijd te reguleren en illegale wapenhandel tegen te gaan.

  • Onderhouden en uitbreiden van netwerken met nationale en internationale academici, denktanks en maatschappelijk middenveld ten behoeve van standpuntbepaling en -beïnvloeding.

2.4 Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

Dit artikel draagt primair bij aan de pijler welvaart, secundair aan de pijler veiligheid. Dit door voorzieningszekerheid van grondstoffen en energie voor Nederland, en beter beheer en stabiliteit van de internationale grondstoffen- en energiemarkten. Voor de verzekering van Nederlandse economische belangen op de langere termijn is de aanvoer van energie, grondstoffen en aardmetalen van groot belang. Buitenlandse Zaken werkt samen met EL&I en I&M om deze belangen te borgen.

Het beleid is gericht op:

  • Dialoog met het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld voor bevordering van duurzame energie- en grondstoffenvoorzieningszekerheid, ook op langere termijn.

  • Wederzijdse bezoeken op ministerieel en ambtelijk niveau en economische diplomatie ter bevordering van bilaterale energierelaties en grondstoffenzekerheid.

  • Samenwerking met gelijkgezinde EU-lidstaten en in de Europese Unie op gebied van extern en intern EU-energie- en klimaatbeleid ter bevordering van een coherente strategie voor grondstofvoorzieningszekerheid.

  • Inzet van multilaterale instrumenten zoals het Internationale Energie Agentschap (IEA), het Internationale Atomische Energie Agentschap (IAEA) en het Extractive Industries Transparancy Initiative (EITI) voor de bevordering van internationale energie- en grondstoffen governance en het creëren van een level playing field op het gebied van investeringen, regelgeving en internationale standaarden. Tevens inzet op een open handelssysteem om toegang tot grondstoffen te bevorderen.

2.5 Veiligheid, Goed Bestuur en Rechtsorde in Prioritaire gebieden

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde, secundair aan de pijler vrijheid. Conflict, onveiligheid en instabiliteit in combinatie met zwakke instituten vormt een belangrijk obstakel voor ontwikkeling. Het vergroten van veiligheid, het bevorderen van goed bestuur en een functionerende rechtsorde zijn noodzakelijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling en zelfredzaamheid in instabiele en onveilige landen. Ook vanuit een regionaal perspectief wordt ingezet op Veiligheid en Rechtsorde, omdat de oorzaken en gevolgen van conflict vaak een grensoverschrijdend karakter hebben. Nederland zal een tastbare bijdrage leveren aan een efficiënte aanpak van instabiliteit in de prioritaire gebieden.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Internationale crisisbeheersingsmissies door middel van gerichte personele inzet van militaire, politie, justitiële en civiele expertise. Bijvoorbeeld in de Nederlandse politietrainingsmissie in Kunduz, in andere prioriteitslanden voor ontwikkelingssamenwerking en bij piraterijbestrijding. (Operation Ocean Shield en EU Atalanta).

  • Verbetering van de inzet van civiele expertise door modernisering van de civiele missiepool.

  • MATRA programma’s Oost-Europa en Arabische Regio (Matra-Zuid)

  • Middelen voor wederopbouwprogramma’s

  • VN-contributie op crisisbeheersingsoperaties

  • Bijdrage aan het Stabiliteitsfonds

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Intensivering van samenwerking met andere departementen (met name Defensie en Veiligheid en Justitie), met het oog op versterkte, geïntegreerde aanpak van conflictbeheersing en -preventie.

  • Uitvoering van de Kamerbrief Veiligheid en Rechtsorde, waaronder gebruik van context- en conflictanalyses .

  • Bevorderen van verdere integratie van het instrument van missies in het bredere EU-buitenland beleid.

  • Succesvolle implementatie van de in Busan overeengekomen New Deal for engagement in fragile states in twee landen (Afghanistan en Zuid Soedan); creëren van draagvlak voor opname van de uitgangspunten van de New Deal in de discussies over MDG post 2015.

  • Verbetering crisisinstrumentarium in NAVO-verband , door middel van duidelijke richtlijnen voor NAVO’s bijdrage aan een geïntegreerde aanpak van crisisbeheersing (comprehensive approach).

  • Uitvoering van Kamerbrief Internationaal Genderbeleid, waarin gender wordt geïntegreerd in het beleid en programma’s met betrekking tot Veiligheid, Goed Bestuur en Rechtsorde, in lijn met het Nationaal Actieplan 1325.

  • Actief uitdragen van de aanbevelingen uit Charting a New Horizon for UN Peacekeeping (de noodzaak tot robuuste mandaten, versterkte civiel-militaire capaciteiten en hogere kwaliteit van bijdragen van troepen leverende landen).

  • Stelselmatig bepleiten van een effectievere inzet van de Wereldbank (WB) in conflictgebieden en fragiele staten op basis van het World Development Report 2011 en via de Governance Partnership Facility, waaronder versterking van de samenwerking tussen de VN en de Wereldbank in het veld.

2.6 Effectieve humanitaire hulp

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler internationale veiligheid en rechtsorde.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Verdere implementatie van het Beleidskader «Hulp aan mensen in nood» van eind 2011; gericht op een efficiëntere en effectievere humanitaire hulpverlening.

  • Niet-geoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF) en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp.

  • Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNWRA en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit. Bijdragen aan de International Strategy for Disaster Risk Reduction (ISDR) van de VN en de Global Facility for Disaster Risk Reduction (GFDRR) van de Wereldbank; deze organisaties houden zich bezig met rampenrisicovermindering.

  • Verlichting van noden bij de meest urgente complexe, langdurige humanitaire crises. Snelle bijdragen bij acute noodsituaties (bijvoorbeeld ten gevolge van natuurrampen of gewelddadige conflicten). Besluitvorming met betrekking tot bijdragen wordt gebaseerd op de inventarisatie van noden door de VN, het zgn. Consolidated Appeals Process (CAP). De bijdragen kunnen worden ingezet via VN-organisaties, gemeenschappelijke landenfondsen (pooled funds) voor humanitaire hulp, Ngo’s of (Internationale) Rode Kruis.

Artikel 3: Europese samenwerking

A: Algemene doelstelling

Europa is en blijft voor Nederland van groot belang. Nederland investeert actief en constructief-kritisch in Europese samenwerking om voor Nederlandse burgers en bedrijven veiligheid, welvaart en vrijheid te garanderen, zowel binnen als buiten onze grenzen.

Nederland is één van de oprichters van de Europese Unie (EU) en maakt zowel geografisch, historisch, cultureel als economisch deel uit van Europa. Mondiale uitdagingen, zoals de financieel-economische crisis, georganiseerde criminaliteit, terrorisme, migratie, klimaatverandering en grondstoffen, waarvoor geen nationale oplossingen meer te vinden zijn, vergen een gezamenlijke aanpak. Nauwe Europese samenwerking op verschillende niveaus, binnen de EU maar ook in andere verbanden als bijvoorbeeld de Raad van Europa, is noodzakelijk om aan dergelijke uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Binnen de EU moet daartoe in het bijzonder gewerkt worden aan het bevorderen van de financiële stabiliteit (in het bijzonder in de Eurozone), groei en werkgelegenheid en het beschermen van onze buitengrenzen. Daarbij wordt niet alleen gehandeld vanuit coalitieverband met «gelijkgezinden», maar ook actief gezocht naar nieuwe partners op verschillende dossiers.

Met de jaarlijkse Staat van de Unie zet de regering een geïntegreerde visie neer op hoofdlijnen voor het Nederlandse Europabeleid.

De rol van de minister is regisserend, financierend, stimulerend en uitvoerend:

  • De regisserende rol van de minister bestaat uit het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raden en horizontale en institutionele dossiers. Daarnaast heeft de minister een regisserende rol bij het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende vakraden.

  • De minister heeft een stimulerende rol bij de Europese meerjarige begroting, ook wel het «Meerjarig Financieel Kader» genoemd.

  • De financierende rol van de minister bestaat uit de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

  • De uitvoerende rol van de minister tot slot bestaat uit het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, regio’s en ontwikkelingslanden; het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen; en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

C: Beleidswijzigingen

  • In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt de Staat van de Unie dit jaar samengevoegd met de appreciatie van de regering van het Werkprogramma 2013 van de Europese Commissie, dat in november/december 2012 zal verschijnen.

  • Conform de afspraken met de Kamer tijdens het AO Parlementair Behandelvoorbehoud zullen in 2013 kwartaaloverzichten worden gemaakt over de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) van de EU, totdat er een akkoord is bereikt.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Europese samenwerking

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                     

Verplichtingen

6 580 210

6 989 083

7 412 138

7 808 219

8 111 039

8 367 829

8 565 068

                     

Uitgaven:

             
                     

Programma-uitgaven totaal

   

6 743 443

7 162 055

7 580 467

7 960 475

8 263 295

8 520 085

8 717 324

 

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                     

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

6 566 670

6 975 523

7 389 682

7 794 559

8 097 379

8 354 169

8 551 408

                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

7 389 682

7 794 559

8 097 379

8 354 169

8 551 408

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

BNP-afdracht

   

4 309 168

4 065 347

4 256 333

4 415 086

4 535 708

     

BTW-afdracht

   

339 447

938 384

999 461

1 045 727

1 069 537

     

Landbouwheffingen

   

253 000

253 000

253 000

253 000

253 000

     

Invoerrechten

   

2 488 067

2 537 828

2 588 585

2 640 356

2 693 163

3.2

Een effectief, efficient en cohorent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

163 233

173 115

177 177

152 256

152 256

152 256

152 256

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

EOF

   

177 177

152 256

152 256

152 256

152 256

                     

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

9 680

9 557

9 748

9 800

9 800

9 800

9 800

                     
 

niet kanaalgerelateerd

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Raad van Europa

   

9 748

9 800

9 800

9 800

9 800

                     

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

 

3 860

3 860

3 860

3 860

3 860

3 860

3 860

                     
 

niet kanaalgerelateerd

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Benelux bijdrage

   

3 860

3 860

3 860

3 860

3 860

                     

Ontvangsten

   

656 972

652 133

685 267

697 707

710 396

723 339

736 541

                     

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

656 729

652 133

685 267

697 707

710 396

723 339

736 541

     

Inning landbouwheffingen

   

63 250

63 250

63 250

63 250

63 250

     

Inning invoerrechten

   

622 017

634 457

647 146

660 089

673 291

                     

3.30

Restitutie Raad van Europa

243

0

0

0

0

0

0

D2: Budgetflexibiliteit

De uitgaven op dit artikel zijn volledig juridisch verplicht. Het grootste deel betreft de afdracht aan de EU5 en de Nederlandse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

E: Artikelonderdelen

3.1 Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.

De drie pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid) komen binnen dit artikelonderdeel naar voren. Dit onderdeel is in een aparte tabel in de beleidsagenda opgenomen.

Nadere uitwerking van de Nederlandse inzet voor 2013 is:

  • Besluitvorming over het Financieel Kader 2014 – 2020, waarbij Nederland inzet op een totaalplafond vertaald in een verlaging van 100 miljard euro ten opzichte van het Commissievoorstel, behoud van de afdrachtenkorting en behoud van de perceptiekostenvergoeding op het huidige niveau (25%).

  • Een verbeterd en versterkt financieel en institutioneel raamwerk voor de bestrijding van de economische en financiële crisis.

  • Effectieve inzet van de EU op het terrein van asiel en migratie, waarbij de negatieve effecten van migratiestromen binnen de EU worden bestreden. Tevens zet Nederland zich in voor het goed functioneren van de rechtsstaat, in de brede zin des woords, in de gehele EU.

  • Verdere verbetering van de interne markt, met name de digitale interne markt en de interne markt voor energie, en het toezicht op de uitvoering van de regelgeving.

  • Concretisering van de Europese groeiagenda via specifieke aanbevelingen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Nederland draagt in 2013 naar verwachting ruim EUR 6,7 miljard af aan de Europese Unie. In de budgettaire gevolgen van beleid zijn de meerjarige afdrachten en ontvangsten gesplitst opgenomen. Naar aanleiding van de behandeling van de begroting 2012 is op 25 november 2011 een brief naar de Kamer gestuurd waarin de ontvangsten uit de EU-begroting en de netto betalingsposities zijn opgenomen. Ten tijde van het verschijnen van de begroting 2013 is het saldo voor 2011 nog niet bekend en wordt dit op een later moment separaat naar de kamer verstuurd. Het Eigen Middelen besluit regelt de afdrachten aan de EU van de lidstaten. De begroting van de Unie wordt vrijwel volledig uit eigen middelen van lidstaten gefinancierd. De verschillende componenten van de afdrachten aan de Unie zijn:

  • Traditionele eigen middelen: landbouwheffingen en douanerechten samen. Omdat het innen daarvan tot kosten leidt in lidstaten, ontvangen lidstaten een vergoeding (zgn. perceptiekostenvergoeding);

  • BTW-afdrachten;

  • BNI-afdrachten; deze fungeren als sluitpost om de EU-begroting sluitend te maken, maar is de grootste inkomstenbron.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Bilaterale en intra-Europese diplomatie, zowel op ministerieel als ambtelijk niveau, om andere lidstaten, Europees Parlement en Europese Commissie te overtuigen van onze posities over bijvoorbeeld het Meerjarig Financieel Kader, de Eurozone, Schengen etc. Coördinatie gaat via de strategische reisagenda van de regering waarin de voorgenomen reizen van bewindslieden worden opgenomen en afgestemd.

  • Tijdig formuleren van interdepartementaal gecoördineerde standpunten via wekelijkse Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) om vroegtijdig het debat en de besluitvorming in Brussel te sturen.

  • Voorbereiden van strategische inzet voor strategische Europese dossiers via de Hoog Ambtelijke Commissie EU-zaken en de Ministeriële Commissie EU-zaken.

  • Via demarches in Beneluxkader inzetten op het optimaal functioneren van de nieuwe structuren van het Verdrag van Lissabon zoals de Vaste Voorzitter van de Europese Raad.

  • Actief detacheringbeleid bij de Europese instellingen (zoals Europese Commissie en Raadssecretariaat) en bij ministeries van Buitenlandse Zaken in verschillende lidstaten.

  • Behoud en de ontwikkeling van de Europese rechtsorde door actief bij te dragen aan de ontwikkeling van Europese regelgeving en door een actieve houding van de Nederlandse regering bij het Hof van Justitie van de EU.

3.2 Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden

De doelstellingen van het extern beleid van de EU zijn beschreven in artikel 21 lid 2 van het Verdrag van Lissabon. Dit beleid richt zich op het behartigen van de Europese belangen en uitdragen van de Europese waarden in de wereld. De drie pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid) komen in deze doelstellingen nadrukkelijk naar voren: Nederlandse belangen en waarden lopen hier gelijk op met de Europese inzet. Dit onderdeel is in een aparte tabel in de beleidsagenda opgenomen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds. De «EU toerekening»: het aan de BZ-begroting toegeschreven «Nederlandse aandeel» uit hoofdstuk vier van de begroting van de Europese Commissie. Uit dit hoofdstuk worden diverse programma's van de EU voor internationale samenwerking gefinancierd, waaronder het Nabuurschapsbeleid, het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking, het budget voor Gemeenschappelijk Buitenland en VeiligheidsBeleid (GBVB) en Humanitaire hulp.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Nederland voert een strikt en fair beleid ten opzichte van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, waarbij geen sprake kan zijn van kalenderfixatie.

  • Nederland dringt aan op een verscherpt monitoringsmechanisme, steunt de nieuwe systematiek voor toetredingsonderhandelingen, waarbij de belangrijke hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie en veiligheid) als eerste worden geopend en als laatste worden gesloten, en stelt bij de toetredingsonderhandelingen met IJsland een bevredigende oplossing voor het Icesave-vraagstuk als voorwaarde om de onderhandelingen te kunnen afsluiten.

  • Voor Nederland is leidend dat landen die zich goed hervormen, in aanmerking komen voor een brede samenwerking met de EU, waaronder voor extra steun (more for more). Waar hervormingen uitblijven, zal de EU minder veelomvattende relaties aangaan en moet hulp juist worden gekort (less for less), en in het ergste geval worden sancties genomen (Syrië, Wit-Rusland).

  • Nederland zet zich in voor het ondersteunen van hervormings- en democratiseringsprocessen in de Arabische regio en een actieve rol van de EU bij het Midden-Oosten Vredesproces ter bevordering van stabiliteit in het Zuidelijk Nabuurschap.

  • Conditionaliteit bij hulp aan derde landen. Nederland pleit bij relaties tussen de EU en derde landen voor wederkerigheid. In visumtrajecten met een select aantal nabuurschapslanden en met de ACS-landen op basis van het verdrag van Cotonou dringt Nederland aan op het nakomen van verplichtingen op het gebied van migratie (waaronder terug- en overname), grensbeheer, georganiseerde misdaad en mensenrechten.

  • Nederland houdt in 2013 vinger aan de pols bij de uitvoering van de nieuwe benadering ten aanzien van begrotingssteun, die door de Raad werd bekrachtigd. Nederland zal niet instemmen met EU-begrotingssteun aan landen die onder de maat presteren op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat of die hun eigen ontwikkeling kunnen financieren.

  • Nederland pleit voor een geïntegreerd extern beleid om stabiliteit, veiligheid en ontwikkeling in de wereld te bevorderen. Daarbij hoort afronding van de onderhandelingen met de Afrikaanse landen van Economic Partnership Agreements (vrijhandelsverdragen) en modernisering van het Europees ontwikkelingsbeleid (focus, differentiatie, meer aandacht voor de rol van de private sector en innovatieve financiële instrumenten), ook in het EOF.

  • Ook in 2013 schenkt Nederland bijzondere aandacht aan de strategische relatie van de EU met de Verenigde Staten, China, Rusland, India, Brazilië en Japan. Toppen met deze landen moeten effectief worden voorbereid en resulteren in concrete resultaten .

  • Nederland moedigt de afsluiting van bilaterale vrijhandelsakkoorden aan.

  • In 2013 wordt een aantal nationale goedkeuringen van EU-verdragen naar verwachting afgerond (Associatieakkoord EU-Centraal Amerika; Vrijhandelsakkoord EU-Colombia/Peru).

  • Nederland wil dat het vrijhandelsakkoord EU-Canada op een ambitieuze wijze wordt afgerond, die bijdraagt aan een vergroting van de wederzijdse handel en investeringen. Tevens wil Nederland dat het vrijhandelsakkoord EU-India succesvol wordt afgerond.

  • De mogelijkheden die Nederland heeft om het extern beleid van de Unie mede vorm te geven liggen in proactieve diplomatie, zowel in lidstaten als bij Europese instellingen. Die proactieve diplomatie kan de vorm aannemen van bilaterale demarches, het zoeken van coalities (in Benelux-kader en breder), een coherente inzet in de Raad en een actief detacheringsbeleid bij Europese instellingen, in het bijzonder bij de EDEO.

3.3 Een hechtere Europese waardengemeenschap

Dit artikelonderdeel heeft vooral betrekking op de pijler vrijheid.

De EU is een Unie van waarden (democratie, rechtsstaat, vrijheid, mensenrechten). Deze waarden komen o.a. tot uitdrukking in het acquis dat geldt voor de Lidstaten en de politieke Kopenhagen-criteria voor potentiële toetreders. Deze waarden vormen tevens de basis voor het EU buitenlandbeleid.

De financiële- en beleidsinstrumenten zijn met name gericht op:

  • Raad van Europa: Nederland richt zich hierbij op de dossiers vrijheid van godsdienst, internetvrijheid en LGBT rechten. Ook wil Nederland bijdragen aan verdergaande hervorming van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en aan een zorgvuldig voorbereide toetreding van de EU tot het EVRM. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Straatsburg speelt daarbij een centrale rol door goede betrekkingen en, indien opportuun, regelmatig overleg met het secretariaat van de Raad van Europa, permanente vertegenwoordigingen van andere lidstaten en met de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee (PACE) van de Raad van Europa.

  • Europese Unie. Nederland verkent, zoveel mogelijk samen met gelijkgestemde lidstaten, de mogelijkheid en toegevoegde waarde van de instelling van een additioneel mechanisme om ontwikkelingen in de lidstaten ten aanzien van de rechtsstaat, in de brede zin des woords, tegen het licht te houden en in een dialoog tussen lidstaten aan de orde te stellen.

3.4 Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

Bij dit artikelonderdeel wordt gewerkt aan alle drie de pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid). Dit onderdeel is in een aparte tabel in de beleidsagenda opgenomen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Jaarlijkse bijdrage aan de Benelux. Het Benelux-verdrag dient twee doelen: het vervullen van een voortrekkersrol binnen de Europese Unie en grensoverschrijdende samenwerking, vooral op het gebied van economie, duurzame ontwikkeling en justitie/binnenlandse zaken

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • De Nederlandse vertegenwoordigingen in de 27 EU-lidstaten spelen, samen met de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel, een belangrijke rol bij de behartiging van de Nederlandse belangen in de verschillende EU-besluitvormingsprocessen. Zij geven uitvoering aan de beleidsinzet op de volgende wijze:

    • Bilaterale betrekkingen te onderhouden ten behoeve van identificatie van mogelijke coalities (ook door middel van strategische detacheringen in hoofdsteden, o.a. tijdens EU-voorzitterschappen).

    • Standpunten uit te wisselen.

    • Uitgebreide rapportages te ontvangen over relevante ontwikkelingen die de standpuntbepaling in de EU te kunnen beïnvloeden – bijvoorbeeld in aanloop naar de Europese Raden, RBZ, RAZ, of JBZ-Raden – maar evenzeer op specifieke Europese dossiers die in 2013 van bijzonder belang zijn. Beïnvloeding van EU-besluitvormingsprocessen gebeurt immers niet alleen in Brussel, maar ook in de hoofdsteden.

    • Het vervullen van een voortrekkersrol binnen de EU en grensoverschrijdende samenwerking, vooral op het gebied van economie, duurzame ontwikkeling en justitie/binnenlandse zaken. Er vindt regelmatig Benelux-overleg plaats voorafgaand aan EU-raden en waar nodig ook met andere regionale samenwerkingsverbanden zoals Visegrad en de Baltische staten.

  • Met verschillende landen vinden bilaterale conferenties plaats. Zo staan er voor 2013 bilaterale conferenties gepland met:

    • het Verenigd Koninkrijk (Apeldoornconferentie in Nederland)

    • Polen (Utrechtconferentie in voorjaar 2013 in Nederland; Geremek-lezing in najaar 2013 in Polen)

    • Frankrijk (Samenwerkingsraad in Nederland)

    • Duitsland (mogelijke bijeenkomst van Nederlands-Duits Forum, opvolger van de Nederlands-Duitse conferentie).

    • Bredere samenwerking in Europa (o.a. in het kader van Raad van Europa) met Turkije en Rusland. Met Turkije vindt in 2013 de Wittenburg conferentie plaats (dit jaar in Turkije). Met Rusland viert Nederland een bilateraal jaar (NLRF2013).

Artikel 4: Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

A: Algemene Doelstelling

Het bestrijden van structurele armoede en het bevorderen van duurzame economische groei en zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden.

Duurzame economische groei en een overheid die deze groei mogelijk maakt en doeltreffend armoedebeleid voert, leiden tot zelfredzaamheid. Meewegen van ontwikkelingsbelangen in nationale en internationale beleidsvoering – beleidscoherentie voor ontwikkeling – voorkomt negatieve gevolgen van niet-hulpbeleid op ontwikkeling. Hiermee worden ontwikkelingslanden op termijn minder afhankelijk van hulp.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft een financierende rol:

  • De minister financiert diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling en armoedevermindering, uitgevoerd door multilaterale instellingen, internationale organisaties, lokale overheden, centrale programma uitvoerders, via ambassades of via publiek-private partnerschappen.

  • Daarnaast vindt niet-geoormerkte financiering plaats van verschillende multilaterale instellingen die een sleutelrol spelen bij de aanpak van armoedebestrijding vraagstukken.

De minister heeft een regisserende rol:

  • De regisserende rol van de minister komt tot uiting in het coördineren van verschillende initiatieven op het gebied van private sector ontwikkeling, voedselzekerheid en armoedebeleid.

  • In multilateraal verband speelt de minister een effectieve rol in het debat over grotere effectiviteit en hervorming van armoedebestrijding en over onder andere innovatieve financiering, marktontwikkeling en markttoegang.

  • Daarnaast speelt de minister een centrale rol in het ontsluiten van de Nederlandse kennis en kunde op gebied van voedselzekerheid, bijvoorbeeld door het stimuleren van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.

De minister heeft een stimulerende rol:

  • Op gebied van voedselzekerheid wordt ingezet via intensieve samenwerking en een mix van doelgerichte activiteiten en instrumenten (bilateraal, multilateraal, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de private sector). De totale inzet op het gebied van private sector ontwikkeling is via de steun aan diverse nationale en internationale programma’s die het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden stimuleren. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het ministerie van EL&I.

  • Op het gebied van armoedebestrijding bestaat de stimulerende rol van de minister ook uit het bevorderen van effectief, resultaatgericht en transparant armoedebeleid, zodat belastinggelden verantwoord worden besteed en samenwerking met private en maatschappelijke partners beter gefundeerd.

C: Beleidswijzigingen

  • Voor alle bedrijfsleven instrumenten wordt gewerkt binnen een geformaliseerd Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-kader, gebaseerd op de hernieuwde OESO richtlijnen. Bij uitwerking wordt het proportionaliteitsbeginsel toegepast en zal erop worden toegezien dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven beperkt blijven.

  • Tevens worden instrumenten meer resultaatgericht ingericht, gemonitord en geëvalueerd, zodat hun ontwikkelingsimpact duidelijker wordt.

  • Bevordering van nauwere samenwerking tussen publieke en private partijen in de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s.

  • Aanscherping van doelen en indicatoren voor beleidscoherentie voor ontwikkeling en betere monitoring en evaluatie van de gevolgen van coherentiebeleid voor individuele partnerlanden.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
     

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

   

772 054

1 592 662

764 287

673 937

508 602

568 776

867 482

                     

Uitgaven:

                 
                     

Programma-uitgaven totaal

829 593

790 734

938 979

1 033 877

1 100 414

1 135 529

1 434 235

 

waarvan juridisch verplicht

       

95%

       
                     

4.1

Voedselzekerheid

   

0

242 033

303 105

396 612

436 295

436 295

436 295

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

113 992

144 347

152 670

152 670

152 670

                     
 

Multilateraal

       

33 600

35 800

35 800

35 800

35 800

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan IFDC/CGIAR/IFPRI

   

33 600

       
                     
 

Maatschappelijk

Subsidie

NUFFIC

   

15 000

30 000

30 000

30 000

30 000

                     
 

Bedrijfsleven

       

140 513

186 465

217 825

217 825

217 825

   

Subsidie

waarvan Agriterra

   

12 310

       
     

waarvan IDH

   

25 195

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan IFC/FMO

   

46 390

       
     

waarvan PPP via Agentschap NL,IDH

   

44 048

       
                     

4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

451 717

195 596

269 236

226 278

232 076

267 191

565 897

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

50 474

24 288

24 195

24 195

24 195

     

waarvan macrosteun

   

33 000

       
                     
 

Multilateraal

       

277 601

294 370

283 960

283 960

283 960

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan WB/Afdb

   

44 402

       
     

waarvan UNDP

   

55 500

       
     

waarvan UNCEF

   

34 000

       
     

waarvan multilatere banken en fondsen

   

119 139

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

   

13 178

12 878

12 166

12 166

12 166

                     
 

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen in BNP en/of toerekeningen

   

– 72 017

– 105 258

– 88 245

– 53 130

245 576

                     

4.3

Private sector ontwikkeling

372 037

346 295

359 678

404 027

425 733

425 733

425 733

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

58 366

56 995

39 825

39 825

39 825

                     
 

Multilateraal

       

60 560

65 218

64 822

64 822

64 822

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan WB/WTO/WHO

   

16 649

       
     

waarvan WB/WTO/WHO

   

18 182

       
     

waarvan WB/IFC/FMO/AfDB

   

11 514

       
     

waarvan PIDG

   

12 743

       
                     
 

Maatschappelijk

Overig

Diversen

   

24 450

18 986

24 614

24 614

24 614

                     
 

Bedrijfsleven

       

216 302

262 828

296 472

296 472

296 472

   

Subsidie

waarvan FMO

   

26 484

       
     

waarvan PUM

   

12 540

       
   

Bijdragen ZBO

waarvan ORIO via Agentschap NL

   

66 200

       
     

waarvan PSI via Agentschap NL

   

79 043

       
   

Bijdragen baten-lasten dienst

waarvan CBI

   

25 026

       
                     

4.4

Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering

5 839

6 810

6 960

6 960

6 310

6 310

6 310

                     
 

niet kanaalgerelateerd

Bijdragen aan (mede)overheden

NBSO (via EL&I)

   

6 960

6 960

6 310

6 310

6 310

                     

Ontvangsten

   

34 523

25 336

57 363

55 539

48 941

44 499

46 161

                   

4.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

   

34 523

25 336

57 363

55 539

48 941

44 499

46 161

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 4

Artikel 4

D2: Budgetflexibiliteit

Voor het artikelonderdeel voedselzekerheid zijn de bijdragen aan kennisinstituten en ten behoeve van het onderzoek op voedselzekerheid voor het grootste deel nog niet juridisch verplicht. Ook de geplande uitgaven voor landrechten, remote sensing en markttoegang kent nog een deel wat nog niet is overeengekomen met een contractpartij. De bijdrage aan het artikelonderdeel effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden is volledig juridisch verplicht. Voor het onderdeel private sectorontwikkeling is het merendeel juridisch verplicht als gevolg van de overeengekomen bijdragen voor ORIO, PSI, PUM, FMO en CBI.

E: Artikelonderdelen

4.1: Voedselzekerheid

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

Nederland maakt zich sterk voor een toename van duurzaam geproduceerd voedsel en voor verbetering van de toegang tot voedsel van voldoende kwaliteit. Met investeringen in de efficiëntie van markten en verbetering van het ondernemingsklimaat worden kansen en mogelijkheden van de private sector vergroot om bij te dragen aan de vergroting van voedselzekerheid6.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Bijdragen aan landenspecifieke programma’s en via multilaterale programma’s als Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP) en International Fund for Agricultural Development (IFAD) ter verhoging van duurzame voedselproductie in de partnerlanden. Deze initiatieven richten zich op verhoging van land- en arbeidsproductiviteit met efficiënt gebruik en duurzaam beheer van schaarse hulpbronnen als land, water, nutriënten, biodiversiteit en energie.

  • Bijdragen via multi- en bilaterale kanalen (onder andere UNICEF en GAIN) ter verbetering van de toegang tot voldoende kwalitatief voedsel . In Indonesië vindt bijvoorbeeld diversificatie in voeding plaats via steun aan duurzame visserij en visteelt en vinden kleine boeren beter aansluiting op de markt voor melkproducten.

  • Bevordering van efficiëntie van markten, bijvoorbeeld via steun aan 2SCALE. Dit programma verhoogt de beschikbaarheid van voedsel op lokale en regionale markten in acht partnerlanden door handelsbarrières weg te nemen en markttransparantie te vergroten. Ook de bilaterale programma’s zijn hier op gericht. Bijvoorbeeld in Mozambique, waar de handel wordt gestimuleerd door te investeren in de Beira Agricultural Growth Corridor.

  • Verbetering van het (rurale) ondernemingsklimaat via een mix van doelgerichte activiteiten en instrumenten. Met FMO’s MASSIF+, een ontwikkelingsfonds voor de financiële sector, wordt het aanbod van krediet en financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het micro, midden- en kleinbedrijf (MMKB) in de agro-food sector en/of in rurale gebieden vergroot. Er wordt geïnvesteerd in versterking van land governance via onder andere de International Land Coalition, maar ook via het bilaterale kanaal. Verbetering van het naleven van wetgeving en rechtsgelijkheid wordt nagestreefd in bijvoorbeeld Rwanda, waar wordt ingezet op landadministratie, en in Mozambique, waar lokale gemeenschappen worden geholpen om hun recht op landgebruik beter te beschermen. Kennis en vaardigheden voor rurale ontwikkeling wordt bewerkstelligd door verbetering van beroepsonderwijs relevant voor het vergroten van voedselzekerheid via het publiek private partnerschap Learn4Work en post-secondaire skills development programma’s als Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions (NICHE) en Netherlands Fellowship Programme (NFP). Boeren- en boerinnenorganisaties worden versterkt via Agriterra (Programma Ondersteuning Producentenorganisaties-POP), AgriProFocus en Agricord.

  • Alle vier hiervoor genoemde pijlers van het voedselzekerheidsbeleid worden ondersteund door een kennisagenda. Er wordt geïnvesteerd in kennisdeling en onderzoek door kennisinstellingen ter ondersteuning van voedselzekerheid in de bilaterale ambassadeprogramma’s en ten behoeve van een beter begrip van de mondiale uitdagingen op voedselzekerheid en private sector ontwikkeling. Daarnaast wordt internationaal landbouwonderzoek gesteund via de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).

4.2: Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart. Nederland richt zich op het bereiken van zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden met behulp van het beleid op de vier speerpunten en via bilaterale en multilaterale ondersteuning van het creëren van optimale omstandigheden voor duurzame economische groei. Met name het doorsnijdende thema goed bestuur is hierbij van belang.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Bijdragen aan de begroting van de Internationale Financiële Instellingen via middelenaanvulling, kapitaalverhogingen en specifieke programma’s of trustfondsen ter bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden over een breed spectrum aan sectoren, o.a. op terrein van economische en sociale sectoren.

  • Compensatie van de Wereldbank (IDA) en regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichting geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte een sterker eigen armoedebeleid te voeren.

  • Nederland ondersteunt een aantal multilaterale systeemorganisaties die, behalve dat zij direct werkzaam zijn op het terrein van armoedebestrijding, ook van groot belang zijn voor het effectief functioneren van het multilaterale kanaal en het versterken van armoedebeleid in ontwikkelingslanden. Het betreft de Wereldbank, UNDP en UNICEF.

  • Nederland draagt via het Partnerschapsprogramma met de ILO bij aan het bevorderen van de sociale rechtvaardigheid, het creëren van kansen op de arbeidsmarkt en verbetering van economische en werkomstandigheden, alsook het bevorderen van de sociale dialoog in ontwikkelingslanden.

  • Het Nederlandse multilaterale assistent-deskundigen programma draagt bij aan capaciteitsopbouw van deskundigen in ontwikkelingslanden en aan het versterken van de invloed van ontwikkelingslanden in internationale organisaties.

  • Ter versterking van Domestic resource mobilisation wordt met het ministerie van Financiën/ Belastingdienst en multilaterale organisaties (IMF) ingezet op capaciteitsopbouw van belastingdiensten in partnerlanden. In internationaal verband blijft tegengaan van belastingontwijking- en ontduiking uit ontwikkelingslanden van belang. Met Financiën wordt aan het OESO «tax inspectors without borders» initiatief bijgedragen.

  • Toegang tot schaarse Internationale Publieke Goederen (IPG’s)- essentieel voor effectief armoedebeleid -vraagt om internationale samenwerking, waarbij (belangen van) arme ontwikkelingslanden bij onderhandelingen over internationale spelregels meetellen.

  • In nauwe samenwerking met betrokken departementen werkt BZ aan uitvoering en monitoring van de praktische beleidsagenda7 voor versterking van de ontwikkelingsdimensie van vijf prioritaire IPG’s. Vanaf 2013 zal de regering het parlement elke twee jaar informeren over de voortgang.

4.3 Private sector ontwikkeling

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart. Nederland draagt bij aan ontwikkeling van de private sector die leidt tot duurzame economische groei en die bijdraagt aan verbetering van de uitgangspositie van de armen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Verbetering van wet- en regelgeving via multi- en bilaterale kanalen (o.a. Wereldbank).

  • Toename van de rechtszekerheid, een effectief en transparant belastingstelsel en actieve bestrijding van corruptie leiden onder andere tot een beter investeringsklimaat, hetgeen tot uiting komt in verbeterde scores op de indicatoren van de Doing Business Index en Corruption Perception Index.

  • Toegang tot en gebruik van ontwikkelingsrelevante en betrouwbare infrastructuur leidt tot grotere economische bedrijvigheid. Hier wordt onder andere aan bijgedragen door programma’s als Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET), het Infrastructure Development Fund (IDF) van de FMO en Private Infrastructure Development Group (PIDG).

  • Met bijvoorbeeld het FOM-MASSIF programma wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Verbeterde toegang tot bijvoorbeeld kredieten en verzekeringen vergroot de mogelijkheden om economische initiatieven te ontplooien.

  • Opbouw van kennis en capaciteit bij het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden leidt onder andere tot toename van ondernemerschap en gekwalificeerd personeel, toename van het aantal bedrijven en toename van de overheidsinkomsten door middel van belastingafdrachten. Hieraan wordt onder andere bijgedragen door middel van het PSI programma.

  • Verbeterde toegang van bedrijven in ontwikkelingslanden tot nationale, regionale en internationale markten leidt tot meer handel. Onder andere de inzet van het CBI is hierop gericht.

4.4 Ondersteuning Nederlandse handels- en investeringsbevordering

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

Het financiële instrument is gericht op:

  • Het ondersteunen van Nederlandse bedrijven bij het betreden van kansrijke markten, via steun aan Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s).

De middelen voor de financiering van de NBSO’s worden per 1 januari 2013 overgedragen aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De hoogte van het over te dragen bedrag wordt nog vastgesteld en per voorjaarsnota 2013 verwerkt.

Artikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling.

A: Algemene Doelstelling

Bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van duurzame sociale en economische ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mensen, mannen én vrouwen, om zich te ontplooien en door een maatschappelijk middenveld te versterken dat stem geeft aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid, ondernemingen en instituties.

De investering in menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling draagt rechtstreeks bij aan vijf van de acht millenniumdoelstellingen. Ook is het een noodzakelijke voorwaarde voor zelfredzaamheid en duurzame economische ontwikkeling. Door te investeren in onderwijs, in seksuele gezondheid, in gendergelijkheid en in sterke maatschappelijke organisaties wordt bevorderd dat mensen, mannen én vrouwen, jongens en meisjes, zich optimaal kunnen ontplooien en een gezond en productief leven kunnen leiden dat bijdraagt aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft een stimulerende rol op de volgende gebieden:

  • Op het gebied van hoger onderwijs geeft de minister een financiële impuls aan de versterking van hoger onderwijs via NICHE en NFP, innovatieve onderwijsactiviteiten ter ondersteuning van de speerpunten in de partnerlanden, het Global Partnership for Education en het Kennisplatform Development Policies.

  • Het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden wordt gesteund met een financiële impuls, via onder meer MFS-II, VMP en SNV.

  • Het behalen van MDG 5 en 6 en het versterken van seksuele gezondheid wordt gesteund met een financiële impuls van EUR 400 miljoen via het ondersteunen van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven en overheden.

  • Voor het speerpuntdoorsnijdende thema gender heeft de minister een stimulerende rol op het gebied van het bevorderen van leiderschap, macht en zelfredzaamheid van vrouwen. Een financiële impuls van EUR 42 miljoen wordt ingezet via onder andere het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma.

Daarnaast heeft de minister tevens een regisserende rol:

  • Om de constructieve rol van het maatschappelijk middenveld in ontwikkeling te faciliteren stemt Nederland internationaal af in onder andere EU en OESO/DAC verband.

  • Nederland is een actief pleitbezorger voor seksuele en reproductieve gezondheidsrechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora met een actieve rol in de voorbereidingen voor ICPD+20, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden en in de samenwerking met NGOs.

  • Nederland heeft een actieve rol als pleitbezorger voor vrouwenrechten, onder meer in multilaterale fora (VN, OESO/DAC), in de bilaterale dialoog en via ondersteuning van NGO’s.

C: Beleidswijzigingen

  • Op basis van evaluatiebevindingen die in 2012 beschikbaar zijn gekomen wordt de nieuwe fase van het programma voor capaciteitsversterking in het hoger onderwijs NICHE en het beurzenprogramma NFP aangepast.

  • De beleidsvoornemens voor 2013 voor het speerpunt seksuele gezondheid zijn uitgewerkt in de Kamerbrief 32 605 nr. 93. De beleidsvoornemens hebben een sterkere nadruk op jongeren, toegang tot medicijnen en middelen, geïntegreerde dienstverlening en het bevorderen van seksuele en reproductieve rechten.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                     

Verplichtingen

448 071

853 802

331 241

486 654

584 821

584 821

584 821

                     

Uitgaven:

             
                     

Programma-uitgaven totaal

1 298 033

1 118 099

1 078 152

1 061 258

1 077 823

1 077 823

1 077 823

 

waarvan juridisch verplicht

   

97%

       
                     

5.1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten

314 148

232 006

198 600

169 996

158 896

158 896

158 896

                     
 

Bilateraal

       

69 804

38 100

17 000

17 000

17 000

 

Onderwijs

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

69 804

       
                     
 

Multilateraal

       

33 000

44 000

44 000

44 000

44 000

 

Onderwijs

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

3 000

       
                     
 

Onderzoek en innovatie

Bijdragen (inter)nationale organisaties

GPE

   

30 000

       
                     
 

Maatschappelijk

       

95 796

87 896

97 896

97 896

97 896

 

Onderwijs

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Beroepsonderwijs

   

7 000

       
   

Subsidies

NUFFIC

   

60 000

       
                     
 

Onderzoek en innovatie

Subsidies

Diversen

   

28 796

       
                     
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Diversen

   

24 000

       
                     

5.2

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

549 001

473 808

456 125

449 000

449 000

449 000

449 000

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

125

0

0

0

0

                     
 

Maatschappelijk

       

456 000

449 000

449 000

449 000

449 000

   

Subsidies

     

456 000

       
     

waarvan MFS

   

382 000

       
     

waarvan SNV

   

60 000

       
     

waarvan VMP

   

13 000

       
                     

5.3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

38 951

41 427

42 470

44 506

43 261

43 261

43 261

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

8 027

5 830

5 122

5 122

5 122

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNIFEM

   

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

                     
 

Maatschappelijk

Subsidies

FLOW

   

28 443

32 676

32 139

32 139

32 139

                     

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van hiv/aids

395 933

370 858

380 957

397 756

426 666

426 666

426 666

                     
 

Bilateraal

       

94 856

96 989

97 049

97 049

97 049

 

HIV/aids

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

13 740

       
                     
 

SRGR

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

43 037

       
                     
 

Gezondheid algemeen

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

38 079

       
                     
 

Multilateraal

       

220 104

224 220

232 220

232 220

232 220

 

HIV/aids

       

75 000

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNAIDS

   

20 000

       
     

GFATM

   

55 000

       
                     
 

SRGR

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNFPA

   

81 000

       
                     
 

Gezondheid algemeen

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

64 104

       
     

GAVI

   

30 000

       
     

HIF

   

15 000

       
     

WHO

   

19 104

       
                     
 

Maatschappelijk

       

65 997

76 547

97 397

97 397

97 397

 

HIV/aids

Subsidies

Key populationfunds

   

17 500

       
                     
 

SRGR

       

48 497

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan PSI, IPPF, IPAS

 

7 500

       
     

waarvan SRGR-fonds

 

30 000

       

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 5

Artikel 5

D2: Budgetflexibiliteit

Voor het onderdeel goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten is het merendeel juridisch vastgelegd. Binnen de geplande uitgave voor basis-/beroeps onderwijs voor de speerpunten, zijn nog geen verplichtingen aangegaan. Onder MFSII zijn de geraamde uitgaven voor versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden volledig juridisch verplicht. Het betreft hier meerjarige contracten die lopen tot en met 2015. Voor het artikelonderdeel gelijke rechten en kansen voor vrouwen is het merendeel juridisch verplicht. Voor enkele geplande programma’s in de MENA-regio zijn nog geen contracten afgesloten. De uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids zijn volledig juridisch verplicht.

E: Artikelonderdeel 5.1 Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Goed onderwijs, een goed opgeleide bevolking en kennisontwikkeling zijn onmisbare ingrediënten voor duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Nederlandse inzet hiervoor dient vooral ter ondersteuning van de prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid. In de bilaterale programma’s voor de speerpunten worden onderwijs- en opleidingscomponenten ingebouwd. Ook de hoger-onderwijs-programma’s ondersteunen de speerpunten.

  • Onderzoek en kennisontwikkeling vinden steeds meer in partnerschappen tussen Nederlandse kennisinstellingen en instellingen in ontwikkelingslanden plaats.

  • Versterking van de capaciteit van het hoger (beroeps)onderwijs en toename van het aantal goed opgeleide mensen in partnerlanden via het NICHE-programma en het NFP en verbetering van de aansluiting tussen hoger onderwijsprogramma’s met de speerpunten. Beide programma’s worden uitgevoerd door Nederlandse kennisinstellingen.

  • Bijdrage aan het Education for All – Fast Track Initiative.

  • Ondersteuning kennisactiviteiten en -trajecten ter vergroting van kennis over duurzame en inclusieve groei in partnerlanden (bijvoorbeeld de IS-academie en het kennisplatform Development Policies).

  • Investeringen in beroepsonderwijs, seksuele voorlichting in schoolcurriculae en voorkomen van schooluitval onder meisjes dragen bij aan resultaten op de vier speerpunten.

  • Versterking van vredesopbouw via basis- en beroepsonderwijs in fragiele staten (UNICEF programma Peacebuilding and Security en Global Partnership for Education).Zie ook art. 2.5 Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden).

  • Verantwoorde afbouw van programma’s voor basisonderwijs heeft plaatsgevonden, in lijn met thematische keuzes in de focusbrief. In Burkina Faso, Ethiopië en Zambia is de onderwijssteun in 2013 volledig beëindigd.

5.2 Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

Een sterk en divers maatschappelijk middenveld is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Burgers spelen een cruciale rol in het bewerkstelligen van politieke en sociaaleconomische ontwikkeling. Internationaal wordt een steeds grotere rol toebedeeld aan maatschappelijke organisaties bij inclusieve groei. Zuidelijke organisaties worden sterker en roepen hun overheden ter verantwoording; wat ook tot politieke spanningen kan leiden. De discussie over het afleggen van rekenschap door maatschappelijke organisaties over hun rol en de ruimte die overheden hen daarvoor bieden, is daardoor actueel. In ontwikkelingskader is – naast financiering – ook internationale politieke aandacht voor de «enabling environment» van belang. De bijdrage vertaalt zich in:

  • Financiering van twintig allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties onder het MFS II programma (periode 2011–2015).

  • Capaciteitsontwikkeling van ngo’s, private sector en lokale overheden in ontwikkelingslanden door de bijdrage aan SNV.

  • De in 2013 nieuw te ontwikkelen visie op de relatie tussen overheid en maatschappelijk middenveld in internationale samenwerking en het bijbehorend instrumentarium voor samenwerking na 2015 moet tot effectievere inzet van middelen leiden en meer duidelijkheid scheppen over respectievelijke rollen en verantwoordelijkheden.

  • Ambassades zijn actief betrokken bij discussies met het maatschappelijk middenveld over «enabling environment».

  • Het vakbondsmedefinancieringsprogramma voor de periode 2013–2016 levert door betere aansluiting bij andere samenwerkingsinspanningen die met ODA-middelen worden gefinancierd een effectievere bijdrage aan duurzame ontwikkeling.

5.3 Gelijke rechten en kansen voor vrouwen.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler vrijheid.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

Gelijke kansen en rechten voor vrouwen, hun volledige deelname aan de maatschappij en besluitvorming zijn van groot belang voor internationale veiligheid en stabiliteit, welvaartscreatie en stabiele groei. Dit is de raison d’etat voor vrouwenemancipatie. Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een van de fundamenten van de democratische rechtsstaat. Dat is de raison d’humanité. De regering voelt zich daarvoor verantwoordelijk en vrouwenemancipatie is daarom beleid. Uitgangspunt van de regering is effectiever beleid door bevordering van gendergelijkheid.

De inzet voor gendergelijkheid verloopt langs twee sporen: een eerste spoor ter bevordering van leiderschap, macht en zelfredzaamheid van vrouwen, en een tweede voor integratie van gendergelijkheid in de pijlers van het buitenlandbeleid en ontwikkelingssamenwerking.

  • Verbetering van de positie van vrouwen in conflictgebieden door uitvoering van het Nederlands Nationaal Actieplan 1325. Dwarsdoorsnijdende thema’s zoals politieke participatie, leiderschap van vrouwen en verbetering van de economische positie van vrouwen worden ondersteund via vredes- en wederopbouwprocessen in zes fragiele staten (Afghanistan, Burundi, Colombia, Democratische Republiek Congo; Soedan en Republiek Zuid-Soedan) en het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

  • Verbetering van kennis bij diplomaten, militairen en ambtenaren om genderaspecten te operationaliseren in hun werk in fragiele staten via de bijdrage aan en organisatie van de Spaans-Nederlandse Training A Comprehensive Approach to Gender in Operations.

  • Verbetering van veiligheid, economische zelfredzaamheid en politieke participatie van vrouwen door ondersteuning die gegeven wordt via het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW).

5.4 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler vrijheid.

In Nederland vinden we het vanzelfsprekend dat iedereen in gezondheid kinderen kan krijgen en dat ook zelf kan bepalen. In heel veel landen in de wereld is dat niet zo. Daar krijgen jongeren geen seksuele voorlichting en hebben veel vrouwen geen toegang tot voorbehoedmiddelen, met ongewenste (tiener)zwangerschappen, hiv-besmetting en onveilige abortussen als gevolg. Veel vrouwen moeten bevallen zonder medische hulp. Culturele taboes en discriminerende wetgeving zorgen ervoor dat op veel plaatsen in de wereld mensen niet eens kunnen uitkomen voor hun seksuele geaardheid. Nederland heeft zich altijd voor deze seksuele rechten ingespannen en zal dat ook in de toekomst blijven doen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Toegenomen dienstverlening met speciale aandacht voor jongeren en voor de integratie van het speerpunt seksuele gezondheid in tenminste de acht partnerlanden.

  • Verbeterde seksuele voorlichting en communicatie voor en door jongeren in tenminste zes van de acht partnerlanden.

  • Vergroting van beschikbaarheid van en toegang tot voorbehoedmiddelen is in tenminste alle acht partnerlanden met een speerpunt seksuele gezondheid en in de 45 landen waar het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security actief is.

  • Verbetering van de kwaliteit en beschikbaarheid van verloskundige hulp in tenminste drie partnerlanden, met nadruk op perifere gebieden.

  • Verbetering van bewustwording over en naleving van seksuele en reproductieve rechten door de organisatie van een mensenrechtenconsultatie in het kader van de voorbereidingen op de ICPD+20 rapportage aan de secretaris generaal van de VN.

  • Bijdrage aan UNFPA.

  • Bijdrage aan UNAIDS ter ondersteuning van de adviserende rol van UNAIDS ten behoeve van nationaal beleid.

  • Bijdrage aan de WHO ten behoeve van het uitoefenen van haar normerende en standaard zettende rol als wel technische ondersteuning van landen bij beleidsvorming en onderzoek op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid.

  • Bijdrage aan lopende mondiale programma’s binnen het GFATM ter bestrijding van HIV/Aids, TB en malaria.

  • Bijdrage aan de Global Alliance for Vaccination and Immunization (GAVI) en het International Finance Facility for Immunization (IFFim).

  • Speciale Programma’s ten behoeve van «Key Populations», onderzoek en andere ondersteunende en innovatieve activiteiten.

  • Het Health Insurance Fund om te werken aan alternatieven voor meer duurzame financiering van de gezondheidszorg.

Artikel 6: Duurzaam milieu- en waterbeheer

A: Algemene Doelstelling

Het bevorderen van een duurzame en veilige leefomgeving en armoedevermindering door verantwoord milieu- en waterbeheer.

Als gevolg van een groeiende wereldbevolking en toenemende consumptie wordt de draagkracht van de aarde zwaar op de proef gesteld. Internationale samenwerking is van groot belang om zeker te stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen en water beschikbaar zullen blijven voor huidige en toekomstige generaties. Water is een speerpunt van het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Op mondiaal niveau is sprake van toenemende waterschaarste, wateroverlast en watervervuiling, waardoor de kans op conflicten toeneemt. De toename van de wereldbevolking en klimaatverandering zetten de waterproblematiek verder op scherp. Milieu en klimaat zijn dwarsdoorsnijdende aandachtsgebieden bij de vier speerpunten van het ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder in relatie tot voedselzekerheid en water.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft bij verantwoord milieu- en waterbeheer een regisserende, een stimulerende en een uitvoerende rol. De thema’s worden zoveel mogelijk geïntegreerd in de programmering van ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten.

Bij duurzaam milieu en milieutechnologie gaat het daarbij om:

  • Het regisseren van de aanpak van mondiale problemen op mondiale schaal.

  • Het regisseren van de afstemming met de andere departementen van de Nederlandse positie in Brussel en internationale fora, zoals UNFCCC, voor wat betreft het Europese en internationale milieu- en klimaatbeleid.

  • Het regisseren van verankering van milieu en klimaat in het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, zodat deze een integraal onderdeel vormen van de programma’s binnen de speerpunten, vooral binnen water en voedselzekerheid.

  • Promotie van duurzaam milieugebruik in ontwikkelingslanden, door verbetering van beleid, wet- en regelgeving en door programma’s, gericht op water, milieu en duurzame energie.

  • Het stimuleren van de invulling van de internationale toezeggingen op het gebied van mitigatie en adaptatie in ontwikkelingslanden.

  • Het uitvoeren van het duurzame energie programma en milieuprogramma’s.

Bij integraal waterbeheer, drinkwater en sanitatie gaat het om:

  • Het regisseren van het verbeteren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.

  • Het promoten van inzet van Nederlandse deskundigheid bij het realiseren van ontwikkelingsdoelstellingen.

  • Het stimuleren van efficiënt watergebruik vooral in de landbouw, verhoging van waterproductiviteit en verbeterd beheer van stroomgebied en veilige delta’s.

  • Stimulering van verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

  • Het regisseren van nationale en internationale inzet ter voorkoming en het oplossen van grensoverschrijdende waterconflicten.

  • Het uitvoeren van het programma «integraal waterbeheer, drinkwater en sanitatie».

C: Beleidswijzigingen

  • Het programma voor klimaatfinanciering «Fast start finance» (2010–2012) loopt in 2012 af. In de EU wordt gewerkt aan afspraken over een groeipad om te voldoen aan de afspraak om als rijke landen in 2020 100 miljard USD per jaar te mobiliseren uit publieke, private en alternatieve bronnen. Nederland handhaaft daarom in 2013 het huidige niveau van klimaatfinanciering (100 miljoen Euro per jaar voor activiteiten met als hoofddoel klimaat) en blijft zich daarnaast sterk maken voor het integreren van klimaat in de bestaande ontwikkelingssamenwerking om een beperkte stijging van de klimaatfinanciering realiseren.

  • In de in 2012 afgeronde beleidsdoorlichting op het gebied van drinkwater en sanitatie wordt het belang van duurzame voorzieningen benadrukt. In subsidiebeschikkingen wordt daarom een duurzaamheidsclausule opgenomen over het functioneren van voorzieningen en de kwaliteit van het geleverde water.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Duurzaam water- en milieubeheer

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

   

170 255

686 464

533 944

307 216

177 171

177 171

177 171

                     

Uitgaven:

                 
                     

Programma-uitgaven totaal

   

426 532

414 816

397 960

439 858

464 824

464 824

464 824

 

waarvan juridisch verplicht

       

93%

       
                     

6.1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

259 142

234 459

206 983

207 697

221 667

221 667

221 667

                     
 

Bilateraal

       

52 533

27 505

22 475

22 475

22 475

 

Milieubeleid

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

20 288

       
                     
 

Klimaat en energie

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

32 245

       
                     
 

Multilateraal

       

85 678

83 641

86 021

86 021

86 021

 

Milieubeleid

Bijdragen (inter)nationale organisaties

     

40 997

       
     

waarvan UNDP, WB, ITTO,BMZ

   

14 291

       
     

waarvan UNEP

   

7 140

       
     

waarvan GEF/Montreal

   

19 426

       
                     
 

Klimaat en energie

Bijdragen (inter)nationale organisaties

     

44 681

       
     

WB, IFAD, UNDP , GTZ

   

24 681

       
     

LDCF

   

20 000

       
                     
 

Maatschappelijk

       

37 372

69 119

84 339

84 339

84 339

 

Milieubeleid

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan Commissie MER, WWF, WRI, PBL, Tropenbos, IUCN, Peace Parks

   

35 475

       
                     
 

Klimaat en energie

       

9 897

       
   

Subsidies

waarvan HIVOS

   

8 665

       
                     
 

Bedrijfsleven

       

30 630

26 920

28 320

28 320

28 320

 

Milieubeleid

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan BGP, Both Ends

   

4 510

       
                     
 

Klimaat en energie

       

26 120

       
   

Subsidies

FMO

   

6 910

       
   

Bijdragenovereenkomst

PREP

   

19 210

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

770

512

512

512

512

 

Klimaat en energie

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Diversen

   

770

       
                     
                     

6.2

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden/partnerlanden

167 390

180 357

190 977

232 161

243 157

243 157

243 157

                     
 

Bilateraal

       

126 401

131 071

149 013

149 013

149 013

 

Waterbeheer

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

80 650

       
                     
 

Drinkwater en Sanitatie

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

45 751

       
                     
 

Multilateraal

       

39 101

64 990

60 336

60 336

60 336

 

Waterbeheer

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan UNESCO-IHE, WB

   

20 861

       
                     
 

Drinkwater en Sanitatie

Bijdragen (inter)nationale organisaties

AfDB, UNOPS, UN HABITAT, UNDESA, UNICEF, WB

   

18 240

       
                     
 

Maatschappelijk

       

7 811

9 827

9 272

9 272

9 272

 

Waterbeheer

Bijdragenovereenkomst

NGO"s

   

2 491

       
                     
 

Drinkwater en Sanitatie

Bijdragenovereenkomst

PLAN NL, Transparency Int, Stichting Waste, RED Cross, IRC

   

5 320

       
                     
 

Bedrijfsleven

       

17 664

26 273

24 536

24 536

24 536

 

Waterbeheer

Bijdragen (inter)nationale organisaties

PPP's

   

7 784

       

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 6

Artikel 6

D2: Budgetflexibiliteit

Het merendeel van de geplande uitgaven is juridisch verplicht. Binnen het artikelonderdeel duurzaam milieugebruik wereldwijd gaat het om lopende programma’s die in 2012 zijn gestart. Voor het onderdeel efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden zijn de meeste juridisch verplicht. In een aantal gevallen dient de overeenkomst binnen de landenprogramma’s nog te worden aangegaan conform de planning zoals opgenomen in de MJSP’s.

E: Artikelonderdelen

6.1 Duurzaam milieugebruik wereldwijd

Een duurzaam milieu draagt bij aan de pijler welvaart. Nederland richt zich op economische groei die niet ten koste gaat van cruciale ecosystemen, zodat deze groei ook op de lange termijn kan worden gewaarborgd en internationale publieke goederen (zoals klimaat, ecosystemen en grondstoffen) worden veiliggesteld.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • In de beleidsontwikkeling worden milieu en klimaat verankerd in de speerpunten van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, vooral binnen de prioriteiten water en voedselzekerheid.

  • De bestaande bilaterale programma’s op het gebied van milieu en duurzame energie worden na verankering in de bovengenoemde thema’s vanaf 2013 uitgefaseerd.

  • Via het Promoting Renewable Energy Programme wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energie in Sub-Sahara Afrika en Indonesië. Er wordt samengewerkt met multilaterale organisaties, andere donorlanden en met Nederlandse organisaties en bedrijven zoals FMO, Nuon, Philips, HIVOS, ECN en de Vrije Universiteit. Beoogd resultaat is het vergroten van de toegang tot moderne vormen van energie voor armen in ontwikkelingslanden door middel van capaciteitsopbouw, investeringen in diverse hernieuwbare energie technologieën en marktontwikkeling.

  • Via de Global Environment Facility (GEF) wordt uitvoering gegeven aan de internationale milieuverdragen voor klimaatverandering, biodiversiteit, duurzaam landgebruik, internationale wateren en niet-afbreekbare organische giftige stoffen.

  • Bijdrage aan klimaatprogramma’s binnen het mondiale fonds Least Developed Country Fund.

  • Nederland draagt bij aan de zes thematische prioriteiten van het United Nations Environment Program (UNEP): klimaatverandering, rampen en conflicten, ecosysteem beheer, milieubestuur, schadelijke stoffen en gevaarlijk afval en duurzame consumptie en productie.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Via politieke lobby en agendering bijdragen aan de totstandkoming van een bindend klimaatakkoord en de financiële architectuur (o.a. het Green Climate Fund), die conform de afspraken van Durban (2011) moeten bijdragen aan a) emissiereductie in ontwikkelde en opkomende economieën, b) een gelijk speelveld voor het (Nederlandse en Europese) bedrijfsleven, c) de aanpassing aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden, d) en de financiering daarvoor.

  • Via de CIM (Coördinatie Internationaal Milieubeleid) het EU-beleid en de inzet in internationale fora interdepartementaal afstemmen.

  • Het verbeteren van de nationale en internationale samenhang tussen verschillende beleidsterreinen (economie, handel, landbouw- en visserij) in lijn met bestaande afspraken over milieudoelen.

6.2 Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden

Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen draagt primair bij aan de pijler welvaart en in mindere mate aan internationale veiligheid en rechtsorde. De focus van de Nederlandse inzet op het thema water is gericht op drie sub-thema’s:

  • Efficiënt watergebruik, in belangrijke mate in de landbouw;

  • Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s;

  • Verbeterde toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Het ondersteunen van programma’s gericht op het verhogen van de waterproductiviteit in partnerlanden.

  • Het leveren van financiële en technische ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van plannen voor duurzame economische groei en waterveiligheid in minimaal acht stroomgebieden en delta’s (in Bangladesh, Benin, Ghana, Indonesië, Kenia, Mali, Mozambique en Vietnam).

  • Het leveren van een financiële en technische bijdrage aan grensoverschrijdende bemiddeling en gezamenlijk stroomgebiedbeheer in minimaal zeven grote stroomgebieden, grondwatersystemen en delta’s (Brahmaputra, Incomati, Mekong, Senegal, West Bank Aquifer en Zambezi). Het realiseren van duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitatie voor 25 miljoen mensen meer ten opzichte van 2010, zowel in steden als op het platteland.

  • Toepassing van een integrale benadering van watermanagement en milieu in minimaal 10 steden als het kader voor het beheer van drinkwatervoorziening, sanitatie (inclusief vast afval), afvalwater en afwatering.

  • Via inzet van technische assistentie, organisatie van trainingen en workshops bijdragen aan vermindering van de spanning over waterbeheer in vijf stroomgebieden.

  • Verbetering van de regelgeving op het gebied van water in vijf landen (Benin, Kenia, Palestijnse Gebieden, Rwanda en Zuid Soedan).

  • Het opzetten van diverse publiek-private partnerschappen ter verbetering van de samenwerking tussen brede watersector in Nederland en in partnerlanden.

  • Het verbeteren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector door de brede sector te betrekken bij de vormgeving en uitvoering van bilaterale en multilaterale programma’s.

Artikel 7: Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

A: Algemene doelstelling

Het verlenen van bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland en zorg dragen dat Nederlanders in het buitenland aan benodigde (reis)documenten kunnen komen.

De minister levert zijn bijdrage aan een gereguleerd personenverkeer door visa af te geven, algemene en individuele ambtsberichten op te stellen en het faciliteren van de samenwerking met niet-EU-staten op het punt van migratie.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft bij welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer een uitvoerende en regisserende rol.

  • Nederlanders in het buitenland krijgen bijstand in situaties waar zij zichzelf niet kunnen helpen of niet door anderen kunnen worden geholpen. Het gaat daarbij om zaken als evacuaties in crisissituaties, bijstand aan gedetineerden en het afgeven van nooddocumenten.

  • Daarnaast speelt de minister een rol in de regulering van het personenverkeer van vreemdelingen naar en van Nederland. De belangrijkste activiteiten op dit terrein zijn de afgifte van visa, afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland, het afnemen van inburgeringsexamens en het legaliseren van documenten.

  • Ook worden, op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken, ambtsberichten uitgebracht en wordt de samenwerking met niet-EU-Lidstaten gefaciliteerd bij onder andere terugkeer en herintegratie van niet tot Nederland toegelaten migranten en de opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Er wordt samengewerkt met een groot aantal binnen- en buitenlandse partners. In de meeste gevallen is sprake van rechtstreekse dienstverlening aan de individuele burger.

  • De afgifte van visa vindt plaats in het kader van de Schengenovereenkomst.

Uitvoeringsverantwoordelijk voor:

  • Visumbeleid kort verblijf van het Koninkrijk der Nederlanden

Indicator als uitvoeringsverantwoordelijke:

Indicator

Realisatie

01.04.10 t/m 31.03.11

Realisatie

01.04.11

t/m

31.03.12

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld

81%

82%

75%

75%

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken

Voor het Schengengebied is de standaard die door de EU visumcode (gestart per 5.4 2010) wordt gehanteerd 15 dagen. Deze periode kan in bijzondere gevallen worden verlengd tot 60 dagen. Over de periode van 1 april 2011 t/m 31 maart 2012 is het gerealiseerde percentage 82%. Echter, als gevolg van de extra inspanning voor de realisatie van regionalisering en doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen is gekozen de streefwaarde van 75% voor 2013 te handhaven.

NB: De doorlooptijd is het aantal dagen dat zit tussen het indienen van een ontvankelijke visumaanvraag tot aan het moment van bekendmaken of uitreiken van de beslissing op de aanvraag.

Uitvoeringsverantwoordelijkheid voor:

  • de bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland;

  • gedetineerdenbegeleiding;

  • uitbrengen van reisadviezen;

  • crisisbeheersing;

  • de afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland en van diplomatieke en dienstpaspoorten;

  • de afgifte van consulaire akten;

  • de afgifte van machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s);

  • de afname van inburgeringsexamens buitenland;

  • het opstellen van Individuele (IAB’s) en Algemene ambtsberichten (AAB’s).

Regisserende rol bij/in:

  • terugkeer en reïntegratie van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland;

  • de brede samenwerking op het terrein van asiel en migratie met niet-EU-staten.

Vooral op de gebieden van consulaire bijstand, visumaanvragen en beroep-/bezwaarschriften BZ is een toename van de uitvoerende werkzaamheden te constateren. Zo is de consulaire bijstand tussen 2008 en 2011 gegroeid van 1 683 naar 3 169 gevallen en zijn visumaanvragen in dezelfde periode toegenomen van ongeveer 443 000 naar 473 000. Het aantal beroep- en bezwaarschriften gaf een ruime verdubbeling te zien (van 473 naar 1 085 zaken tussen 2008 en 2011). De verwachting is dat deze trend ook in 2013 zal doorzetten en de werkzaamheden door onder andere de afname van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen verder zal toenemen.

C: Beleidswijzigingen

Teneinde de consulaire dienstverlening moderner, gerichter en efficiënter te maken wordt een aantal maatregelen genomen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De beëindiging van afgifte van reisdocumenten op Nederlandse posten waar minder dan 500 reisdocumenten per jaar worden afgegeven;

  • Het kostendekkend maken van afgifte van paspoorten in het buitenland;

  • Uitbreiding van mogelijkheden voor Nederlanders die in het buitenland wonen om in Nederland een reisdocument aan te vragen;

  • Intensivering van de digitale dienstverlening;

  • Meer aandacht voor migratie in de ontwikkelingsdialoog en voor ontwikkeling in de migratiedialoog; en het

  • Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties en de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

   

19 673

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

                     

Uitgaven:

                 
                     

Programma-uitgaven totaal

   

23 856

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

 

waarvan juridisch verplicht

       

20%

       
                     

7.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverleningbieden aan Nederlanders in het buitenland

13 938

14 809

14 809

14 809

14 809

14 809

14 809

                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

14 809

14 809

14 809

14 809

14 809

   

Subsidies

EPAFRAS

   

600

       
     

Reclassering Nederland

   

600

       
   

Opdrachten

Informatiesystemen

   

7 000

       
     

Inkoop reisdocumenten

   

3 500

       
                     
     

Diversen

   

3 109

       

7.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

9 918

10 155

10 155

10 155

10 155

10 155

10 155

                     
 

Maatschappelijk

       

3 150

3 150

3 150

3 150

3 150

   

Subsidies

Diversen

   

3 150

       
                     
 

Multilateraal

       

3 350

3 350

3 350

3 350

3 350

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNHCR

   

2 810

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

3 655

3 655

3 655

3 655

3 655

   

Bijdragen ZBO

Dienst terugkeer en vertrek

 

2 500

       
                     

Ontvangsten

   

41 003

39 450

41 300

41 300

41 300

41 300

41 300

                     

7.10

Consulaire dienstverlening

41 003

39 450

41 300

41 300

41 300

41 300

41 300

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 7

Artikel 7

D2: Budgetflexibiliteit

De uitgaven ten behoeve van de informatiesystemen zijn nog niet juridisch vastgelegd maar worden door het jaar heen ingevuld. Op basis van meerjarige prognoses zijn deze opgenomen en bedoeld ten behoeve van de systeemondersteuning voor de consulaire dienstverlening. Daarnaast worden uitgaven gedaan om de inkoop op de te verstrekken reisdocumenten te financieren. Dit is afhankelijk van de aantallen bij uitgifte. De geplande uitgaven ten behoeve van migratie en ontwikkeling zijn voor een deel nog niet juridisch verplicht. Hiervoor worden aan het begin van het begrotingsjaar verplichtingen aangegaan.

E: Artikelonderdelen

7.1 Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland.

De drie pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid) komen binnen dit artikelonderdeel naar voren. Dit onderdeel is in een aparte tabel in de beleidsagenda opgenomen.

De financiële- en beleidsinstrumenten zijn met name gericht op:

  • Verlenen van financiële- en niet financiële consulaire bijstand aan Nederlanders in nood en/of schrijnende gevallen;

  • (stille) diplomatie met oog op eerlijke rechtsgang voor Nederlandse gedetineerden;

  • verstrekken van reisadviezen;

  • organiseren, waar mogelijk met partnerlanden, van evacuaties en bijstaan van Nederlanders in geval van crises;

  • verstrekken van reisdocumenten en opmaken van consulaire akten;

  • adviseren en ondersteunen van Nederlandse gedetineerden tijdens lokale rechtsgang en na hun veroordeling inclusief maandelijkse gift van EUR 30 aan gedetineerden buiten Europa en bijdragen aan de stichting Epafras en Reclassering Nederland;

  • consulaire informatiesystemen om de primaire consulaire processen te kunnen afhandelen;

  • inkoop van reisdocumenten ten behoeve van afgifte in het buitenland;

  • houden van opleidingen gericht om de consulaire werkprocessen te optimaliseren.

7.2 Samen met (keten)partners het personenverkeer reguleren

De drie pijlers van het Nederlands buitenlandbeleid (veiligheid, welvaart en vrijheid) komen binnen dit artikelonderdeel naar voren. Er is voor gekozen om dit onderdeel in een aparte tabel in de beleidsagenda op te nemen.

De financiële- en beleidsinstrumenten zijn met name gericht op:

  • verstrekken van visa kort verblijf;

  • inname van aanvragen voor MVV’s;

  • afnemen van inburgeringsexamens;

  • verrichten van legalisaties en uitvoeren van verificatieonderzoeken;

  • op verzoek van BZK worden algemene en individuele ambtsberichten opgesteld, waarop door BZK mede het toelatings- en terugkeerbeleid wordt gebaseerd;

  • diplomatie voor het bemiddelen bij terugkeer van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf;

  • samenwerking met instanties in en buiten Nederland, de EU en internationale organisaties;

  • aan niet-gouvernementele organisaties die activiteiten uitvoeren op terrein van migratie en ontwikkeling kunnen subsidies worden verstrekt;

  • bijdragen aan nationale en internationale organisaties op gebied van migratie;

  • consulaire informatiesystemen om de primaire consulaire processen te kunnen afhandelen. De kosten voor deze systemen zijn opgenomen onder artikelonderdeel 7.1.

Artikel 8: Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

A: Algemene doelstelling

Culturele diplomatie versterkt de positie van Nederland, zowel in cultureel, buitenlandpolitiek als economisch opzicht.

De regering stimuleert een internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen en benadrukt verbanden tussen cultuur, economie en diplomatie. Cultuur, inclusief erfgoed, vertelt een verhaal waar anderen zich aan kunnen relateren. In de Nederlandse buitenlandpolitiek wordt deze kracht van cultuur actief benut, bijvoorbeeld tijdens vieringen, staatsbezoeken en handelsmissies. Culturele diplomatie is ook moderne diplomatie: voor het werk van onze vertegenwoordigingen in het buitenland is het van belang in contact te zijn met buitenlandse cultuurdragers. Bloggers, filmmakers, schrijvers en andere cultuurmakers behoren vaak tot de voorhoede van maatschappelijke trends. Een impuls aan cultuur en sport kan behalve artistieke en sportieve ontwikkelingen ook sociale en economische ontwikkelingen stimuleren, ook in conflictsituaties.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft regieverantwoordelijkheid voor:

  • Beleidsvorming en uitvoering ten aanzien van het Internationaal Cultuurbeleid.

  • Afstemming met culturele fondsen en ondersteunende instellingen over internationale activiteiten. De algemene aansturing van deze fondsen en instellingen is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris OCW.

  • Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed.

  • Synergie tussen cultuur en het buitenlandpolitieke- en economische beleid.

Daarnaast heeft de minister een uitvoerende rol op de volgende onderdelen:

  • Aansturing van de posten en van de culturele instituten in Parijs en Jakarta.

  • Verdeling van cultuurmiddelen over de posten.

  • Aansturing van de Stichting Internationale Culturele Activiteiten voor culturele programmering van vieringen met Turkije en Rusland.

  • Buitenlandse Bezoekersprogramma’s.

  • Promotie van Nederlandse kunst in het buitenland (in het bijzonder Nederlands topsegment en opkomend talent) en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector.

  • Aansturing van het Nederlands-Vlaams Huis «deBuren».

Daarnaast heeft de minister een financierende rol door middel van de bijdragen in ondersteunende gastlandsfeer aan organisaties in Den Haag. Nederland neemt een bijzondere positie in als gastland van vele internationale organisaties en internationale hoven en tribunalen. Als gastland heeft Nederland de verantwoordelijkheid de in Nederland gevestigde instellingen te ondersteunen opdat deze onafhankelijk, veilig en efficiënt kunnen functioneren. Als coördinerend ministerie houdt Buitenlandse Zaken onder meer toezicht op de uitvoering van verdragen en afspraken met de organisaties, onderhoudt de contacten met de andere overheidsorganen inzake beveiliging en veiligheid en heeft het samen met het ministerie van Veiligheid & Justitie een structuur opgezet om de hoven en tribunalen te faciliteren met bijvoorbeeld visa-verlening en transport van getuigen en verdachten. Ook wordt samengewerkt met het oog op huisvesting van de organisaties.

C: Beleidswijzigingen

  • De prioriteiten van het ICB zijn neergelegd in de brief «Visie op internationaal cultuurbeleid», die de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 24 april 2012 naar de Tweede Kamer stuurden (Kamerstuk 31 482 nr 84).

  • Leidende gedachte is dat culturele instellingen en kunstenaars zelf vorm en inhoud geven aan hun internationale activiteiten in het buitenland.

  • De regering kiest voor structurele samenwerking met lokale partners, met de buitenlandse vraag als vertrekpunt.

D1: Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

   

74 326

52 768

51 065

42 667

42 338

36 338

36 338

                     

Uitgaven:

                 
                     

Programma-uitgaven totaal

   

92 833

82 639

71 982

63 341

61 941

55 941

55 941

 

waarvan juridisch verplicht

       

78%

       
                     

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

27 187

18 418

20 189

18 901

18 401

18 401

18 401

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

2 079

1 900

1 900

1 900

1 900

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNESCO

   

4 555

4 555

4 555

4 555

4 555

                     
 

Maatschappelijk

       

6 309

5 800

5 800

5 800

5 800

   

Subsidies

Prins Claus fonds

   

3 750

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Diversen

   

2 559

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

7 246

6 646

6 146

6 146

6 146

   

Subsidies

Instituut Neerlandais

   

1 407

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Gemeenschappelijk cultureel erfgoed

   

1 000

       
                     

8.2

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

14 114

20 403

13 775

10 175

10 175

4 175

4 175

                     
 

niet kanaal gerelateerd

       

13 775

10 175

10 175

4 175

4 175

   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Internationaal Strafhof

   

10 000

       
     

Libanon tribunaal

   

3 600

       
                     

8.3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

51 532

43 818

38 018

34 265

33 365

33 365

33 365

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

7 737

7 237

6 737

6 737

6 737

                     
 

Maatschappelijk

       

15 390

13 590

13 590

13 590

13 590

   

Subsidies

NCDO

   

10 580

       
   

Opdrachten

Diversen

   

4 810

       
                     
 

niet kanaalgerelateerd

       

14 891

13 438

13 038

13 038

13 038

   

subsidies

Clingendael

   

2 520

       
   

Opdrachten

POBB

   

3 458

       
     

Bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en CD

   

1 665

       
     

Voorlichting

   

5 340

       
                     

Ontvangsten

   

774

790

790

790

790

790

790

                     

8.30

Doorberekening Defensie diversen

   

774

790

790

790

790

790

790

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 8

Artikel 8

D2: Budgetflexibiliteit

Het merendeel van de geplande uitgaven zijn juridisch vastgelegd. Binnen het artikelonderdeel grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur zijn de uitgaven voor de landenprogramma’s nog niet juridisch verplicht. Deze verplichtingen worden in het begrotingsjaar zelf aangegaan. De uitgaven voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland zijn volledig juridisch verplicht. Ten slotte zijn voor het onderdeel vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid ramingen opgenomen die nog niet juridisch vastliggen. Het gaat dan om activiteiten op gebied van voorlichting, Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB) en landenprogramma’s.

E. Artikelonderdelen

8.1 Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Internationale presentatie van Nederlandse culturele topinstellingen en aanstormend talent.

  • Viering vriendschapsjaar Rusland-Nederland.

  • Wereldtournee Koninklijk Concertgebouworkest cultureel, economisch en diplomatiek benutten.

  • Expliciete aandacht voor topsector creatieve industrie: cultuur, economie en maatschappelijke innovatie nadrukkelijk verbinden.

  • Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed: netwerk verbreden en meer aandacht voor de relatie met economisch beleid en zichtbaarheid Nederland.

  • Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van OCW dragen gezamenlijk bij aan programma’s ten behoeve van gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

  • Voor culturele activiteiten in ontwikkelingslanden en uitwisseling is een bedrag beschikbaar, dat deels via ambassades in partnerlanden wordt ingezet en deels via Nederlandse cultuur- en ontwikkelingsorganisaties, zoals het Prins Clausfonds, het Hubert Bals Fonds en het Jan Vrijman Fonds.

Daarnaast is het beleid gericht op:

  • Een internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen, door gerichte keuzes binnen de culturele basisinfrastructuur.

  • Bijdragen aan een vooraanstaande internationale marktpositie van Nederlandse kunstenaars en instellingen.

  • Bijdragen aan de versterking van het Nederlands economisch belang, door verbanden tussen cultuur, handel en economie te benadrukken.

  • Culturele diplomatie: kunst en cultuur benutten voor buitenlandse betrekkingen.

8.2 Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler veiligheid en in mindere mate aan de pijler vrijheid en welvaart.

De financiële- en beleidsinstrumenten zijn met name gericht op:

  • Begeleiden van de geleidelijke afbouw en afwikkeling van de taken van het Speciale Hof voor Sierra Leone en van het Joegoslavië-Tribunaal.

  • Praktische en juridische voorbereiding van de vestiging in Den Haag van de residual mechanisms voor het Joegoslaviëtribunaal, het Rwanda Tribunaal en het Speciale Hof voor Sierra Leone, door het opstellen van zetelverdragen voor deze nieuwe instellingen en begeleiding bij het vinden van geschikte huisvesting voor het rechtsmechanisme en de archieven.

  • Begeleiding bij het realiseren van nieuwbouw voor het Internationaal Strafhof en Eurojust.

  • Begeleiding bij het vinden van geschikte huisvesting voor het Internationaal Instituut voor Democratie en Verkiezingsondersteuning International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA).

  • Ondersteuning bij het profileren van Den Haag als wereldwijd centrum van kennis op het gebied van vrede en recht.

  • Praktisch uitvoering geven aan de zetelovereenkomsten met, en andere internationaalrechtelijke verplichtingen jegens de in Nederland gevestigde internationale organisaties.

  • Logistieke ondersteuning van de in Nederland gevestigde internationaal juridische instellingen, in samenspraak met andere ministeries zorgdragen voor onder andere met gevangenisruimte, beveiliging en medewerking bij het in- en uitreizen van verdachten en getuigen.

  • Coördinatie met andere departementen, uitvoerende diensten en decentrale overheden en regelmatig overleg met de internationale organisaties zelf.

8.3 Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële- en beleidsinstrumenten zijn met name gericht op:

  • Om communicatie- en beleidseffecten te meten wordt gebruikt gemaakt van diverse eigen onderzoeksinstrumenten zoals de Publieksmonitor, imago- en reputatieonderzoek en door onafhankelijke peilingen zoals de Eurobarometer en de barometer Internationale Samenwerking.

  • Onderzoek is altijd gekoppeld aan de communicatiestrategieën en beoogt niet alleen resultaten te meten, maar geeft ook input om communicatie gericht in te kunnen zetten of om communicatiestrategieën bij te stellen.

  • Via strategische beleidscommunicatie richt Buitenlandse Zaken zich op die doelgroepen die van belang zijn bij het ontwikkelen, bereiken en uitdragen van beleidsdoelstellingen op het terrein van buitenlandbeleid. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de media. Daarnaast worden online kanalen ingezet, zoals internet en Facebook.

  • Voor voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • Bijdrage aan publieksdiplomatie, waarmee Nederlandse ambassades activiteiten op het gebied strategische beleidscommunicatie, beeldvorming over Nederland en internationaal cultuurbeleid kunnen ondersteunen of opstarten.

  • Subsidie ten behoeve van Instituut Clingendael.

  • Vanuit het POBB algemeen worden eenmalige activiteiten gefinancierd ter ondersteuning van de doelstellingen van het Nederlandse buitenlandbeleid.

Niet-Beleidsartikel 9: Geheim

Op dit artikel worden geheime uitgaven verantwoord.

Niet-beleidsartikel 9 Geheim

Bedragen in EUR 1 000

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

               

Verplichtingen

0

44

pm

pm

pm

pm

pm

               

Uitgaven

10

69

pm

pm

pm

pm

pm

Niet-Beleidsartikel 10: Nominaal en Onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Bedragen in EUR 1 000

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                 

Verplichtingen

96

30

33 597

120 284

148 567

133 749

172 803

                 

Uitgaven:

             
                 

Uitgaven totaal

96

30

33 597

120 284

148 567

133 749

172 803

                 

10.1

Nominaal en onvoorzien

96

30

33 597

120 284

148 567

133 749

172 803

Niet-Beleidsartikel 11: Apparaat

Personele en materiële uitgaven:

Dit artikel behandelt de apparaatsuitgaven van zowel het postennetwerk in het buitenland als het departement in Den Haag, exclusief de personele uitgaven voor vak-attachés van andere ministeries. Het omvat de verplichtingen voor- en uitgaven aan het ambtelijk personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.

Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement (inclusief de ministers en de staatssecretaris), de beleidsdirecties, de ondersteunende diensten, het uitgezonden personeel op de ambassades en het lokaal aangenomen personeel op de ambassades. Ook worden in dit artikel de buitenlandvergoedingen aan uitgezonden personeel, overige vergoedingen, diverse overige personele uitgaven en de uitgaven voor het post-actieve personeel verantwoord. De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het gebouw in Den Haag, beveiligingsmaatregelen, automatisering en communicatiemiddelen, klein onderhoud en bouwkundige projecten.

Op de personele en materiële kosten zijn jaarlijks loon-, prijs-, en koersontwikkelingen van toepassing. Deze ontwikkelingen dekt Buitenlandse Zaken af binnen de daarvoor in de HGIS getroffen voorziening (zie artikel 10). Loonkostenstijgingen vloeien vooral voort uit afgesloten CAO’s; de prijsstijgingen waarmee Buitenlandse Zaken te maken heeft passen binnen het kader van algehele (mondiale) inflatie. Daarnaast spelen koersfluctuaties tussen vooral de Euro en de Amerikaanse dollar een belangrijke rol.

Verdeling apparaatsuitgaven naar beleid

De minister van Financiën heeft de Kamer toegezegd de apparaatsuitgaven indicatief te verdelen over de beleidsartikelen. Bij de verdeling van de apparaatsuitgaven hieronder wordt onderscheid gemaakt per thema en tussen de uitgaven voor posten in het buitenland en het kernministerie. Van de totale apparaatskosten van EUR 760 miljoen in 2013 kan ca. EUR 252 miljoen toe worden gerekend aan het kernministerie. Bij de verdeling van deze kosten hieronder is het aantal fte’s per directoraat generaal (consulair en bedrijfsvoering is één directoraat generaal) toe te rekenen. Het restant (EUR 508 miljoen) zijn uitgaven die toegerekend kunnen worden aan het postennetwerk. Omdat in 2010 een inventarisatie heeft plaatsgevonden over de thematische invulling van de personele inzet op de post is het mogelijk een schatting te maken van de kosten van het postennetwerk op een aantal terreinen. Deze categorieën zijn: economie, cultuur, politiek, ontwikkelingssamenwerking, management, consulair en beheer. In onderstaand overzichten is schematisch de verdeling opgenomen.

Verdeling apparaatskosten posten EURO 508 miljoen

Verdeling apparaatskosten posten EURO 508 miljoen

Verdeling apparaatskosten kernministerie EURO 252 miljoen

Verdeling apparaatskosten kernministerie EURO 252 miljoen

Uitwerking regeerakkoord en begrotingsakkoord

Bovenop de oplopend tot 2015 EUR 74 miljoen besparing op personele en materiele kosten dient Buitenlandse Zaken op het apparaat vanaf 2013 additioneel EUR 5,5 miljoen te besparen (deel BZ-apparaat Lente-akkoord). Met de oploop van de bezuinigingen uit het Regeerakkoord in 2016 (EUR 3 miljoen), betekent dat de bezuinigingen op personele en materiele kosten in 2016 oplopen tot EUR 82,5 miljoen. Dekking voor de additionele besparingen is vooral via digitalisering in het algemeen (de overstap naar centraal beheer van de digitale stukkenstroom en archieven levert een additionele structurele besparing op) en extra besparing via regionalisering van administratieve en consulaire processen in het postennet.

Budgettaire gevolgen:

Niet-beleidsartikel 11 Apparaat

Bedragen in EUR 1 000

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

695 730

708 316

692 706

667 277

647 422

679 536

675 529

                 

Uitgaven

695 617

743 784

759 974

718 965

722 461

678 456

674 436

                 

11.1.1

Personeel

   

448 421

429 663

425 918

408 161

406 955

 

Eigen personeel

   

441 000

422 645

418 909

401 152

399 946

 

Inhuur extern

   

7 421

7 018

7 009

7 009

7 009

                 

11.1.2

Materieel

   

311 553

289 302

296 543

270 295

267 481

 

waarvan ICT

   

32 100

28 400

26 300

25 400

25 400

 

waarvan bijdragen aan SSO's

   

29 600

29 100

29 100

29 100

29 100

                 

11.2

Koersverschillen

   

pm

pm

pm

pm

pm

                 

Ontvangsten

152 939

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

                 

11.10

Diverse ontvangsten

64 193

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

                 

11.20

Koersverschillen

88 746

pm

pm

pm

pm

pm

pm

Kengetallen:
Kengetallen personeel en materieel
 

2013

2014

2015

2016

2017

Personeel

         

Loonkosten departement

         

Gemiddelde bezetting

1 580

1 550

1 528

1 528

1 528

Gemiddelde prijs

80 000

80 000

80 000

80 000

80 000

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000)

126 371

123 993

122 241

122 233

122 233

           

Loonkosten posten (incl. themadeskundigen)

         

Gemiddelde bezetting

1 073

1 031

985

985

985

Gemiddelde prijs

99 000

99 000

99 000

99 000

99 000

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000)

106 196

102 087

97 539

97 539

97 539

           

Totaal loonkosten ambt. Personeel (A)

         

Gemiddelde bezetting

2 652

2 581

2 513

2 513

2 513

Gemiddelde prijs

87 684

87 591

87 448

87 449

87 449

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000)

232 567

226 080

219 780

219 772

219 772

           

Vergoedingen (B)

         

Gemiddelde bezetting

1 073

1 031

985

985

985

Gemiddelde kosten

69 882

68 913

68 554

68 554

68 554

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000)

74 962

71 062

67 542

67 542

67 542

           

Lokaal personeel (C)

         

Gemiddelde bezetting

2 280

2 272

2 197

2 197

2 197

Gemiddelde prijs

41 000

40 000

40 000

40 000

40 000

Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR 1 000)

93 470

90 893

87 893

87 893

87 893

           

Overige personeelsuitgaven

47 422

41 628

50 703

32 954

31 748

           

Totaal personeel (A–D)

448 421

429 663

425 918

408 161

406 955

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven en -kosten Buitenlandse Zaken

Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor één Baten-lastendienst, het CBI. In de onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement en de apparaatskosten van de baten-lastendienst bij elkaar gevoegd. In de baten-lastenparagraaf worden de kosten van het CBI nader toegelicht. Het merendeel van de kosten zijn bedoeld voor programma uitgaven.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven en -kosten ministerie van Buitenlandse Zaken (bedragen x EUR 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kerndepartement (uitgaven)

695 617

743 901

754 404

714 445

718 091

674 086

670 066

Baten-lastendienst CBI (kosten)

18 156

36 168

31 542

28 085

28 652

26 154

25 178

AGENTSCHAPSPARAGRAAF

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)

Het CBI is het agentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het heeft als opdracht het duurzaam versterken van de concurrentiekracht van bedrijven uit ontwikkelingslanden op de Europese markt. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de doelstelling onder artikelonderdeel 4.3: private sector ontwikkeling.

Recentelijk is besloten dat het Agentschap CBI zal opgaan in Agentschap NL van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. De betrokken partijen werken in 2013 aan deze overgang. In die hoedanigheid is het CBI daarna geen baten-lastendienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken c.q. geen zelfstandig Agentschap meer. In deze Agentschapsparagraaf is voor wat betreft de productie uitgegaan van een ongewijzigde opdracht tot en met 2017.

1. Baten en Lasten

Tabel 1 Meerjaren baten en lasten (bedragen in EUR 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

A Baten

             

Opbrengst

moederdepartement

17 750

34 679

29 512

25 867

26 567

26 195

25 261

opbrengst derden

538

1 400

2 685

2 760

2 685

635

560

rentebaten

1

0

0

0

0

0

0

Totale baten

18 289

36 079

32 197

28 627

29 252

26 830

25 821

               

B Lasten

             

apparaatskosten

             

– personele kosten

182

260

221

191

199

197

190

waarvan eigen personeel

136

195

166

143

149

148

142

waarvan externe inhuur

46

65

55

48

50

49

48

– materiele kosten

16 865

34 636

30 909

27 482

28 082

25 757

24 788

– waarvan apparaat ICT

658

250

200

200

200

200

200

rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

afschrijvingskosten

             

– materieel

258

191

212

212

171

0

0

– waarvan apparaat ICT

163

180

200

200

160

0

0

Overige kosten

             

– Dotaties voorzieningen

             

– Bijzondere lasten

851

571

0

0

0

0

0

Totale lasten

18 156

36 168

31 542

28 085

28 652

26 154

25 178

 

             

C Saldo van baten en

lasten

132

-89

655

542

600

676

643

A. Baten

Opbrengsten moederdepartement

In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.

Tabel 2 Productie (bedragen in EUR 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

ECP-opdracht 1

-

2 239

-

-

-

-

-

ECP-modules

9 403

15 739

17 029

15 039

15 183

15 183

15 511

BSOD-modules

2 666

6 679

4 035

3 079

3 433

2 894

1 848

Marktinformatie-modules

3 321

4 180

4 330

4 061

4 061

4 190

4 330

Training-modules

5 804

3 875

3 415

3 131

3 387

3 425

3 206

Strategische modules

226

1 867

603

457

403

403

266

ITC

100

100

100

100

100

100

100

korting

-3 770

           

Totaal

17 750

34 679

29 512

25 867

26 567

26 195

25 261

De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Als efficiencyprikkel en om het risico uit te sluiten dat kosten van de nieuwe productie (vanaf 1 januari 2006) ten onrechte wordt toegerekend aan de oude productie, is een vast bedrag voor het totaal van de oude productie bepaald. Ook zijn er marges ingebouwd binnen welke de prijs en de aantallen dienen te bewegen. In 2012 wordt het laatste programma ECP-opdracht 1 opgeleverd en wordt hiermee opdracht 1 definitief afgesloten.

Met ingang van 2010 wordt afgerekend tegen de kostprijs van het herziene kostprijsmodel. In de nieuw vastgestelde verkoopprijzen zit een tijdelijke discrepantie qua prijsstelling. Deze vloeit voort uit het gegeven dat met de nieuwe prijzen rekening is gehouden met het nieuwe landenbeleid ( en de daarmee moeilijkere werkomgeving voor het CBI) en de daaraan gekoppelde hogere kostprijs. In de lopende programma’s nemen bedrijven deel uit landen die goedkoper waren klaar te stomen voor de EU markt. Dit gegeven wordt tijdelijk gecompenseerd middels een kortingspercentage, dit is al meegenomen in de productiecijfers.

Opbrengst derden

In het licht van het verduurzamen van eerdere CBI ondersteuning en de complementariteit tussen CBI producten en programma’s van onder andere de Europese Commissie en overheden van (uit te faseren) CBI-landen worden additionele opdrachten verwacht c.q. is er sprake van indirecte financiering. Van zusterorganisaties uit Europa, waaronder Zwitserland, Finland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie. Daarnaast wordt door de aan programma’s en trainingen deelnemende bedrijven en organisaties een eigen bijdrage (commitment fee) betaald.

B. Lasten

Personele kosten

In 2013 werken er bij het CBI 12 fte ambtenaren en 41 fte niet-ambtenaren. De personele lasten bedragen in 2013 EUR 221 000.

Het verschil tussen de personele uitgaven (volgens het kasstelsel) en personele lasten (volgens het baten- lastenstelsel) wordt veroorzaakt door productie met een productietijd van meer dan één jaar. Voor deze productie worden de personele uitgaven, voor zover die verband houden met productie die nog niet is opgeleverd, aan het onderhanden werk toegevoegd. Pas in het jaar dat de productie wordt opgeleverd worden deze uitgaven als last genomen. Een gevolg van deze systematiek is dat de personele uitgaven in 2013 voor een gedeelte als personele lasten worden genomen in latere jaren.

Daarnaast worden direct toerekenbare personele uitgaven doorberekend aan de programma’s. Dit betekent dat de personele kosten lager zijn ten koste van de materiële kosten. De verwachte personele uitgaven voor het jaar 2013 (ambtenaren) bedraagt EUR 800 000.

Materiële kosten
Tabel 3 Categorieën materiële kosten (bedragen in EUR 1 000)

Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden

192

Huisvestingskosten (huur, schoonmaak, energie, diensten)

796

Kantoor, o.a. mailings, porti, alg. drukwerk, telefoon, fax

339

Advieskosten/abonnementen

260

Bankkosten en koersverschillen

41

Onttrekking aan onderhanden werk

-4 673

Salariskosten personeel

2 988

waarvan eigen personeel

553

waarvan externe inhuur

2 435

Externe experts, o.a. honoraria en reis- en verblijfskosten

19 172

Deelnemers aan seminars en beurzen, o.a. reis- en verblijfskosten

4 518

Organisatie seminars, o.a. logistieke ondersteuning

807

Organisatie/deelname beurzen, o.a. beurshuur en standbouw

1 680

CBI-publicaties, o.a. honoraria, drukwerk, porti

1 801

Totaal

30 909

Het CBI is met ingang van 2012 gehuisvest in het gebouw Center Court van Agentschap NL te Den Haag. In 2012 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd via Agentschap NL voor een huurbedrag van EUR 540 000,-.

Apparaat ICT

De kosten bestaat uit opzet nieuwe website, nieuw intranet en voorbereiding nieuw CRM systeem. Daarnaast omvat deze post ook kosten onderhoud en beheer ICT infrastructuur.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Het CBI zal een extra dotatie doen aan de al lopende voorziening in verband met de verhuizing naar Den Haag en werkzaamheden richting de integratie met Agentschap NL.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten staan geheel in het teken van de fysieke verhuizing naar locatie Den Haag en de naderende integratie met Agentschap NL.

Meer specifiek betreft het de posten: doorlopende huurverplichtingen voormalige locatie, boekverliezen materiele vaste activa, verhuiskosten, overhead kosten project invlechting Agentschap NL.

C. Saldo van baten en lasten

Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.

2. Kasstroomoverzicht
Tabel 4 Kasstroomoverzicht (bedragen in EUR 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Rekening courant RHB 1 januari

2 493

1 327

0

600

550

500

450

2. Totaal operationele kasstroom

-1 153

-1077

600

50

50

50

50

-/- totaal investeringen

-536

-350

0

0

0

0

0

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

523

100

-

-

-

-

-

3. Totaal investeringskasstroom

-13

-250

0

0

0

0

0

-/- eenmalige uitkeringen aan moederdepartement

-

-

-

-

-

-

-

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

-

-

-

-

-

-

-

-/- aflossingen op leningen

-

-

-

-

-

-

-

+/+ beroep op leenfaciliteit

-

-

-

-

-

-

-

4.Totaal financieringskasstroom

-

-

-

-

-

-

-

5. Rekening courant RHB 31 december

1 327

0

600

550

500

450

400

3. Doelmatigheidsparagraaf

Omschrijving Generieke deel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Omzet per productgroep

             
               

Opdracht 1

 

2 239

         

ECP modules

9 403

15 739

17 029

15 039

15 183

15 183

15 511

BSOD Modules

2 666

6 679

4 035

3 079

3 433

2 894

1 848

Marktinformatie modules

3 321

4 180

4 330

4 061

4 061

4 190

4 330

Training modules

5 804

3 875

3 415

3 131

3 387

3 425

3 206

Strategische modules

226

1 867

603

457

403

403

266

ITC

100

100

100

100

100

100

100

               

FTE totaal

16

15

12

12

12

12

12

 

             

Saldo van baten en lasten (%)

5%

5%

5%

5%

5%

4.9%

4.9%

 

             

Impact kwaliteitsindicatoren

             

Totaal gerealiseerde export EU/EFTA

167 000

167 000

167 000

167 000

167 000

167 000

167 000

Aangegeven verbeterde dienstverlening onder cliënten

60%

60%

60%

60%

60%

60%

60%

Kennis over de EU-markt vergroot

75%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

Hogere export c.q. effectievere dienstverlening

60%

60%

60%

60%

60%

60%

60%

 

             

Omschrijving specifiek deel

             

 

             

Ziekteverzuim (%)

7.1%

3.9%

3.9%

3.9%

3.9%

3.9%

3.9%

ECP – modules:

2013

BSOD – modules:

2013

Bedrijfsaudit en actieplan

8 200

BSO diagnose & interventie ontwerp

63 000

Bedrijfsontwikkeling

26 000

BSOD Export Intelligentie – beperkt

169 000

Export capaciteit opbouw

28 000

BSOD Export Intelligentie – regulier

354 000

Certificering

14 000

Exportontwikkeling – beperkt

169 000

Markttoegang regionaal

23 000

Exportontwikkeling – regulier

354 000

Markttoegang EU

43 000

   
       

MI – modules:

 

HRD – modules:

 

Markt intelligentie

140 000

Training – EU

1 500

Export intelligentie

100 000

Training – doelgroeplanden

5 400

Tailored intelligentie

40 000

Online training

125

Business intelligentie

40 000

   

Import intelligentie

40 000

   
       

Strategische advisering handelspotentieel partnerlanden – modules

 

ITC – account management

 

Sectorale analyse

63 000

Vergoeding beheerskosten

100 000

Strategische conferentie groot

83 000

   

Strategische conferentie klein

37 000

   

Lopende 2012 zal het voorstel worden neergelegd bij de opdrachtgever voor aanpassing van een aantal kostprijzen. Dit onder andere als gevolg van de evaluatie op het kostprijsmodel zoals uitgevoerd door de interne accountantsdienst in 2011.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: VERDIEPINGSHOOFDSTUK

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2012 en de begroting 2013. Het betreft mutaties die hebben plaatsgevonden sinds de Eerste Suppletoire Begroting (Voorjaarsnota). Alleen mutaties boven EUR 2 miljoen en mutaties met een structurele doorwerking worden toegelicht.

Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

100 562

98 045

95 140

94 140

94 140

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

1 109

2 841

1 051

881

881

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

14 000

14 000

14 000

14 000

 

Stand ontwerpbegroting 2013

114 419

101 671

114 886

110 191

109 021

109 021

109 021

Toelichting artikel 1

De verhoging van het budget met EUR 14 miljoen structureel is het gevolg van de overgang van de Wereldomroep naar het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

786 801

809 185

866 626

857 496

857 311

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

– 1 800

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

11 478

3 718

2 731

– 4 295

– 4 295

 

nieuwe mutaties 2012

 

– 4 377

– 36 403

– 35 550

– 1 300

– 1 300

 

Stand ontwerpbegroting 2013

790 134

792 102

776 500

833 807

851 901

851 716

851 716

Artikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

1 165

1 167

1 168

1 168

1 168

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

0

0

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

1 347

1 165

1 167

1 168

1 168

1 168

1 168

Toelichting artikel 2

Als gevolg van een daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA budget zijn de geplande uitgaven voor dit artikel meerjarig verlaagd. Dit heeft met name binnen dit artikel betrekking op artikelonderdeel veiligheid en goed bestuur.

Artikel 3 Europese samenwerking
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

7 526 717

7 696 623

8 071 175

8 285 709

8 285 709

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 52 110

– 52

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

– 312 552

– 116 104

– 110 700

– 22 414

234 376

 

Stand ontwerpbegroting 2013

6 743 443

7 162 055

7 580 467

7 960 475

8 263 295

8 520 085

8 717 324

Artikel 3 Europese samenwerking
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

620 347

631 239

642 349

653 681

653 681

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

0

0

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

31 786

54 028

55 358

56 715

69 658

 

Stand ontwerpbegroting 2013

656 972

652 133

685 267

697 707

710 396

723 339

736 541

Toelichting artikel 3

Als gevolg van bijgestelde cijfers zijn de afdrachten aan de Europese Unie meerjarig bijgesteld.

Artikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

881 135

981 748

1 048 898

1 192 389

1 315 028

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

– 3 000

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 97 901

– 134 653

– 114 720

– 68 083

– 97 003

 

nieuwe mutaties 2012

 

10 503

91 884

99 699

– 23 892

– 82 496

 

Stand ontwerpbegroting 2013

829 593

790 734

938 979

1 033 877

1 100 414

1 135 529

1 434 235

Artikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

20 136

24 163

28 067

28 067

28 067

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

5 200

33 200

27 472

20 874

16 432

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

34 523

25 336

57 363

55 539

48 941

44 499

46 161

Toelichting Artikel 4

Als gevolg van een daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA budget zijn de geplande uitgaven voor dit artikel aangepast. De stijging van de uitgaven voor 2013 en 2014 wordt veroorzaakt doordat dit deel beleidsmatig is verdeeld op een aantal andere artikelen en hierdoor die artikelen (art 2, 5 en 6) verlaagd worden.

Artikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

1 088 142

1 062 948

1 068 001

1 052 266

1 052 266

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

11 000

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

24 180

29 351

21 997

25 557

25 557

 

nieuwe mutaties 2012

 

– 5 223

– 14 147

– 28 740

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

1 298 033

1 118 099

1 078 152

1 061 258

1 077 823

1 077 823

1 077 823

Toelichting artikel 5

Als gevolg van een daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA budget zijn de geplande uitgaven voor dit artikel voor 2013 en 2014 verlaagd. Dit heeft met name binnen dit artikel betrekking op artikelonderdeel onderwijs en onderzoek.

Artikel 6 Duurzaam water- en milieubeheer
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

430 620

459 280

500 243

499 360

499 110

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

– 6 200

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 9 604

– 1 320

– 15 385

– 34 536

– 34 286

 

nieuwe mutaties 2012

   

– 60 000

– 45 000

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

426 532

414 816

397 960

439 858

464 824

464 824

464 824

Toelichting artikel 6

Als gevolg van een daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA budget zijn de geplande uitgaven voor dit artikel voor 2013 en 2014 verlaagd.

Artikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

25 014

25 014

25 014

25 014

25 014

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 50

– 50

– 50

– 50

– 50

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

23 856

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

24 964

Artikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

39 450

41 300

41 300

41 300

41 300

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

0

0

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

41 003

39 450

41 300

41 300

41 300

41 300

41 300

Toelichting artikel 7

Artikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

81 892

66 454

57 748

55 248

55 248

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

747

– 472

– 407

693

693

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

6 000

6 000

6 000

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

92 833

82 639

71 982

63 341

61 941

55 941

55 941

Artikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

790

790

790

790

790

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

0

0

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

774

790

790

790

790

790

790

Toelichting artikel 8

De verhoging voor de periode 2013–2015 is het gevolg van een stijging van het budget voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in Nederland.

Artikel 9 Geheim
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

pm

pm

pm

pm

pm

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

             

mutatie amendement 2012

             

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

69

         

nieuwe mutaties 2012

             

Stand ontwerpbegroting 2013

10

69

pm

pm

pm

pm

pm

Toelichting artikel 9

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

63 535

25 713

120 616

178 703

130 890

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 50 345

35 104

39 744

– 5 232

– 3 646

 

nieuwe mutaties 2012

 

– 13 160

– 27 220

– 40 076

– 24 904

6 505

 

Stand ontwerpbegroting 2013

96

30

33 597

120 284

148 567

133 749

172 803

Toelichting artikel 10

De mutaties zijn het gevolg van overhevelingen naar andere HGIS artikelen en prijsbijstelling

Artikel 11 Apparaat
Opbouw uitgaven (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

739 203

701 510

695 952

720 673

678 071

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

– 8 002

52 894

18 493

– 2 582

– 3 985

 

nieuwe mutaties 2012

 

12 583

5 570

4 520

4 370

4 370

 

Stand ontwerpbegroting 2013

695 617

743 784

759 974

718 965

722 461

678 456

674 436

Artikel 11 Apparaat
Opbouw ontvangsten (EUR 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

 

mutatie Nota van Wijziging 2012

 

0

0

0

0

0

 

mutatie amendement 2012

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

 

0

0

0

0

0

 

nieuwe mutaties 2012

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

152 939

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

58 626

Toelichting artikel 11

De stijging wordt veroorzaakt door toekenning van de prijsbijstelling op apparaatskosten.

BIJLAGE 2: MOTIES EN TOEZEGGINGEN IN HET VERGADERJAAR 2011/2012

Datum

Omschrijving

Herkomst

Stand van Zaken

01-11-2011

Motie Kox 33 000 c: Ondersteuning van de democratiseringsbewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Algemeen Politieke Beschouwingen EK d.d. 25 oktober 2011

Verzonden aan EK op 10 februari 2012 per brief DAM-120/12

01-11-2011

Motie Koolmees 21 501-20 nr.576: De uitwerking van het aanvullende Griekse steunpakket ter goedkeuring voorleggen aan de Kamer

Debat Verslag Europese Top d.d. 1 november 2011

 

01-11-2011

Motie Harbers 21 501-20 nr. 577: inzetten op expliciete afspraak dat landen zich wel gaan houden aan afspraken over tekorten en schulden

Debat Verslag Europese Top d.d. 1 november 2011

Afgehandeld door Financien

01-11-2011

Motie Blanksma-vd Heuvel 21 501-20 nr. 579: op Europees niveau bepleiten dat Spanje en Italië deelnemen aan preventieve programma's

Debat Verslag Europese Top d.d. 1 november 2011

Afgehandeld door Financiën

01-11-2011

Motie Sap 21 501-20 nr. 580: het CPB opdracht geven om voor half november een analyse te maken van vier opties voor vergroting van het noodfonds

Debat Verslag Europese Top d.d. 1 november 2011

Afgehandeld door Financiën

01-11-2011

Motie Dijkgraaf 21 501-20 nr. 581: Frankrijk bij volgende overleggen expliciete aanspreken op het nemen van voldoende maatregelen om de AAA-status veilig te stellen, ook als substantiële uitbreiding van het noodfonds nodig is

Debat Verslag Europese Top d.d. 1 november 2011

Afgehandeld door Financiën

08-11-2011

Motie Voordewind 22 831 nr. 72: Noodhulp via Nederlandse NGO's

VAO Hoorn van Afrika d.d. 8 november 2011

Verzonden per brief december 2011 met kenmerk DMH-461/12.

08-11-2011

Motie Driessen 22 831 nr. 68: alles op alles zetten opdat geen geld aan Nederlandse noodhulp in handen valt van Al-Shabaab

VAO Hoorn van Afrika d.d. 8 november 2011

Verzonden op 15 juni 2012 per brief DAF 2012 13345

08-11-2011

Motie Hachchi 22 831 nr. 71: (vermeende) mensenrechtenschendingen door AMISOM

VAO Hoorn van Afrika d.d. 8 november 2011

Verzonden op 15 juni 2012 per brief DAF 2012 13345

08-11-2011

Gesprek tussen Externe Volkenrechtelijk Adviseur met vaste commissie voor Buitenlandse Zaken binnen 6 maanden

AO Volkenrechtelijk Adviseur d.d. 8 november 2011

Staand beleid.

08-11-2011

Binnen 6 maanden een brief aan de Staten-Generaal sturen over immuniteit deelnemers officiële missies

AO Volkenrechtelijk Adviseur d.d. 8 november 2011

Verzonden op 26 april 2012 per brief DJZ-MinBuza-2012 7968

08-11-2011

Aandacht vragen tijdens ASP ICC voor aansprakelijkheid stellen regeringsleiders voor plegen internationale misdrijven met staatsmiddelen

AO Volkenrechtelijk Adviseur d.d. 8 november 2011

Verzonden op 9 maart 2012 per brief DMH/MR-032/12

08-11-2011

De conclusies van de volkenrechtelijk adviseur komen tot uitdrukking in de brieven terzake van de minister aan de Kamer

AO Volkenrechtelijk Adviseur d.d. 8 november 2011

Staand beleid.

08-11-2011

Bevorderen dat de commissie een gesprek kan voeren met de volkenrechtelijk adviseur

AO volkenrechtelijk adviseur 8 november 2011

In behandeling

10-11-2011

Motie Ormel 33 000 V nr. 20: in EU-verband bevorderen dat Iraanse mensenrechtenschenders onder hetzelfde verscherpte EU-sanctieregime gaan vallen dat van toepassing is voor personen die in verband worden gebracht met illegale nucleaire activiteiten

VAO Iran d.d. 10 november 2011

Mondeling afgehandeld in AO RBZ d.d. 19 januari 2012

10-11-2011

Motie Kortenoeven 33 000 V nr. 12: snelle en doeltreffende sanctiemaatregelen tegen de Iraanse centrale bank

VAO Iran d.d. 10 november 2011

Motie is in RBZ van 23 januari 2012 aan voldaan.

15-11-2011

Kamer informeren over aantal onderwerpen die andere bewindspersonen regarderen: justitiële samenwerking, belastingverdrag, vliegverkeer en Surinaamse studenten in Nederland

AO Suriname d.d. 15 november 2011

Afgehandeld

16-11-2011

Voortzetting culturele samenwerking na Expo in Shanghai. Minister zal nagaan wat het resultaat van deze inzet/expositie is geweest en bezien of zoiets navolging verdient

AO China d.d. 16 november 2011

In behandeling

16-11-2011

Minister zegt toe om suggestie over te nemen om EU-ervaringen te delen op minderhedenbeleid China

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

16-11-2011

Minister zegt toe positie Christelijke, Oeigoerse, Tibetaanse minderheden en Falun Gong op te brengen voor EU-China mensenrechten dialoog

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

17-11-2011

Brief mogelijkheden rechtsbijstandsfonds aan Kamer doen toekomen

AO MVO d.d. 17 november 2011

Verzonden op 9 maart 2012 per brief DMH/MR-32/12

17-11-2011

Vóór de Voorjaarsnota de Kamer informatie sturen over de cijfermatige uitsplitsing van de instrumenten per beleidsartikel van de begroting

WGO Begrotingsonderzoek d.d. 17 november 2011

Verzonden op 1 juni 2012 per brief FEZ/BZ-047/12

17-11-2011

Begin 2012 de Kamer de uitkomsten sturen van het onderzoek over de HGIS-afspraken over de uitgaven voor militaire missies

WGO Begrotingsonderzoek d.d. 17 november 2011

Verzonden op 13 juni 2012 per brief FEZ/BZ-179/11

17-11-2011

Voor het eind van 2011 ontvangt de Kamer een nadere reaktie van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie op de aanbevelingen uit een rapport van de Rekenkamer over het begroten van militaire missies

WGO Begrotingsonderzoek d.d. 17 november 2011

Verzonden op 13 juni 2012 per brief FEZ/BZ-179/11

21-11-2011

Motie Ferrier 33 000 V, nr 40: harde voorwaarden binden aan hulp aan Sudan

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 26 maart 2012 (DAF-126/201)

21-11-2011

Motie El Fassed 33 000 V, nr 48: de criteria voor subsidie aan bedrijven

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

21-11-2011

Motie Van der Staaij/Hachchi 33 000 V, nr 107: evalueren van alle programma's

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

21-11-2011

Motie Dikkers 33 000 V, nr 37: toetsing aan de hiernieuwde OESO richtlijnen

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12 «

21-11-2011

Motie Ferrier 33 000 V, nr 39: verbetering van de enabling environment

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

21-11-2011

Motie El Fassed/De Caluwe 33 000 V, nr 50: publiceren van actuele gegevens (memo aan Stas)

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 4 juli 2012 met kenmerk DEC/KH-152a/12

21-11-2011

Motie Ferrier/El Fassed 33 000 V, nr 41: duurzame ontwikkeling

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

In behandeling.

21-11-2011

Motie Voordewind 33 000 V, nr 54: een duurzame handelsmissie

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

In behandeling.

24-11-2011

Motie Kortenoeven 33 000 V, nr 94: De onderdrukking van de Papoea's

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Verzonden op 23 december 2011 per brief DAO-522

24-11-2011

Motie De Roon 33 000 V, nr 90: De economische sancties tegen Syrie

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Verzonden per brief met kenmerk DIE-84/12 d.d.1 februari 2012

24-11-2011

Motie Pechtold 33 000 V, nr 85: Huisvesting van het Internationaal Strafhof

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Verzonden per brief met kenmerk DVF/PJ-620/2011 d.d. 6 december 2011

24-11-2011

Motie Ormel 33 000 V, nr 80: De vrijheid van godsdienst van religieuze minderheden

Begrotingsbehandeling d.d. 24 nov. 2011

Verzonden per brief DMH/MR-540/11, d.d. 16 maart 2012.

24-11-2011

Motie Voordewind/Peters 33 000 V, nr 103: de opvang van Afghaanse vrouwen

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Meegenomen tijdens het AO Afghanistan/Pakistan

24-11-2011

Motie De Roon 33 000 V, nr. 86: Politieke steun aan Israel

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Staand beleid

24-11-2011

Motie El Fassed 33 000 V, nr 101: Afspraken met de Wereldbank

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Verzonden op 19 juni 2012 per brief MinFIN

24-11-2011

Motie El Fassed 33 000 V, nr 100: applicaties voor het ontsluiten van data (memo aan Stas)

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

Verzonden per brief d.d. 4 juli 2012 met kenmerk DEC-152a/12

24-11-2011

Motie Ormel 33 000 V, nr 81: Uitbreiding van het mandaat van Monusco

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Ormel/Ten Broeke 33 000 V nr. 82: Visumplichtige landen

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Voordewind 33 000 V nr, 102: Laogai-producten (gewijzigd)

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Peters 33 000 V, nr 98: Human Rights Due Diligence proces

Begrotingsbehandeling 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Ten broeke/Ormel 33 000 V, nr 71: een jaarlijkse werkconferentie met Duitsland

Begrotingsbehandeling d.d. 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Ten Broeke 33 000 V, nr 72: Bundeling van consulaire taken

Begrotingsbehandeling d.d. 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

Motie Ten Broeke/Ormel 33 000 V, 73: een integraal Nederlands grondstoffenbeleid

Begrotingsbehandeling d.d. 24 nov. 2011

In behandeling

24-11-2011

De landen die Syrië hebben voorgedragen voor de mensenrechtencommissie van UNESCO hierop aanspreken en de Kamer per brief informeren over de wijze waarop deze landen hierop hebben gereageerd.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Afgehandeld

24-11-2011

Advisering door de deskundigen inzake de receptorbenadering

Begrotingsbehandeling d.d. 24 november 2011

Verzonden op 11 juli 2012 per brief DMH/MR-346/12

24-11-2011

De Palestijnse Autoriteit steviger aanspreken op het aanmoedigen en verheerlijken van geweld op de Palestijnse staatstelevisie en de Kamer per brief over de resultaten van dit gesprek informeren

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Afgehandeld

24-11-2011

Op korte termijn de evaluatie van de eerste fase van de pilot godsdienstvrijheid.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Verzonden op 16 maart 2012 per brief DMH/MR-540/12

24-11-2011

Informeert de Kamer over de maatregelen die in EU-verband worden genomen ten aanzien van godsdienstvrijheid en de bescherming van religieuze minderheden.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Staand beleid.

24-11-2011

Informeert de Kamer per brief over het project geschillenbemiddeling en capaciteitsopbouw van de VN in Irak dat door Nederland financieel wordt ondersteund.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

In behandeling

24-11-2011

Vervolg op de grondstoffennotitie een korte lijst van activiteiten die de regering als beleid gaat ontwikkelen

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

In behandeling

24-11-2011

In de eerstvolgende voortgangsrapportage over de modernisering van de Nederlandse diplomatie ook ingaan op de beleidslijn ten aanzien van partners van diplomaten.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

In behandeling

24-11-2011

In de volgende rapportage over mensenrechten aan de Kamer duidelijk te maken hoe hij, de receptorbenadering, te werk gaat bij de misdaden zoals doodstraf, marteling, verdwijning en minderjarigen, als het bevriende landen betreft zoals Israël en de VS

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Verzonden op 9 maart 2012 per brief DMH/MR-32/12

24-11-2011

Informeert de Kamer per brief over de Child Labour Free Zones en de projecten die vanuit het Mensenrechtenfonds gesteund zullen worden.

Begrotingsbehandeling 24 november 2011

Verzonden op 29 februari 2012 per brief DMH/MR-081/12

24-11-2011

De actuele situatie in Oman

Begrotingsbehandeling d.d.24 november 2011

Verzonden op 13 december 2011per brief DAM-1019/11

29-11-2011

Motie Van der Staaij 32 735 nr. 19: een pilot uitvoeren met de receptor benadering om de bruikbaarheid voor het Nederlands mensenrechtenbeleid vast te stellen

VAO Mensenrechten en vrijheid van godsdienst en meningsuiting d.d. 29 juni 2011

Verzonden per brief d.d. 8 maart 2012 met kenmerk DMH/MR-061/12

29-11-2011

Motie Sap 21 501-20 nr. 563: het onderscheiden van nuts- en zakenbankactiviteiten

Debat over de agenda van de Europese Top d.d. 23 oktober 2011

Afgehandeld door Financiën

29-11-2011

Motie Sap 21 501-20 nr. 564: een duurzaam Europees hervormings- en stimuleringspakket

Debat over de agenda van de Europese Top d.d. 23 oktober 2011

Afgehandeld door Financiën

02-12-2011

Motie El Fassed 33 000 V, nr 51: Het FIETS-kwaliteitsmodel

Wetgevingsoverleg OS d.d. 21 november 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

07-12-2011

NAVO IBAN-rapporten zullen worden gedeeld met de Tweede Kamer, voor zover de NAVO-classificering dit toelaat

AO NAVO-ministeriele d.d. 7-8 december 2011

Staand beleid.

07-12-2011

Bezien welke mogelijkheden er zijn om publieke betrokkenheid bij het proces van de Posture Review te vergroten, d.m.v. publieke media («online communicatie»)

AO NAVO-ministeriele d.d. 7-8 december 2011

Minister heeft publiekscampagne toegelicht in AO NAVO-jumbo ministeriele op 12 april 2012.

12-12-2011

Toegang MRA tot Tibet en Xinjiang bepleiten bij Chinese autoriteiten en Kamer informeren

AO China d.d. 16 november 2011

In behandeling

12-12-2011

Minister zegt toe in EU ook te bepleiten mensenrechten in China ook aan de orde komt in Geneve en/of AVVN

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

12-12-2011

Minister zegt toe publieke uitspraak over wenselijkheid hervatting dialoog Chinese autoriteiten met Tibetanen ook te bepleiten via EU

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

12-12-2011

Minister zegt toe zich in te zetten voor een geintegreerd EU Chinabeleid

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

12-12-2011

Minister zegt toe mensenrechtenexpertise op postennet China vast te houden

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

12-12-2011

Minister zal werkwijze pensioenfondsen delen met China onderzoeken

AO China d.d. 16 november 2011

Afgehandeld

15-12-2011

Evaluatie rapport Twinningfaciliteit Suriname

AO Suriname d.d. 13 december 2011

Afgehandeld

15-12-2011

Min V&J zal de Kamer informeren over verjaringstermijn Suriname en verdere uitsplitsing negen gevallen waarin niet tot uitlevering aan Suriname is overgegaan (uitwerking 3e alinea justitie samenwerking in brief 5/12)

AO Suriname d.d. 13 december 2011

Verzonden op 21 februari 2012 door MinV&J

15-12-2011

Kamer na kontakt met minBZK informeren over problematiek rond CARICOM inzake terugkeer (na additionele informatie van Ferrier)

AO Suriname d.d. 13 december 2011

Afgehandeld

20-12-2011

Tijdens een eerstvolgende reis naar New York het Holland Paviljoen bezoeken en na terugkeer indrukken delen met Kamerlid Van der Ham

AO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 20 december 2011

Afgehandeld

22-12-2011

De Nederlandse ambassade in Pretoria zal een bijeenkomst organiseren met pleitbezorgers van de positie van het Afrikaans, als een van de officiele talen van Zuid-Afrika

AO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 20 december 2011

Afgehandeld

22-12-2011

Staatssecretaris zegt toe om eind 2012 weer te komen met de stand van zaken inzake de afbouw van onderwijsprogramma's

Begrotingsbehandeling d.d. 24 november 2011

In behandeling

22-12-2011

Stand van zaken over de situatie in Papoea

AO Papoea/Indonesie d.d. 22 december 2011

Verzonden op 27 januari 2012 per brief DAO-10/12

23-12-2011

Motie Hachchi (gewijzigd) 31 250 nr. 92 over afbouw van handelsbarrieres bij de GLB-onderhandelingen

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

Afgehandeld

23-12-2011

Motie El Fassed c.s. 22 054 nr. 181 over drempelwaarde voor de versnelde rapportage aan de Tweede Kamer te verlagen naar 2 miljoen euro

VAO Wapenexportbeleid d.d. 22 december 2011

Verzonden op 12 april 2012 per brief MinEL&I (Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Thailand)

23-12-2011

Motie Wiegman-van Meppelen Schepping/El Fassed 31 250 nr. 83 over criteria voor bedrijfsleveninstrumentaria en PPP's

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

23-12-2011

Motie Dikkers c.s. 31 250 nr. 89 over kleinschalige en duurzame landbouw

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

23-12-2011

Motie Schouten/Voordewind 26 485 nr. 118 over bestrijding van kinderarbeid (IDH)

VAO MVO d.d. 22 december 2011

Verzonden per brief d.d. 1 mei 2012 met kenmerk DDE-168/12

23-12-2011

Motie El Fassed c.s. 22 054 nr. 183 over een internationaal wapenhandelverdrag

VAO Wapenexportbeleid d.d. 22 december 2011

Verzonden op 11 juni 2012 per brief DVB/NW-295/2012

23-12-2011

Motie Voordewind 22 054 nr. 184 over geen wapenexportvergunning aan Egypte

VAO wapenexportbeleid d.d. 22 december

Verzonden op 2 juli 2012 per brief DVB/NW-441/12

23-12-2011

Motie Gesthuizen/Smeets 26 485 nr. 119 over de implementatie van de OESO richtlijnen

VAO MVO d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie Thieme/Ouwehand 31 250 nr. 81 over agro-ecologische landbouwpraktijken

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink/El Fassed 31 250 nr. 85 over een nulmeting en jaarlijkse voortgangsrapportages

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie Dikkers/El Fassed c.s. 31 250 nr. 90 over boerinnen in ontwikkelingslanden

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie El Fassed 31 250 nr. 91 over versterken van kleine producenten

VAO Landbouw in OS-landen d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie Gesthuizen 26 485 nr. 115 over afspraken over zorg voor mens en milieu

VAO MVO d.d. 22 december 2011

In behandeling

23-12-2011

Motie EL Fassed c.s. 22 054 nr. 183 over een internationaal wapenhandelverdrag

VAO Wapenexportbeleid d.d. 22 december 2011

In behandeling

28-12-2011

Motie Voordewind 22 054 nr 181: Drempeleaarde versnelde info procedure verlagen naar 2 miljoen euro

AO wapenexportbeleid

Verzonden op 12 april 2012 per brief MinEL&I (Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Thailand)

28-12-2011

Inzet Nl in onderhandelingen over ATT/ VN wapenhandelsverdrag (Kamerbrief)

AO Wapenexport van 21-12-2011

Verzonden op 11 juni 2012 per brief DVB/NW-295/2012

02-01-2012

Tweede Kamer informeren omtrent deelname Nederlandse soldaten aan Western Hemisphere Institute for Security Cooperation (na consultatie MinDEF)

AO Latijns-Amerika en Caribisch gebied d.d. 20 december 2012

Verzonden op 21 maart 2012 per brief DWH/LC-040/12

02-01-2012

Tweede Kamer informeren over landen die geweigerd hebben zich aan te sluiten bij het Verdrag van San José

AO Latijns-Amerika en Caribisch gebied d.d. 20 december 2011

Verzonden op 21 maart 2012 per brief DWH/LC-040/12

02-01-2012

Tweede Kamer informeren per brief over het Transitiefaciliteit

AO Latijns-Amerika en caribisch gebeid d.d. 20 december 2011

Verzonden op 26 januari 2012 per brief DDE-016/2012

18-01-2012

De minister zal de Kamer informeren zodra de status van het HOM-rapport Tel Aviv zodanig is dat het naar de Kamer kan worden gestuurd

30 ledendebat Turkije d.d. 18 januari 2012

afgehandeld

24-01-2012

Overzicht openstaande Toezeggingen EK

Toezeggingen registratie Eerste Kamer

In behandeling

27-01-2012

Motie SAP/Schouw 21 501-20 nr 607: Het wegnemen van de bezwaren van het Europees Parlement

Plenair debat agenda van de informele Europese Top d.d. 24 januari 2012

Verzonden per brief met kenmerk DIE-125/12 op 31 januari 2012

02-02-2012

De Tweede Kamer informeren over de stand van zaken van de uitfasering in exit- en transitielanden

AO Uitfasering d.d. 2 februari 2012

In behandeling

02-02-2012

De staatssecretaris zal op korte termijn de Meerjarige Strategische Plannen van ambassades van de partnerlanden openbaar maken

AO uitfasering d.d. 2 februari 2012

Verzonden op 20 februari 2012 per brief DEC-020/2012

02-02-2012

De staatssecretaris zal op korte termijn de regionale plannen Midden-Amerika openbaar maken

AO Uitfasering d.d. 2 februari 2012

Verzonden op 16 maart 2012 per brief DWH/LC-108/2012

03-02-2012

Voortgangsbrief sturen met een overzicht per land met betrekking tot de uitfasering van bilaterale OS-programma's, vòòr de begrotingsbehandeling

AO Uitfasering bilaterale ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 februari 2012

In behandeling

09-02-2012

De staatssecretaris zal op korte termijn de regionale plannen Grote Meren openbaar maken

AO Uitfasering d.d. 2 februari 2012

Afgehandeld

16-02-2012

Motie El Fassed 33 001 nr. 15: de verenigbaarheid van ACTA met de Europese verdragen

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Afgehandeld

16-02-2012

Motie Schouw 33 001 nr. 14: communautaire besluitvorming

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Motie is meegenomen in geannoteerde agenda ER 1, 2 maart DIE-261/12

16-02-2012

Motie Ormel 33 001 nr. 9: maatregelen tegen illegale migratie tussen Turkije en Griekenland

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Zijn door minister Leers mondeling afgehandeld tijdens het AO voor de JBZ-Raad van 8 maart 2012

16-02-2012

Motie Schouw 33 001 nr. 12: transparantie van het jaarversalg van de Europese Rekenkamer

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Afgehandeld in het verslag van de Ecofin van 21/2

16-02-2012

Motie Dijkhoff/Ormel 33 001, nr. 5: verlaging van de regeldruk

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Impliciet meegenomen in geannoteerde agenda Europese Raad 1-2 maart DIE-261/12

16-02-2012

Motie Albayrak 33 001 nr. 7: een grotere rol van het Europees Parlement bij belangrijke besluitvorming van de Europese Raad

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Afgehandeld in geannoteerde agenda Europese Raad 1-2 maart DIE-261/12

16-02-2012

Motie Dijkhoff/Ormel 33 001, nr. 10: monitoring van de rechtsstaat

Debat Staat van de Unie d.d. 9 februari 2012

Staand beleid

16-02-2012

Aangeven in GA ER van 1-2 maart op welke punten Begrotingspact is gewijzigd op de informele ER van 30 januari jl., incl appreciatie

AO Raad Algemene Zaken van 28 februari 2012

verzonden op 24 februari 2012 per brief DIE-261/12

17-02-2012

Motie Koopmans 32 627 nr. 5: inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling

VAO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2012

In behandeling

17-02-2012

Motie Van Gerven 32 627 nr. 7: een eindverslag van het sectoroverleg

VAO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2012

In behandeling

17-02-2012

Motie Voordewind 21 501-02 nr. 1123: een oproep tot vredesonderhandelingen/ hervatting trilaterale commissie MOVP en aanspreken partijen op niet financieren/faciliteren terrorisme en geweld

VAO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2012

Afgehandeld per brief op 23 maart 2012

17-02-2012

Motie Ormel 21 501-02 nr. 1122: het voorwaardelijk maken van uitgaven en geldstromen

VAO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2012

Staand beleid

17-02-2012

verslag Group of Friends of Syria op 24 februari a.s.

AO Raad Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2012

Afgehandeld

17-02-2012

Bescherming van de burgerbevolking in Uruzgan

AO Eindevaluatie missie Uruzgan d.d. 17 feb. 2012

Verzonden op 10 juli per brief DMM/MP/*-12 «

17-02-2012

Werking Toetsingskader

AO Eindevaluatie missie Uruzgan dd. 17 feb. 2012

Verzonden op 9 juli 2012 per brief DVB/CV-091/12

17-02-2012

Terugblik missies na 5 jaar

AO eindevaluatie Uruzgan d.d. 17 feb. 2012

Verzonden op 9 juli 2012 per brief DVB/CV-091/12

18-02-2012

Brief over motie Ten Broeke-Knops (HGIS middelen)

AO eindevaluatie missie Uruzgan dd. 17 feb. 2012

Verzonden op 13 juni 2012 per brief FEZ/BZ-042/12

28-02-2012

Motie Van der Ham/Van der Werf 31 482, nr. 81: over het aanscherpen van eisen

VAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 28 februari 2012

Verzonden op 24 april 2012 per brief ICE-052/2012

28-02-2012

Motie Klijnsma/Van der Werf 31 482, nr. 82: de kabinetsvisie op het internationaal cultuurbeleid

VAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 28 februari 2012

Verzonden op 24 april 2012 per brief ICE-052/2012

01-03-2012

Motie Schouten/Dijkgraaf 21 501-20 nr 619: Duidelijk waarborgen voor publiek-externe én parlementaire controle

Debat over de agenda van de Europese Top (incl. problematiek Griekenland) d.d. 29 februari 2012

Afgedaan

01-03-2012

Motie Schouw 21 501-20 nr 618: realiseren van volwaardige publieke externe controle

Debat over de agenda van de Europese Top (incl. problematiek Griekenland) d.d. 29 februari 2012

Afgedaan

06-03-2012

Samenwerking binnen de Raad van Europa; op zoek gaan naar werkwijze waarin Nederland andere landen kan meekrijgen in haar opstelling ten opzichte van de Raad van Europa

EK T01187 Plenaire vergadering d.d. 20 april 2010 / 32 123 V (Begrotingsstaten BZ 2010) + 32 125 (Staat vd Europese Unie)

In behandeling

07-03-2012

Brief over Kiobel-zaak

AO RBZ Gymnich d.d. 7 maart 2012

Verzonden op 26 maart 2012 per brief 2012 5395

09-03-2012

Algemeen Toezeggingen Eerste Kamer

Algemeen halfjaarlijks rapportage

In behandeling

16-03-2012

Toespraak van de minister «Responsibility to Protect» tijdens de genocide conferentie van 15 maart naar de Kamer sturen.

AO RBZ d.d. 15 maart 2012

Verzonden per brief d.d. 20 maart 2012 met kenkerk DMH/MR-208/12

16-03-2012

Brief aan de Kamer inzake feiten rondom Palestijns burger Al Qaissi; wat het een buitenrechterlijke executie

AO RBZ d.d. 15 maart 2012

Verzonden op 5 april 2012 per brief DAM-302/212

16-03-2012

Oordeel over vernietiging olijfbomen in de Palestijnse gebieden

AO RBZ d.d. 15 maart 2012

Verzonden op 4 april 2012 per brief DAM-258/2012

22-03-2012

Motie Franken, 32 735 C. Actief de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM te blijven bevorderen

Plenair EK d.d. 13 maart inzake EVRM/EHRM

Verzonden op 14 mei 2012 per brief MinV&J

23-03-2012

Nederlandse regering Israel en de Palestijnse Gebieden aanspreekt op hun verplichtingen ten aanzien vanhet waterdelingsvraagstuk (voor AO MR-beleid van 11 april 2012)

AO Water voor Ontwikkeling d.d. 21 maart 2012

Verzonden op 13 april 2012 per brief DAM-315/2012

23-03-2012

Voor het zomerreces brief met nadere uitwerking van de criteria voor subsisdieverlening van de PPP-Faciliteit Water

AO Water voor Ontwikkeling d.d. 21 maart 2012

Verzonden op 18 juni 2012 per brief DME-396/12

23-03-2012

Verslag van de Sanitation and Water for All high-level meeting van 20 april 2012

AO Water voor Ontwikkeling d.d. 21 maart 2012

Verzonden op 2 juli 2012 per brief DME-465/2012

06-04-2012

Brief vóór begrotingsbehandeling over uitwerking Disaster Risk Reduction Faciliteit van de Wereldbank en SHARE-programma vd EU (inclusief relatie met VN) (voortgang en operationele uitwerking van de Nederlandse inzet op het gebied van humanitaire hulp)

AO Humanitaire hulp d.d. 28 maart 2012

In behandeling

06-04-2012

Brief voor Prinsjesdag met toelichting over de wijze waarop de onafhankelijkheid van de Wereldomroep binnen de subsidierelatie met BZ is vormgegeven

AO mediawet d.d. 2 april 2012

In behandeling

12-04-2012

Motie Ferrier/De Lange 32 605, nr. 83: informeren op welke manier Nederlandse successen op het gebied van mensenrechten in Guatemala zullen worden gecontinueerd, nu de NL ambassade haar deuren zal sluiten

VAO Regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 april 2012

verzonden per brief d.d. 9 mei 2012 met kenmerk dwh minbuza-2012 9656

12-04-2012

Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink 32 605, nr. 80: een jaarlijkse rapportage over water en sanitatie

VAO Water en Ontwikkeling d.d. 5 april 2012

In behandeling

12-04-2012

Motie de Lange 32 605 nr. 84: een evaluatie van de regionale benadering van ontwikkelingssamenwerking per aangewezen regio te evalueren middels een aparte paragraaf in de reguliere jaarverslagen

VAO Regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 april 2012

In behandeling

12-04-2012

Op enig moment vertrouwelijke documenten van de NAVO m.b.t. de Deterrence and Defence Posture Review met de Kamer kunnen worden gedeeld

AO NAVO d.d. 16 april 2012 ministeriele 18-19 april 2012

Afgehandeld

13-04-2012

Agenda van de mensenrechtenambassadeur van het bezoek aan Pakistan

AO Afghanistan van 10 april 2012

Verzonden op 13 april 2012 per brief DMH/MRA-012/12

13-04-2012

Agenda van de mensenrechtenambassadeur

AO Afghanistan van 10 april 2012

verzonden op 13 april 2012 per brief DMH/MR-012/12

13-04-2012

Extra aandacht aan de kwartaalrapportage inzake politievolgsysteem Afghanistan

AO Afghanistan van 10 april 2012

afgehandeld

13-04-2012

De 15 indicatoren voor de resultaatmeting van de politietrainingsmissie Afghanistan in de kwartaalrapportage

AO Afghanistan van 10 april 2012

Verzonden op 19 juni 2012 per brief DVB-169/12

13-04-2012

De mogelijkheden voor een grotere betrokkenheid van de internationale gemeenschap, incl. China bij Sudan, en de rol van Nld en EU hierbij

AO Sudan van 11 april 2012

Verzonden op 10 mei 2012 per brief DAF-186/12

13-04-2012

Reactie op het rapport «Harnessing Intellectual Property Rights for Development Objectives»

Kamervragen Ferrier van 12 december

Afgehandeld; MinEL&I stuurt uit

13-04-2012

Actievere rol van Nld in het Comite van Ministers, tevens toezegging tot het bijwonen van een ministeriele vergadering van het Comite

Beleidsdebat d.d. 13 maart 2012 inzake EHRM/EVRM

In behandeling

16-04-2012

Terrorisme toevoegen aan mensenrechtenagenda

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

Afgehandeld

16-04-2012

Verdere selectie aantal landen voor het Mensenrechtenfonds

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

In behandeling

16-04-2012

Openbaar maken EU-actieplan godsdienstvrijheid en levensovertuiging

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

In behandeling

16-04-2012

Steun aan Shelter City

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

Afgehandeld

16-04-2012

Dual-Use goederen als inzet inde huidige onderhandelingen over een wapenshandelsverdrag bij VN

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

Verzonden op 11 juni 2012 per brief DVB/NW-295/2012

16-04-2012

Zuid-Afrika aanspreken op «omgekeerde apartheid»

NO Mensenrechten d.d. 16 april 2012

In behandeling

18-04-2012

Motie Peters/Hachchi 27 925 nr. 457: Monitoring en evaluatie van missies

VAO Eindevaluatie Nederlandse bijdrage aan de ISAF missie in Uruzgan 2006–2010 d.d. 12 april

Verzonden per brief DVB/CV-091/12, d.d. 9 juli 2012

18-04-2012

Met MinV&J een brief inzake stavaza in het proces tegen Victoire Ingabire in Rwanda

AO MJSP's d.d. 18 april 2012

Verzonden op 30 mei 2012 per brief DAF-201211080

18-04-2012

Wijzigingen in de capaciteit op het gebied van Gender en Mensenrechten op het ministerie

AO MJSP's d.d. 18 april 2012

Verzonden op 3 juli 2012 per brief DMH/MR-292/12

18-04-2012

Eerste resultaten van de pilots inzake coherentierapportage in Bangladesh, Ghana en Mali

AO MJSP's d.d. 18 april 2012

In behandeling

20-04-2012

In jaarlijkse voortgangsrapportage op de 4 speerpunten een overzicht opnemen van concrete doelstellingen, middelen en resultaten met een doorvertaling naar landen

AO MJSP's d.d. 18 april 2012

In behandeling

24-04-2012

Kamer informeren over de Nederlandse inzet op het klachtenmechanisme in het kader van het Ruggie Raamwerk binnen de Wereldbank

AO Wereldbank d.d. 18 april 2012

Staand beleid

24-04-2012

Informeren over de Nederlandse bijdrage aan Afghanistan na 2014, inclusief de financiele kant van de committering

AO NAVO d.d. 12 april 2012

Verzonden op 11 mei 2012 per brief DVB/073/12

24-04-2012

Gesprek voeren met Speciale Vertegenwoordiger voor Griekenland en Macedonie, Nimetz over de naamskwestie en de gevolgen voor de NAVO-toetreding van Macedonie en de Kamer informeren over het resultaat

AO NAVO d.d. 12 april 2012

Afgehandeld; aan toezegging is voldaan in gesprek op 7 maart

24-04-2012

De Kamer informeren over de mogelijke rol van de NAVO bij de bescherming van de Olympische Winterspelen in Rusland in 2014

AO NAVO d.d. 12 april 2012

Afgehandeld

24-04-2012

In de brief over bijdrage aan Afghanistan geeft het kabinet ook een verduidelijking van de Nederlandse diplomatieke inspanningen

AO NAVO d.d. 12 april 2012

Verzonden op 11 mei 2012 door MinDEF per brief met kenmerk DVB-073/12

16-05-2012

Motie Peters/Voordewind 28 676 nr. 157: over een onafhankelijke evaluatie van het Afghan Peace and Reintegration Program

VAO NAVO-Top d.d. 16 mei 2012

Verzonden op 19 juni 2012 per brief DVB/CV-169/12

16-05-2012

Motie Peters/Voordewind 28 676 nr. 158: over een geloofwaardig gekozen bestuur en een politieke oplossing in Afghanistan

VAO NAVO-Top d.d. 16 mei 2012

Verzonden op 19 juni 2012 per brief DVB/CV-169/12

16-05-2012

Motie Voordewind 28 676 nr. 155: over het belang van een langetermijnvisie op het verbeteren van de mensenrechten en de godsdienstvrijheid in Afghanistan

VAO NAVO-Top d.d. 16 mei 2012

Staand beleid

31-05-2012

De resultaten van de Rio+20 bedrijfslevenconsultatie (11-12 april, Den Haag) aan de Kamer zenden

AO Rio+20 d.d. 31 mei 2012

Verzonden op 6 juni per brief DME-434/2012

01-06-2012

De Kamer ontvangt een kostenoverzicht van de Nederlandse deelname aan de Rio+20 conferentie

AO Rio+20 d.d. 31 mei 2012

Verzonden 6 juni per brief DME-514/2012

01-06-2012

De staatsecretaris van Buitenlandse Zaken stuurt een brief naar de Kamer over de Watervoetafdruk

AO Rio+20 en d.d. 31 mei 2012

Verzonden op 6 juni 2012 per brief DME-389/2012

14-06-2012

De staatssecretaris informeert de Kamer per brief over het kabinetsbeleid op het gebied van religie en ontwikkeling

Wetgevingsoverleg jaarverslag d.d. 14 juni 2012

Verzonden op 3 juli 2012 per brief DMH-012/12

20-06-2012

Uitzoeken of Turkse schoolboekjes normen van religieuze vrijheid overschrijden, zo ja, dit bij Turkije aan de orde stellen

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

20-06-2012

Uitzoeken RvE motie 1 704 van PACE kan agenderen (zodat motie Van der Staaij nog voor reces in stemming kan worden gebracht)

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

20-06-2012

Adequate cultuur-historische bescherming Mor Gabrielklooster opbrengen bij minister Davutoglu en hiertoe samenwerken met like-minded landen

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

20-06-2012

Ambassadeur zal op korte termijn bezoek brengen aan Mor Gabrielklooster

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

20-06-2012

Advies inwinnen over juridische wenselijkheid amici-brief aan EHRM en Kamer daarover informeren

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

Voldaan op 2 juli per brief DEU 635/12

20-06-2012

Zodra uitkomsten rapport remigranten bekend zijn, deze toesturen aan de Kamer

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

22-06-2012

Overleg met Duitse collega over afgewezen motie SPD (oproep Syrische)orthodoxen te erkennen als minderheid cf verdrag van Lausanne

Notaoverleg Omtzigt d.d. 20 juni 2012

In behandeling

29-06-2012

Motie Pechtold 21501-20 nr. 642: helder en eenduidig communiceren over de inzet van het kabinet

Debat over de agenda van de Europese Top d.d. 27 juni 2012

Staand beleid

29-06-2012

Motie Van der Staaij/Slob 21 501-20 nr. 656: een grote schoonmaak onder bestaande Europese regelgeving

Debat over de agenda van de Europese Top d.d. 27 juni 2012

Staand beleid

29-06-2012

Motie Pechtold 21 501-20 nr. 643: inzetten op een verschuiving van cohesielandbouw- en structuurfondsen naar Europese onderzoeks- en innovatiebudgetten

Debat over de agenda van de Europese Top d.d. 27 juni 2012

 

29-06-2012

Brief over het informele overleg van een aantal ministers van Buitenlandse Zaken, voorgezeten door de Duitse minister Westerwelle, over de toekomst van Europa

Plenair debat agenda van de Euorpese Raad 38/29 juni 2012

Verzonden op 17 juli 2012 per brief DIE-913/12

29-06-2012

Evaluatie van beleid voor migratie en onwikkeling, inclusief de deelevaluatie van het pilot-project circulaire migratie naar de Kamer

Wetgevingsoverleg d.d. 14 juni 2012

Verzonden op 4 juli 2012 per brief DEC-MA-056/12

29-06-2012

Mor Gabriel Klooster te agenderen voor het CM, conform motie vd Staaij en mogelijkheid derden interventie bij het EHRM

Notaoverleg d.d. 20 juni 2012

Verzonden op 2 juli 2012 per brief DEU-635/2012

05-07-2012

TK nader informeren over Nlse inzet om China bij internationale contactgroep voor Sudan en Zuid-Sudan betrekken

AO Sudan d.d. 4 juli 2012

 

05-07-2012

TK nader informeren over appreciatie van de benchmarkts voor UNMISS

AO Sudan d.d. 4 juli 2012

 

05-07-2012

OS-bijdrage voor kleinschalige projecten Kunduz

AO voortgang missie Afghanistan d.d. 27 juni 2012

 

05-07-2012

Nederlandse rol in verzoeningsproces, informatie over aantallen Afghan Peace and Reintegration Programme

AO voortgang missie Afghanistan d.d. 27 juni 2012

 

06-07-2012

Motie Van der Staaij 33 195 nr. 8: agenderen van het Mor Gabrielklooster in de Raad van Ministers

Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Omtzigt over de zorgwekkende situatie van het Mor Gabriel klooster en de Aramees sprekende Christenen in Turkije d.d. 5 juli 2012

 

06-07-2012

Motie Ferrier 33 195 nr. 9: de positie van christelijke minderheden

Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Omtzigt over de zorgwekkende situatie van het Mor Gabriel klooster en de Aramees sprekende Christenen in Turkije d.d. 5 juli 2012

 

09-07-2012

Motie de Lange 32 852 nr. 4: a-biotische grondstoffen

Notaoverleg grondstoffennotitie d.d. 2 juli 2012

 

09-07-2012

Motie de Lange 32 852 nr. 5: implementatie van de actiepunten

Notaoverleg grondstoffennotitie d.d. 2 juli 2012

 

09-07-2012

Motie de Roon 32 852 nr. 7: bilaterale en multilaterale samenwerking

Notaoverleg grondstoffennotitie d.d. 2 juli 2012

 

09-07-2012

Motie Van der Werf 32 852 nr. 8: een circulaire economie in Nederland

Notaoverleg grondstoffennotitie d.d. 2 juli 2012

 

09-07-2012

Motie Van Veldhoven 32 852 nr. 9: een Schengengebied voor hergebruik van grondstoffen

Notaoverleg grondstoffennotitie d.d. 2 juli 2012

 

09-07-2012

Motie Ferrier 31 250 nr. 99: wegnemen van obstakels in bedrijfsleveninstrumenten voor vrouwen.

VAO OS bedrijfsleveninstrumentarium d.d. 4 juli 2012

In behandeling

10-07-2012

Motie Eijsink/Van Dijk 26 488 nr. 298: uit het JSF-project stappen

VAO Voortgang vervanging F16

Behandeling door Ministerie van Defensie

10-07-2012

Motie Van Bommel/Voordewind 26 150 nr. 119: een verbod op steniging

VAO Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) d.d.

 

10-07-2012

Motie Van Bommel/Voordewind 26 150 nr. 120: over vrouwenbesnijdenis

VAO Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN)

 

11-07-2012

Verslag van het bezoek van de Nld ambassadeur aan Mor Gabriel Klooster

AO Mor Gabriel Klooster d.d. 5 juli 2012

 

11-07-2012

Na de zomer informatie over de plannen voor de 6 focuslanden van het NAP1325 naar de Kamer

AO Speerpunt Veiligheid en Rechtsorde d.d. 4 juli 2012

 

11-07-2012

De regering informeert de Kamer per brief over de haalbaarheid van een internationaal anti-corruptie strafhof

AO Speerpunt Veiligheid en Rechtsorde d.d. 4 juli 2012

 

BIJLAGE 3: SUBSIDIEOVERZICHT

Subsidieoverzicht Ministerie van Buitenlandse Zaken

Lopende subsidies peildatum 1 juni 2012 (bedragen x 1 000 euro)

Begrotingsartikel

ODA/ non- ODA

Naam subsidieregeling

Hyperlink naar publicatie regeling in Staatscourant

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Aantal verleningen in 2011

Jaar waarin voor het laatst verplichtingen kunnen worden aangegaan

Verval datum regeling

Jaar laatste evaluatie

Jaar volgende evaluatie

SUBSIDIES IN EIGEN BEHEER

1.1

non- ODA

Internationaal Strafhof 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–15226.html

190

10

1

2011

2012

n.v.t.

2014

1.1

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

5 217

4 853

4 800

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2014

1.2

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

1 584

1 637

686

395

252

45

12

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

1.2

ODA

Mensenrechtenfonds 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–20433.html

4 380

4 872

2 727

802

181

23

18

2011

2012

n.v.t.

2013

1.2

ODA

Mensenrechtenfonds 2012–2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–14972.html

1 677

1 648

3 514

3 125

1 560

357

2011

2016

n.v.t.

2013

1.2

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

2 315

3 503

1 156

652

395

99

12

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

2.1

non- ODA

Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–14500.html

192

90

10

2

2011

2012

n.v.t.

n.v.t.

2.1

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

346

880

539

500

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

2.1

ODA

Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–14500.html

381

350

442

384

67

4

2011

2012

n.v.t.

n.v.t.

2.2

non- ODA

Internationaal Anti-terrorisme Instituut

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–16553.html

500

500

500

500

2009

2016

n.v.t.

2013

2.3

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

5

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

2.5

non- ODA

Matra Programma subsidieplafond 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–543.html

1 898

100

7

2011

2012

n.v.t.

2013

2.5

non- ODA

Matra Projecten Programma

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–2560.html

1 726

861

346

110

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

2.5

non- ODA

Matra Projecten Programma 2007

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–250-p27-SC78516.html

51

42

2007

2008

n.v.t.

2013

2.5

non- ODA

Matra Projecten Programma 2008

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007–241-p9-SC83360.html

877

1 125

122

115

2008

2009

n.v.t.

2013

2.5

non- ODA

Matra Projecten Programma 2009

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–1633.html

2 137

2 238

656

161

2009

2010

n.v.t.

2013

2.5

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

450

4 287

8 548

1 032

2

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

2.5

ODA

Fonds Politieke Partijen II 2012–2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–13393.html

235

7 765

8 000

8 000

6 400

1 600

2011

2016

n.v.t.

2016

2.5

ODA

Humanitair ontmijnen 2008–2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007–39-p9-SC79391.html

9 288

5 228

2007

2012

 

 

2.5

ODA

Matra Projecten Programma

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–2560.html

1 448

834

512

49

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

2.5

ODA

Matra Projecten Programma 2009

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–1633.html

3 803

3 083

1 006

36

2009

2010

n.v.t.

2013

2.5

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

54 379

40 662

15 566

12 499

7 212

4 000

1 149

28

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013/ 2014

2.6

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

11 873

11 775

919

28

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2014

4.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

38 989

50 053

46 545

40 983

18 957

7 635

6

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2015

4.2

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

981

1 978

456

7

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

4.3

ODA

Fonds mesofinanciering 2009–2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–194-p4-SC87716.html

286

1

2009

2013

n.v.t.

2013

4.3

ODA

Jonge en vernieuwende organisaties

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85695.html

122

66

2008

2012

n.v.t.

n.v.t.

4.3

ODA

Medefinancieringsstelsel 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–77-p10-SC74727.html

886

2010

2011

2009/ 2011

n.v.t.

4.3

ODA

Schoklandfonds

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–8030.html

5 718

7 405

854

2008

2012

n.v.t.

2013

4.3

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

46 075

59 257

27 411

14 411

11 625

2 739

12

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013/ 2014/ 2015 

4.3

ODA

Thematische medefinanciering 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–53-p12-SC69214.html

556

2006

2011

2006

n.v.t.

5.1

ODA

Onderzoek en innovatie

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–108-p10-SC75404.html

11 514

10 595

2 863

1 391

1

2012

2013

n.v.t.

n.v.t.

5.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

29 050

28 753

10 348

6 466

483

2

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

5.1

ODA

Thematische medefinanciering 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–53-p12-SC69214.html

134

243

2006

2011

2006

n.v.t.

5.2

ODA

Jonge en vernieuwende organisaties

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85695.html

24

2008

2012

n.v.t.

n.v.t.

5.2

ODA

Medefinancieringsstelsel 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–77-p10-SC74727.html

22 049

100

2010

2011

2009/ 2011

n.v.t.

5.2

ODA

Medefinancieringsstelsel 2011–2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–11736.html

405 440

388 898

381 581

376 458

335 187

19 178

20

2010

2016

n.v.t.

2015

5.2

ODA

PSO

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–20792.html

13 125

13 025

100

niet bepaald

2013

2011

niet bekend

5.2

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

83 694

65 000

60 000

55 000

62 628

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2013

5.2

ODA

Tijdelijke subsidieregeling internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking (SALIN)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–175-p19-SC71496.html

5 504

1 848

niet bepaald

2011

n.v.t.

niet bekend

5.2

ODA

Twinningfaciliteit Nederland-Suriname

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007–218-p9-SC82924.html

3 178

1 790

2008

2012

n.v.t.

niet bekend

5.3

ODA

Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–8466.html

69 996

2011

2016

n.v.t.

niet bekend

5.3

ODA

Jonge en vernieuwende organisaties

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85695.html

1 001

113

2008

2012

n.v.t.

n.v.t.

5.3

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

363

417

155

49

26

4

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

5.4

ODA

Coördinatie en afstemming NGO inbreng

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–16577.html

500

350

150

2011

2016

n.v.t.

n.v.t.

5.4

ODA

Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–8769.html

6 250

8 750

10 000

8 000

2 000

2010

2015

n.v.t.

2015

5.4

ODA

Fonds Product Development Partnerships 2011–2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–8717.html

14 186

10 671

19 886

16 406

3 480

7

2010

2015

n.v.t.

2015

5.4

ODA

Jonge en vernieuwende organisaties

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85695.html

125

104

2008

2012

n.v.t.

n.v.t.

5.4

ODA

Key Populations Fonds

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–7683.html

7 900

7 800

7 800

7 800

3 450

250

2011

2016

n.v.t.

2016

5.4

ODA

Medefinancieringsstelsel 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–77-p10-SC74727.html

3 066

767

2010

2011

2009/ 2011

n.v.t.

5.4

ODA

Onderzoek en innovatie

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–108-p10-SC75404.html

1 693

2 504

1 178

1 947

1

2012

2013

n.v.t.

n.v.t.

5.4

ODA

Schoklandfonds

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–8030.html

1 083

2 397

2008

2012

n.v.t.

2013

5.4

ODA

Seksuele Rechten en Reproductieve Gezondheidszorg (SRGR)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–352.html

187

2009

2011

n.v.t.

2012

5.4

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

17 457

37 086

31 786

1 748

60

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

5.4

ODA

Thematische medefinanciering 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–53-p12-SC69214.html

1 132

447

2006

2011

2006

n.v.t.

5.4

ODA

Tijdelijke subsidieregeling internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking (SALIN)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–175-p19-SC71496.html

40

niet bepaald

2011

n.v.t.

niet bekend

5.4

ODA

Vakbondsmedefinanciering 2009–2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–1898.html

17 203

11 445

1 762

2009

2013

2012

n.v.t.

6.1

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

1 445

960

257

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

6.1

ODA

Jonge en vernieuwende organisaties

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85695.html

20

2008

2012

n.v.t.

n.v.t.

6.1

ODA

Medefinancieringsstelsel 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–77-p10-SC74727.html

275

465

2010

2011

2006

n.v.t.

6.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

26 126

38 609

25 650

7 372

4 328

4 350

2

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

2015 (voor één subsidie)

6.2

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

20 146

24 003

17 216

10 396

4 963

879

651

4

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

6.2

ODA

Thematische medefinanciering 2006–2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–53-p12-SC69214.html

39

2006

2011

2006

n.v.t.

7.1

non- ODA

Gedetineerdenbegeleiding

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–507.html

592

2008

2010

2011

n.v.t.

7.1

non- ODA

Gedetineerdenbegeleiding 2012–2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–20409.html

1 302

68

2011

2015

n.v.t.

2015

7.2

non- ODA

Migratie en ontwikkelingsprogramma 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–20799.html

13

1

2011

2012

n.v.t.

2012

7.2

ODA

Migratie en ontwikkelingsprogramma 2009

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–5903.html

2 302

1 277

69

2009

2010

n.v.t.

2012

7.2

ODA

Migratie en ontwikkelingsprogramma 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–20799.html

390

433

170

109

5

2011

2012

n.v.t.

2012

7.2

ODA

Migratie en ontwikkelingsprogramma 2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–22649.html

788

537

455

467

98

2012

2013

n.v.t.

2012

7.2

ODA

Terugkeer en migratie

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–244-p10-SC78170.html

23

2007

2008

n.v.t.

n.v.t.

8.1

non- ODA

HGIS Cultuurprogramma 2005–2008

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005–60-p14-SC69382.html

192

92

2008

2009

n.v.t.

n.v.t.

8.1

non- ODA

Internationaal Cultuurbeleid

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–278.html

1 659

1 753

577

450

450

450

450

2012

2013

niet bekend

niet bekend

8.1

non- ODA

Internationale betrekkingen op cultureel gebied 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–16796.html

2 731

2 793

1 722

754

6

2011

2012

niet bekend

niet bekend

8.1

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

101

340

34

2

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

8.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

4 843

222

1 187

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

8.1

ODA

Cultuur en ontwikkeling 2012–2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–13209.html

4 000

3 750

3 500

3 250

3 000

2012

2017

n.v.t.

2014

8.1

ODA

Cultuur en ontwikkelingssamenwerking

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–276.html

1 427

1 065

93

2010

2010

n.v.t.

n.v.t.

8.2

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

8

8

8

8

8

1

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

8.3

non- ODA

Europafonds 2009

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–768.html

134

99

2009

2009

n.v.t.

n.v.t.

8.3

non- ODA

Europafonds tweede ronde 2010

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–9604.html

560

378

125

24

2010

2011

n.v.t.

n.v.t.

8.3

non- ODA

Model Verenigde Naties 2011

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–20434.html

15

3

2011

2012

n.v.t.

n.v.t.

8.3

non- ODA

Model Verenigde Naties 2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–22127.html

21

2012

2013

n.v.t.

n.v.t.

8.3

non- ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

4 305

3 878

274

197

12

8

niet bepaald

niet bepaald

n.v.t.

n.v.t.

8.3

ODA

Subsidiefaciliteit Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–15639.html

2 025

11 025

10 580

6 240

385

1

2015

n.v.t.

2014

                               

TOTAAL SUBSIDIES IN EIGEN BEHEER

911 891

973 206

715 540

588 674

467 826

44 703

2 250

213

       
                               

SUBSIDIES UITBESTEED

4.3

ODA

ORET 2007 (uitbesteed aan PWC)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006–244-p9-SC78130.html

56 245

40 484

18 052

81 506

niet bekend

--

2008

n.v.t

2014

5.2

ODA

NICHE en NFP+ (uitbesteed aan Nuffic)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–22349.html

64 288

72 084

60 000

35 000

1 245

niet bekend

niet bekend

2013

n.v.t

2012

5.3

ODA

MDG3-Fonds: Investeren in gelijkheid (uitbesteed aan PWC)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–43-p8-SC84663.html

18 230

12 074

niet bekend

2008

2011

n.v.t

2013

6.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt (uitbesteed aan FMO)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

4 534

20 680

niet bekend

niet bekend

niet bekend

n.v.t

2015

8.3

ODA

Subsidiefaciliteit Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking – SBOS (uitbesteed aan PWC)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–15639.html

10 036

20 138

1 367

1 364

niet bekend

--

2015

n.v.t.

2014

                               

TOTAAL SUBSIDIES UITBESTEED

153 333

165 460

79 419

117 870

1 245

         
                               
                               

SUBSIDIES INBESTEED BIJ AGENTSCHAP NL

2.5

ODA

Fonds economische opbouw Uruzgan (FEOU)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–3511.html

1 100

936

niet bekend

2011

2014

2011

n.v.t.

2.5

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

1 808

3 000

2 855

845

niet bekend

niet bekend

niet bekend

n.v.t.

2014

4.2

ODA

Azië faciliteit voor China

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007–78-p8-SC80124.html

1 631

545

1 066

niet bekend

niet bekend

2010

2009

niet bekend

4.2

ODA

Indonesië faciliteit

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010–4655.html

1 760

2 627

3 828

4 552

1 352

niet bekend

niet bekend

2012

2011

niet bekend

4.3

ODA

Fonds Mesofinanciering

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–194-p4-SC87716.html

100

niet bekend

2009

2013

n.v.t.

2013

4.3

ODA

Private Sector Investeringsprogramma (PSI)

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011–23127.html

12 437

16 944

36 678

46 959

55 200

32 400

niet bekend

2012

2013

2010

2015

4.3

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

5 683

1 000

870

niet bekend

niet bekend

niet bekend

n.v.t.

2015

6.1

ODA

Fonds duurzame biomassa mondiaal

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009–3618.html

4 903

3 731

1 478

niet bekend

2009

2013

n.v.t.

2013

6.1

ODA

Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008–95-p10-SC85694.html

2 500

397

niet bekend

niet bekend

niet bekend

n.v.t.

2013

                               

TOTAAL SUBSIDIES INBESTEED BIJ AGENTSCHAP NL

10 794

28 428

28 252

44 955

49 156

55 200

32 400

         
                               

TOTAAL GENERAAL

1 076 018

1 167 094

823 211

751 499

518 227

99 903

34 650

         
                               

De subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 heeft geen einddatum. Het is de overkoepelende regeling voor de beleidsregels en plafonds die in de Staatscourant worden gepubliceerd. Beleidsregels en plafonds hebben wel een einddatum. Niet voor alle subsidies worden beleidsregels en/of plafonds gepubliceerd. Dan worden ze direct op grond van een op meer artikelen uit de Subsidieregeling BZ 2006 verstrekt.

BIJLAGE 4: EVALUATIE- EN ONDERZOEKSTABEL

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       

1a. Beleidsdoorlichtingen

       
 

Bevordering Internationale Rechtsorde en mensenrechtenbeleid*

1

2014

 

Nederlandse inzet NAVO*

2

2012

Rapport

 

Energievoorzienings-

zekerheid

2

2012

 

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde (voorheen bevordering regionale stabiliteit)*

2

2013

 

Beleid Latijns Amerika*

2/4

2013

 

Humanitaire Hulp*

2

2014

 

Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie*

3

2013

 

OS beleid van de Unie*

3

2012

 

Nabuurschap (incl. MATRA)*

3

2014

 

Vijf jaar Top van Warschau*

3

2011

Rapport

 

Voedselzekerheid*

4/6

2015

 

Begrotingssteun*

4

2012

 

Private Sector Ontwikkeling*

4

2013

 

Basic Education*

5

2011

Rapport

 

Steun aan het maatschappelijk middenveld*

5

2015

 

Genderbeleid*

5

2014

 

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, Aids*

5

2013

 

Hernieuwbare energie in ontwikkelingssamen-werking*

6

2014

 

Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen*

6

2012

Rapport

 

Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–2010*

7

2011

Rapport

 

NL Gastland

8

2014

 

Publieksdiplomatie

8

2015

  1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

       
 

Deelstudie uitvoering mensenrechtenbeleid*

1

2012

 

Subsidie: International Centre for Counter-Terrorism

2

2013

 

Landenstudie Nicaragua*

2

2010

Rapport

 

Nederlands beleid t.a.v. de Westelijke Balkan*

2

2011

Rapport

 

Aiding the Peace: A multi-donor evaluation of support to Conflict Prevention and Peacebuilding activities in Southern Sudan 2005–2010*

2

2010

Rapport

 

Conflictpreventie en vredesopbouw in DRC (multi-donor)*

2

2011

Rapport

 

Eindevaluatie ISAF/Uruzgan incl. subsidieregeling «Fonds economische opbouw Uruzgan»*

2

2011

Rapport

 

Democratische transitie in de Arabische regio (Matra zuid)*

2

2014

 

Versterking rechtsstaat Kunduz*

2

2014

 

Goed Bestuur*

2

2014

 

Haïti noodhulp*

2

2011

Rapport

 

Verdragsmatige Benelux samenwerking*

3

2012

 

Oostelijke Partnerschaplanden incl. Matra*

3/2

2013

 

Voedselzekerheid & landbouwontwikkeling*

4

2014

 

Lange termijn effecten en duurzaamheid OS: casestudy voedselzekerheid*

4

2013

 

Op basis van PSD-evaluatieprotocol 2012:

4

2015

 
 

– IDH (Duurzame handel)

   

 

– Agriterra (producenten-organisaties)

   

 

Evaluatie van de Nederlandse steun aan Nicaragua 2005–2008*

4

2010

Rapport

 

Deelonderzoek relatie begrotingssteun en armoede (multi-donor): Zambia etc.*

4

2011

Rapport

 

Evaluation of the Dutch support to capacity development: Facilitating resourcefulness (case studies Ghana, SNV, Agriterra, PSO, NCEA)*

4/5

2010/2011

Rapport

 

Evaluation of Dutch support to capacity development: the case of NIMD*

4/2

201/2011

Rapport

 

Implementatie van de Paris Declaration*

 

2011

Rapport

 

Wederzijdse belangen-wederzijdse voordelen: Evaluatie van de schuldverlichtingsovereenkomst van 2005 tussen de Club van Parijs en Nigeria*

4

2011

Rapport

 

Nederlandse inzet bij de Wereldbank*

4

2013

 

Kanaalkeuze en complementariteit*

4/5

2013

 

Pre PSD-evaluatieprotocol:

4

   
 

– FMO-MASSIF

 

2010

Rapport

 

– FMO-CD (capacity development)

 

2011

Rapport

 

– PSI/PSOM 1999–2009

 

2010

Rapport

 

– CBI

 

2012

 

– ORET

 

2014

 

Op basis van PSD-evaluatieprotocol 2012:

 

2015

 
 

– FMO-MASSIF (Access to Finance)

   

 

– FMO-IDF (Infrastructure Development Fund)

   

 

– FMO-AEF (Access to Energy Fund)

   

 

– FMO-OS (Emerging Market Fund)

   

 

– FMO-CD (Capacity Development)

   

 

– ORIO (publieke infrastructuur)

   

 

– PSI (Private Sector Investeringen)

– CBI (Importbevordering uit OS-landen)

   

 

– PUM (uitzending managers)

   

 

– DECP (Employers Cooperation Prog.)

   

 

Netherlands Business Support Offices (NSBO)

4

2013

 

Economische diplomatie

4

2015

-

 

Basisonderwijs Oeganda*

5

2012

Rapport

 

Basisonderwijs Bangladesh*

5

2011

Rapport

 

Basisonderwijs Bolivia*

5

2011

Rapport

 

Basisonderwijs Zambia

5

2011

Rapport

 

Netherlands Fellowship Programme

5

2012

 

Netherlands Institutional Capacity Development in Higher Education

5

2012

 

Beroepsonderwijs en arbeidsmarkt*

5

2013

 

Evaluatie van de Nederlandse steun aan Nicaragua 2005–2008*

5

2010

Rapport

 

Lobby en advocacy activiteiten van NGO’s*

5

2014

 

Evaluatie SNV*

5

2013

 

Directe financiering van lokale NGO’s*

5

2013

 

Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen)*

5

2013

 

Landenstudie Nicaragua gezondheid*

5

2010

Rapport

 

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)*

5

2012

 

Keuzes en Kansen

5

2015

 

Fonds Product Development Partnerships

5

2015

 

Twinning Suriname*

5

2011

Rapport

 

Energieactiviteiten in Rwanda*

6

2013

 

Energieactiviteiten in Indonesië*

6

2014

 

Fonds Duurzame Biomassa

6

2013

 

Daey Ouwens

6

2012

 

Access to Energy Fund

6/4

2015

 

Water en sanitaire voorzieningen in Egypte*

6

2010

Rapport

 

Water en sanitaire voorzieningen in Benin*

6

2011

Rapport

 

Water en sanitaire voorzieningen in Mozambique*

6

2011

Rapport

 

Aqua for all programma «Building bridges connecting water»

6

2014

-

 

Prins Claus fonds

8

2011

Rapport

 

Prins Claus fonds

8

2014

 

NCDO/SBOS

8

2014

2. Overig onderzoek

       
 

Van noodhulp naar wederopbouw*

2

2013

 

Central Emergency Response (CERF)

2

2011

Rapport

 

Common Humanitarian Funds

2

2011

Rapport

 

IASC Cluster Approach 2nd phase

2

2010

Rapport

 

Global logistics WFP (multi-donor)*

2

2012

 

Syntheseonderzoek Voedselzekerheid*

4

2012

Rapport

 

Strategic Alliance for the Development of Agriculture

4

2010

Rapport

 

One UN (Delivering as one)

4

2012

 

UNESCO

4/8

2010

Rapport

 

Publiek Private Partnerschappen (w.o. Schokland)

4

2013

 

Transitiefaciliteit

4

2015

 

FMO-A

4

2013

 

ICTSD (International Centre for Trade & Sustainable Development)

4

2015

 

Fast Track Initiative (multi-donor)

5

2010

Rapport

 

Onderwijs in fragiele staten (UNICEF)

5

2010

Rapport

 

Early childhood development (UNICEF)

5

2011

Rapport

 

Kwaliteitsoordeel programmaevaluaties

MFS I*

5

2011

Rapport

 

Syntheseonderzoek sociale en productieve investeringen*

5

2013

 

UNAIDS

5

2010

Rapport

 

International Planned Parenthood Federation

5

2011

Rapport

 

Evaluatie Rio-verdragen

6

2012

 
 

Evaluatie Interdepartementaal beleidsprogramma

Biodiversiteit

6

2012

 
 

Evaluatie Stichting Duurzame Terugkeer

7

2011

Rapport

 

Pilot Circulaire Migratie

7

2012

 
 

Migratie en Ontwikkeling

7

2012

 
 

Website «Geld naar huis»

7

2010

Rapport

 

Advies Raad voor Cultuur

8

2010

Rapport

         

*IOB onderzoek

Toelichting:

Art 1:

In 2014 i.p.v. 2013 zal een beleidsdoorlichting over de mensenrechtenstrategie als geheel worden afgerond in combinatie met het beleidsterrein internationale rechtsorde.

Als lid van een Internationale Organisatie (IO) heeft Nederland de verplichting (twee)jaarlijks contributie te betalen. Contributies zijn bijdragen in het kader van verplichtingen die voortvloeien uit verdragen die tussen de Nederlandse staat en een IO zijn afgesloten. Deze uitgaven vallen onder de evaluatiefunctie van de Inspection and Evaluation Division (IED) van het Office of Internal Oversight Services (OIOS), die onafhankelijk inspecties en evaluaties uitvoert namens de UN SG en lidstaten als Nederland.

Art 3:

De Nederlandse afdrachten aan de EU vallen onder de evaluatieverantwoordelijkheid van de EU en maken geen onderdeel uit van de evaluatieprogrammering van het ministerie.

Het Directoraat Generaal Ontwikkeling (DEVCO) van de Europese Commissie beschikt over een eigen dienst (Joint Evaluation Unit) die evaluaties doet uitvoeren van de externe programma’s van de Commissie (zowel programma’s die uit de EU begroting worden gefinancierd, als programma’s uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) t.b.v. de ACP-landen). De evaluatierapporten zijn online te raadplegen (http://ec.europa.eu/

europeaid/how/evaluation/evaluation_reports). Desalniettemin is in 2010, in overleg met de Tweede Kamer, besloten dat IOB een beleidsdoorlichting van de Europese ontwikkelingssamenwerking zal uitvoeren. Nadruk ligt daarbij op het EOF.

Algemeen:

De vindplaats van alle afgeronde onderzoeken is: http://www.minbuza.nl (via jaar afronding of zoekwoord). De website biedt eveneens een versie van de evaluatieprogrammering met de opbouw van evaluatieonderzoeken per artikelonderdeel binnen een beleidsartikel. Het betreft een weloverwogen evaluatieprogrammering waarin recht wordt gedaan aan zaken als: kosten van het onderzoek in verhouding tot de beleidsuitgaven, fase van het beleidsproces, politieke actualiteit, etc.

BIJLAGE 5: LIJST VAN AFKORTINGEN

AABs

Algemene Ambtsberichten

ACS

Association of Caribbean States

Adept

Accession-oriented Dutch-European Proficiency Training

AERC

African Economic Research Consortium

AMISOM

African Union Mission on Somalia

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

ANDS

Afghan National Development Strategy

ASEAN

Association of Southeast Asian Nations

ATAF

African Tax Administration Forum

ATT

Arm Trade Treaty (Internationaal wapenhandelsverdrag)

AU

Afrikaanse Unie

AVVN

Algemene Vergadering Verenigde Naties

BBP

Bruto Binnenlands Product

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

BNP

Bruto Nationaal Product

BSOD

Business Support Organisation Development

BTWC

Biologisch en Toxische Wapens Verdrag (155)

CAADP

Comprehensive Africa Agriculture Development Programme

CAO

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CBRN

Chemische, Biologische, Radiologische of Nucleaire middelen

CD

Capacity Development

CDM

Clean Development Mechanism

CERF

Central Emergency Response Fund

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural Research

CICIG

Comisión Internacional Contra la Impunidad en Guatemala (Internationale commissie tegen de straffeloosheid in Guatemala)

COHRED

Council on Health Research for Development

CPI

Corruptie Perceptie Index

CTBT

Comprehensive Test Ban Treaty (Alomvattend Kernstopverdrag (138) )

CTITF

Counter Terrorism Implementation Task Force

CvP

Club van Parijs

CWC

Chemical Weapons Convention (Chemisch Wapenverdrag)

DAC

Development Assistance Committee

DDR

Disarmament Demobilization and Reintegration

DFA

Design, Fashion, Architecture

DfID

United Kingdom Department for International Development

DPKO

Department of Peacekeeping Operations

DRC

Democratische Republiek Congo

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECDPM

European Centre for Development Policy Management

ECOWAS

Economic Community Of West African States

ECP

Export Coaching Programme

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EFA

Education for All

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EITI

Extractive Industries Transparency Initiative

EKI

Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties

ENP

Europees Nabuurschaps Programma

ENPI

European Neighbourhood and Partnership Instrument

EOF

Europees Ontwikkelings Fonds

EPA

European Partnership Agreements (Europese Partnerschapsakkoorden)

ERP

Enterprise Resource Planning

EU

Europese Unie

EUBAM Rafah

EU Border Assistance Mission at Rafah

EUJUST LEX

EU Integrated Rule of Law Mission for Iraq

EULEX

EVDB missie in Kosovo

EUPM

European Union Police Mission

EUPOL

European Union Police Mission

EUPOL COPPS

European Union Police Coordinating Office for Palestinian Police Support (EU Police Mission for the Palestinian Territories)

EUSEC

European Union Security (in the Democratic Republic Congo)

EUVIS

European Union Visuminformatie Systeem

EVD

Economische Voorlichtingsdienst

EVDB

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

EVRM

Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens

DPKO

Department of Peacekeeping Operations

FAO

Food and Agriculture Organization

FAWE

Forum for African Women Educationalists

FLEGT

Forest Law Enforcement Governance and Trade

FMCT

Verdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden

FMO

Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FSAP

Financial Sector Assessment Programs

FTI

Fast Track Initiative

GBVB

Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid

GCE

Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed

GFATM

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria

GMR

Global Monitoring Report (UNESCO)

GRPI

Genetic Resources Policy Initiative

GtZ

Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit

GVDB

Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid

G20

Groep bestaande uit 19 van de landen met de grootste nationale economieën en de EU

HALO

HALO Trust:NGO die zich vooral met ontmijning en ontwapening bezig houdt

HCNM

Hoge Commissaris voor de Nationale Minderheden

HCOC

Hague Code of Conduct against Ballistic Missile Proliferation (Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Wapens)

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HIF

Health Insurance Fund

HiiL

Hague Institute Internationalisation of Law

HRP

Human Reproduction Programme

IAEA

International Atomic and Energy Agency

IASC

Inter-Agency Standing Committee

IBF

International Bureau Fraude Informatie

ICARDA

International Centre for Agricultural Research in Dry Areas

ICC

International Criminal Court

ICTR

International Criminal Tribunal for Rwanda

ICTY

International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia

IDEA

International Institute for Democracy and Electoral Assistance

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IDLO

International Development Law Organization

IDRC

International Development Research Centre

IEF

International Energy Forum

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFPRI

International Food Policy Research Institute

IIEP

International Institute for Educational Planning

ILO

International Labour Organization

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IPA

Europese Instrumenten voor pre-Accessie

IRC

International Water and Sanitation Centre

IRENA

International Renewable Energy Association

IS-academie

Internationale Samenwerking-Academie

ISAF

International Security Stability Force

IUCN

International Union for Conservation of Nature

KAZA

Kavango-Zambezi Transfrontier Conservation

KFOR

Kosovo Force

LRRD

Linking Relief, Rehabilitation Development

MASSIF

Ontwikkelingsfonds voor de financiële sector

MATRA

Maatschappelijke Transformatie

MDG’s

Milleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen)

MFS

Medefinancieringsstelsel

MIVD

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MJSP

Meerjarig Strategisch Plan

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MNA

Mean Nuclear Area

MOL

Minst Ontwikkelde Landen

MONUC

United Nations Organization in the Democratic Republic Congo

MONUSCO

United Nations Organization Stabilization Mission in the Democratic Republic Congo

MOVP

Midden-Oosten Vredes Proces

MRR

Mensenrechtenraad

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MVV

Machtiging tot Voorlopig Verblijf

NAPA

Nederlandse Actieplan Parijs

NAVO

Noord-Atlantische Verdrags Organisatie

NBSO

Netherlands Business Support Offices

NCAP

Netherlands Climate Assistance Programme

NCDO

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NIMD

Netherlands Institute for Multiparty Democracy

NIMF

Netherlands Investment Matching Fund

NGO

Non-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions

NPT

Netherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity

NPV

Non-Proliferatie Verdrag (189)

NTM-A

NATO Training Mission Afghanistan

NVIS

Nieuw Visum Informatie Systeem

NSS

Nuclear Security Summit

NWO-WOTRO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen

ODA

Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp)

ODIHR

Office for Democratic Institutions and Human Rights

OESO

Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OHCHR

Hoge commissaris voor de Rechten van de Mens

OPCAT

Optional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PBC

Peace Building Commission

PFM

Public Finance Management

POBB

Programma Ondersteuning Buitenland Beleid

POI

Programma Onderzoek en Innovatie

POP

Programma Ondersteuning Productenorganisaties

CIO

Cultural Implementation Office

PRSP

Poverty Reduction Strategy Papers

PSE

Producer Support Estimate

PSI

Private Sector Investment

PSO

Praktische Sectororiëntatie

PSOM

Programma Samenwerking Opkomende Markten

PUM

Programma Uitzending Managers

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

REDD

Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation in developing countries

RHB

Rijkshoofdboekhouding (ministerie van Financiën)

RTR

Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud

RvE

Raad van Europa

R2P

Responsibility to Protect

SACMEQ

Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality

SADAA

Strategic Alliance for the Development of Agriculture in Africa

SCSL

Special Court Sierra Leone

SGACA's

Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses

SICA

Stichting Internationale Culturele Activiteiten

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SSA

Sub Sahara Africa

SSR

Security Sector Reform

TB

Tuberculose

TDR

Special Programme for Research and Training in Tropical Diseases

TI

Transparency International

UEMOA

Union Economique et Monétaire Ouest-africaine

UIS

Unesco Institute for Statistics

UNAIDS

Joint United Nations Programme on HIV/AIDS

UNAMA

United Nations Assistance Mission in Afghanistan

UNAMID

African Union/ United Nations Hybrid Operation in Darfur

UNCED

United Nations Conference on Environment and Development

UNCCD

United Nations Convention to Combat Desertification

UNDGO

United Nations Development Group Office

UNDP

United Nations Development Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNESCO-IHE

UNESCO- Institute for Water Education

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UNFPA

United Nations Population Fund

UN-HABITAT

United Nations Human Settlements Programme

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIFEM

United Nations Development Fund for Women

UNMIS

United Nations Mission in Sudan

UNODC

United Nations Office on Drugs and Crime

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency

UNSGAB

United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation

UNU-MERIT

Joint research and training centre of United Nations University and University of Maastricht

VK

Verenigd Koninkrijk

VN

Verenigde Naties

VNVR

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

VR

Veiligheidsraad

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

WFP

World Food Programme

WHO

World Health Organisation

Wob

Wet openbaar bestuur

WSSD

World Summit on Sustainable Development

WTO

World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)

BIJLAGE 6: TREFWOORDENLIJST

Acquis 53

Afghanistan 11, 42, 45, 70, 110, 118, 119, 120, 121, 149, 150

Afrika 12, 17, 19, 42, 53, 107, 113, 146

Agentschap 5, 10, 14, 44, 58, 59, 97, 99, 100

Aids 67, 68, 70

Ambassade 5, 17, 21, 26, 35, 56, 61, 69, 89, 90, 93, 113, 114, 117, 118, 120, 122

Ambtsberichten 79, 80, 83, 146

Apparaatsuitgaven 93, 96

Armoede  1, 15, 20, 21, 28, 29, 56, 58, 60, 61, 62, 72, 103, 142

Armoedebestrijding 14, 56, 62, 64

Asiel 25, 51, 80

ATT 24, 27, 44, 52, 78, 93, 112, 114, 115, 146

Azië 16, 42, 139

Balkan 142

Basisonderwijs 69, 143

Bedrijfsleven 4, 5, 8, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 27, 44, 56, 57, 58, 59, 63, 75, 77, 113, 120, 122

Bedrijfsvoering 27, 93

Begrotingssteun 25, 53, 142

Beleidsprioriteiten 29, 66, 68

België 16

Benelux 25, 49, 52, 53, 54, 142

Beroepsonderwijs 61, 66, 69, 143

Biodiversiteit 60, 77, 144

Brazilië 16, 17, 53

Buitenlandbeleid 3, 5, 6, 7, 8, 9, 23, 26, 30, 31, 37, 51, 52, 53, 54, 70, 82, 83, 86, 88, 90

Burundi 70

BZK 83, 112

CAP 9, 10, 11, 12, 17, 20, 26, 29, 37, 42, 45, 46, 62, 63, 64, 66, 68, 69, 77, 101, 111, 119, 142, 143, 148, 149

CBI 1, 2, 5, 59, 60, 63, 96, 97, 98, 99, 143, 146

CERF 39, 46, 143, 146

China 16, 17, 53, 108, 112, 118, 121, 139

Clingendael 87, 90

Coherentie 36, 47, 56, 57, 119

Colombia 16, 53, 70

Conflictpreventie 8, 142

Consulaire bijstand 7, 80, 82

Consulaire dienstverlening 4, 26, 30, 80, 81, 82, 142

Corruptie 62, 122, 146, 149

Corruptiebestrijding 8, 11

Crisisbeheersing 9, 23, 36, 39, 41, 45, 80

CTBTO 38, 43

CTITF 43, 146

Cultureel erfgoed 86, 89

Cultureel profiel 1, 28, 30, 84, 86, 105

Cultuur 14, 17, 18, 30, 84, 85, 86, 88, 89, 93, 120, 135, 136, 144

Cultuurbeleid 14, 84, 112, 113, 116, 135

Cultuurmiddelen 84

Defensie 9, 10, 27, 36, 37, 40, 42, 45, 87, 109, 122, 147

Den Haag 12, 19, 20, 34, 42, 84, 89, 93, 99, 120

Discriminatie 19

Diversificatie 61

Donorlanden 76

Doodstraf 26, 111

Draagvlak 8, 9, 12, 14, 30, 31, 33, 34, 43, 45, 86, 88, 90

Drinkwater 4, 21, 30, 72, 73, 75, 76, 77, 78, 142

Duurzame ontwikkeling 12, 36, 45, 54, 69, 109

Economische diplomatie 7, 14, 17, 44, 143

EDEO 25, 43, 53, 146

Education for All 69, 146

Energievoorziening 14, 29, 39, 44, 142

Energievoorzieningszekerheid 25

EOF 47, 49, 51, 53, 144, 145, 147

ESM 23, 70

EU-afdrachten 5

EU 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 56, 58, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 117, 118, 120, 121, 123, 124, 125, 128, 130, 131, 133, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 149

Europa 3, 7, 12, 15, 18, 22, 23, 24, 45, 47, 55, 83, 98, 121, 137, 144, 149

Europees Parlement 24, 51, 114, 115

Europese Commissie 15, 16, 24, 47, 51, 52, 98, 144

Europese Dienst voor Extern Optreden 146

Europese Raad 52, 115

Europese samenwerking 1, 5, 28, 29, 47, 49, 103, 142

Europese Unie 7, 9, 29, 44, 47, 49, 51, 54, 103, 116, 117, 147

Evaluatieonderzoek 145

EVRM 35, 54, 117, 118, 147

Financieel-economische crisis 7, 15, 23, 47

Financiële crisis 51

FMO 58, 59, 60, 61, 62, 75, 76, 138, 143, 144, 147

Fragiele staten 45, 69, 70, 144

FTI 13, 17, 77, 147

GBVB 52, 147

Gedetineerden 26, 79, 80, 82, 83, 134

GEF 20, 22, 42, 51, 52, 56, 69, 74, 76, 77, 79, 90, 144

Gelijke rechten 18, 19, 29, 31, 66, 68, 69

Gelijkgezinden 47

Gender 18, 19, 21, 29, 31, 45, 64, 70, 77, 119, 120, 121, 142, 143

Gezondheidszorg 20, 71, 132

GFATM 67, 71, 147

Godsdienst 18, 19, 24, 31, 35, 54, 110, 111, 118, 120

Goed bestuur 1, 4, 12, 17, 21, 28, 29, 36, 38, 39, 41, 45, 61, 69, 102, 142

GVDB 12, 147

Harmonisatie 44

Hervormingsproces 34

HGIS 3, 5, 6, 22, 92, 93, 105, 109, 116, 135, 147

HIV/AIDS 20, 29, 67, 150

HIV 64, 67, 68, 70, 71

HIVOS 74, 77

Humanitaire hulp 9, 29, 39, 41, 45, 46, 52, 117

Humanitaire hulpverlening 1, 28, 29, 36, 38, 46, 102

IAEA 10, 11, 38, 43, 44, 147

ICCT 42

IFC 58, 59

ILO 19, 32, 34, 35, 62, 101, 111, 119, 121, 144, 148

IMF 16, 62, 148

India 16, 53

Indonesië 61, 76, 77, 139, 143

Infrastructuur 9, 10, 14, 62, 89, 99, 143, 149

Internationaal cultuurbeleid 17, 85, 90, 116

Internationaal Strafhof 12, 33, 86, 89, 109, 123

Internationale organisaties 10, 30, 31, 35, 38, 56, 62, 83, 84, 86, 88, 89, 130, 133

Internationale rechtsorde 1, 7, 9, 12, 16, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 102, 144

Investeringsklimaat 62

IOB 116, 144, 145, 148

IPPF 67

Iran 10, 11, 44, 108

ISAF 118, 142, 148

Israël 111

Joegoslavië-tribunaal 34

Juridische hoofdstad 12

Kanaal 4, 5, 15, 21, 22, 27, 32, 38, 39, 49, 59, 61, 62, 75, 81, 86, 87, 143

Kandidaat-lidstaten 24, 52

Kinderarbeid 20, 113

Kinderen 70

Klimaat 72, 73, 74, 75, 76, 77

Klimaatbeleid 44, 72

Klimaatverandering 8, 21, 47, 62, 72, 77

Kopenhagen-criteria 53

Krijgsmacht 9, 36

LGBT 54

Libanon-Tribunaal 33

Maatschappelijk middenveld 14, 29, 44, 64, 66, 68, 69, 142

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 17, 18, 20, 31, 35

Markttoegang 15, 56, 60, 101

Marteling 111

Massavernietigingswapens 9, 10, 36, 38, 41, 43

MATRA 39, 45, 142, 148

MDG 45, 64, 138, 143, 148

Medefinancieringsprogramma 17, 69

Medefinancieringsstelsel 128, 130, 132, 133, 148

Mensenrechten 1, 7, 8, 9, 11, 18, 19, 20, 24, 25, 28, 29, 31, 32, 34, 35, 53, 70, 71, 102, 107, 108, 110, 111, 112, 117, 118, 119, 120, 144, 148

Mensenrechtenbeleid 111, 142

Mensenrechtenfonds 34, 111, 118, 124

Mensenrechtenverdedigers 18, 20, 31, 35

MFS II 69

Midden-Oosten 8, 9, 19, 26, 53, 70, 107, 148

Migratiebeleid 25

Milieu 1, 4, 8, 9, 14, 21, 28, 29, 72, 74, 76, 77, 78, 104, 114

Milieubeleid 74, 75, 77

Militaire 9, 10, 26, 42, 45, 70, 109, 148

MKB 15, 16, 61, 148

Multilateraal 15, 16, 32, 34, 36, 38, 39, 49, 56, 58, 59, 66, 67, 74, 75, 81, 86

Multilaterale instellingen 5, 36, 56

MVO 17, 56, 108, 113, 114, 148

Nabuurschapsbeleid 24, 52

Natuurrampen 26, 46

NAVO 8, 9, 10, 36, 37, 38, 41, 42, 45, 108, 112, 117, 119, 120, 142, 148

NBSO 59, 63, 148

NCDO 87, 143, 148

Nederland 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 42, 43, 44, 45, 47, 49, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 68, 69, 70, 72, 73, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 88, 89, 90, 104, 105, 107, 108, 110, 111, 113, 114, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 131, 142, 143, 144, 147, 148, 149

NGO 8, 62, 64, 69, 70, 75, 107, 131, 143, 146, 147, 148

Nigeria 143

NIMF 148

Nio 146, 147, 148, 149, 150

Non-proliferatie 11

Noodhulp 5, 39, 46, 107, 142, 143

Noord-Afrika 19, 26, 70, 107

NPDI 11, 36, 43

NPV 11, 43, 149

NVIS 120, 149

OCW 84, 89

ODA 4, 5, 6, 8, 21, 26, 56, 57, 69, 72, 76, 102, 103, 104, 114, 120, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 149

OESO 8, 20, 32, 33, 56, 62, 64, 109, 113, 149

OHCHR 32, 35, 149

Ondernemingsklimaat 15, 21, 56, 60, 61

Onderwijs 4, 14, 29, 64, 65, 66, 68, 69, 84, 85, 104, 113, 144

Onderzoek 1, 4, 5, 10, 14, 21, 26, 29, 60, 61, 66, 68, 71, 83, 90, 104, 109, 112, 121, 129, 132, 142, 143, 144, 145, 149

Ontwapening 9, 11, 29, 38, 41, 43, 147

Ontwikkelingsbeleid 25, 53, 68, 72

Ontwikkelingsdoelstellingen 72

Ontwikkelingssamenwerking 3, 7, 8, 12, 13, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 25, 36, 45, 52, 70, 72, 73, 76, 90, 93, 115, 117, 130, 133, 136, 138, 139, 145, 148, 149

Ontwikkelingssamenwerking 42

OPCW 38, 43

ORET 62, 138, 143

ORIO 59, 60, 62, 143, 149

OVSE 18, 35, 36, 42, 149

Pakistan 110, 118

Partnerlanden 5, 13, 17, 20, 21, 57, 60, 61, 62, 64, 69, 70, 71, 75, 77, 78, 82, 89, 101, 114

Partnerschappen 15, 21, 56, 68, 78, 144

Personenverkeer 1, 5, 26, 28, 30, 79, 81, 83, 104

Piraterij 10, 36, 45

POBB 41, 42, 87, 88, 90, 149

Postennetwerk 18, 27, 35, 93

Private sector 5, 10, 14, 15, 25, 29, 53, 56, 59, 60, 61, 62, 69, 72, 78, 97

Programma 3, 5, 6, 8, 10, 13, 19, 21, 25, 28, 32, 38, 39, 41, 42, 44, 45, 47, 49, 52, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 81, 84, 86, 87, 88, 89, 96, 98, 99, 107, 109, 113, 115, 117, 124, 125, 126, 135, 140, 143, 144, 147, 149

Psc 16

PSI  59, 60, 63, 67, 140, 143, 149

PSO 130, 142, 149

PSOM 5, 143, 149

Publieksdiplomatie 18, 42, 90, 142

PUM 59, 60, 143, 149

R2P 9, 34, 149

Raad van Europa 18, 35, 47, 49, 50, 54, 55, 116, 149

Reisdocumenten 79, 80, 81, 82, 83

Reproductieve gezondheid 29, 64, 67, 68, 70, 71, 142

Rusland 16, 17, 24, 42, 53, 55, 84, 88, 119

Rwanda 33, 34, 61, 78, 89, 118, 143, 148

Samenwerking 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 29, 35, 36, 37, 38, 41, 42, 44, 45, 52, 54, 55, 56, 57, 60, 62, 64, 69, 72, 78, 79, 80, 83, 85, 90, 108, 112, 116, 122, 142, 147, 148, 149

Sanitatie 4, 72, 73, 75, 78, 117

Schengengebied 79, 122

Schuldverlichtingsovereenkomst 143

SICA 12, 149

SNV 64, 66, 69, 142, 143, 149

Sociale ontwikkeling 1, 28, 29, 64, 66, 104

Soedan 45, 70, 78

Somalië 10

SRGR 64, 67, 132, 149

Stabiliteit 1, 7, 8, 13, 15, 19, 23, 26, 28, 29, 36, 37, 38, 44, 45, 47, 53, 70, 102, 142

Stabiliteitsfonds 41, 42, 45

Statuut van Rome 34

Strategische partnerschappen 17

Sub-Sahara Afrika 76

Subsidieoverzicht 1, 5, 123

Suriname 9, 108, 112, 131, 143

Terrorisme 9, 10, 11, 29, 36, 38, 41, 42, 43, 47, 115, 118, 125

Terrorismebestrijding 11, 42

Terrorismesancties 36

Top van het Oostelijk Partnerschap 24

Uitbreiding 12, 16, 28, 80, 107, 110

UNAIDS 67, 71, 144, 150

UNDP 58, 62, 74, 150

UNESCO 75, 86, 110, 144, 147, 150

UNFPA 67, 71, 150

UN-HABITAT 150

UNICEF 39, 61, 62, 69, 75, 144, 150

Uruzgan 116, 118, 139, 142

Veiligheid 1, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 17, 19, 20, 21, 23, 24, 26, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 47, 49, 51, 52, 53, 54, 62, 69, 70, 77, 79, 81, 82, 83, 85, 89, 102, 104, 122, 142, 146, 147, 148, 149

Veiligheidsraad 10, 19, 34, 150

Verdeling 1, 3, 4, 7, 9, 21, 22, 28, 29, 33, 34, 35, 41, 56, 58, 60, 68, 76, 82, 84, 88, 93, 94, 103

Verdrag van Lissabon 52

Verenigde Naties 8, 32, 122, 137, 146, 150

Verenigde Staten 53

Vestigingsklimaat 30, 86, 88, 89, 105

Vietnam 16, 77

Visa 20, 27, 79, 83, 85

Visumaanvragen 79, 80

Visumproces 27

Voedselzekerheid 14, 15, 21, 29, 56, 58, 60, 61, 62, 72, 76, 142, 144

Voorzitterschap 34, 54

Vrede 7, 10, 11, 12, 18, 19, 21, 34, 37, 62, 70, 89, 115, 148

Vredesopbouw 69, 142

Vredesproces 8, 53

Vrijhandelsakkoorden 15, 53

Wapenbeheersing 29, 38, 41, 43

Wapenexportbeleid 9, 11, 29, 36, 37, 38, 41, 43, 44, 113, 114

Wapenhandelsverdrag 8, 11, 44, 114, 146

Waterbeheer 4, 72, 73, 75, 78

Waterschaarste 13, 72

Wederopbouw 10, 45, 70, 143

Welvaart 1, 4, 7, 8, 14, 18, 19, 21, 23, 24, 28, 29, 31, 44, 47, 49, 51, 52, 54, 56, 58, 60, 61, 62, 63, 68, 69, 70, 76, 77, 82, 83, 88, 89, 90, 103

Wereldbank 45, 46, 62, 110, 117, 119, 143

WEU 42

WHO 14, 59, 67, 71, 150

WTO 59, 150

Zuid-Afrika 113, 118