Vastgesteld 12 december 2012
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 21 november 2012 overleg gevoerd met minister Timmermans over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 november 2012 met de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad van Ministers van de OVSE op 7 december 2012 te Dublin (33 400-V, nr. 12);
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Van Bommel
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Bonis, De Caluwé, De Roon, Sjoerdsma,
en minister Timmermans, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 12.10 uur
De voorzitter: Er zijn vijf woordvoerders aanwezig. Er staat anderhalf uur voor dit algemeen overleg. Ik stel daarom een spreektijd van vier minuten voor.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Mongolië is gisteravond laat als 57ste lidstaat toegetreden tot de OVSE. Ik denk dat dit een felicitatie waard is.
De VVD-fractie heeft naar aanleiding van de geannoteerde agenda vragen over het voorzitterschap van de Oekraïne in 2013, het opschorten van het CSE-verdrag (Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa) en de LHBT-rechten (lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders). Verder zal ik kort terugkomen op de recente verkiezingen in de VS en de OVSE-waarnemingsmissie aldaar.
Uit de geannoteerde agenda blijkt dat er in Dublin, om herhaling van Vilnius te voorkomen, een bescheiden onderhandelingspakket op tafel ligt. De dag voor de Raad in Vilnius uitten de Westerse landen veel kritiek op de onvrije en oneerlijk verlopen verkiezingen in Rusland. Hierdoor bleek geen enkel besluit in de menselijke veiligheidsdimensie haalbaar. De VVD maakt zich zorgen over het uithollen van het onderhandelingspakket binnen de OVSE.
In 2013 is de Oekraïne voorzitter van de OVSE. Door de verslechteringen op het gebied van de mensenrechten en de rechtsstaat in de Oekraïne is het de verwachting dat er in 2013 opnieuw weinig tot geen besluiten op het gebied van de menselijke veiligheidsdimensie kunnen worden genomen. De recente verkiezingen in de Oekraïne hebben uitgewezen dat er nog stevige aandachtspunten zijn. Verder is er onlangs een wet aangenomen die tot vijf jaar gevangenisstraf zet op het promoten van homoseksualiteit. Hoe denkt de minister dat het taboe op een aantal onderwerpen op de agenda van de OVSE-bijeenkomsten doorbroken kan worden? Wat zal de inzet van de minister zijn bij het Oekraïense voorzitterschap? Zal hij daarbij rekening houden met de motie/resolutie die tijdens de zomervergadering van de OVSE in juni in Monaco is aangenomen?
Het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa, een verdrag tussen Rusland en de NAVO-bondgenoten, is door Rusland opgeschort. Daardoor is er nog geen besluit genomen over de vluchtquota in 2013 in het kader van het Open Skies-verdrag. De minister schrijft in de geannoteerde agenda dat Nederland deze situatie zorgelijk vindt en daarom graag een stimulerende rol wil vervullen om het conventionelewapenbeheersingssysteem in Europa op een nieuwe leest te schoeien. Hoe moet een nieuw verdrag eruit komen te zien? Hoe ziet de minister verder de rol van Nederland als verdragsdeponerende staat?
De minister schrijft dat Nederland bijzondere aandacht zal vragen voor de rechten van LHBT. Daarbij wil de minister inzetten op een koppeling van de vrijheid van meningsuiting aan de LHBT-rechten. Wij begrijpen de keuze voor die koppeling, maar wij zien ook het risico dat beide van tafel gaan, omdat er voor een van de onderdelen geen steun is. Hoe zal de minister ervoor waken dat de LHBT-rechten niet in het gedrang komen tijdens het voorzitterschap van de Oekraïne? Hoe zorgt de minister ervoor dat zowel de LHBT-rechten als de vrijheid van meningsuiting niet sneuvelen?
De minister schrijft dat hij de meerwaarde van verkiezingswaarneming door de OVSE zal benadrukken en onderstrepen. Gaat de minister daarbij ook het functioneren van de verkiezingswaarnemingen door de OVSE aan de kaak stellen? Ik denk daarbij vooral aan de samenwerking tussen autonome instituties als het Permanent Comité, de Parlementaire Assemblee en ODIHR. Mij heeft namelijk informatie bereikt over zeer gebrekkige samenwerking tussen de Parlementaire Assemblee en ODIHR tijdens de verkiezingen in de VS. Dit lijkt inmiddels een hardnekkig patroon en ik krijg daarom graag een reactie van de minister.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik sta namens de D66-fractie stil bij drie thema's: de interne spanningen in de OVSE, de mensenrechtencomponent en verkiezingen.
Een samenwerkingsverband van Vancouver tot Vladivostok zal natuurlijk altijd interne spanningen kennen, zeker met een lidstaat als Wit-Rusland, de laatste dictatuur in Europa, in de gelederen. Toen een jaar geleden Westerse landen kritiek hadden op de Russische verkiezingen staakten de gesprekken zo ongeveer. Een van de doestellingen in Kazachstan was het vaststellen van een actieplan om de visie op een veiligheidsgemeenschap dichterbij te brengen. Daarbij ging het onder meer om betere bescherming van journalisten, het waarborgen van de vrijheid van nieuwe media en betere verkiezingswaarnemingen. Er kwam helaas niets van dit actieplan terecht. De minister geeft in zijn brief zelf ook aan dat de verwachtingen over de uitkomsten van Dublin bepaald niet hooggespannen zijn. Het is dan wel jammer dat in de brief niet dieper wordt ingegaan op deze fundamentele problematiek. Ziet de minister een mogelijkheid om de partijen inhoudelijk dan wel procedureel dichter bij elkaar te brengen? Hoe gaan de 56 lidstaten eigenlijk om met deze spanningen? Worden ze als een gegeven gezien of zijn er initiatieven om ze in ieder geval op OVSE-toppen tot een minimum te beperken? Hoe zet de minister zich er verder voor in dat er in 2013, tijdens het 40-jarige jubileum van de Slotakte van Helsinki, iets concreets en nieuws op tafel ligt?
Het is goed dat de mensenrechten een speerpunt zijn in het beleid van het kabinet. Mijn fractie kijkt dan ook met belangstelling uit naar de uitkomsten van de discussie in Dublin over de vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, tolerantie en non-discriminatie. Ik lees alleen niets over de doodstraf. 51 van de 56 OVSE-lidstaten hebben de doodstraf afgeschaft voor alle misdaden. Drie landen, Kazachstan, Rusland en Tadzjikistan, hebben feitelijke moratoria op de doodstraf en twee landen voeren de doodstraf nog actief uit, namelijk Wit-Rusland en de Verenigde Staten. Mijn fractie verzoekt het kabinet, in te zetten op gedeeltelijke afschaffing, moratoria en uiteindelijk afschaffing in heel de OVSE.
Geloofwaardigheid betekent dat je ook zelf aanbevelingen opvolgt en de OVSE heeft naar aanleiding van onze laatste parlementaire verkiezingen meerdere aanbevelingen gedaan. Krijgt de Kamer een reactie op deze aanbevelingen? Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een beter evaluatiesysteem voor klachten over het stemmen en de uniformiteit van stemmen. Zo raadt de OVSE aan om personen op stembureaus een standaardtraining te geven. D66 vraagt niet alleen aandacht voor deze aanbeveling, maar voor alle aanbevelingen van de OVSE. Deelt de minister onze mening dat onze eigen kritiek alleen geloofwaardig is als wij deze aanbevelingen serieus nemen?
Voorzitter. Wat ik mis, is een oplossingsrichting voor de fundamentele tegenstellingen binnen de OVSE en de route naar een echt actieplan in 2015. Graag meer beeld en geluid van de minister!
Mevrouw Bonis (PvdA): Voorzitter. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid zijn overtuigd van het belang om het Helsinki+40-proces nieuw leven in te blazen. Dergelijk hernieuwd momentum voor de OVSE is hard nodig. Het Ierse voorzitterschap heeft ervoor gekozen om een bescheiden onderhandelingspakket op tafel te liggen, althans bescheidener dan het pakket dat in 2012 in Vilnius voorlag. Dat is op zichzelf begrijpelijk, maar ook erg jammer.
Op het gebied van de transnationale dreigingen zijn er talloze nieuwe vormen van criminaliteit en die dreigingen vragen vooral om heel veel samenwerking in Europa. In dat verband zouden wij het op prijs stellen dat de minister wat meer informatie geeft over de concrete vertrouwenwekkende maatregelen die aan de ministeriële raad worden voorgelegd. Zal Nederland verder deelnemen aan de permanente werkgroep voor transnationale dreigingen die in Wenen wordt ingesteld?
De minister schrijft dat Nederland de politiek-militaire veiligheidsdimensie zorgwekkend vindt. De minister zal bezien of het conventionelewapenbeheersingssysteem in Europa op een nieuwe leest geschoeid kan worden. In het algemeen overleg vanochtend over de aankomende NAVO-bijeenkomst spraken we er ook al over. Hoe kan dit proces vormgegeven worden en welke rol kan Nederland daarbij concreet spelen?
De economische en de ecologische veiligheidsdimensie zijn niet langer een prioriteit van Nederland. De meeste OVSE-lidstaten zijn inmiddels inderdaad aangesloten bij gespecialiseerde economische en milieuorganisaties. Voor veel landen in het oosten is deze dimensie echter nog wel belangrijk. De minister schrijft tot mijn genoegen dan ook dat Nederland zich constructief zal opstellen. De PvdA-fractie onderschrijft het belang van deze opstelling, omdat er hier nog een heleboel huiswerk te doen valt.
De menselijke veiligheidsdimensie is een dimensie waaraan de OVSE volgens Nederland bij uitstek een bijdrage kan leveren. Nederland zal ook ditmaal bijzondere aandacht vragen voor de rechten van lesbiennes, homo's, bi- en transseksuelen. De PvdA-fractie stemt daar volstrekt mee in. In veel landen waar deze rechten onder druk staan, kijken organisaties en individuen echt naar Nederland voor steun. Wij vragen de minister dan ook om zich voor dit onderwerp hard te maken.
Er liggen twee besluiten voor. Het eerste betreft de versterking van het pluralisme in de media en het andere tolerantie en non-discriminatie. Verwacht de minister dat de passage dat voor de nieuwe media dezelfde regels voor de vrijheid van meningsuiting moeten gelden, zal worden aangenomen, ondanks het verzet van enkele landen daartegen? Of zal deze passage alleen maar worden aangenomen als juist de nieuwe media ervan worden uitgezonderd? Zo ja, welke mogelijkheid verdient volgens de minister dan de voorkeur?
Laatstelijk is op aandringen van met name Rusland en Wit-Rusland een herziening van de menselijke veiligheidsdimensie op de OVSE-agenda geplaatst. Het is duidelijk dat daardoor de fundamentele vrijheden onder druk komen te staan. De PvdA-fractie vindt het erg jammer dat deze discussie speelt, want het moet de onderhandelingsresultaten wel beïnvloeden. Wij zijn daarom benieuwd welke voorstellen de Verenigde Staten hebben gedaan om efficiëntie en daadkracht te behouden. Kan er in de toekomst wellicht zelfs tegen deze trend in sprake zijn van versterking?
Wij steunen de toetreding van partnerland Mongolië tot de OVSE. De voorwaarde dat het volledige OVSE-acquis wordt aanvaard, is voor mijn fractie van groot belang. Hoe denkt de minister dat er toezicht kan worden gehouden op de naleving van dat acquis door Mongolië? Is hij bereid om ons daarover te rapporteren?
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De brief van de minister heeft als boodschap dat wij geen hooggespannen verwachtingen moeten hebben van de bijeenkomst van de OVSE. Dat is een realistische insteek, want het beeld dat bij mij oprijst van de OVSE is dat van een tandeloze tijger. Een voorbeeld daarvan is de verkiezingswaarneming door de OVSE van de verkiezingen in de Verenigde Staten. Deze verkiezingswaarneming stuitte in de staat Texas op heel grote problemen, want deze staat heeft de komst van OVSE-waarnemers in de stemlokalen zelfs verboden. Toen dat strafbaar bleek gesteld, heeft de OVSE daarover een boze brief naar mevrouw Clinton gestuurd. Ik ben benieuwd of de minister ons kan zeggen hoe de Verenigde Staten daarop hebben gereageerd. Als de VS nog niet hebben gereageerd, zal de minister dit punt dan op de komende vergadering van de OVSE aan de orde stellen? Ik vraag dat, omdat het natuurlijk niet acceptabel is dat verkiezingswaarnemers uit stemlokalen worden geweerd, zeker niet in een land dat zich op de borst slaat omdat het de grootste democratie ter wereld zou zijn.
Er hebben zich overigens nog meer problemen voorgedaan bij die verkiezingswaarnemingsmissie. Om die te illustreren, lees ik een klein stukje voor uit het verslag van het Eerste Kamerlid Pauline Meurs. Zij was een van die waarnemers en zij schrijft er het volgende over: «De voorbereiding in praktische zin was goed, maar dat kan niet gezegd worden van de inhoudelijke voorbereiding. Een overzicht van het kiessysteem is opgesteld door een stagiaire. Een deugdelijke schriftelijke analyse van dat kiessysteem hebben we niet van ODIHR ontvangen. We hebben geen enkele informatie ontvangen van ODIHR. De verkiezingswaarnemingsmissie heeft ook op geen enkele manier gebruik kunnen maken van de long-term observers van ODIHR. Er is nog een overleg geweest tussen ODIHR en die verkiezingswaarnemingsmissie, althans de leiding daarvan. Dat liep heel slecht met veel gescheld en onbehoorlijk gedrag van de leider van de kant van de parlementaire delegatie.»
Met dit citaat wil ik laten zien hoe de OVSE in de praktijk functioneert. Als het er zo aan toegaat bij een simpele verkiezingswaarnemingsmissie in een democratisch land als de Verenigde Staten, wat kunnen wij dan nog verwachten van de OVSE aan inhoudelijke resultaten? De OVSE ontleent zijn bestaansrecht voor de westerse OVSE-lidstaten eigenlijk volkomen aan verkiezingswaarnemingen en de focus op de fundamentele vrijheden, maar de invulling van de menselijke veiligheidsdimensie blijkt in de praktijk rommelig te verlopen, ook bij de OVSE zelf. En dat moet dan blijkbaar volgens de verder naar het oosten gelegen dictaturen en semi-dictaturen ook nog eens verder worden ingedamd, zo lezen we in de brief van de minister. Ik vraag mij in gemoede af of de OVSE nog wel meerwaarde heeft voor Nederland. Het valt in de minister te prijzen dat hij het wil blijven proberen, maar is dat wel realistisch?
De OVSE lijkt meer en meer gepreoccupeerd met de bestrijding van islamkritiek. Onlangs zijn er richtlijnen opgesteld om de zogenaamde islamofobie door middel van educatie te bestrijden. ODIHR heeft zelfs een heel departement dat zich met deze zaken bezighoudt! In Dublin ligt ook een plan op tafel dat gericht is op tolerantie en non-discriminatie. Nederland legt daarbij terecht een koppeling met de vrijheid van meningsuiting. Maar is de minister ook bereid om er op de OVSE-vergadering op te wijzen dat met name Turkije bij monde van de secretaris-generaal van de Organisation of Islamic Cooperation de islamkritiek juist de mond wil snoeren? Is de minister bereid om Turkije in OVSE-verband aan te spreken op de onacceptabele gelijkstelling van islamkritiek met misdaden tegen de menselijkheid?
Het valt de PVV op dat de samenwerking met partnerlanden opnieuw niet is geagendeerd, terwijl er toch een gigantisch islamiseringsproces in de Arabische regio aan de gang is, een proces waardoor de mensenrechten in toenemende mate onder druk komen te staan. Is de minister bereid om ook binnen de OVSE aandacht te vragen voor vrouwenrechten en godsdienstvrijheid in de Arabische partnerlanden?
De regering geeft aan dat het de OVSE, ondanks het overeengekomen mandaat, niet gelukt is om de aanpak van transnationale dreigingen op een hoger niveau te tillen. Kan de minister toelichten wat daarvan de oorzaak is? Waarom lukt dat niet? Wat is de reden waarom het akkoord van de Permanente Raad om de OVSE uit te rusten voor de bestrijding van transnationale dreigingen nog steeds niet het begrip «terrorisme» bevat? Wat staat daar nu precies aan in de weg?
Voorzitter: De Roon
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Een van de belangrijkste taken van de OVSE is verkiezingswaarneming. Het is in ieder geval een van de meest zichtbare taken. Dat is de reden waarom ik de regering vraag of zij onverminderd steun zal uitspreken voor ODIHR, de organisatie die veel van het praktische werk en zeker het voorwerk voor verkiezingswaarnemingen organiseert. Tegelijkertijd vraag ik om aandacht voor de moeizame relatie tussen ODIHR en de Parlementaire Assemblee van de OVSE. Weliswaar valt een van die partners niet onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering, maar steun aan ODIHR betekent volgens mij steun aan het hele proces van verkiezingswaarneming. En daarbij speelt de Parlementaire Assemblee een heel belangrijke rol.
Ik vraag de minister te bevorderen dat Nederland in ruimere mate kan deelnemen aan verkiezingswaarnemingen. Het stond op de agenda van de vorige minister van Buitenlandse Zaken en ik hoop dat de huidige minister dat goede voornemen overneemt, want de afgelopen jaren is er sprake geweest van een magere Nederlandse deelname. Volgens sommigen is er zelfs sprake van een afname.
Het ligt voor de hand om samen te werken bij grensoverschrijdende zaken. De SP mist daarbij echter aandacht voor een belangrijke kwestie, het uitleveren van Europese persoonsgegevens via bedrijven aan de Amerikaanse overheid. Hoe staat het daar precies mee? Staatssecretaris Teeven bevestigde namelijk in antwoord op schriftelijke vragen van de SP dat dit zeker tot de mogelijkheden behoort. Moet deze schending van het recht van burgers op privacy niet in Dublin aan de orde worden gesteld? Het gaat immers om een transnationale dreiging.
Ik deel de zorgen van de regering over het falende wapenbeheersingsregime in Europa. Vooral de opschorting van het CSE-verdrag is een ernstige zaak. We moeten niet in een nieuwe conventionelewapenwedloop terechtkomen. De minister schrijft over het stimuleren van een nieuwe Russisch-Amerikaanse dynamiek, maar is er eigenlijk geen sprake van fundamenteel verschillende interpretaties van de oorspronkelijke verdragen over het aantal toegestane wapensystemen in de grensgebieden? Is het verder waar dat Rusland door zijn relatieve achterstand in conventionele wapens, zijn strategie blijft baseren op tactische kernwapens? Zo ja, bemoeilijkt dat de nucleaire ontwapening dan niet? Hoe denkt de regering dit probleem op te lossen?
Ik kan mij zeer wel vinden in het voornemen om in Dublin aan te dringen op strikte naleving door alle OVSE-staten van de bescherming van de mensenrechten en het bevorderen van democratie en rechtsstaat. Naast de zeer lovenswaardige aandacht voor de rechten van lesbiennes, homo's en bi- en transseksuelen, zou ook «targeted killing» aan de orde moeten worden gesteld. Het lijkt mij voor de hand te liggen om de legaliteit van deze steeds vaker gebruikte oorlogstactiek ter discussie te stellen op de OVSE-vergadering. Het gebruik van deze methode door onder andere de Verenigde Staten is namelijk een directe ondermijning van de rechtsstaat, aangezien het juridische proces, soms op dubieuze gronden, wordt afgeschaft en vervangen door executie op afstand. Is de minister bereid om deze kwestie, die internationaal steeds meer aandacht krijgt, in Dublin aan de orde te stellen?
Voorzitter: Van Bommel
Minister Timmermans: Voorzitter. Laat ik het voorbeeld van mevrouw De Caluwé volgen en op mijn beurt Mongolië feliciteren met zijn lidmaatschap van de OVSE. Het is goed dat Mongolië is toegetreden tot de deelnemende landen aan de OVSE. Ik formuleer het zo, omdat de OVSE strikt genomen geen internationale organisatie is. Het heeft die status niet, want het is eigenlijk een soort permanente conferentie. Dat is overigens ook een van de redenen waarom het waarschijnlijk altijd een organisatie zal zijn met een vrij zwakke structuur. Het is een goede zaak dat Mongolië is toegetreden, want het biedt de OVSE de kans om in Mongolië mee te kijken en om waar nodig de helpende hand te bieden. De OVSE beschikt daarvoor over de noodzakelijke instrumenten, bijvoorbeeld het al genoemde ODIHR. Het secretariaat in Wenen heeft daarvoor de nodige instrumenten en ten slotte zetelt in Den Haag de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden die ook kan optreden.
Voor de rechtsstatelijke en democratische ontwikkeling is deze stap in mijn ogen dus zeker belangrijk. Ik teken daarbij wel aan dat de OVSE van een andere kwalitatieve orde is dan bijvoorbeeld de Raad van Europa. De Raad stelt immers veel strengere eisen aan de deelnemende landen, ook eisen die in rechte afdwingbaar zijn. Het is goed om oog te hebben voor dit verschil tussen deze organisaties. Desalniettemin blijf ik ervan overtuigd dat de OVSE een belangrijke rol kan spelen.
De heer De Roon (PVV): Ik las in de brief dat in sommige lidstaten bezwaren leefden tegen toetreding van Mongolië tot de OVSE, vanwege mogelijke precedentwerking. Waarom zijn die bezwaren verdwenen? Telden die soms opeens niet meer mee?
Minister Timmermans: Uiteindelijk gaf voor alle deelnemende landen de doorslag dat het makkelijker is om, met Mongolië aan boord, voor de OVSE belangrijke ontwikkelingen in Mongolië positief te beïnvloeden. Als we Mongolië buiten de deur zouden houden, zouden we de kans op een positievere rechtsstatelijke en mensenrechtenontwikkeling alleen maar verkleinen.
Voorzitter. De OVSE heeft een unieke positie, omdat landen van Vladivostok tot Vancouver er deel van uitmaken. Dat is een korte afstand als je de ene kant op reist, maar een grote als je andere kant op reist en het is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van de OVSE. Het is een kracht, omdat het al die landen verenigt, maar een zwakte omdat er heel weinig instrumenten zijn om landen in een bepaalde richting te duwen. De OVSE zal daardoor altijd primair een forum voor dialoog blijven.
Landen zullen elkaar via een dialoog moeten proberen te beïnvloeden. Dit concept stamt uit de jaren zeventig en de heer Sjoerdsma verwees dan ook terecht naar de ondertekening van de Slotakte van Helsinki. Daarin wordt gepoogd om een alomvattend beeld te creëren van wat nu eigenlijk veiligheid is. Daarbij passeren alle onderwerpen de revue. De OVSE kan die rol alleen spelen als de deelnemende landen haar die rol ook gunnen en daar gaat het heel vaak fout, met name tussen de Verenigde Staten en Rusland. Als Rusland een betere machtspositie denkt te hebben in de Raad van Europa, dan zal dit land de OVSE links laten liggen. Vervolgens worden organisaties via de beruchte methode van «forum shopping» tegen elkaar uitgespeeld: krijg ik mijn zin niet in Wenen, dan lukt het misschien wel in Straatsburg. De OVSE blijkt dan constitutioneel de zwakste van het stel.
Toch komen landen iedere keer weer bij elkaar in de Permanente Raad en in Wenen. Er zijn namelijk altijd onderwerpen die men liever daar bespreekt. Ik geef iedereen gelijk die zegt dat we zulke bescheiden verwachtingen hebben van de OVSE. Toen ik tussen 1995 en 1998 voor de OVSE werkte, had ik nog veel hogere verwachtingen van de OVSE. Terugkijkend naar die periode ben ik ook teleurgesteld in het gebrek aan dynamiek, maar dat laat onverlet dat ik nog steeds mogelijkheden zie voor een dialoog en dan met name voor landen die elkaar niet elders ontmoeten om over Europese veiligheid te spreken. Ik denk dan vooral aan Rusland en de Verenigde Staten en landen die anders helemaal niet mee zouden doen aan die discussie, de landen die wij gemakshalve de stan-landen noemen, Mongolië en de Kaukasus, want ook in de Kaukasus heeft de OVSE een trackrecord opgebouwd.
Als veteraan-verkiezingswaarnemer durf ik wel te zeggen dat verkiezingswaarneming eigenlijk altijd een vervelend onderwerp is, vanwege het eeuwige gevecht om een plaatsje in het limelight. Wie mag er rapport uitbrengen na afloop van een waarnemingsmissie? De OVSE, nationale parlementen, de Parlementaire Assemblee van de NAVO, de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, het Europees Parlement: het worden steeds professionelere organisaties, organisaties die steeds beter in staat zijn om verkiezingen waar te nemen en om landen te helpen bij het organiseren van verkiezingen. Maar tegelijkertijd is er na afloop van verkiezingen steeds weer die gênante vertoning van organisaties die elkaar de tent uitvechten om als eerste op camera te mogen vertellen dat het wel of niet goed is gegaan. Elke keer maar weer komen de verschillende organisaties met elkaar in botsing.
Wij kunnen dat probleem als overheid niet goed oplossen. Ik kan de heer Van Bommel echter wel toezeggen dat ik net als mijn voorganger zal proberen om Nederlandse potentiële waarnemers zo goed mogelijk in stelling te brengen. Verder zullen wij onze instrumenten in landen gebruiken om ervoor te zorgen dat Nederlandse waarnemers wel tot in de puntjes gebrieft zijn over de situatie in een land. De kritiek van mevrouw Meurs richt zich op ODIHR, maar zij had de door haar gezochte informatie misschien ook wel van de Nederlandse ambassade kunnen krijgen. Was ik daarvoor in de gelegenheid geweest, dan had ik haar graag gefaciliteerd. Ik weet overigens zeker dat de ambassade dat ook graag had gedaan. Er ligt hier verder ook een taak voor de parlementen: die zullen moeten samenwerken om de verkiezingswaarneming beter te laten verlopen.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Mevrouw Meurs heeft alles gedaan om informatie te verzamelen. Het probleem zit echter bij organisaties als ODIHR en de Parlementaire Assemblee. Die problemen doen zich niet alleen na maar ook voor de verkiezingen voor. Als de OVSE het goede voorbeeld wil geven van hoe je een verkiezingswaarnemingsmissie moet doen, dan moet natuurlijk wel de interne samenwerking van de verschillende organen binnen de OVSE op orde zijn. Ik hoop dat de minister dat gebrek aan interne samenwerking aan de kaak zal stellen.
Minister Timmermans: Een goed punt! Ik zal dat zeker doen. Ik vraag mevrouw de Caluwé niet de aanval op organisaties als ODIHR te onderschatten. Er zitten namelijk ook landen in de OVSE die dit soort organisaties een kopje kleiner willen maken, omdat ze ze maar vervelend vinden. Wij moeten dus niet naïef zijn. Ik heb zelf liever een ODIHR die ik zelf soms ook vervelend vind en waarvan we nationaal ook last kunnen krijgen, dan een ODIHR die niet langer elders op de wereld zijn werk kan doen. Op de kritiek van de ODIHR moet minister Plasterk maar gewoon reageren. Het zal duidelijk zijn: ik wil niet meewerken aan het relativeren van de rol van ODIHR, aangezien de problemen in sommige landen echt een stuk groter zijn dan in Nederland.
Mevrouw De Caluwé (VVD): Volgens mij is er sprake van een misverstand. Mijn kritiek richt zich namelijk niet op ODIHR, want die organisatie wilde haar kennis best ter beschikking stellen. Mijn kritiek richt zich op de gebrekkige samenwerking tussen de verschillende organisaties. Het botert niet tussen die organisaties en dat leidt tot slechte samenwerking. Overigens denk ik dat de oorzaak hiervoor grotendeels bij de Parlementaire Assemblee moet worden gezocht.
Minister Timmermans: Ik onthoud mij maar van een oordeel over de Parlementaire Assemblee, want daar gaat de Kamer uiteraard zelf over. Ik hoop wel dat mevrouw De Caluwé haar zegenrijke werk vanuit de Tweede Kamer in de Parlementaire Assemblee zal voortzetten.
De heer De Roon (PVV): Ik heb voorgelezen uit het verslag van Pauline Meurs. Daarin wordt wel degelijk kritiek geuit op het gebrek aan bereidheid bij ODIHR om samen te werken. Ik hoop dat de minister deze opmerkingen van Pauline Meurs niet schaart onder de door hem geschetste aanval op het fenomeen ODIHR. De minister zei dat een aantal landen daarop uit is, maar dat zal toch zeker niet de bedoeling van mevrouw Meurs zijn?
Minister Timmermans: Nu krijg ik toch echt verschillende signalen. Volgens mevrouw De Caluwé had mevrouw Meurs namelijk geen kritiek op ODIHR. Zal ik mij hierover verstaan met mevrouw Meurs? Als ik precies weet wat haar bevindingen zijn, zal ik die gebruiken voor mijn gesprekken in Dublin.
De voorzitter: Dat lijkt mij een goed voorstel.
Minister Timmermans: Voorzitter. Toen de Slotakte van Helsinki in het Amerikaanse Congres moest worden bekrachtigd, ging dat bijna niet door, omdat men vond dat «soft security» geen waarde had. De grenzen van de Sovjetunie en van zijn satellietstaten werden in de Slotakte erkend en dat was een enorme concessie van het Westen. De grenzen van de DDR werden tot dan toe immers niet geaccepteerd. De vraag was dus wat het Westen voor deze concessie terug zou kunnen krijgen in een dialoog over de mensenrechten. De Amerikanen dachten: big deal, wat hebben we hieraan? De afgelopen 40 jaar hebben we echter gezien dat die dialoog wel degelijk maatschappelijke veranderingen tot stand heeft helpen brengen. Zonder de Slotakte van Helsinki geen Solidarność! Zonder de Slotakte van Helsinki geen Charta 77. Wat klein en krachteloos lijkt, kan soms een enorme impact hebben als de condities in de samenleving er rijp voor zijn. Die ervaring zal ik in Dublin zeker naar voren halen, want wij mogen dit niet vergeten.
Ik ben het eens met iedereen die zegt dat het conventionelewapenbeheersingssysteem op zijn achterste ligt. De verwachtingen zijn dan ook laag gespannen. De Amerikanen hebben twee keer geprobeerd, de CSE-besprekingen vlot te trekken. In het voorjaar van 2011 is die poging vastgelopen, omdat, zoals de heer Van Bommel terecht constateerde, de Russen het gevaarlijk vinden om toe te geven bij de conventionele wapens. Ik kan mij voorstellen dat de dynamiek verandert door het aantreden van de nieuwe Amerikaanse administratie, want wellicht wil die haar relatie met Rusland verbeteren. Ik heb daar geen concrete signalen over ontvangen, maar het zou zo maar kunnen.
Nederland moet de dialoog zowel in NAVO-verband als bilateraal voeren. Als er sprake is van enige beweging, zullen we daar namelijk onmiddellijk gebruik van moeten maken. Het is onze taak als depositaris van het CSE-verdrag om ons hierbij dienstbaar op te stellen. Ik zal dat dan ook zeker doen, maar wel in de wetenschap dat het een zaak van zeer lange adem is omdat de Russen het koppelen aan de raketverdediging. Overigens zijn de Russen wel uitgenodigd om daaraan deel te nemen. De plannen voor die raketverdediging zijn dan ook zeker niet tegen de Russen gericht. Verder zullen er in de NAVO afspraken moeten worden gemaakt over de uitgangspunten die de NAVO hierbij zal hanteren.
Twee aspecten van het CSE-verdrag zijn ook voor de toekomst zeer waardevol. Dat zijn transparantie – de inspecties sinds het einde van de Koude Oorlog hebben echt een enorm effect gehad – en de «confidence building measures», want die hebben ook een positief effect gehad. Die twee uitgangspunten willen wij graag blijven hanteren bij de discussies over wapenbeheersing.
De Raad van Europa dekt een enorm territorium. De Raad telt inmiddels immers maar liefst 46 lidstaten. Het is heel belangrijk voor de mensenrechten dat in geen van die landen mensen worden geëxecuteerd. In de meeste landen is het bij wet verboden en waar dat niet het geval is, is de doodstraf in de praktijk niet meer mogelijk. Zeker na de gruwelen van het midden van de vorige eeuw is dat een grote stap voorwaarts in de Europese beschaving. Daarom behoort het ook tot de waarden van onze Europese beschaving om zelfs je beste bondgenoot aan te spreken op het feit dat men de doodstraf nog uitvoert. Iedereen weet waar die verantwoordelijkheid in de Verenigde Staten ligt en dat is niet op het federale niveau. Dat wij hebben verklaard dat het straffen door middel van het beëindigen van het leven niet behoort tot onze gedeelde waarden, is echt een heel mooie Europese bijdrage aan de wereldsamenleving. Wij maken daar overigens wel degelijk school mee, want ook in Afrika en Azië wordt de doodstraf steeds vaker afgeschaft. Europeanen zijn de laatste tijd heel goed in zelfkastijding, maar dit is toch echt een pareltje van de Europese beschaving waaraan de rest van de wereld een voorbeeld kan nemen. Ik wil daarmee uiteraard niet zeggen dat het niet bij andere beschavingen zou horen, want het is zeker geen exclusief Europese verdienste. Maar hoe het ook zij: het is iets wat het verdient om in onze diplomatie uitgedragen te worden en dus ook in de OVSE.
Ik heb onlangs op een bijeenkomst in Turkije gezegd dat de overtuiging dat ieder mens het verdient om gelijkwaardig behandeld te worden door de overheid, ongeacht welke godsdienst men aanhangt, welk geslacht men heeft, welke seksuele voorkeur men heeft, welke culturele achtergrond men heeft en welke nationaliteit men heeft, tot de Europese waarden behoort. Dat is ook de reden waarom de Nederlandse inzet op LHBT hard zal blijven. Ik heb daar heel sterke persoonlijke gevoelens bij, maar dat laat onverlet dat het een continuüm is in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het gaat voorbij aan de samenstelling van coalities. Dat is al heel lang het geval en ik zal er dan ook veel aandacht aan schenken.
Uit ervaring met de Raad van Europa weet ik dat niet iedereen het even gemakkelijk vindt als je de LHBT-rechten aankaart. Een zeker ongemak bij dit onderwerp is echter zeer acceptabel, want het gaat om mensen die in veel landen, ook landen niet zo ver weg van Nederland, nog steeds een buitengewoon moeilijk leven leiden als ze uitkomen voor hun seksuele gerichtheid. Het is onze taak om deze waarden, waarden die in de Nederlandse samenleving hoog worden geacht, aan onze partners voor te houden, zowel in de OVSE als elders. Dat zal lastig zijn, maar wij zijn niet in de wieg gelegd om alleen maar makkelijke dingen te doen.
Voor de Verenigde Staten geldt natuurlijk ook «practice what you preach». Ik ben de afgelopen twintig jaar bij verkiezingswaarnemingen altijd Amerikanen tegengekomen die het hoogste woord hadden en precies wisten hoe anderen zich moesten gedragen. Soms ging het zelfs zover dat ze echt geen enkele flexibiliteit wensten te betrachten. Ik herinner me dat een Amerikaanse collega ver weg in ruraal Rusland heel boos werd over twee heel bejaarde mensen die samen in een stemhokje stonden, want dat mocht niet. Toen daar iets over werd gezegd, zei de man tegen mij: ja, maar mijn vrouw en ik hebben samen maar één bril. Op zo'n moment zou je toch in staat moeten zijn om je eigen strikte regels wat te relativeren.
Ik weet niet of mijn collega's hierop zijn ingegaan en ik hoop dan ook niet dat ik mij verkeerd uitlaat. Als ik dat wel doe, dan corrigeer ik dat later wel schriftelijk. Wat ik heb gehoord over de gebeurtenissen in Texas, is dat het een misverstand was. Achteraf zou ook toegegeven zijn dat het een misverstand was van de lokale autoriteiten. Men heeft na dit incident, voor zover ik weet, wel de polling stations kunnen bezoeken. Als ik mij vergis, dan hoort de Kamer dat alsnog van mij.
Ik schrijf dat de OVSE zich bij de menselijke dimensie ook moet richten op het bestrijden van discriminatie. Het voorkomen van fobieën over elkaar en over elkaars godsdienst is dan ook op zichzelf een goede zaak. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om fobieën over christenen, joden of moslims. Het is volgens mij prima dat wij ons ervoor inzetten dat mensen een meer realistisch beeld van elkaar krijgen en dat men minder in vijandbeelden gaat denken.
De heer De Roon sprak over de islamisering van de Arabische regio. Ik neem aan dat hij daarmee een grap maakt, want volgens mij is 90% van de mensen in die regio moslim! Ik vind het dan ook verrassend dat iemand kan spreken over de islamisering van die regio. Maar ik zie al dat de heer De Roon dit wil toelichten.
De heer De Roon (PVV): De minister heeft natuurlijk gelijk. Ik had mij nauwkeuriger moeten uitdrukken, want het gaat mij natuurlijk om de fundamentalisering van de islamitische wereld.
Minister Timmermans: Dat is het beste argument waarom wij zouden moeten blijven pleiten voor de waarden die de OVSE en andere internationale organisaties zo hoog achten: democratie, mensenrechten, pluriformiteit en de rechtsstaat. Er vindt een transitie in de Arabische wereld plaats en het is cruciaal dat wij juist in die periode deze voor ons zo belangrijke waarden benadrukken. Het helpt dan niet, sterker nog: het werkt dan contraproductief om te zeggen «het zijn moslims en daarmee wordt het dus nooit wat». Integendeel: ik zie juist kansen. Ik heb vorige week Egypte bezocht, een land dat door een ongelooflijk moeilijke en pijnlijke transitie gaat. Het zou voor president Morsi heel erg makkelijk zijn om eens lekker op het orgel te gaan over Israël. Maar hij doet dat niet! En Morsi is wel iemand die gesteund wordt door de moslimbroeders. Hij doet het niet en waarom niet? Omdat je binnen de politieke groeperingen die zich op de islam zeggen te baseren een heel spectrum aan opvattingen hebt. Dat spectrum loopt van opvattingen die met die van de christendemocraten in Nederland zijn te vergelijken tot de opvattingen van krankzinnige salafisten.
Het is natuurlijk onze taak om die meer «christendemocratische» politieke stromingen te helpen vaste voet aan de grond te krijgen in de Arabische wereld. Daar hebben wij zo veel bij te winnen! Als ik de houding van president Morsi de afgelopen dagen zie, dan kan ik daar alleen maar respect voor opbrengen. Ik weet niet of anderen in dezelfde context net zo moedig zouden zijn als hij in een land dat nog maar net op democratische wijze een president mocht kiezen. Laten wij de Arabische wereld nu niet meteen afschrijven!
De heer De Roon (PVV): De houding van Morsi kun je ook verklaren uit het feit dat hij nog het een en ander verwacht van de Westerse wereld, de Verenigde Staten en Europa, al was het maar enkele miljarden. Ik laat dat nu verder rusten, want het gaat mij vooral om de vraag of de minister bereid is om de samenwerking met de partnerlanden aan de orde te stellen binnen de OVSE en daarbij met name aandacht te vragen voor vrouwenrechten en godsdienstvrijheid in de Arabische partnerlanden.
Minister Timmermans: Zeker, maar die discussie moeten wij ook dringend binnen de OVSE voeren. De discussie over diversiteit die volgens de heer De Roon buiten de OVSE om in de partnerlanden wordt gevoerd, vindt zeker ook in de OVSE plaats. Die discussie wordt ook gevoerd in Rusland en in de zogenaamde stan-landen. Die discussie wordt ook in sommige Westerse landen nog gevoerd. Het is dus niet alleen een opdracht naar buiten toe, maar ook naar binnen toe. Pluriformiteit, het respect voor mensenrechten, de acceptatie van diversiteit in de samenleving, religieuze tolerantie: al die zaken blijven van groot belang, voor de partnerlanden, maar ook voor de OVSE zelf.
De heer Van Bommel noemt de Nederlandse deelname aan verkiezingswaarnemingen mager. Ik wil me daar zeker voor inspannen, maar dat wilde mijn ambtsvoorganger ook en ik heb dan ook niet de indruk dat de oorzaak daarvoor bij ons moet worden gezocht. Ik heb overigens wel gemerkt dat het voor Kamerleden, door de verplichtingen die ze hier hebben, in toenemende mate moeilijk is om deel te nemen aan dergelijke missies. Het gaat mij natuurlijk niet aan, maar misschien is het wel de vraag of Kamerleden voldoende in staat worden gesteld om hun internationale rol te spelen. Maar goed: dat is echt een zaak van de Kamer. Aan mij zal het in ieder geval niet liggen, want wij faciliteren het graag.
Het uitleveren van persoonsgegevens aan Amerikaanse bedrijven is echt een zaak voor de Europese Unie. Die is hier competent en zij heeft daarvoor ook wetgeving. Een en ander geldt overigens ook voor de bilaterale relatie met de Amerikanen, want ik zie niet goed hoe wij die kunnen inbrengen in de OVSE-discussie. Ik vrees dat een groot aantal OVSE-landen ons glazig zal aankijken wanneer wij daarover beginnen. Dat het uitwisselen van persoonsgegevens veel aandacht behoeft, ook in internationale relaties, ben ik overigens geheel met de heer Van Bommel eens, zeker gezien de snelheid waarmee de samenleving digitaliseert. Hieraan dient dan ook zeker aandacht te worden besteed in de relatie tussen Europa met de Amerikanen.
De heer Van Bommel heeft een opmerking gemaakt over wat «extrajudicial killings» wordt genoemd. Hij weet dat Nederland die veroordeeld. De heer Van Bommel heeft hierover conclusies getrokken die ik niet deel, maar hij heeft mijns inziens wel gelijk als hij zegt dat aan deze ontwikkeling in oorlogsvoering humanitaire en juridische aspecten kleven waarop wij niet of onvoldoende voorbereid zijn. Dat is eigenlijk altijd zo, want het internationaal recht reageert altijd met enige vertraging op de introductie van nieuwe wapensystemen. Het is dus eigenlijk een soort traditie dat de kaders voor zo'n nieuw systeem pas na enige tijd worden vastgesteld.
Het is in mijn ogen een taak van Nederland om ervoor te zorgen dat het internationale recht zich sneller aanpast dan in het verleden, omdat de inzet van wapensystemen op afstand eigenlijk alleen een financieel risico met zich brengt voor degene die die wapens bezit. Het zou met andere woorden drempelverlagend kunnen werken op de inzet van deze wapens. Ik zal de discussie hierover zeker niet uit de weg gaan wanneer wij spreken over de toekomst van ons veiligheidsbeleid. Die discussie is razend ingewikkeld en ik weet dan ook niet of ik de juiste antwoorden kan formuleren, maar het lijkt mij zeker niet integer om voor het probleem weg te duiken. Ik denk niet dat een poging om deze discussie in Dublin te starten enige kans van slagen heeft, maar ik zal hieraan dus zeker uitvoerig aandacht besteden bij de verdere ontwikkeling van het veiligheidsbeleid.
Mevrouw De Caluwé vroeg of het voorzitterschap van de Oekraïne wel zo'n goed idee is. Deze discussie hebben wij al vaker gevoerd, omdat het ook bij andere landen de vraag was of je die fungerend voorzitter kon laten zijn. Wij zien een dergelijk voorzitterschap als een belasting, maar die landen vinden het vaak een eer om voor een jaar «chairman in office» te zijn. Daarvan kun je gebruikmaken om bescheiden stappen in de goede richting te zetten. Ik weet niet hoe mevrouw De Caluwé achteraf het voorzitterschap van Kazachstan beoordeelt, maar ik denk zelf dat er toch een paar stapjes, zij het heel bescheiden stapjes, in de goede richting zijn gezet, ook omdat zo'n land zich dan moet openstellen voor bezoekers. Ik denk dat het in het geval van de Oekraïne ook zo kan gaan. Ik heb in mijn nieuwe functie nog geen kennisgemaakt met mijn Oekraïense collega's, maar ik zal hen er in Dublin echt op wijzen dat noblesse oblige. Wij zullen met andere woorden eisen dat er op bepaalde punten vorderingen worden gemaakt in dit zeer, zeer complexe land aan de grenzen van de Europese Unie.
De voorzitter: Ik zie dat er geen behoefte is aan een tweede termijn, omdat de minister de vragen afdoende heeft beantwoord. Ik sluit de vergadering onder dankzegging aan de minister.
Sluiting 13.05 uur.