Gepubliceerd: 7 augustus 2013
Indiener(s): Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-V-157.html
ID: 33400-V-157

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 augustus 2013

Deze brief is een reactie op het verzoek van uw Kamer om, in aanvulling op mijn brieven van 7 en 25 juni jl. (Kamerstuk 33 400 V, nr. 138 en Kamerstuk 23 987, nr. 130) en het Algemeen Overleg over de situatie in Turkije op 25 juni 2013 (Kamerstuk 33 400 V, nr. 156), geïnformeerd te worden over de ontwikkelingen in Turkije, en daarbij verschillende onderwerpen te betrekken.

De demonstraties zijn in omvang en intensiteit afgenomen en vinden nu nog maar sporadisch plaats. Het dodental als gevolg ervan de demonstraties is opgelopen tot vijf, nadat een demonstrant die begin juni zwaargewond was geraakt aan zijn verwondingen is overleden. Er is sprake van ruim 3.600 aanhoudingen, waarbij geldt dat het overgrote deel binnen 48 uur weer worden vrijgelaten. Voorts is er sprake van dat rond de 160 demonstranten zijn gearresteerd op instructie van de officier van justitie.

Wat betreft het gebruik van traangas heeft Secretaris-Generaal Jagland van de Raad van Europa er tijdens zijn bezoek aan Turkije op 25 en 26 juni op gewezen dat op basis van jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er geen traangas direct op mensen mag worden gericht of in gebouwen afgeschoten, zoals wel gebeurd is tijdens de demonstraties. Het Turkse Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft volgend op zijn bezoek een circulaire uitgestuurd over het gebruik van traangas, die het gebruik van dit gas in kleine en gesloten ruimtes verbiedt.

De Europese Commissie stelt in haar voortgangsrapport van oktober 2012 over Turkije dat er serieuze zorgen bestaan over de toename in schendingen van het recht op vrijheid van meningsuiting en dat persvrijheid in de praktijk verder werd ingeperkt. Een belangrijke oorzaak hiervoor zijn, aldus het rapport, de brede definities in de Turkse antiterrorismewetgeving en de ruime interpretatie daarvan door Turkse rechtbanken. Het vierde justitiële hervormingspakket dat in april jl. is aangenomen is in dit verband een stap in de goede richting: voor het eerst wordt een onderscheid gemaakt tussen terrorisme en aanzetten tot haat en geweld enerzijds en zaken die onder vrijheid van meningsuiting vallen anderzijds.

Dit laat onverlet dat Turkije nog een lange weg te gaan heeft op het terrein van persvrijheid: zo constateert de Commissie in haar rapport ook dat zelfcensuur een algemeen voorkomend fenomeen is in de Turkse media.

Zoals gesteld in de kabinetsappreciatie EU-uitbreiding van 26 oktober 2012 deelt het kabinet de zorgen van de Commissie, in het bijzonder over de waarborging van grondrechten waaronder vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid. De situatie van journalisten en wat betreft de vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid is sindsdien niet verbeterd.

Over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht concludeert de Commissie in hetzelfde voortgangsrapport dat er nog verdere stappen nodig zijn voor de verbetering van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en efficiëntie van de rechterlijke macht. In het kader van de zogeheten «positieve agenda» werkt Turkije sinds mei 2012 onder meer aan het voor rechtsstatelijkheid relevante EU-onderhandelingshoofdstuk 23. Nederland verwelkomt dit en zal Turkije blijven aansporen de noodzakelijke hervormingen te blijven doorvoeren.

De bovenstaande schets van de stand van zaken waar het gaat om vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is in lijn met wat het kabinet signaleert in de brief van 25 juni jl. over Turkije: als kandidaatlidstaat heeft Turkije belangrijke hervormingen doorgevoerd op het gebied van democratie en rechtsstaat. Maar het is duidelijk dat die hervormingen nog lang niet zijn afgerond, en dat Turkije nog grote stappen te zetten heeft.

De recente gebeurtenissen in Turkije weerspiegelen de grote uitdagingen die resteren op het gebied van de rechtsstatelijkheid. De recente onrust vindt verder zijn oorsprong in wat seculiere delen van de Turkse samenleving ervaren als een aantasting van de persoonlijke levenssfeer en zien als pogingen van de regering tot islamisering van de samenleving. Een voorbeeld hiervan is de recente beperking op de openbare verkoop van alcohol.

De recente gebeurtenissen hebben geleid tot een discussie binnen de EU over de te varen koers ten aanzien van Turkije. Zoals uiteengezet in mijn brief van 25 juni, kiest het kabinet voor een geloofwaardig toetredingsproces dat vasthoudt aan strenge toetredingsvoorwaarden. Deze benadering biedt de beste gelegenheid Turkije kritisch aan te spreken.

EU-lidstaten, het Europees Parlement, de Raad van Europa en HV Ashton en Commissaris Füle hebben aangedrongen op gedegen onderzoek naar het gebruik van excessief geweld van politie tegen demonstranten. De Turkse autoriteiten zijn goed op de hoogte van het belang dat Nederland, de EU, het Europees Parlement en de Raad van Europa hieraan hechten. Er is nog geen helder beeld van de voortgang en/of uitkomsten van dergelijke onderzoeken, waaronder dat van de Turkse Nationale Ombudsman. De Turkse Ombudsman onderzoekt 22 individuele klachten die hij heeft ontvangen en die gerelateerd zijn aan de demonstraties. Zestien klachten betreffen excessief politiegeweld, zes andere klachten zijn van meer algemene aard en gaan over het beperken van fundamentele vrijheden zoals dat op vergadering. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van Gezondheidszorg de handelwijze van artsen en verplegend personeel die eerste hulp hebben verleend aan demonstranten op geïmproviseerde locaties. De organisatie voor artsen en medisch personeel heeft geweigerd de vragenlijsten van dit onderzoek in te vullen.

Het Mor Gabriël klooster is nog altijd verwikkeld in enkele rechtszaken betreffende eigendomsrechten van landerijen rondom het klooster op nationaal niveau en bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Sinds het nota-overleg met uw Kamer van juli 2012 zijn er geen noemenswaardige nieuwe ontwikkelingen geweest.

De oproep tot een wapenstilstand van PKK-leider Öcalan op 21 maart, die premier Erdoğan verwelkomde, was een bemoedigend signaal dat de partijen in het conflict serieus een oplossing nastreven van de Koerdische kwestie. Het kabinet hoopt dat de vertrouwelijke besprekingen uitmonden in een oplossing die een einde maakt aan ruim dertig jaar van geweld. Een dergelijke oplossing zou ook een stimulans zou zijn voor de verdere versterking van de democratie en mensenrechten in Turkije. Het kabinet steunt de Turkse regering en betrokken partijen bij dit delicate vredesproces dat moedige stappen vergt van alle deelnemers.

In 2012 heeft de Turkse economie de gewenste «zachte landing» gemaakt en is het groeicijfer uitgekomen op een lager dan gebruikelijk maar nog altijd redelijke 2,2%. Ook in de eerste maanden van 2013 ondervindt de Turkse economie de gevolgen van de aanhoudende wereldwijde economische recessie en de regering zal waarschijnlijk de groeiverwachting van 4% voor dit jaar naar beneden bijstellen. Ook de directe buitenlandse investeringen ad $ 4,22 miljard in de eerste vijf maanden van 2013 vielen tegen. In dezelfde periode is ook het tekort op de lopende rekening groter dan dezelfde periode vorig jaar, te weten $ 31,9 miljard tegenover $ 26,1 miljard.

Nederland steunt, in EU- en VN-verband, een oplossing van het conflict tussen de partijen in het conflict op Cyprus. Hiervoor is een constructieve houding nodig van de Republiek Cyprus, de Turks-Cypriotische gemeenschap en de zogenaamde garantiemachten Turkije, Griekenland en het VK. Het primaat ligt bij de twee partijen op het eiland en de VN, die bij de onderhandelingen een faciliterende rol vervult. VN-onderhandelaar Downer heeft recentelijk een document uitgebracht waarin de tot nu toe bereikte compromissen zijn opgenomen. Dit zou als basis kunnen dienen voor een herstart van de onderhandelingen. Turkije benadrukt dat ook de Turks-Cyprioten recht hebben op een deel van de toekomstige opbrengsten. Het is mogelijk dat eventuele gasbaten betrokken worden bij een regeling voor het conflict op Cyprus.

Er zijn geen nieuwe inzichten wat betreft het beleid van de Turkse regering over de kwestie van de Armeense genocide.

Wat betreft Syrië, wijst het kabinet erop dat Turkije gastland is voor de Syrische Oppositie Coalitie en dat het binnen het raamwerk van de «Friends of Syria» actief eraan meewerkt de oppositiebeweging gestalte te geven. Er verblijven meer dan 400.000 Syrische vluchtelingen op Turks grondgebied. Syrische deserteurs worden in een apart kamp opgevangen. Over wapenleveranties aan de Syrische oppositie door Turkije is het kabinet niets bekend.

De Israëlische excuses aan Turkije in de Mavi Marmara-kwestie bieden een opening voor het herstel van de betrekkingen tussen beide landen. Het kabinet hoopt dat Turkije en Israël spoedig tot een vergelijk en tot volledig herstel van de betrekkingen kunnen komen. Een dergelijk herstel zou ook positief uitwerken op de samenwerking in NAVO-verband. Op dit moment wordt deze samenwerking belemmerd omdat Turkije Israël vrijwel niet wenst te betrekken in partnerschapsactiviteiten, wat vanwege het beginsel van non-discriminatie tussen NAVO-partnerlanden negatieve gevolgen heeft voor de gehele partnerschapssamenwerking.

De hierboven vermelde excuses waren het gevolg van vooral Amerikaanse inspanningen de betrekkingen tussen beide landen te verbeteren. Deze inspanningen kunnen niet los gezien worden van de succesvolle poging van SoS Kerry om de besprekingen tussen Israël en de Palestijnen weer vlot te trekken. Ook in de ogen van de Nederlandse regering is voortgang in het MOVP gediend bij goede Israëlisch-Turkse betrekkingen.

Turkije handelt niet in strijd met de sancties van de VN-Veiligheidsraad tegen Iran. Deze VN-sancties zijn de enige sancties tegen Iran waaraan Turkije gebonden is. Zowel de EU als individuele lidstaten, waaronder Nederland, hebben Turkije, mede als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie, meermaals opgeroepen zich aan te sluiten bij de EU-sancties tegen Iran.

Het beleid van de Turkse regering m.b.t. de Arabische wereld is multidimensionaal: een uitgangspunt is de inzet van «soft power», gebaseerd op historische en culturele relaties met verschillende regio’s, en op democratische instituties en een bloeiende vrijemarkt-economie. Andere uitgangspunten zijn de bevordering van de oplossing van conflicten en regionale economische samenwerking. Een bekend element is verder het streven te komen tot «zero problems with neighbours». De ontwikkelingen in de Arabische regio maken duidelijk dat de uitvoering van dit beleid een uitdaging is. De Turkse regering blijft zich hiervoor inzetten en investeert mede met het oog hierop stevig in een breed en groeiend netwerk van ambassades in deze regio, en ook wereldwijd.

Turkije is wat betreft zijn wapenexport gebonden aan alle betreffende Veiligheidsraadsresoluties van de Verenigde Naties. Turkije neemt ook deel aan alle relevante exportcontroleregimes zoals het «Wassenaar Arrangement» en is tevens partij bij het Non-Proliferatie Verdrag. Op het gebied van exportcontrole is Turkije daarom een gelijkgezind land. Op 2 juli jl. heeft Turkije het Arms Trade Treaty ondertekend. Zoals bekend beoogt dit verdrag de internationale wapenhandel te reguleren en wereldwijde normen vast te stellen voor de handel in militaire goederen. Het verdrag verplicht staten tot nauwkeurige toetsing van wapenexport aan verschillende criteria, waaronder de vraag of een eindgebruiker mensenrechten zal schenden met de te exporteren goederen.

Wat betreft het streven van de Turkse regering om betrokken te worden in de vrijhandelsakkoorden van de EU, zoals bij de onderhandelingen van de EU met de VS, is het uitgangspunt dat de EU Turkije, zoals gebruikelijk in het kader van de Douane-Unie tussen de EU en Turkije, regelmatig informeert over ontwikkelingen in dergelijke onderhandelingen. Uit de afspraken die de EU en Turkijke hebben gemaakt in het kader van de douane-unie, wordt Turkije aangemoedigd om de EU te volgen in het aangaan van een vrijhandelsakkoord met de VS. In dat geval zal Turkije de gemaakte afspraken tussen de EU en de VS moeten volgen.

Voor de VS en Turkije blijft de wederzijdse relatie van belang. Voor de VS blijft de rol van Turkije belangrijk, als NAVO-bondgenoot en als democratisch voorbeeld en speler in de regio, zeker met betrekking tot de crisis in Syrië. Voor Turkije is en blijft de VS een belangrijke partner en NAVO-bondgenoot.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans