Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2013
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer, informeer ik u hierbij over de redenen waarom Nederland de zogenaamde «Gezamenlijke verklaring over de humanitaire impact van kernwapens» (in de vraagstelling van de Kamer aangeduid als «de verklaring over nucleaire ontwapening») niet mede heeft ondertekend. Deze verklaring werd tijdens de tweede sessie van het Voorbereidingscomité van de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) in Genève door Zuid-Afrika namens een groep landen gepresenteerd.
Het Nederlandse kernwapenbeleid is gericht op bevordering van ontwapening en non-proliferatie met als uiteindelijk doel een wereld zonder kernwapens. Dit beleid is behalve op overwegingen van veiligheid en stabiliteit mede gebaseerd op het besef dat de gevolgen van een nucleaire explosie voor mens, natuur en milieu desastreus zouden zijn. Het kabinet is van mening dat er meer aandacht nodig is voor dit humanitaire aspect. Mede daarom was Nederland vertegenwoordigd bij de in maart 2013 in Oslo gehouden «Conference on the Humanitarian Impact of Nuclear Weapons» en zal Nederland ook deelnemen aan de vervolgconferentie in Mexico in februari 2014.
Het kabinet kan grote delen van de «Gezamenlijke verklaring» onderschrijven inclusief de constatering dat de enige wijze om te garanderen dat nucleaire wapens niet nogmaals zullen worden gebruikt ligt in hun volledige uitbanning. De inzet van Nederland in de verschillende internationale fora en organisaties is daarop gericht. Deze inzet vindt niet alleen plaats in het kader van de VN en het Non-Proliferatie Verdrag, maar ook binnen de NAVO.
Mede door de inzet van Nederland, zijn verschillende openingen op ontwapening- en non-proliferatiegebied opgenomen in de «Deterrence and Defence Posture Review» (DDPR) van de NAVO. Zo is expliciet opgenomen dat de NAVO ernaar streeft de voorwaarden te creëren voor een wereld zonder kernwapens in overeenstemming met de doelstellingen van het Non-Proliferatie Verdrag. Daarnaast roepen de NAVO-bondgenoten de VS en Rusland op om stappen te zetten op het gebied van transparantie en de verdere reductie van hun nucleaire arsenalen.
Het aantal kernwapens binnen de NAVO is sinds het einde van de Koude Oorlog aanzienlijk afgenomen en de inzet van de regering blijft gericht op verdere reducties. Dat laat onverlet dat de NAVO-doctrine nog mede gebaseerd is op nucleaire afschrikking.
De NAVO stelt in de DDPR dat de omstandigheden waaronder gebruik van nucleaire wapens zou kunnen worden overwogen «extremely remote» zijn. Deze formulering sluit echter het gebruik van kernwapens niet onder alle omstandigheden uit. Een geloofwaardige nucleaire afschrikking is uiteindelijk ook gebaseerd op de erkenning dat inzet a priori niet geheel kan worden uitgesloten, ook al is alles er op gericht dit te vermijden. Deze erkenning is volgens het kabinet in tegenspraak met de tekst van de «Gezamenlijke verklaring» die dit categorisch uitsluit («It is in the interest of the very survival of humanity that nuclear weapons are never used again, under any circumstances»).
Zoals hierboven gesteld is het kabinet het eens met veel elementen uit de tekst van de «Joint Declaration» en vormen de desastreuze humanitaire gevolgen van een kernexplosie een essentieel onderdeel van het Nederlands streven naar een wereld zonder kernwapens. Anderzijds is het kabinet van mening dat de tekst niet geheel verenigbaar is met de NAVO-doctrine. Alles afwegende heeft het kabinet dan ook uiteindelijk besloten de «Gezamenlijke verklaring» niet mede te ondertekenen. Bij deze moeilijke beslissing heeft een belangrijke rol gespeeld dat onder de overgrote meerderheid van de NAVO-bondgenoten, én onder de Europese leden van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI), geen steun bestond voor het mede-ondertekenen van de «Gezamenlijke verklaring». Van de 28 NAVO-lidstaten hebben 24 landen de verklaring niet ondertekend, van de tien NPDI-landen hebben er acht dat niet gedaan.
Herhaald zij, dat het Nederlandse kernwapenbeleid gericht is op bevordering van ontwapening en non-proliferatie met als uiteindelijk doel een wereld zonder kernwapens. Een beleidsbrief hierover gaat uw Kamer binnenkort toe.
De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans