Kamerstuk 33400-IV-24

Stand van zaken diverse onderwerpen Koninkrijksrelaties en Caribisch Nederland

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013

Gepubliceerd: 18 maart 2013
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-IV-24.html
ID: 33400-IV-24

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2013

Tijdens het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 12 februari 2013 heb ik toegezegd de Kamer over verschillende onderwerpen te zullen informeren. Tevens wil ik u graag verslag doen van de Caribisch Nederland week die plaatsvond van 11 tot en met 15 maart 2013. Hieronder geef ik per onderwerp een stand van zaken.

Caribisch Nederland

Tijdens de Caribisch Nederland week van 11 tot en met 15 maart zijn er zoals gebruikelijk gesprekken gevoerd door de delegaties van Saba, Sint Eustatius en Bonaire met verschillende organisaties en overheden in Europees Nederland. Ook met u hebben de delegaties van gedachten kunnen wisselen. Ik heb het wederom als een vruchtbare week beschouwd. Door de gesprekken wordt gekomen tot een verder begrip van elkaars standpunten zodat het Kabinet en de besturen van Caribisch Nederland samen kunnen werken aan een verbetering van de situatie van de burgers op Caribisch Nederland. Hoewel er vele afspraken tussen de departementen en de Openbare Lichamen zijn gemaakt, wil ik hier graag twee belangrijke beslissingen noemen die vanuit het Rijk zijn genomen. Het kabinet vindt dat de huidige regels ten aanzien van renteloos lenen geen belemmeringen mogen zijn om kansrijke plannen tot uitvoering te brengen. Het kabinet zegt daarom toe nader uit te werken hoe investeringen die het openbaar lichaam zelf kan bekostigen en/of door verstrekken van renteloze leningen door het Rijk, kunnen worden gerealiseerd. Daar geldt dan wel de voorwaarde dat het College financieel toezicht constateert dat de aflossingen kunnen worden opgebracht door het openbaar lichaam. Tevens is afgesproken dat maatregelen van de Rijksoverheid die direct of indirect een effect op de koopkracht van de inwoners op Caribisch Nederland zouden kunnen hebben in een vroeg stadium aan de ministeries van SZW en BZK worden voorgelegd. Vervolgens worden de maatregelen beoordeeld op het effect op de koopkracht van de inwoners van Caribisch Nederland en wordt in breder interdepartementaal verband (BZK, FIN, SZW, EZ) bezien of compensatie wenselijk en mogelijk is. Bijgevoegd treft u de besluitenlijst van het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen met de eilandsbesturen van Caribisch Nederland van 14 maart jongstleden.

Sint Maarten

In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 12 februari jongstleden heb gesproken over de brief die ik stuurde aan de minister-president van Sint Maarten aangaande de onderwerpen van de dubbele indirecte belasting, het medisch spoedvervoer, de belasting op vliegtickets naar Saba en St Eustatius en de glasvezelkabel. Inmiddels is afgesproken om de genoemde zaken nader te bespreken in een aantal werkgroepen met deskundigen van beide kanten. Tevens heb ik afgesproken dat op ambtelijk niveau meer structureel over verschillende zaken zal worden gepraat met Sint Maarten, zodat potentiële geschilpunten al in een vroeg stadium kunnen worden ondervangen. Zodra er vorderingen zijn gemaakt ten aanzien van de punten die genoemd zijn in de brief zal ik de Tweede Kamer daar bij een passende gelegenheid nader over informeren.

Curaçao

Van de kant van de Tweede Kamer was er tijdens het Algemeen Overleg van 12 februari jongstleden enige zorg over een aantal zaken die op Curaçao spelen. Het ging daarbij om de olievervuiling bij de zoutpannen van Jan Kok, de ontwikkelingen op Oostpunt en de Isla raffinaderij. Ik heb toen toegezegd u daarover te zullen informeren na de Rijksministerraad van maart. Om u te kunnen informeren heb ik uw verzoek overgebracht aan de regering van Curaçao. Het past mij namelijk niet u eigenstandig te informeren over onderwerpen die tot de autonome verantwoordelijkheid van de Landen behoren. Daarmee zou ik de positie van in dit geval de regering van Curaçao onvoldoende respecteren. De regering van Curaçao was ten tijde van de Rijksministerraad nog niet in staat mij in afdoende mate te informeren. Zodra de informatie van de regering van Curaçao tot mijn beschikking komt zal ik u deze doen toekomen.

Tijdens de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties in oktober 2012 is gesproken over de uitwisseling van belastinggegevens tussen Nederland en Curaçao. Aan de Kamer is de toezegging gedaan om de informatie-uitwisseling te optimaliseren en Curaçao ook te houden aan het desbetreffende onderdeel van de Belastingregeling Koninkrijk. In november 2012 heeft Curaçao, per brief van de Minister van Financiën, mij nader bericht over het aantal door Nederland gedane verzoeken en de afhandeling daarvan.1 Ik concludeer op basis daarvan dat er geen obstructie van de zijde van Curaçao plaats vindt. Er is ook geen sprake van onthouden van informatie door banken. Ik sluit ter informatie de brief van de Minister van Financiën van Curaçao bij.

Rijkswet financieel toezicht

Tijdens het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 12 februari heb ik toegezegd u een beleidsreactie te geven op de brief van het College financieel toezicht (Cft) aan u inzake het SVB fonds van 11 februari 2013. Deze brief wordt door mij uitsluitend beschouwd in het licht van de Rijkswet financieel toezicht. De vraagstukken inzake zorg en pensioenen zijn zowel voor het Cft, de Rijksministerraad als voor u bekend. De halfjaarrapportages en de aanwijzing zelf geven daar blijk van. In de beroepsprocedure tegen de aanwijzing is door mij een analyse gegeven over de negatieve ontwikkeling van het vermogen van Curaçao. Dit is gedaan aan de hand van door mij gevraagde informatie van het Cft. In de reguliere toezichtanalyses van het Cft wordt tevens de ontwikkeling van het vermogen onderzocht.

Inmiddels is bekend dat de Staten van Curaçao zowel qua zorg en pensioenen structurele maatregelen heeft getroffen. De financiële uitwerking en effecten daarvan worden uiteraard door het Cft nauwlettend gevolgd. Het Cft toetst alle normen uit de Rijkswet financieel toezicht. Dat doet het Cft door aandacht te besteden aan het (meerjarig) evenwicht op de gewone dienst almede de financiële positie, zoals de kapitaaldienst en ontwikkelingen in het vermogen, te betrekken. Ten slotte worden financiële risico’s op het evenwicht en dat vermogen meegenomen in de toezichtanalyse. Tot die risico’s behoren onder meer de financiële posities van de overheidsvennootschappen.

In de RMR van april zal het recente oordeel van het Cft inzake de begroting van Curaçao aan de orde komen. Aangrijpingspunt voor een oordeel zijn de normen uit de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en niet de daaraan ten grondslag liggende individuele beleidsbeslissingen. De halfjaarrapportage van het Cft over de periode half juli tot en met december 2012 zal ik separaat aan de Tweede Kamer doen toekomen.

Motie Van Gent en Van Bochove

De motie Van Gent en Van Bochove (31 568, nr. 109) verzoekt de regering in goed overleg met de Openbare Lichamen en de Landen van het Koninkrijk te bevorderen dat er gewerkt wordt aan de goede verhoudingen, saamhorigheid en het delen van expertise. Ik kan u mededelen dat met het beleid van het Kabinet hier voortdurend invulling aan wordt gegeven. Enkele voorbeelden daarvan zijn in deze brief terug te vinden, maar ook met zaken zoals de koninkrijksconferentie en het samenwerkingsprotocol met Aruba wordt hier invulling aan gegeven. Het is de inzet van dit Kabinet om op deze wijze door te gaan en de banden tussen de landen binnen het Koninkrijk te verstevigen en de samenwerking te verbeteren. Ik vertrouw hiermee de motie te hebben afgedaan.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk