Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2013
Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag inzake het Voorstel van rijkswet tot Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling aan (Kamerstuk 33 365 (R1987), nr. 7), alsmede een nota van wijziging (Kamerstuk 33 365 (R1987), nr. 8).
Met deze brief informeer ik u tevens over mijn standpunt inzake de uitgebreide veredelingsvrijstelling. Deze brief is tevens het antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken van 27 maart 2013. Ik zal daarbij de relatie leggen met het wetsvoorstel en de verdere uitwerking van het rapport van de heer Trojan, en tevens aangeven op welke wijze ik mijn inzet vorm zal geven, mede tegen de achtergrond van het komende verslag van de Europese Commissie over de Biotechnologierichtlijn en een uit te voeren effectenonderzoek.
In het VAO Landbouw- en Visserijraad van 20 juni jl. heb ik toegezegd in deze brief de Kamer nader te informeren over de verlening van een Europees octrooi met betrekking tot een peperplant, mede in het licht van de Biotechnologierichtlijn. Voor een zorgvuldige beoordeling van dit octrooi is echter meer tijd nodig. Ik zal uw Kamer hierover later in een separate brief informeren.
Standpunt over uitgebreide veredelingsvrijstelling
Alvorens in te gaan op de inhoud van de discussie over de uitgebreide veredelingsvrijstelling, hecht ik eraan te verhelderen wat mij beweegt in het kader van de oplossing van de problematiek van de samenloop van octrooirecht en kwekersrecht. Ik hecht sterk aan vrije toegang tot en beschikbaarheid van biologische materiaal voor de plantenveredeling. Daarmee wordt verdere innovatie in de sector ten behoeve van zowel de Nederlandse concurrentiekracht als de mondiale voedselzekerheid bevorderd en behouden alle telers keuzevrijheid en toegang tot goed uitgangsmateriaal en zaaizaad.
Met vrije toegang tot en beschikbaarheid van biologisch materiaal als uitgangspunten kunnen kwekers precies dat biologische materiaal kiezen en gebruiken dat qua gewenste eigenschappen het beste tegemoet komt aan hun wensen bij de plantenveredeling. Zo kunnen teeltproducten worden ontwikkeld en beschikbaar gesteld die zo veel mogelijk tegemoet komen aan de wensen van telers en consumenten.
Die wensen kunnen zeer uiteenlopen maar zullen veelal samenhangen met de behoefte aan verhoging van landbouwproductiviteit en voedselzekerheid door de ontwikkeling van verbeterde teelteigenschappen, resistenties tegen plantenziekten en -plagen en grotere tolerantie tegen extreme teeltomstandigheden in verband met uiteenlopende temperatuur, droogte en bodemsamenstelling. Constante verbetering van teeltproducten is ook nodig mede met het oog op wensen van consumenten voor wat betreft houdbaarheid, smaakvoorkeuren en gezondere samenstelling van ons voedsel.
Vrije toegang tot en beschikbaarheid van biologisch materiaal kunnen ook bijdragen aan een grotere diversiteit in het aanbod van voedselgewassen. Dat is niet alleen wenselijk ter voorkoming of beperking van leveranciersafhankelijkheid, maar draagt ook bij aan voorkoming van monopolisering en te grootschalige en eenzijdige teelt van voedingsgewassen, waardoor de voedselzekerheid in gevaar kan komen als deze gewassen onverwacht kwetsbaar blijken te zijn voor plantenziekten en plagen door verkeerd geschatte risico’s.
Balans tussen octrooi- en kwekersrecht
Intellectuele eigendomsrechten, zoals octrooirecht en kwekersrecht, hebben tot doel de innovatie te stimuleren door de toekenning van een tijdelijk verbodsrecht aan de houder van het recht, in ruil voor openbaarmaking van de creatieve prestatie. Daardoor ontstaat enerzijds een prikkel tot innoveren en worden anderzijds deze innovaties breed bekend gemaakt, en uitgangsmateriaal ter beschikking gesteld, zodat anderen daarop kunnen voortbouwen. Dat vraagt om een zorgvuldig uitgebalanceerd systeem waarin alle belangen tegen elkaar worden afgewogen.
De ontwikkeling van planten met verbeterde eigenschappen vergt veel onderzoek en is daardoor vaak een langdurige, zeer risicovolle en vooral zeer kapitaalintensieve zaak. De mogelijkheid tot octrooiering van dergelijke uitvindingen is van belang om de gedane investeringen te kunnen terugverdienen. Op deze wijze draagt het octrooirecht ook in belangrijke mate bij aan de innovatie in de plantenveredeling. Zolang innovaties in de plantenveredeling zich beperken tot één plantenras dat voldoet aan de kwekersrechtelijke vereisten van nieuwheid, homogeniteit, bestendigheid en onderscheidbaarheid is kwekersrecht een geschikte beschermingsvorm. In andere gevallen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van uitvindingen in de vorm van producten en processen die zich technisch gezien niet beperken tot één plantenras, is kwekersrecht niet mogelijk en is het octrooirecht een geschiktere beschermingsvorm, die bovendien ten opzichte van het kwekersrecht, een bredere bescherming biedt dan louter voor het teeltmateriaal van slechts één plantenras. Zonder octrooirecht loont het dan niet om in onderzoek en ontwikkeling te investeren of houden bedrijven hun kennis geheim. Dat is ongunstig voor het innovatieklimaat.
Het kabinet streeft naar vrije beschikbaarheid van en toegang tot biologisch materiaal voor de plantenveredeling evenals de toegang tot goed uitgangsmateriaal voor alle boeren en telers. Zoals de heer Trojan heeft geadviseerd, bestaan daartoe diverse oplossingsrichtingen. De introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 is daar een van en draagt bij aan herstel van de hierboven geschetste balans tussen octrooirecht en kwekersrecht.
De opkomst van moderne technieken biedt vele mogelijkheden om sneller toegang te krijgen tot beter biologisch materiaal. Deze technieken (en daarmee de toegang tot geschikt uitgangsmateriaal voor plantenveredeling) zijn veelal voorwerp van octrooirecht. Daarmee dreigt de specifieke balans tussen het octrooirecht en het kwekersrecht te worden verstoord, omdat de keuzevrijheid in de plantenveredeling op gespannen voet komt te staan met het recht van de octrooihouder om aan anderen commercieel gebruik van octrooirechtelijk beschermde plantgerelateerde uitvindingen te verbieden.
Hierdoor komt, zeker op termijn, de vrije beschikbaarheid van en toegang tot biologisch materiaal voor de plantenveredeling in het geding. Maar ook het doel om nieuwe innovaties (in de ontwikkeling van nieuwe plantenrassen) te stimuleren kan in het gedrang komen.
Om deze balans tussen octrooirecht en kwekersrecht te herstellen zijn maatregelen nodig, zowel in nationaal als internationaal verband. De eerste stap is daartoe reeds gezet met het indienen van het wetsvoorstel tot invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling. Hiermee wordt de ruimte die de internationale regelgeving op dit moment biedt, maximaal benut. Verdere stappen, in internationaal verband, zijn echter nodig.
Invoering uitgebreide veredelingsvrijstelling
Naar mijn oordeel kan het herstel van de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht uiteindelijk het beste bereikt worden door de invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Hierdoor wordt het mogelijk, naast het gebruik van octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen (dat de beperkte veredelingsvrijstelling reeds mogelijk maakt), ook hiermee ontwikkelde nieuwe plantenrassen en daarvan afgeleide producten commercieel te exploiteren zonder toestemming van de octrooihouder(s). Voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling is wijziging nodig van internationale regelgeving. Mijn verdere inzet zal zich daarop richten.
De uitgebreide veredelingsvrijstelling zal zo moeten worden vormgegeven dat andere sectoren dan de sector plantenveredeling hiervan geen onevenredige schade zullen ondervinden. Ik acht daartoe, naast verder overleg daarover met de betrokken belangenorganisaties en vertegenwoordigers van de betrokken Topsectoren, ook onderzoek naar de mogelijke effecten noodzakelijk. Dit onderzoek zal ik zo spoedig mogelijk laten uitvoeren. Later in deze brief ga ik nader in op dit onderzoek.
De verdere uitwerking tot de beoogde uitgebreide veredelingsvrijstelling krijgt vorm in een stappenplan waarvan de contouren zijn geschetst aan het slot van deze brief. De elementen van dit verder uit te werken stappenplan zullen ook worden besproken met de belangenorganisaties die bij de consultatie van de heer Trojan waren betrokken.
Relatie met het wetsvoorstel
Zoals hierboven aangegeven, zie ik de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling als een eerste stap op weg naar een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Mijn inzet is dat de beperkte veredelingsvrijstelling op korte termijn wordt ingevoerd.
Zoals nader is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag is deze beperkte veredelingsvrijstelling op dit moment, gelet op de van toepassing zijnde internationale regelgeving, de maximaal haalbare maatregel. Het onderhavige wetsvoorstel uitbreiden met een uitgebreide vrijstelling is derhalve niet mogelijk omdat dit in strijd zou komen met de Biotechnologierichtlijn en de TRIPS-Overeenkomst, zoals onder meer blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk1.
Relatie met het rapport van de heer Trojan
De heer Trojan is in zijn rapport «Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling»2 ingegaan op de verschillende mogelijkheden daartoe. Hij onderscheidt daarbij drie categorieën oplossingen, te weten: bestaande mogelijkheden benutten, doorvoeren van systeemwijzigingen in het octrooirecht en andere oplossingen zonder systeemwijzigingen.
Tot de door hem reeds genoemde bestaande mogelijkheden behoren:
− het voeren van oppositie tegen verleende octrooien;
− een verzoek om gehele of gedeeltelijke vernietiging van octrooien;
− een verzoek om een dwanglicentie in het algemeen belang;
− een verzoek om een dwanglicentie in verband met het niet kunnen verkrijgen of exploiteren van een kwekersrecht op een plantenras zonder inbreuk te maken op een eerder verleend octrooi (en vice versa) voor een biotechnologische uitvinding;
− het optreden tegen machtsmisbruik met een beroep op het mededingingsrecht.
Wat de mogelijke systeemwijzigingen betreft, gaat het om:
− een uitgebreide veredelingsvrijstelling;
− een beperking van de octrooieerbaarheid;
− een beperking van de beschermingsomvang van het octrooirecht;
− de beperkte veredelingsvrijstelling.
De heer Trojan heeft van deze systeemwijzigingen in het octrooirecht aangegeven dat zij (met uitzondering van de nu in parlementaire behandeling zijnde beperkte veredelingsvrijstelling) veel meer tijd zullen kosten om door te voeren omdat zij aanpassing van internationale regelgeving vergen.
Andere oplossingen zonder systeemwijzigingen zijn:
− het verbeteren van de kwaliteit van octrooiverlening;
− het verbeteren van de kenbaarheid van octrooirecht op planten door markering op waren en verpakkingen;
− het invoeren van een loketfunctie;
− het invoeren van een licentiegedragscode;
− het breed publiceren van onderzoeksresultaten;
− het invoeren van een patent watch;
− het uitlokken van jurisprudentie.
Aan deze oplossingen zonder systeemwijzigingen wordt reeds in meer of mindere mate vorm gegeven en deze kunnen, zolang de gewenste systeemwijzigingen nog niet zijn doorgevoerd, hun nuttige functie blijven vervullen.
Inmiddels hebben de meeste bij de consultatie van de heer Trojan betrokken belangenverenigingen gereageerd op mijn verzoek, zoals vermeld in mijn brief3 van 15 februari jl. om hun standpunt over zijn rapport en hun voorkeuren voor de voorgestelde oplossingsrichtingen aan mij kenbaar te maken.
Uit de ontvangen reacties blijkt dat de betrokken organisaties het rapport van de heer Trojan positief hebben ontvangen en dat zij bereid zijn gezamenlijk constructief verder te overleggen over de uitwerking van een of meer van de voorgestelde oplossingsrichtingen. Dat overleg zal in de komende periode nader vorm worden gegeven. De betrokken organisaties zijn in het algemeen niet van standpunt veranderd wat hun voor- of afkeur van bepaalde oplossingen betreft, in het bijzonder niet met betrekking tot hun opvattingen over invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Ik vertrouw erop dat zij bereid zijn in gezamenlijk overleg ook verder na te denken over de concrete vormgeving van een uitgebreide veredelingsvrijstelling ter voorkoming van mogelijke onevenredige schade aan andere sectoren dan de plantenveredeling. Dit overleg zal ook een nuttige functie kunnen vervullen om concrete voorstellen in internationaal verband te kunnen doen en voor het verwerven van internationaal draagvlak voor invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Ook vertegenwoordigers van de Topsectoren Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Chemie, Life Sciences and Health zullen bij het overleg met de belangenorganisaties worden betrokken.
Verslag van de Europese Commissie
Mede naar aanleiding van verzoeken van Nederland en van belangenorganisaties aan de Europese Commissie om aandacht te besteden aan de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht, heeft deze besloten4 om een Groep van deskundigen op het gebied van octrooirecht en kwekersrecht in te stellen die de Europese Commissie zal bijstaan bij het opstellen van een verslag5 over de ontwikkeling en de implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio en de gentechnologie. Hierover heb ik u reeds geïnformeerd in mijn brief van 15 februari jl. Dit verslag – waarin de werking van de Biotechnologierichtlijn wordt geëvalueerd – zal naar verwachting verdere aanknopingspunten kunnen bieden voor mijn inzet voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Het is nog niet bekend wanneer dit verslag zal verschijnen.
Effectenonderzoek
Een uitgebreide veredelingsvrijstelling heeft als doel kwekers de gelegenheid te bieden ook octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal te gebruiken voor plantenveredeling, zodat niet alleen dat biologische materiaal, maar ook de daarmee verkregen octrooirechtelijk beschermde producten zonder toestemming van de octrooihouders gebruikt mogen worden. Invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling dient echter zodanig te geschieden dat geen onevenredige schade wordt toegebracht aan andere sectoren dan de plantenveredeling, zoals de chemie, farmaceutische industrie en bedrijvigheid in het kader van de Bio Based Economy.
Om die reden acht ik het van belang in overleg met relevante belangenorganisaties in die sectoren spoedig een onderzoek te laten verrichten naar de effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling op de genoemde sectoren, zodat een helder beeld ontstaat van de effecten waarmee rekening kan worden gehouden bij de verdere vormgeving van een uitgebreide veredelingsvrijstelling.
Stappenplan
Met het oog op de realisatie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling voorzie ik voorshands de volgende stappen welke nader zullen moeten worden uitgewerkt in nauw overleg met de daarbij belanghebbenden en verantwoordelijke betrokkenen.
Mijn verdere inzet zal zich daarop richten. Onder meer zal ik in gesprek gaan met mijn Europese collega's zoals de Duitse Minister van Landbouw Aigner.
Periode |
Activiteit |
---|---|
juni–oktober 2013 |
Overleg met belangenorganisaties over follow up oplossingsrichtingen rapport Trojan |
juni–december 2013 |
Effectenonderzoek met zo mogelijk aanbevelingen voor verdere vormgeving uitgebreide veredelingsvrijstelling |
september–december 2013 |
Overleg in Raad voor Concurrentievermogen over uitgebreide veredelingsvrijstelling Overleg met andere lidstaten over wens tot invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling |
2014 |
Reactie op Verslag Europese Commissie over ontwikkeling en implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio en gentechnologie |
2014 e.v. |
Voorbereidingen wijziging Richtlijn 98/44/EG |
Ik zal uw Kamer in de komende periode over de voortgang van deze voorgenomen activiteiten nader informeren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma