Ontvangen 5 juni 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 3.16, eerste lid, komt te luiden:
1. Gedeputeerde staten kunnen bij onmiddellijke bedreiging, indien geen alternatieve afdoende oplossing voorhanden is, en indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, aan samenwerkingsverbanden van personen, of aan personen opdracht geven om, in afwijking van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3.1, 3.4, eerste lid, 3.5, 3.9, eerste lid, en 3.10, eerste lid, de omvang van een bij de opdracht aangeduide populatie van vogels of van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, of 3.10, eerste lid te beperken als nodig is:
a. in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer, of
c. ter bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren.
In dit wetsvoorstel krijgen gedeputeerde staten de mogelijkheid om personen aan te wijzen om de stand van een populatie te beperken. Dit amendement regelt dat de toepassingsmogelijkheid van dit wetsvoorstel wordt beperkt tot het belang van volksgezondheid, openbare veiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer. Het bestrijden van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren wordt met dit amendement toegevoegd als zelfstandige grond. De indiener is van mening dat de aanwijzing een vergaande maatregel is, aangezien de aangewezen personen zich toegang mogen verschaffen tot gronden, indien nodig met een beroep op de sterke arm. De aanwijzing dient daarom alleen te worden ingezet wanneer er een onmiddellijke incidentele bedreiging is voor volksgezondheid of veiligheid of ter bestrijding van onnodig lijden van dieren. In de Flora- en faunawet kan de aanwijzing ook gebruikt worden in het belang van (economische) schade en schade aan flora en fauna. In het wetsvoorstel wordt de toepassing uitgebreid naar alle belangen die genoemd worden in de wet, inclusief «het algemeen belang» (genoemd in artikel 3.15, eerste lid, onderdelen a, b en c. De artikelen 3.3, vierde en vijfde lid, 3.8, vijfde lid, en 3.10, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op die opdracht).
Thieme