Ontvangen 5 juni 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 3.3, vierde lid, onderdeel b, vervalt onderdeel 6°.
II
In artikel 3.8, vijfde lid, onderdeel b, vervalt onderdeel 5°.
Dit amendement schrapt de ontheffings- of vrijstellingsmogelijkheid voor het houden of vangen van kleine hoeveelheden van vogels die zijn beschermd onder de vogelrichtlijn of soorten die beschermd zijn onder de habitatrichtlijn om redenen van «verstandig gebruik». De indiener constateert dat de regering geen doelbepaling noemt met betrekking tot deze uitzonderingsgrond voor de bescherming van vogels en soorten. De indiener is van mening dat het toestaan van het houden van beschermde vogels en soorten zonder redelijk doel zeer onwenselijk is.
Bovendien is de term «verstandig gebruik» onvoldoende duidelijk omschreven. De indiener vindt het onwenselijk dat daardoor aan de houder zelf wordt overgelaten of en wanneer het gebruik van gevangen dieren verstandig is. De intrinsieke waarde van natuur en in het wild levende dieren verhoudt zich niet tot het bieden van een ontheffingsmogelijkheid op het vangen en onder zich hebben van vogels en andere beschermde soorten. De illegale handel van in het wild gevangen vogels en beschermde dieren vormt een groot handhavingsprobleem en deze ontheffingsmogelijkheid maakt de handhaving nog gecompliceerder.
Thieme