Ontvangen 25 juni 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Aan artikel 1.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Door Onze Minister en gedeputeerde staten gezamenlijk wordt op adequate wijze de verantwoording inzake de geleverde inspanning voor het behalen van de doelstellingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn gemonitord. Onze Minister informeert de beide Kamers der Staten-Generaal over de voortgang van de totstandkoming en instandhouding van het natuurnetwerk Nederland op basis van de ter zake doende gegevens die door gedeputeerde staten zijn aangeleverd.
De verdere uitrol van het natuurbeleid en dan met name van het Natuurnetwerk Nederland vergt dat er sprake moet zijn van een adequate monitoring door de Tweede Kamer, niet in de laatste plaats vanwege de systeemverantwoordelijkheid die het Rijk kent op het gebied van natuurbeleid.
Ook na de decentralisatie van het natuurbeleid in Nederland moet het Rijk immers verantwoording af kunnen leggen over de bescherming, instandhouding en het herstel van dieren en planten beschermd onder de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, en inzicht hebben in de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland.
De regering geeft aan dat Rijk en provincies samen werken aan één samenhangend systeem van monitoring. De indieners hebben er vertrouwen in dat Rijk en provincies gezamenlijk een effectief en efficiënt systeem zullen uitwerken. Echter, op basis van de ervaring bij het monitoren van het Groot Project EHS stellen de indieners van dit amendement dat een eenduidige monitoringssystematiek onlosmakelijk onderdeel is van een zorgvuldige taakverdeling tussen Rijk en Provincies, en dat daarom borging in de wet gepast is.
Van Veldhoven Smaling Dik-Faber Grashoff