Kamerstuk 33348-117

Amendement van het lid Van Veldhoven dat regelt dat de Minister van Economische Zaken ook toeziet op de staat van instandhouding van bedreigde of speciaal gevaar lopende dier- en plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen

Dossier: Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)


26,7 %
73,3 %

Houwers

PvdD

Klein

PVV

PvdA

CU

D66

CDA

GrBvK

GL

GrKÖ

50PLUS

Van Vliet

SGP

SP

VVD


Nr. 117 AMENDEMENT VAN HET LID VAN VELDHOVEN

Ontvangen 25 juni 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister ziet toe op de staat van instandhouding van:

    • a. de natuurlijke habitats, de habitats van soorten en de dier- en plantensoorten, genoemd in onderscheidenlijk de bijlagen I, II, IV en V bij de Habitatrichtlijn, en van de vogelsoorten, genoemd in bijlage I bij de Vogelrichtlijn, en de niet in die bijlage genoemde geregeld voorkomende trekvogelsoorten, en

    • b. de dier- en plantensoorten als bedoeld in artikel 1.5, vierde lid, en hun leefgebieden.

2. In het tweede lid wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: , alsmede onderzoek en wetenschappelijk werk met betrekking tot de dier- en plantensoorten als bedoeld in artikel 1.5, vierde lid, en hun leefgebieden.

Toelichting

Volgens artikel 1.7, eerste lid, ziet de Minister van Economische Zaken slechts toe op de staat van instandhouding voor zover betrekking hebbend op soorten en habitats die vallen binnen het bereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit is wat de indiener betreft niet afdoende. De indiener is van mening dat ook toezicht nodig is op de staat van instandhouding van bedreigde of speciaal gevaar lopende dier- en plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen, niet enkel de soorten die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn dienen te worden beschermd. Het gaat daarbij om de soorten die op de Rode Lijsten staan die overeenkomstig artikel 1.5, vierde lid, worden vastgesteld en waarvoor actieve beschermingsmaatregelen moeten worden genomen op grond van artikel 1.10, eerste lid, onderdeel c. Kortom: de Minister van Economische Zaken zou volgens de indiener ook moeten toezien op de staat van instandhouding van de bedreigde en speciaal gevaar lopende dier- en plantensoorten en hun leefgebieden die buiten het bereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen.

Van Veldhoven