Ontvangen 25 juni 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 1.1, eerste lid, vervalt de begripsbepaling van afschotplan.
II
Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Er zijn faunabeheereenheden die voor hun werkgebied een faunabeheerplan vaststellen. Het duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht geschieden overeenkomstig het faunabeheerplan.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een faunabeheereenheid heeft de rechtsvorm van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting. In het bestuur van een faunabeheereenheid zijn in ieder geval de jachthouders uit het werkgebied van de faunabeheereenheid en maatschappelijke organisaties die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de regio waartoe het werkgebied van de faunabeheereenheid behoort, vertegenwoordigd.
3. Het vierde lid vervalt.
4. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd: Een goedgekeurd faunabeheerplan wordt openbaar gemaakt door de betreffende faunabeheereenheid.
5. Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «, en» vervangen door: waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3.15 wordt verleend of waartoe opdracht wordt verleend op grond van artikel 3.16;.
b. In onderdeel c wordt «die handelingen» vervangen door «de handelingen, bedoeld in onderdeel b» en wordt de punt aan het slot vervangen door: , en.
c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties als bedoeld in het tweede lid in het bestuur van de faunabeheereenheid.
III
Na artikel 3.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Jachtaktehouders verstrekken aan de desbetreffende faunabeheereenheden gegevens over de aantallen dieren, onderscheiden naar soort, die zij hebben gedood.
2. De faunabeheereenheden dragen er zorg voor dat een overzicht dat is samengesteld op basis van gegevens als bedoeld in het eerste lid en gegevens uit het verslag, bedoeld in artikel 3.12, zevende lid, betrekking hebbend op hun totale werkgebied, openbaar wordt gemaakt.
IV
Artikel 3.13, derde lid, vervalt.
V
In artikel 3.14, vierde lid, vervalt de tweede volzin.
VI
Artikel 3.18, vijfde lid, vervalt.
VII
In artikel 10.13, onderdeel C, onder 2, wordt «3.18, derde en vijfde lid» vervangen door: 3.18, derde lid.
Uit het recente rapport over de regeldruk van het wetsvoorstel volgt dat deze hoofdzakelijk voortvloeit uit Europese verplichtingen. Dit met uitzondering van de jachtregelgeving, waar Nederland ruimte heeft om zelf invulling te geven aan de inhoud van het wetsvoorstel. Dit amendement voorziet ten opzichte van het wetsvoorstel in eenvoudigere regels met minder potentiële regeldruk, met een zelfde resultaat, namelijk dat het beheer van in het wild levende dieren op een maatschappelijk verantwoorde en transparante wijze plaatsvindt.
De in het wetsvoorstel opgenomen verplichting voor wildbeheereenheden om gegevens over de uitvoering van het faunabeheerplan aan te leveren aan faunabeheereenheden, leidt volgens het rapport tot een potentiële toename van maximaal € 6,93 miljoen; de precieze toename zal afhangen van de eisen die provincies zullen stellen aan de inhoud van een faunabeheerplan. De voorgestelde introductie van het afschotplan als onderdeel van het faunabeheerplan leidt, vanwege de gedetailleerdheid van het plan, tot een toename van regeldruk van € 915.000,–.
Dit amendement regelt dat jagers alleen gegevens hoeven te verstrekken die zij nu al op vrijwillige basis aan faunabeheereenheden verstrekken. Andere gegevens, al dan niet op basis van aanvullende regels van provincies, hoeven zij niet te verstrekken. Het amendement verplicht vervolgens faunabeheereenheden om op het niveau van hun werkgebied gegevens openbaar te maken.
Het afschotplan – dat volgens het wetsvoorstel zoals dat is ingediend bij de Tweede Kamer onderdeel uitmaakt van het faunabeheerplan – en de verplichting voor jagers om bij de uitoefening van de jacht overeenkomstig het afschotplan te handelen vervallen. Het amendement bewerkstelligt dat de jachthouder net als nu in de Flora- en faunawet, zelf verantwoordelijk is voor de handhaving van een redelijke wildstand in zijn jachtveld en de voorkoming van schade door in zijn jachtveld aanwezig wild. Deze verantwoordelijkheid is neergelegd in artikel 3.18, derde lid, van het wetsvoorstel zoals dat is ingediend bij de Tweede Kamer en blijft met dit amendement ongewijzigd. Het vervallen van het afschotplan maakt ook dat jachthouders ten behoeve van het opstellen van dat plan geen gedetailleerde gegevens hoeven te verstrekken over het bovenmatig aantal aanwezig wild in hun jachtveld.
Ook voor schadebestrijding door grondgebruikers schaft dit amendement de voorgestelde verplichting af om te handelen volgens het afschotplan. Hiermee schrapt het amendement een belangrijke bron van potentiële regeldruk.
Verder versterkt het amendement ten opzichte van het wetsvoorstel zoals dat is ingediend, de rol van maatschappelijke organisaties in faunabeheereenheden, door te regelen dat in het bestuur ook maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd. Daarmee hebben zij een stem in de besluitvorming.
Artikelsgewijs
Onderdeel I
Omdat artikel 3.12, vierde lid, komt te vervallen, vervalt ook de definitiebepaling die daaraan verbonden is.
Onderdeel II
Het faunabeheerplan is het centrale instrument voor populatiebeheer door faunabeheereenheden, de uitoefening van de jacht door jachthouders en de schadebestrijding door grondgebruikers (onderdeel 1; voorgesteld artikel 3.12, eerste lid, nieuw). Hiermee wordt voorzien in een planmatige en doelmatige aanpak.
Met het oog daarop is het zaak dat in het bestuur van de faunabeheereenheid niet alleen de jachthouders zelf zijn vertegenwoordigd, maar dat ook maatschappelijke organisaties een stem hebben in de besluitvorming. Het amendement versterkt daarom ten opzichte van het wetsvoorstel zoals dat is ingediend bij de Tweede Kamer de rol van maatschappelijke organisaties in faunabeheereenheden, door te regelen dat in het bestuur buiten jachthouders ook andere maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd, die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de betreffende regio (onderdeel 2; voorgesteld artikel 3.12, tweede lid, nieuw). Het is aan provincies om hierover nadere regels te stellen, zoals het precieze aantal en de aard van de organisaties of in voorkomend geval welke specifieke organisaties (onderdeel 4, onder c; voorgesteld artikel 3.12, achtste lid, onderdeel d, nieuw).
Het voorstel om een gedetailleerd afschotplan als onderdeel van het faunabeheerplan op te nemen, komt te vervallen (onderdeel 3; voorgesteld artikel 3.12, vierde lid). Dit brengt mee dat provincies alleen nadere regels over de inhoud van het faunabeheerplan hoeven te stellen waar het gaat om het populatiebeheer, waarvoor zij ontheffing verlenen (voorgesteld artikel 3.15), en niet waar het gaat om de jacht of de schadebestrijding door grondgebruikers. Het amendement verduidelijkt dit (onderdeel 4, onder a en b; voorgesteld artikel 3.12, achtste lid, onderdelen b en c, aangepast).
Onderdeel III
Met het oog op een transparante uitoefening van de jacht en schadebestrijding door grondgebruikers worden gegevens over het uitvoeren van afschot openbaar gemaakt. Jagers – jachtaktehouders – worden verplicht om aan faunabeheereenheden gegevens te verstrekken over de dieren die zij hebben gedood (voorgesteld artikel 3.12a, eerste lid, nieuw). Het is aan de jagers zelf om te bezien op welke wijze zij dit doen. In de huidige praktijk melden jagers dergelijke gegevens vrijwillig via het zogeheten faunaregistratiesysteem aan faunabeheereenheden. De nieuwe verplichting voor jagers om gegevens te verstrekken kan bestuursrechtelijk – door middel van een last onder dwangsom (artikel 7.2 van het wetsvoorstel) – worden gehandhaafd.
Het is vervolgens aan faunabeheereenheden om alle gegevens, dus ook de gegevens die betrekking hebben op het populatiebeheer, op het niveau van hun werkgebied, te openbaren (voorgesteld artikel 3.12a, tweede lid, nieuw).
Onderdeel IV
Vanwege van het globale karakter van het faunabeheerplan voor de jacht en de schadebestrijding door grondgebruikers waarin dit amendement voorziet, is het niet nodig om wildbeheereenheden te verplichten om aan faunabeheereenheden gegevens te verstrekken die door een faunabeheereenheid nodig worden geacht. Deze in het wetsvoorstel opgenomen verplichting (voorgesteld artikel 3.13, derde lid) vervalt daarom op grond van dit amendement. De op grond van het voorgestelde artikel 3.12a te verstrekken gegevens van jachtaktehouders over de dieren die zij hebben gedood volstaan. Hiermee vervalt een belangrijke bron van potentiële regeldruk voor de jagers.
Indieners wijzen erop dat de vrijstelling voor schadebestrijding door grondgebruikers alleen van toepassing is op het voorkomen van dreigende schade in het lopende of komende jaar (voorgesteld artikel 3.14, vierde lid).
Onderdelen V, VI en VII
Wildbeheereenheden, waarin in het gebied actieve jagers – jachthouders met een jachtakte – zijn georganiseerd, hebben in het wetsvoorstel als taak om aan het faunabeheerplan uitvoering te geven (voorgesteld artikel 3.13, eerste lid). Gegeven het globale karakter van het faunabeheerplan voor de jacht en de schadebestrijding waarin dit amendement voorziet, is deze bepaling voldoende. De in het wetsvoorstel zoals dat is ingediend opgenomen strafrechtelijk te handhaven verplichtingen voor jachthouders en grondgebruikers om overeenkomstig het faunabeheerplan te handelen, worden daarom met dit amendement geschrapt.
Heerema Leenders