Ontvangen 14 februari 2013
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:
B
Artikel 13, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De vierde volzin komt te luiden: Indien sprake is van een voorstel tot verhoging van de huurprijs als bedoeld in artikel 7:252a, eerste lid, aanhef en onderdeel a of b, van het Burgerlijk Wetboek, toetst de huurcommissie, voor zover het huishoudinkomen voorwerp van geschil is tussen partijen, tevens of dat huishoudinkomen lager is dan of gelijk is aan het in artikel 10, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, eerstgenoemde bedrag, dan wel hoger is dan dat eerstgenoemde bedrag doch lager is dan of gelijk is aan het in dat onderdeel laatstgenoemde bedrag, dan wel hoger is dan het in onderdeel b van die volzin genoemde bedrag.
2. Na de vierde volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien sprake is van een voorstel tot verhoging van de huurprijs als bedoeld in artikel 7:252a van het Burgerlijk Wetboek en het huishoudinkomen lager is dan of gelijk is aan het in artikel 10, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, genoemde bedrag, toetst de huurcommissie tevens de huurprijs, die, vermeerderd met de voorgestelde huurprijsverhoging, het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, zou kunnen overschrijden, aan dat bedrag.
II
In artikel II, onderdeel Ba, vervalt in onderdeel c de zinsnede: aanhef en onderdeel a,.
Dit amendement regelt dat de huur van zittende huurders met een huishoudinkomen tot € 43.000 niet verhoogd kan worden tot boven de liberalisatiegrens. De indiener is van mening dat deze categorie huishoudens recht heeft op een plafond in de stijging van de huur.
Tevens regelt het amendement dat voor huishoudens waarbij het jaarinkomen zakt onder € 43.000 de huur zo nodig op verzoek van de huurder verlaagd kan worden tot de liberalisatiegrens.
Het amendement wordt aangepast in verband met de tweede nota van wijziging.
Paulus Jansen