Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2020
Bij brief van 11 november 2019 heb ik u geïnformeerd over het advies van de heer Van Zutphen over het Huis voor klokkenluiders en mijn reactie daarop gegeven.1
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de uitvoering van de daarin aangekondigde acties om tot een goed functionerend Huis te komen. Ik betrek hierbij ook de stand van zaken van de aangekondigde acties van het Huis2.
Leeswijzer
Eerst sta ik stil bij de acties naar aanleiding van de adviespunten van de heer Van Zutphen die aan mij zijn gericht. Daarna ga in op de uitvoering van de adviespunten die horen tot de verantwoordelijkheid van het Huis.
Acties van de Minister van BZK naar aanleiding van het advies
Bestuurlijk en ambtelijk overleg met het Huis
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd:
Start spoedig met regelmatig overleg tussen het bestuur van het Huis en u en uw ambtelijke top over organisatorische zaken.
Zoals ik in mijn reactie op het advies van de heer Van Zutphen heb aangegeven, voert de ambtelijke top van mijn ministerie vanaf september 2018 overleg met het bestuur van het Huis over diverse organisatorische onderwerpen. Naar aanleiding van het advies van de heer Van Zutphen is afgesproken dit overleg te intensiveren. Op hoog ambtelijk niveau betekent dit dat het overleg maandelijks plaatsvindt; het overleg tussen het bestuur van het Huis en de secretaris-generaal van mijn ministerie vindt vier keer per jaar plaats. Onderwerpen van dit overleg zijn, naast de voortgang op de uitvoering van de actiepunten naar aanleiding van de diverse adviezen, onder andere de aanvullende middelen die het Huis heeft aangegeven nodig te hebben. Zoals is aangegeven in de Kamerbrief van 15 februari 20193 is de formatie van het Huis inmiddels uitgebreid met 7 formatieplaatsen, met name ten behoeve van het onderzoek, de procesondersteuning bij onderzoek en juridische ondersteuning.
Wetsevaluatie en implementatie van de richtlijn
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd:
• Start spoedig met de evaluatie van de wet en de voorbereiding voor de implementatie van de richtlijn;
Betrek de huidige structuur en samenstelling van het bestuur bij de komende evaluatie.
De Europese richtlijn van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden is op 26 november 2019 gepubliceerd4 en moet uiterlijk op 17 december 2021 zijn geïmplementeerd.
Het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn wordt op dit moment voorbereid in overleg met de ministeries die het aangaat en met het Huis. Ik beoog het wetsvoorstel in juli van dit jaar in consultatie te brengen. De acties, aangekondigd in mijn brief van 11 november 2019, die wetswijziging behoeven neem ik mee in het wetsvoorstel. Dit betreft de verduidelijking van de adviestaak van het Huis en – voor zover nodig – de verduidelijking van de samenwerkingsrelatie van het bestuur ten aanzien van de gezamenlijke en integrale verantwoordelijkheid voor het Huis en hoe deze zich verhoudt tot de scheiding tussen de advies- en de onderzoeksfase in een individuele casus. Het advies van de heer Van Zutphen om van het Huis een kennisinstituut te maken en dit te verankeren in de wet, zal ik tevens betrekken bij het wetgevingstraject ter implementatie van de richtlijn.
Voor de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders (hierna ook: de wet) is inmiddels een extern onderzoeksbureau geselecteerd. De evaluatie heeft als doel om de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk te onderzoeken. Volgens de memorie van toelichting bij de wet5 is het doel van de wet tweeledig, namelijk de rechtsbescherming van klokkenluiders en het bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke misstanden. De centrale onderzoeksvragen luiden als volgt:
1. Worden de doelstellingen van de Wet Huis voor klokkenluiders gehaald?
2. Biedt de Wet Huis voor klokkenluiders voldoende instrumenten voor de taakuitvoering van het Huis?
3. Welke knelpunten zijn er bij de toepassing van de wet?
De onderzoeksresultaten en aanbevelingen van de heer Ruys, de commissie-Biesheuvel en de heer Van Zutphen worden in dit onderzoek als uitgangspunten meegenomen. Het onderzoek wordt begeleid door een onafhankelijk extern comité bestaande uit de heren prof. mr. L.F.M. Verhey, staatsraad, als voorzitter en prof. dr. S.P. Kaptein en prof. mr. A.E. Schilder. De voorzitter en de leden beschikken over deskundigheid op het gebied van wetgeving en integriteit.
Zoals ik in mijn brief van 11 november 2019 heb aangekondigd, maakt het vraagstuk over de huidige structuur en samenstelling van het bestuur deel uit van de onderzoeksopdracht evenals de vraag of de positie van de klokkenluider in het onderzoeksproces naar misstanden (respectievelijk bejegening) in wetgeving nader moet worden geregeld.Naar aanleiding van de resultaten van het evaluatieonderzoek zal ik ook bezien of een wettelijke verankering van de Raad van Advies noodzakelijk is.
Het streven is het onderzoeksrapport met conclusies voor de zomer gereed te hebben. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal ik bezien of de evaluatie op punten wetswijziging met zich brengt en of deze kunnen worden meegenomen in het wetstraject voor de implementatie van de richtlijn, of nader onderzoek vergen.
Andere vormen van ondersteuning aan klokkenluiders
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd:
Breng alle andere vormen van ondersteuning (dan bij het Huis belegd) onder bij andere organisaties dan het Huis, en zoek daarbij aansluiting bij de richtlijn.
Zoals ik in mijn brief van 11 november 2019 heb aangegeven, ga ik deze ondersteuning verder verkennen. Bij deze verkenning betrek ik ook voorbeelden uit de andere landen waar de heer Van Zutphen naar verwijst. De minimumeisen uit de EU-richtlijn, waarin deze vormen van ondersteuning niet worden verplicht, maar die regeling ervan optioneel aan de lidstaten laat, zullen eveneens worden betrokken. Voor de zomer wil ik de verkenning afronden, nadien zal ik uw Kamer over de uitkomst informeren.
Acties van het Huis naar aanleiding van het advies
Van het Huis heb ik de volgende informatie ontvangen over de uitvoering van de adviespunten die op hen betrekking hebben.
Advisering over onderzoeken van vóór 1 januari 2019
De heer Van Zutphen heeft geconstateerd dat het Huis sinds de start in juli 2016 een grote werkvoorraad heeft die steeds verder groeit. Hij is van mening dat de afdeling Onderzoek echter direct aan de slag moet kunnen gaan met de meest recente meldingen en verzoeken omdat de achterliggende problematiek daarvan nog actueel is. Hij adviseert:
• Geef aan de medewerkers van het Huis alleen verzoeken om onderzoek in behandeling die het Huis sinds 1 januari 2019 heeft ontvangen.
• Beleg bij externe deskundigen de advisering (aan het Huis) over de behandeling van elk van de verzoeken om onderzoek die vóór 1 januari 2019 bij het Huis zijn ingediend.
Bij het Huis bevinden zich op dit moment bij de Afdeling Onderzoek 14 verzoeken tot onderzoek die vóór 1 januari 2019 zijn ingediend (en 7 verzoeken tot onderzoek die na die periode zijn ingediend). Het Huis heeft inmiddels een commissie van externe deskundigen gevraagd om het Huis over de behandeling van de verzoeken van vóór 1 januari 2019 te adviseren.
Samenwerking bestuur
De heer Van Zutphen adviseert ten aanzien van de interne samenwerking binnen het bestuur:
Werk samen als één bestuur dat gezamenlijk en integraal verantwoordelijk is voor het Huis. Ga daarbij voorbij aan het wettelijke verschil tussen de portefeuilles advies en onderzoek.
Het Huis heeft aangegeven te opereren als één organisatie waar samenwerking tussen de afdelingen en optimale inzet van alle expertise mogelijk moet zijn. Het bestuur en directie dragen er zorg voor dat vertrouwelijk advies en onafhankelijk onderzoek op casusniveau is geborgd.
Raad van Advies
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd:
Formeer op korte termijn een kring van deskundigen, die na de evaluatie en aanpassing van de wet kan voortgaan als Raad van Advies.
Het Huis heeft de afgelopen tijd stappen gezet om de Raad van Advies op te richten. Met een beoogd voorzitter is inmiddels gesproken. Het streven is voor de zomer een constituerend beraad te beleggen.
Zoals eerder opgemerkt bezie ik later dit jaar of die Raad van Advies wettelijk moet worden verankerd.
Onderzoekstaak Huis
De heer Van Zutphen merkt in zijn advies op dat in de wet twee soorten onderzoek zijn opgedragen aan het Huis, namelijk onderzoek naar vermoedelijke misstanden en zogenaamd bejegeningsonderzoek. Volgens de heer Van Zutphen komen in de wetgeving en in het onderzoeksprotocol de positie van een klokkenluider in een onderzoek naar een vermoedelijke misstand niet tot uitdrukking. De heer Van Zutphen adviseert:
Bepaal de positie van de klokkenluider in onderzoeken naar misstanden en breng deze tot uitdrukking in de beschrijving van het onderzoeksproces in wetgeving en in het onderzoeksprotocol.
Het Huis is op dit moment bezig met de aanpassing van het onderzoeksprotocol. De werkwijze Onderzoek is de afgelopen periode uitvoerig besproken en wordt aangepast, mede op basis van de ervaringen die het afgelopen jaar zijn opgedaan. Deze werkwijze is (binnenkort) te vinden op de (vernieuwde) website van het Huis voor klokkenluiders. Deze gereviseerde werkwijze zal leiden tot een nieuw beschreven Adviesprotocol dat vervolgens in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Zoals eerder vermeld, zal ik het advies van de heer Van Zutphen om de positie van de klokkenluider in onderzoeken naar misstanden tot uitdrukking te brengen in de beschrijving van het onderzoeksproces in wetgeving, bij de evaluatie betrekken.
Adviestaak Huis
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd:
Formuleer de adviestaak van het Huis zo, dat deze past bij de kerntaken van het Huis en zorg dat de werkprocessen en de wet aansluiten bij die adviestaak.
Het Huis heeft aangegeven dat het zijn protocollen op dit punt aanscherpt. De werkwijze Advies is de afgelopen periode uitvoerig besproken en aangepast, mede op basis van de ervaringen die het afgelopen jaar zijn opgedaan. Deze werkwijze is (binnenkort) te vinden op de (vernieuwde) website van het Huis voor klokkenluiders. Deze gereviseerde werkwijze zal leiden tot een nieuw beschreven Adviesprotocol dat vervolgens in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Zoals gezegd zal ik bij de implementatie van de richtlijn de adviestaak van het Huis verduidelijken.
Tot slot
Zowel mijn ministerie als het Huis hebben er vertrouwen in dat de ingezette acties en de implementatie van de richtlijn de rechtsbescherming van klokkenluiders en het oplossen van misstanden aanzienlijk zullen versterken. Ik zal uw Kamer uiteraard blijven informeren over de voortgang.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops