Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2012
Tijdens het wetgevingsoverleg op 18 juni 2012 heb ik toegezegd op een vraag over het voorstel van wet inzake Wijziging van de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen schriftelijk terug te komen. Hieraan wordt uitvoering gegeven in de bijlage bij deze brief.
De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers
Mevrouw Neppérus heeft gevraagd hoe en of lidstaten belastingplichtigen informeren op het moment dat over hen informatie wordt verstrekt aan het buitenland. In de richtlijn betreffende wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen1 is geen zogenoemde kennisgevingsprocedure opgenomen. Het is aan de lidstaten zelf of en op welke wijze zij belastingplichtigen, belanghebbenden of degene van wie de informatie afkomstig is informeren over de verstrekking van inlichtingen aan het buitenland. Uiteraard dient dit te gebeuren op een wijze die een informatie-uitwisseling niet belemmert. Ik heb in het wetgevingsoverleg d.d. 18 juni jl. al aangegeven dat Nederland degene informeert van wie de informatie afkomstig is en niet degene op wie de informatie betrekking heeft. Binnen dit korte tijdsbestek is het voor mij niet mogelijk de procedures in andere landen op een rij te zetten.
De kennisgevingsprocedure zal echter nader worden bestudeerd naar aanleiding van het peer review rapport over Nederland van de OESO. Aangegeven is dat uw Kamer binnen een jaar zal worden geïnformeerd hoe Nederland met de aanbevelingen van de OESO omgaat.2 Daarbij zal ook gekeken worden naar een eventuele kennisgevingsprocedure van belangrijke verdragspartners van Nederland op het gebied van internationale inlichtingenuitwisseling. Overigens merk ik op dat dit voorstel van wet geen wijziging brengt in de bestaande kennisgevingsprocedure zoals opgenomen in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.