Ontvangen 8 juni 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
a. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Artikel 10, negende lid, komt te luiden:
9. Het eerste lid is mede van toepassing indien tot het vermogen van de erflater een of meer als gevolg van een uiterste wil ontstane schulden behoren, voor zover de nominale waarde van die schuld, onderscheidenlijk die schulden, meer bedraagt dan de waarde van hetgeen die erflater krachtens erfrecht heeft verkregen van degene die de uiterste wil heeft opgemaakt. Voor de bepaling van de laatstbedoelde waarde worden de in de eerste volzin bedoelde schulden buiten beschouwing gelaten.
b. Onderdeel C komt te luiden:
C
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 5o wordt «indien het bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: indien een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is geschonken of een bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een zodanige eigen woning.
2. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 13o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
14o. door een steunstichting SBBI, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn bestemd voor de realisatie van de doelstelling van de steunstichting.
2
Artikel VII vervalt.
3
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIIIa
In de Wet op het BTW-compensatiefonds wordt artikel 9 als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «heffingsrente» vervangen door: belastingrente.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. In de gevallen, bedoeld in het vierde lid, wordt belastingrente berekend met overeenkomstige toepassing van de artikelen 30h, 30ha en 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als ware de bijdrage omzetbelasting, met dien verstande dat rente niet eerder wordt berekend dan met ingang van de eerste dag van de zevende maand volgend op het kalenderjaar waarop het recht op bijdrage betrekking heeft.
4
Na artikel XI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIa
In de Invorderingswet 1990 wordt hoofdstuk X als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Slotbepalingen» vervangen door: Slot- en overgangsbepalingen.
2. Vóór artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 70a
Bij toepassing van de artikelen 22, derde lid, en 36, eerste en tweede lid, op belastingaanslagen grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting blijft artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag van toepassing, zoals dat artikel op 31 december 2011 luidde.
5
Na artikel XIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIVa
In de Zorgverzekeringswet wordt in artikel 43, tweede lid, «het bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën, vastgestelde bedrag» vervangen door: € 50 064.
6
Artikel XIX wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «artikel XVIII toepassing vindt» vervangen door: artikel XIVa en artikel XVIII toepassing vinden.
b. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. artikel VIIIa voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot door de inspecteur vastgestelde bijdragen over tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2012.
c. In het zesde lid wordt «artikel X en artikel XIII, onderdeel K,» vervangen door: artikel X, artikel XIII, onderdeel K, en artikel XIVa.
I. Algemeen
Deze nota van wijziging bevat een technische wijziging van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) die verband houdt met de afschaffing van de grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting in de Wet belastingen op milieugrondslag per 1 januari 2012.
Voorts is de wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer uit het voorstel gehaald.
Tevens wordt op grond van deze nota van wijziging de Wet op het BTW-compensatiefonds in overeenstemming gebracht met de regeling belastingrente die de regeling heffingsrente per 1 januari 2013 vervangt.
Daarnaast is in deze nota van wijziging een aanpassing opgenomen van de wettekst die betrekking heeft op het maximum van het bijdrage-inkomen voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, waarvan de heffing aan de Belastingdienst is opgedragen. Op grond van de huidige wettekst wordt het hiervoor bedoelde maximumbijdrage-inkomen bij ministeriële regeling vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2012 is dit maximumbijdrage-inkomen in dat kader verhoogd naar € 50 064. Onlangs is een procedure gestart over het feit dat deze verhoging bij ministeriële regeling heeft plaatsgevonden. Hoewel de huidige wettekst zoals hiervoor al is aangegeven, reeds expliciet regelt dat een dergelijke verhoging bij ministeriële regeling kan plaatsvinden, wordt ter verduidelijking op dit punt voorgesteld om het met ingang van 1 januari 2012 geldende maximumbijdrage-inkomen met terugwerkende kracht in de Zorgverzekeringswet zelf op te nemen. Deze aanpassing beoogt de uitvoeringspraktijk op dit punt zekerheid te bieden. Op deze wijze wordt het risico van (massale) bezwaarschriften voor de uitvoering bij de Belastingdienst beperkt. Tevens wordt hiermee ieder budgettair risico uitgesloten. Met de voorgestelde maatregel is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1, onder a
Artikel VI, onderdeel 0A (artikel 10 van de Successiewet 1956)
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangekondigd, wordt met betrekking tot artikel 10, negende lid, van de Successiewet 1956 een technische wijziging voorgesteld. Op grond van genoemd artikel 10, negende lid, wordt een legaat onder opschortende tijdsbepaling onder voorwaarden aangemerkt als een fictieve erfrechtelijke verkrijging uit de nalatenschap van degene, van wiens leven het in vervulling gaan van de opschortende tijdsbepaling afhankelijk was (ik-opa-legaat). In de huidige tekst van die bepaling, wordt als maatstaf gehanteerd een schuld die niet hoger mag zijn dan de waarde die is verkregen door de uiteindelijke erflater. Zoals mevrouw I.J.F.A. van Vijfeijken in haar artikel in het Weekblad Fiscaal Recht terecht opmerkte, kunnen er op grond van het legaat meer schulden zijn dan één. De wettekst wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
Onderdeel 1, onder b
Artikel VI, onderdeel C (artikel 33 van de Successiewet 1956)
De voorgestelde wijziging van artikel 33, onderdeel 5o, van de Successiewet 1956 strekt ertoe helderheid te verschaffen met betrekking tot de vraag of de verhoogde vrijstelling schenkbelasting bij schenking van een bedrag voor de verwerving van een eigen woning ook van toepassing is als niet een bedrag, maar een woning wordt geschonken die bestemd is voor eigen bewoning door de begiftigde. In de literatuur zijn daar namelijk vraagtekens bij geplaatst . In de praktijk wordt de verhoogde vrijstelling ook in de laatstgenoemde situatie overigens reeds toegepast door de Belastingdienst.
De toevoeging van een nieuw onderdeel aan genoemd artikel 33 was reeds opgenomen in het wetsvoorstel en is in de memorie van toelichting toegelicht.
Onderdeel 2
Artikel VII (artikelen 2 en 4 van Wet op belastingen van rechtsverkeer)
Dit onderdeel betreft het vervallen de wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De reden daarvoor is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag
Onderdeel 3
Artikel VIIIa (artikel 9 van de Wet op het BTW-compensatiefonds)
In het vierde lid van artikel 9 van de Wet op het BTW-compensatiefonds wordt de vervanging van het begrip heffingsrente door belastingrente geregeld. Het nieuwe vijfde lid regelt de wijze van toepassing van de belastingrente op teruggaven en terugvorderingen van de inspecteur naar aanleiding van de over een kalenderjaar vastgestelde bijdrage. Het aanvangstijdstip voor renteberekening blijft onveranderd 1 juli na afloop van het kalenderjaar. Daarmee wordt de op dit punt bestaande afwijking van het voor de omzetbelasting geldende renteregime gecontinueerd. Het einde van de renteperiode verandert wel omdat op dit punt niet van het voor de omzetbelasting geldende renteregime wordt afgeweken. In de huidige regeling heffingsrente wordt rente berekend tot de dagtekening van de teruggaaf-, onderscheidenlijk de terugvorderingsbeschikking van de inspecteur. Onder het regime van de regeling belastingrente eindigt de renteperiode 14 dagen later.
De aansluiting op het voor de omzetbelasting geldende regime van de belastingrente brengt voorts met zich mee dat rente niet langer automatisch wordt vergoed bij teruggaafbeschikkingen. Rente zal alleen nog worden vergoed in situaties waarin de inspecteur na de ontvangst van een verzoek om een teruggaaf langer dan 8 weken doet over het geven van een teruggaafbeschikking. In dat geval wordt rente vergoed vanaf het tijdvak dat aanvangt 8 weken na de ontvangst van het verzoek maar niet eerder dan 1 juli volgend op het bijdragejaar. Ten slotte volgt uit de aansluiting op de regeling belastingrente dat voor wat betreft de hoogte van de rente voortaan wordt aangesloten op het percentage van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties.
Onderdeel 4
Artikel XIa (hoofdstuk X van de Invorderingswet 1990)
Met ingang van 1 januari 2012 zijn de grondwaterbelasting en de afvalstoffenbelasting afgeschaft. Deze belastingen worden dientengevolge niet meer genoemd in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag. Teneinde ervoor te zorgen dat met betrekking tot belastingaanslagen grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting over de jaren 2011 en eerder:
− geen verzet mogelijk is tegen uitoefening van het bodemrecht (artikel 22 van de IW 1990) en
− bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn (artikel 36 van de IW 1990),
is een aanvullende bepaling in de IW 1990 nodig.
Deze bepaling is abusievelijk niet meegenomen bij de afschaffing van deze belastingen per 1 januari 2012. In het nieuwe artikel 70a van de IW 1990 wordt dit alsnog geregeld. In samenhang hiermee wordt het opschrift van hoofdstuk X aangepast.
Onderdeel 5
Artikel XIVa (artikel 43 van de Zorgverzekeringswet)
Voorgesteld wordt het met ingang van 1 januari 2012 geldende maximumbijdrage-inkomen van € 50 064 in artikel 43, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet op te nemen.
Onderdeel 6
Artikel XIX (inwerkingtreding)
Bij de formulering van de wijzigingsopdracht van artikel XIVa is uitgegaan van de situatie dat de Wet uniformering loonbegrip nog niet is toegepast. Om die reden wordt voorgesteld om artikel XIX, eerste lid, onderdeel e, op dat punt aan te vullen met een verwijzing naar artikel XIVa.
De aanpassingen van artikel 9, vierde en vijfde lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds vinden ingevolge het voorgestelde artikel XIX, eerste lid, onderdeel f, voor het eerst toepassing met betrekking tot door de inspecteur vastgestelde bijdragen over tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2012.
Met de voorgestelde wijziging van artikel XIX, zesde lid, wordt bewerkstelligd dat de in deze nota van wijziging opgenomen aanpassing van de Zorgverzekeringswet terugwerkt tot en met 1 januari 2012.
De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers