Aangeboden 16 mei 2012
Gerealiseerde verplichtingen van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)
Gerealiseerde uitgaven van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)
Gerealiseerde ontvangsten van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)
blz. |
|||
---|---|---|---|
A. |
ALGEMEEN |
7 |
|
1.1 |
AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING |
7 |
|
1.2. |
Leeswijzer |
11 |
|
B. |
HET BELEIDSVERSLAG |
14 |
|
1.3.1 |
De Beleidsprioriteiten |
14 |
|
1.3.2 |
De Beleidsartikelen |
28 |
|
1. |
Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa |
28 |
|
2. |
Een sterk innovatievermogen |
36 |
|
3. |
Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat |
48 |
|
4. |
Doelmatige en duurzame energiehuishouding |
61 |
|
5. |
Internationale economische betrekkingen |
73 |
|
8. |
Economische analyses en prognoses |
84 |
|
9. |
Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken |
87 |
|
10. |
Elektronische communicatie en post |
90 |
|
31. |
Duurzaam Ondernemen |
99 |
|
32. |
Agrarische Ruimte |
113 |
|
33. |
Natuur |
115 |
|
34. |
Landschap en Recreatie |
124 |
|
35. |
Voedselkwaliteit en Diergezondheid |
128 |
|
36. |
Kennis en Innovatie |
134 |
|
37. |
Bodem, water en reconstructie zandgebieden |
142 |
|
1.3.2 |
De Niet-beleidsartikelen |
144 |
|
21. |
Algemeen |
144 |
|
22. |
Nominaal en onvoorzien |
147 |
|
38. |
Nominaal en onvoorzien |
148 |
|
39. |
Algemeen |
149 |
|
1.3.3. |
De Bedrijfsvoeringsparagraaf |
152 |
|
C. |
JAARREKENING |
156 |
|
1.4.1. |
Departementale verantwoordingsstaat |
156 |
|
Samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
158 |
||
1.4.3. |
Toelichting bij de samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-Lastendiensten |
159 |
|
Dienst ICT Uitvoering (DICTU) |
159 |
||
Dienst Landelijk Gebied (DLG) |
163 |
||
Dienst Regelingen (DR) |
169 |
||
Agentschap NL (AGNL) |
173 |
||
Agentschap Telecom (TL) |
180 |
||
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) |
185 |
||
1.4.4 |
Saldibalans voormalig EZ per 31 december 2011 |
190 |
|
1.4.5 |
Saldibalans voormalig LNV per 31 december 2011 |
199 |
|
D. |
BIJLAGEN |
208 |
|
1. |
Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s |
208 |
|
2. |
EU-bijlage |
222 |
|
3. |
Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijke personeel (externe inhuur) |
228 |
|
4. |
Lijst van afkortingen |
230 |
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het departementale jaarverslag van het jaar Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII )
over het jaar 2011 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.
Ten behoeve van de oordeesvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlenign door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Opbouw jaarverslag;
2. Integratie waarderings- en presentatiegrondslagen;
3. Groeiparagraaf;
4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
5. Prestatiegegevens.
Met de Incidentele Suppletoire Begroting 2011 (TK, 2010–2011, 32 609 XIII) zijn de oorspronkelijke begrotingen van het voormalige Ministerie van Economische Zaken (EZ/hoofdstuk XIII) en het voormalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV/hoofdstuk XIV) samengevoegd tot één begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Vandaar dat in dit jaarverslag nu ook één verantwoording kan worden afgelegd.
Met instemming van het Ministerie van Financiën is besloten om de daadwerkelijke consolidatie van de financiële administraties van voormalig EZ en LNV per 1 januari 2012 te realiseren. Als gevolg hiervan zijn in het jaarverslag twee saldibalansen opgenomen en is in de toelichting de benaming van de voormalige departementen aangehouden. Uiteraard vallen alle balansposten onder de verantwoordelijkheid van EL&I.
Het jaarverslag bevat een beleidsverslag, een jaarrekening en een aantal bijlagen. Deze bevatten informatie over het in 2011 gevoerde beleid van het Ministerie van EL&I.
In de begroting 2011 van EZ zijn in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen de verplichtingen gespecificeerd per operationele doelstelling. In het EL&I jaarverslag 2011 wordt in de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid», conform de Rijksbegrotingsvoorschriften, de realisatie gespecificeerd voor de uitgaven per operationele doelstelling.
In het beleidsartikel 33 (natuur) is een overzicht opgenomen van alle begrotingsmutaties in 2011 met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2011 wordt een ondergrens van € 3 mln gehanteerd. In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrens.
Het Ministerie van EL&I is bezig met de integratie van de beide voormalige departementen EZ en LNV. Op grond van de gestelde prioriteiten is in 2011 de integratie van diverse processen, systemen en kaders van voormalig EZ en voormalig LNV gerealiseerd, deels vindt realisatie in 2012 plaats. Bij de financiële verslaglegging vindt, op grond van besluitvorming in januari 2012, harmonisatie voor een aantal waarderings- en presentatiegrondslagen in 2012 plaats. Voor 2011 wordt nog gehandeld conform de bestendige gedragslijnen. Hierdoor zijn er in de jaarrekening 2011 enkele verschillen in de toegepaste waarderings-en presentatiegrondslagen. Het gaat om de volgende onderwerpen:
– terugontvangsten op eerder in het jaar verrichte uitgaven verantwoordt voormalig EZ in mindering op de uitgaven, voormalig LNV verantwoordt deze terugontvangsten als ontvangst (niet in mindering van bezwaar), tenzij het om grotere bedragen gaat;
– de baten-lastendiensten van voormalig EZ nemen in de balans een voorziening op voor jubileumuitkeringen, de baten-lastendiensten van voormalig LNV doen dit niet;
– de baten-lastendiensten van voormalig EZ hanteren een ruimer omzetbegrip, waardoor zij in een aantal gevallen ook programmagelden als omzet verantwoorden, de baten-lastendiensten van voormalig LNV doen dit niet.
In de saldibalans presenteert EL&I de volledige cijfers in tegenstelling tot de voorschriften van de RBV waar afronding tot op duizend euro wordt voorgesteld.
In het Wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2010 van LNV heeft de staatssecretaris van EL&I toegezegd dat in het jaarverslag 2011 nadere beleidsconclusies en beleidsprestaties worden geformuleerd. In het beleidsprioriteitendeel van het beleidsverslag wordt verantwoording afgelegd over de beleidsprioriteiten van EL&I en de belangrijkste concrete beleidsresultaten in 2011. In de beleidsartikelen treft u nadere financiële- en beleidsinformatie aan over de verschillende beleidsterreinen, onderverdeeld per algemene doelstelling en operationele doelstellingen.
Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake de prestatiegegevens in de begroting en het jaarverslag, heeft de Auditdienst net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient in het jaarverslag een overzicht opgenomen te worden van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000. In 2010 was dit eveneens € 193 000. Voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is geen sprake van medewerkers met een hoger gemiddeld belastbaar loon dan hiervoor vermeld.
Voor het opnemen van prestatiegegevens in de beleidsartikelen is het «comply or explain»-beginsel van toepassing. Dit houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken, mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is.
In de beleidsartikelen is een combinatie van prestatiegegevens opgenomen van kengetallen die inzicht bieden in relevante ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein en prestatie-indicatoren die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten op instrumentniveau.
Zoals aangegeven in de oorspronkelijke begroting 2011 van EZ kan voor operationele doelstelling 1 in artikel 5 (Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde) geen prestatiegegevens worden geformuleerd.
Ook onder de operationele doelstelling 31.11 (Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat) zijn geen prestatiegegevens opgenomen. In de oorspronkelijke begroting van LNV voor 2011 waren onder deze operationele doelstelling drie indicatoren opgenomen op het gebied van regeldruk. Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte administratieve lasten of toezichtlasten reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling voor administratieve lasten is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011. Het kabinet heeft de reductiedoelstelling voor nalevingskosten eveneens vernieuwd. Dit betekent dat vanaf begin 2011 niet meer is gemonitord op de doelstellingen, zoals die zijn opgenomen in begroting 2011. Dit geldt ook voor de indicator «administratieve lasten vermindering door EL&I als vakdepartement (cumulatief)» in artikel 3 onder de operationele doelstelling 2 (Stimuleren meer en beter ondernemerschap).
Zoals aangegeven in de oorspronkelijke begroting 2011 van LNV wordt voor de beleidsartikelen 32, 33, 34 en 37 verwezen naar de jaarlijks (nog te verschijnen) voortgangsrapportage over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).
Voor informatie over de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur (artikel 33) in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportages van het groot project Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Natuurmeting op kaart.
Inleiding
2011 was het jaar van de fusie tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Dit jaarverslag rapporteert dan ook voor de laatste keer volgens de artikelen die gebruikelijk waren vóór de fusie. Dat neemt niet weg dat de thema’s van het voormalige Ministerie van EZ en het voormalige Ministerie van LNV in dit verslag al verregaand zijn geïntegreerd.
De missie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie luidt als volgt: Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie staat voor een ondernemend Nederland, met een sterke internationale concurrentiepositie en met oog voor duurzaamheid. We zetten ons in voor een uitstekend ondernemersklimaat. Door de juiste randvoorwaarden te creëren en door ondernemers de ruimte te geven om te vernieuwen en te groeien. Door aandacht te hebben voor onze natuur en leefomgeving. Door samenwerking te stimuleren tussen onderzoekers en ondernemers. Zo bouwen we onze topposities in landbouw, industrie, diensten en energie verder uit en investeren we in een krachtig en duurzaam Nederland.
De Nederlandse economie is in 2011 tot stilstand gekomen. Door onzekerheden in de eurozone, koopkrachtdaling en onzekerheden op de huizenmarkt daalde het consumentenvertrouwen naar een historisch laag niveau. Als gevolg hiervan besteedden consumenten minder, wat een effect had op de economische groei. Over 2011 was deze groei slechts 1,2%. In het begin van het jaar was de kwartaal-op-kwartaalgroei nog 0,7%. Deze daalde naar 0,2% in het tweede kwartaal, om vanaf het derde kwartaal om te slaan in een krimp van het bruto binnenlands product van 0,2%. De daaropvolgende krimp van 0,7% in het vierde kwartaal betekende dat Nederland in de tweede helft van 2011 officieel in recessie belandde.
Ook een teruglopende wereldgoederenhandel had een effect op de economische groei. De voor Nederland zo belangrijke wereldgoederenhandel is gedurende het jaar per saldo nauwelijks gegroeid. Waar in 2010 de uitvoergroei nog bijna 11% bedroeg, daalde deze in 2011 naar een krappe 4%. De export groeide in de eerste helft van het jaar, maar kromp in de tweede helft. Door druk op haar financiën, kon de overheid haar bestedingen met slechts 0,4 procent laten stijgen. Al deze factoren droegen bij aan het terugvallen van de economische groei.
Vanwege zorgen over hun financiële situatie en vermogensverliezen daalde het consumentenvertrouwen in 2011 naar een zeer laag peil. In lijn met dit lage vertrouwen hielden consumenten hun hand op de knip, waardoor de invloed van de consumentenbestedingen op de groei van het bruto binnenlands product in alle kwartalen negatief was. De huishoudens deden in totaal 0,9% minder consumptieve bestedingen.
Het jaar begon goed. Mede dankzij het zachte winterweer waren het de investeringen die de groei in het eerst kwartaal omhoog stuwden en een merkbaar deel van de groei over heel 2011 hebben bewerkstelligd. In de laatste drie kwartalen van het jaar krompen de investeringen. Toch is in 2011 per saldo 5,6% meer geïnvesteerd dan in 2010.
De meeste sectoren groeiden in 2011. Na omvangrijke krimp had in 2010, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de bouw de sterkste groei (4,5%) en daarnaast presteerde ook de industrie met 3,4% groei bovengemiddeld. De sectoren cultuur, recreatie en dergelijke alsmede de delfstoffenwinning krompen, respectievelijk met 0,3% en 7,9%. Mild winterweer verklaart waarom de gassector in toegevoegde waarde gekrompen is: er werd minder verstookt.
Het kabinet heeft in 2011 een nieuw bedrijvenbeleid ingezet. Uitgangspunt is dat de overheid niet stuurt met regels en subsidies, maar dat Nederlandse bedrijven de ruimte krijgen om te ondernemen, te investeren, te innoveren en te internationaliseren. Want niet de overheid maar ondernemers benutten economische kansen en creëren daarmee economische groei, werkgelegenheid en welvaart.
De ambitie van het bedrijvenbeleid is:
1. Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld (in 2020);
2. Nederland in de top tien van wereldranglijsten internationale handel;
3. Stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020);
4. Topconsortia voor Kennis en Innovatie waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 500 mln waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven (in 2015).
Het nieuwe bedrijvenbeleid richt zich op versterking van de topsectoren van de Nederlandse economie 1 en houdt effectief in (i) minder subsidies in ruil voor lagere belastingen, (ii) minder en eenvoudiger regels, (iii) ruimere toegang tot bedrijfsfinanciering, (iv) betere benutting van de kennisinfrastructuur door het bedrijfsleven, (v) betere aansluiting van fiscaliteit, onderwijs en diplomatie op de behoefte van het bedrijfsleven, en (vi) meer economische diplomatie en heldere afspraken met marktpartijen. De gouden driehoek van ondernemers, onderzoekers en de overheid werkt gezamenlijk aan het opstellen van dit beleid. Kern van de aanpak is dat de behoefte van ondernemers (zowel grootbedrijf, als het midden- en kleinbedrijf) en onderzoekers centraal staat (vraagsturing). De overheid inspireert, faciliteert en brengt partijen bij elkaar en borgt uiteraard publieke belangen. De topsectoren van de Nederlandse economie kunnen zich alleen door samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid blijvend onderscheiden op de wereldmarkt.
Tien topteams hebben in 2011 ambitieuze agenda’s opgesteld voor de versterking van hun sector. Het kabinet heeft in september 2011 aangegeven de agenda’s op hoofdlijnen over te nemen 2 en een groot aantal maatregelen te nemen om de randvoorwaarden voor topsectoren en overige bedrijven te versterken, onder andere innovatiefonds MKB+ en RDA/RDA+ (zie paragraaf 3). In december 2011 hebben de topteams ambitieuze voorstellen voor innovatiecontracten en human capitalagenda’s neergelegd. In de innovatiecontracten verwoorden alle partijen – het bedrijfsleven, de wetenschap en de kennisinstellingen en de overheid – hun bereidheid om de kennis- en innovatieagenda’s verder uit te werken, alsmede hun (financiële) inzet om bij te dragen aan een excellente privaat-publieke kennisinfrastructuur voor de topsectoren (inclusief ICT en Bio-Based Economy). Een essentieel onderdeel van de innovatiecontracten wordt gevormd door de topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI), die moeten zorgen voor bundeling van excellente privaat-publieke samenwerking in de topsectoren (i.c. regie, netwerkvorming en kennisverdeling). De human capitalagenda’s bevatten o.a. een analyse van de behoefte aan human capital in de topsector, een gezamenlijke visie op het onderwijs (van vmbo tot wo en scholing) dat daarvoor nodig is en afspraken over bijdragen van onderwijs en bedrijfsleven aan de uitvoering van de agenda.
Ook stond 2011 in het teken van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid. In dit kader zijn verschillende instrumenten gedecentraliseerd zoals het bedrijventerreinenbeleid en een deel van de middelen voor Sterke Regio’s. Er is eenmalig € 34,8 mln uitgekeerd aan de decentrale overheden (de zogeheten zachte landing van de Pieken in de Delta regeling).
Het kabinet is erg tevreden met de energie en dynamiek die de topsectorenaanpak in 2011 teweeg heeft gebracht. Ondernemers en onderzoekers willen graag de schouders onder het beleid zetten en zijn juist ook in economisch zware tijden bereid om te blijven investeren in onderzoek en innovatie. De innovatiecontracten zullen in het voorjaar van 2012 ondertekend worden door het bedrijfsleven, wetenschap en kennisinstellingen en de overheid.
In 2011 werd nogmaals bevestigd dat de wereld om ons heen in hoog tempo verandert. Ondanks de tegenvallende groei in de ontwikkelde markten groeiden de opkomende markten gestaag verder. Dat dwingt ons te zoeken naar nieuwe afzetmarkten en ons aan te passen aan de nieuwe machtsverhoudingen. In 2011 is een begin gemaakt met het opstellen van op maat gemaakte programma’s op internationaal gebied per topsector, die in 2012 afgerond en geïmplementeerd worden. Daarnaast is stevig ingezet op economische diplomatie. In veel opkomende markten, waaronder de BRIC-landen, heeft de overheid een grotere grip op de economie dan in de ontwikkelde markten en kunnen goede contacten met de overheid, via het postennetwerk en handelsmissies, een doorslaggevende rol spelen. Het doel is dan ook het vergroten van markttoegang, het verbeteren van het level playing field en het oplossen van belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven op internationale markten. In 2011 is een interdepartementale werkgroep economische diplomatie opgericht waarin de kansen, projecten en problemen voor het Nederlandse bedrijfsleven worden geïnventariseerd. Deze inventarisatie voedt onder andere de strategische reisagenda. De bewindslieden zijn zeven maal op handelsmissie naar het buitenland gereisd, om daar persoonlijk deuren te openen voor het bedrijfsleven. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd. Het beleid is niet alleen naar buiten gericht. In 2011 heeft de NFIA voor een recordwaarde van € 1,47 mld aan buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald.
De belangrijkste resultaten in 2011 waren:
– In de tweede helft van 2011 zijn de agenda’s in de vorm van innovatiecontracten en human capitalagenda’s opgesteld en in december 2011 aan de minister van EL&I aangeboden. In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 1,5 mld per jaar aan privaat commitment.
– De instituten voor toegepast onderzoek (TNO, DLO en GTI’s), de instellingen voor fundamenteel onderzoek en de universiteiten hebben in 2011 een belangrijke rol gespeeld bij het tot stand komen van de innovatiecontracten en de human capital agenda’s. Hiermee heeft EL&I mede invulling gegeven aan zijn nieuwe verantwoordelijkheid vanuit het regeerakkoord.
– NFIA heeft in 2011 193 projecten van buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald. Dit aantal was een record en deze projecten vertegenwoordigen een waarde van maar liefst € 1,47 mld en 4 358 arbeidsplaatsen.
– In 2011 heeft het Cluster Strategische Acquisitie twee hoogwaardige, kennisintensieve buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald. Dit zijn de eerste 2 projecten van de voorgenomen 15 projecten in de jaren 2010–2013.
– Er zijn zeven handelsmissies geweest in 2011. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd.
– In 2011 is de beleidsbrief «Buitenlandse Markten, Nederlandse kansen» 3 aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze brief presenteerde de hoofdlijnen van het nieuwe beleid voor internationaal ondernemen, dat in 2012 uitgerold zal worden.
Ondernemerschap en innovatie zijn de drijvende krachten achter de Nederlandse economie. Goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie zijn van groot belang, daarom creëert EL&I een excellent innovatieklimaat dat Research & Development-investeringen (R&D) van nationale en internationale bedrijven in Nederland aanjaagt. Twee kenmerkende prestatie-indicatoren voor de Nederlandse economie zijn verbeterd in 2011. In het World Competitiveness Report van het World Economic Forum (WEF) is Nederland gestegen van de achtste naar de zevende plaats en de positie van Nederland binnen de EU27-landen op Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie verbeterde van de negende plek in 2010 naar de zevende plek in 2011.
Via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) wordt het aantrekkelijk gemaakt om te investeren in R&D-personeel. De R&D-loonkosten kunnen worden afgetrokken via de WBSO. EL&I heeft per 1 januari 2012 een R&D-aftrek geïntroduceerd. De Research & Development Aftrek (RDA) is een extra aftrekpost op inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting voor niet-loonkosten en investeringen die betrekking hebben op de in-huis R&D. De regeling heeft een budget oplopend van € 250 mln in 2012 tot € 500 mln in 2015. Deze aanpassingen zijn een uitvoering van hervorming 3, een nieuw bedrijvenbeleid, op de lijst met hervormingen en stelselherzieningen. Deze hervorming wordt verder toegelicht in de beleidsartikelen 2, 3 en 5.
Daarnaast heeft EL&I in 2011 een fonds opgericht om voldoende financiering (zowel risicokapitaal als kredieten) te krijgen voor innovatieve ondernemingen. Het fonds richt zich daarbij in belangrijke mate op startende en snelgroeiende bedrijven. Per 1 januari 2012 is het Innovatiefonds MKB+ van start gegaan. Investeringen uit dit fonds moeten bij succes weer worden terugbetaald, zodat het geld weer in nieuwe innovaties kan worden geïnvesteerd. EL&I trekt hiervoor tot en met 2015 ruim € 500 mln uit en werkt bij de inrichting van het Innovatiefonds MKB+ nauw samen met belanghebbenden en financiers uit het bedrijfsleven. Om het innovatiekrediet meer toegankelijk voor het MKB te maken, is de ondergrens voor het innovatiekrediet verlaagd en is het plafond van de Borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) tot € 1 mld verhoogd. Hiermee is in 2011 een record van € 909 mln aan garanties verstrekt.
In 2011 heeft dit kabinet een administratieve lastenvermindering gerealiseerd van in totaal € 503 mln voor het bedrijfsleven. Belangrijke maatregelen die gerealiseerd zijn: het vervangen van veel milieuvergunningen door algemene regels, het vereenvoudigen van belastingaangiften en een vereenvoudigde declaratiesystematiek in de zorg. Daarnaast heeft het kabinet in 2011 een nationaal kader vastgesteld voor de vermindering van inhoudelijke nalevingskosten van wet- en regelgeving. Deze kosten zullen aan het eind van de kabinetsperiode per saldo met € 200 mln zijn verlaagd.
Ondernemers moeten makkelijk toegang hebben tot de overheid voor informatie en advies. De Kamers van Koophandel (KvK) en Syntens zullen worden samengevoegd onder de noemer Ondernemersplein. In 2011 heeft EL&I een start gemaakt met deze modernisering en stroomlijning van de informatie-, voorlichtings- en ondersteuningsinfrastructuur op het gebied van ondernemerschap en innovatie. Met het uitwerken van het digitale Ondernemersplein is in 2011 een start gemaakt. Vanaf 2012 is er sprake van een korting van 10% op de heffing die de KvK ondernemers jaarlijks in rekening brengt. Met ingang van 2013 zal deze heffing volledig worden afgeschaft en wordt er overgegaan op begrotingsfinanciering.
EL&I heeft een nieuwe aanbestedingswet opgesteld, die het aanbestedingsproces effectiever en simpeler maakt en het MKB meer ruimte geeft om mee te dingen naar opdrachten. De Aanbestedingswet is in 2011 aangepast middels een nota van wijziging om de toegang van kleine ondernemers tot overheidsopdrachten nog verder te verbeteren. Uiteindelijk heeft de Tweede Kamer de Aanbestedingswet aangenomen in februari 2012.
Eind 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen inzake de uitvoering van de universele postdienst (UPD) 4. Op basis van een uitgevoerde evaluatie naar gedrag van gebruikers en naar de kosten is voorgesteld het aantal verplichte bezorgdagen per week terug te brengen van zes naar vijf. Hiertoe wordt een wetwijziging voorbereid, waarbij ook het (ex ante) toezicht op de postmarkt wordt bezien.
In 2011 heeft EL&I een start gemaakt met de samenvoeging van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit tot de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De doelstelling voor de nieuwe toezichthouder is het vergroten van de welvaart (op korte en langere termijn) door het bevorderen van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en het versterken van de positie van de consument. Het wetsvoorstel voor de samenvoeging van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit tot de ACM is in 2011 opgesteld en in het voorjaar 2012 ingediend bij de Tweede Kamer.
Op het gebied van telecom is het New Regulatory Framework (NRF)– het gewijzigde Europese reguleringskader voor de telecomsector – door de Tweede Kamer behandeld. Daarin wordt onder andere netneutraliteit geregeld dat er voor zorgt dat aanbieders van internettoegang geen diensten of toepassingen op het internet mogen vertragen of blokkeren. Een andere maatregel in het NRF is het verplichten van transparantie over internetverkeer door aanbieders van internettoegang. Ook wordt het gebruikers gemakkelijker gemaakt om van aanbieder te wisselen. Daarnaast is in augustus 2011 door een wijziging van het Nationaal Frequentieplan het digitaal dividend (de 800 MHz band) bestemd voor mobiele communicatiediensten. In 2011 zijn voorbereidingen getroffen voor de uitgifte van de vergunningen voor de 800-, 900- en 1 800 MHz band, alsmede vergunningen voor enkele kavels in de 2,1 GHz en 2,6 GHz band. Hierdoor zal de concurrentie toenemen op de mobiele telefoniemarkt. De vergunningen worden in 2012 uitgegeven en de start van de veiling is voorzien voor eind oktober 2012.
Op het gebied van veilige en betrouwbare telecominfrastructuren is in het kader van de Digitale Agenda.nl onder andere gewerkt aan de oprichting van een clearinghouse voor de aanpak van botnets. Dit clearinghouse zal in 2012 worden ingericht door de telecomaanbieders. De Digitale Agenda.nl focust op de vraag hoe ICT slim kan worden ingezet voor groei en welvaart en welke randvoorwaarden daarvoor nodig zijn.
De belangrijkste resultaten in 2011 waren:
– De nieuwe fiscale R&D-stimuleringsregeling Research & Development Aftrek (RDA) is in 2011 ontwikkeld en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het WBSO-budget is in 2011 structureel met € 233 mln en incidenteel met € 155 mln verhoogd. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is gegroeid van 19 450 in 2010 naar 20 530 in 2011.
– Het Innovatiefonds MKB+ is opgezet en op 1 januari 2012 van start gegaan. Het Innovatiefonds MKB+ geeft een belangrijke impuls aan de financiering van innovatie bij vooral MKB-bedrijven.
– In 2011 is de vernieuwde regeling voor de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) in werking getreden. Met de tender in 2011 zijn 30 IPC-aanvragen met in totaal 454 MKB-bedrijven gehonoreerd.
– De omvang van de private R&D-uitgaven, die ondersteund zijn met het Innovatiekrediet, bedroeg in 2011 € 143,5 mln.
– Medio 2011 is het plafond van de borgstellingregeling voor het MKB (BMKB) met hulp van Europa verhoogd tot € 1 mld.
– In 2011 is besloten dat er vanaf 2012 sprake is van een korting van 10% op de heffing die de KvK ondernemers jaarlijks in rekening brengt.
– In 2011 is uitgewerkt dat er per 1 januari 2012 inspectievakantie zijn bij de rijkstoezichthouders. Hierdoor zullen bedrijven minder regelmatig geïnspecteerd worden als hier geen aanleiding toe is en gaan de administratieve lasten voor bedrijven en burgers omlaag.
– In 2011 is het wetsvoorstel ter implementatie van het gewijzigde nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie (NRF) in Nederlandse wetgeving door de Tweede Kamer behandeld en zal in het voorjaar van 2012 behandeld worden door de Eerste Kamer.
Welvaart en welzijn in Nederland gaan verder dan een uitmuntend ondernemingsklimaat. De p van profit is onlosmakelijk verbonden met de p van planet en de p van people. Daarbij gaat het om een duurzame economische ontwikkeling, een aantrekkelijke directe leefomgeving en natuur en voldoende bescherming voor consumenten.
EL&I heeft in oktober 2011 de Green Deals gesloten met de samenleving. In de eerste tranche zijn er 59 deals gesloten en vervolgens in de tweede tranche is dit aangevuld met nog 11 deals. Door een Green Deal met de samenleving aan te gaan, wil EL&I knelpunten oplossen en samen met ambitieuze partijen laten zien dat verduurzaming van energie mogelijk én economisch aantrekkelijk is. Het gaat om concrete initiatieven, die als voorbeeld kunnen dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten. Het kan om eenduidige deals gaan; bijvoorbeeld het bevorderen van restwarmtebenutting bij een industrie of extra energiebesparing in de glastuinbouw. Er zijn ook meer complexe deals zoals die met Noord Nederland waar tal van onderwerpen van groen gas tot elektrisch rijden en -varen aan de orde komen. Ook de tegenprestatie van de overheid is heel divers. Veelal bestaat die uit ondersteuning met kennis en expertise, maar ook uit hulp bij het wegnemen van financiële en juridische knelpunten.
Doel van de Green Deal is laten zien dat groen en groei hand in hand gaan. De Green Deals beperken zich niet alleen tot energie, maar omvatten ook duurzaamheid in den brede. Naast energie zijn ook duurzaam ondernemen, mobiliteit, duurzaam inkopen, afval en de lokale klimaat agenda pijlers binnen de Green Deal. Een duurzame samenleving komt niet vanzelf tot stand, maar is ook zeker niet door enkel een overheid met subsidies te creëren. Een duurzame samenleving vraagt om een gezamenlijk traject van maatschappij en overheid. Sinds het afsluiten van de deals zijn alle partijen hard aan de slag gegaan met de uitoefening van de deals. De eerste concrete resultaten worden in 2012 verwacht.
Duurzaamheid is een belangrijke cross-over tussen verschillende topsectoren en in toenemende mate een belangrijke factor voor de concurrentiekracht van bedrijven. De topsectoren zien kansen in de transitie naar een biobased economy. EL&I onderschrijft de kansrijkheid van dit thema. Ambitie is dat Nederland in de top 3 van de wereld komt op het gebied van biobased economy en dat Nederland de toegangspoort tot Europa wordt voor groene grondstoffen. Binnen het Topsectoren beleid is biobased een dwarsdoorsnijdend thema. Dit vindt zijn weerslag in het Businessplan en het Kennis- en Innovatiecontract Biobased Economy. In het kader van de Green Deals zijn 10 biobased gerelateerde deals ingediend, zoals bijvoorbeeld Green Deal voor de realisatie van een biobased park waar verschillende bedrijven fysiek gekoppeld zijn voor het verwaarden van plantaardig restmateriaal uit de tuinbouw en GFT-afval in de gemeente Westland. Daarnaast is de samenwerking met geprefereerde «BBE-landen" verder vormgegeven en is bijgedragen aan de totstandkoming van de EU-visie op de biobased economy. Samen met de ministeries Infrastructuur en Milieu en Buitenlandse Zaken is er, wereldwijde, aandacht voor een duurzame biomassavoorziening. Via het Biorenewables Business Platforms zijn een viertal grotere businesscases ontwikkeld. Een voorbeeld is de businesscase om eiwitten uit algen te halen ten behoeve van veevoeder.
In 2011 is met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een akkoord gesloten over de decentralisatie van het natuurbeleid. Hiermee geeft EL&I uitvoering aan het Regeerakkoord. In het akkoord zijn afspraken verankerd over de wijze waarop de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies zal worden gerealiseerd en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wordt afgerond. De herijkte EHS moet in 2021 gerealiseerd zijn. Tevens is in 2011 in samenspraak met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties het wetsvoorstel voor de nieuwe wet natuurbescherming tot stand gekomen. Dit wetsvoorstel verankert de decentralisatie, draagt bij aan vermindering van de administratieve lasten en handhaaft adequate natuurbescherming.
Het Rijk is na decentralisatie verantwoordelijk voor het internationale netwerk van natuurgebieden, Natura2000. Via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is ingezet op het optimaliseren van ruimte voor het bedrijfsleven rondom Natura2000-gebieden. In september 2011 heeft de Staatssecretaris de nieuwe aanpak van Natura2000 in een tienpuntenplan aan de Tweede Kamer verwoord 5. De formele vaststelling van de aanwijzingsbesluiten voor Natura2000-gebieden is op verzoek van de Tweede Kamer aangehouden.
De opname van de mogelijkheid om via collectieven de doelstellingen op het gebied van agrarisch natuurbeheer te bereiken is een belangrijk resultaat en succes voor Nederland. Het kabinet is van mening dat een collectieve aanpak zal leiden tot een samenhangende aanpak van agro-milieubeheer en daarmee tot een groter aanbod van publieke goederen. Ook kan een collectieve aanpak leiden tot vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten. EL&I heeft in 2011 vier voorbeeldprojecten gefaciliteerd waarin een collectieve aanpak is gerealiseerd. De Europese Commissie heeft hiervan met veel belangstelling kennisgenomen en dit laten terugkomen in de wetgevingsvoorstellen.
In 2011 is het belang van duurzaam ondernemen onderstreept door het advies van de Taskforce Biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, die het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid oproept om te zorgen dat het biodiversiteitverlies tot staan wordt gebracht door te zorgen dat per saldo geen verlies optreedt (No Net Loss).
Steeds meer bedrijven willen maatschappelijk verantwoord ondernemen, daarom heeft EL&I zich in 2011 ingezet voor eerlijke handel. Met de vernieuwde OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) vraagt het ministerie van EL&I aandacht van Nederlandse bedrijven voor mens en milieu in het buitenland. Veel Nederlandse bedrijven hebben wat dat betreft internationaal een goede reputatie. Ieder jaar staan vele Nederlandse bedrijven zoals Air France-KLM, DSM, Philips en PostNL boven aan de Dow Jones Sustainability Index. De implementatie van de risicobenadering (het Ruggie raamwerk) in de nieuwe richtlijnen is echter ook voor het Nederlandse bedrijfsleven nog een opgave, waar het ministerie van EL&I bij zal ondersteunen.
De belangrijkste resultaten in 2011 waren:
– In 2011 heeft EL&I 59 Green Deals afgesloten met de samenleving. De Green Deals helpen burgers, bedrijven, mede-overheden en andere organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen.
– Aanvullend werd in 2011 een tweede tranche van 11 Green Deals op het gebied van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen afgesloten. Zo brengt EL&I economie en natuur in verbinding.
– Het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur tussen de Rijksoverheid en het IPO is gesloten.
– In mei 2011 zijn de herziene OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen op gebied van MVO aangenomen. Nederland was, via het voorzitterschap van de werkgroep, nauw betrokken bij deze herziening.
Een zekere energievoorziening en een duurzame landbouwproductie zijn onlosmakelijk verbonden met onze duurzame welvaart in de toekomst. Het gaat om betrouwbaarheid, zekerheid en duurzaamheid. En om de cruciale bijdrage die deze sectoren leveren aan onze economische groei.
De Nederlandse topsector Agro & Food is nauw verweven met de internationale economie. De toegevoegde waarde in de Agro & Food sector, ongeveer 10% van het Bruto Nationaal Product, wordt in sterke mate gerealiseerd via onze handel met het buitenland. Het merendeel (80%) van de Agro & Food-export blijft gericht op de EU-markt, waarbij Duitsland onze belangrijkste handelspartner is. De totale waarde van de agrarische export nam toe van € 66,6 mld in 2010 naar € 72,8 mld in 2011. Nederland is daarmee nog steeds de tweede Agro & Food-exporteur in de wereld. De importwaarde van agrarische producten groeide in 2011 met maar liefst 18%.Het agrarische handelsoverschot bedroeg in 2011 € 24,5 mld, meer dan 60% van het totale Nederlandse handelsoverschot. De topsector Agro & Food is van groot belang voor Nederland. EL&I zet zich daarom in voor een toekomstbestendige en duurzame sector.
Onder de leiding van oud-minister Alders is er in 2011 een maatschappelijke dialoog over de intensieve veehouderij gehouden in Nederland. Naar aanleiding van deze dialoog is er een nieuwe visie ontwikkeld op de toekomst van de intensieve veehouderij. In deze visie staat dat de huidige intensieve veehouderij en melkveehouderij moeten transformeren naar een zorgvuldige duurzame veehouderij 6. Een toekomstbestendige veehouderij is gebaseerd op wettelijke vereisten en basisnormen die door de overheid worden geborgd. Daarnaast komt een duurzame en zorgvuldige veehouderij tegemoet aan maatschappelijk geuite wensen en behoeften van burgers en consumenten, die bereid zijn daarvoor te betalen of daaraan op een andere wijze een bijdrage willen leveren. Het initiatief voor de verduurzaming ligt bij de markt en de ketens. Alleen een integrale ketengestuurde verduurzaming van de veehouderij kan een lokaal ingepaste veehouderij succesvol maken. Bij deze lokale inpassing spelen mede-overheden een belangrijke rol. Met een sterke ketenbenadering onderscheidt de sector zich binnen Europa. Tevens wordt een wettelijke voorziening voorbereid om indien nodig een grens te stellen aan de maximum omvang van veehouderijen op een locatie.
Samen met het bedrijfsleven, met name de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), hebben EL&I en Infrastructuur en Milieu (I&M) een visie voor het mestbeleid 7 uitgewerkt. Er wordt een benadering gekozen vanuit een economisch en innovatief perspectief die, binnen de milieudoelstellingen, meer ruimte biedt voor ondernemerschap. EL&I speelt hiermee in op de innovatieve kracht van bedrijven. Zo moet bijvoorbeeld, om de te grote milieudruk van het overschot weg te nemen, een percentage van dit overschot verplicht voor mestverwerking worden aangeboden. Deze verplichting bevordert het van de grond komen van duurzame mestverwerking in Nederland en innovaties op dat vlak. Het is de bedoeling dat dierlijke mest weer wordt gezien als een waardevolle grondstof.
In het Platform Verduurzaming Voedsel werken brancheorganisaties in de gehele voedselketen samen met EL&I aan het versnellen van verduurzaming. In 2011 heeft het Platform 19 innovatiepilots goedgekeurd, waarin bedrijven werken aan concrete verbeterstappen op het gebied van duurzaamheid. De overheidsinzet was daarbij ruim € 1,1 mln. De bedrijven investeerden ruim € 2,2 mln. Daarnaast heeft het Platform het Informatiesysteem Verduurzaming Voedsel opgezet, een website waar bedrijven aangeven welke inspanningen zij doen en welke resultaten zij bereiken op het gebied van duurzaamheid. De website www.duurzamereten.nl wordt begin 2012 voor het publiek opengesteld.
In 2011 zijn de laatste stappen gezet in de fusie tussen de Plantenziektenkundige Dienst, de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit. Op 1 januari 2012 is de fusie afgerond en is de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit gestart (NVWA). De NVWA houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door bedrijven en instellingen. De missie van de NVWA luidt: De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. Het verhogen van de naleving is het handhavingsdoel van de NVWA.
2011 stond voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) in het teken van de publicatie van GLB-wetgevingsvoorstellen voor 2014–2020. Een voor Nederland belangrijk punt van de GLB-voorstellen is vereenvoudiging van de wet- en regelgeving. Nederland heeft samen met Denemarken in maart 2011 een lijst met vereenvoudigingsvoorstellen aan de Landbouwraad gepresenteerd en aan de Commissie gezonden. Deze lijst werd door 24 andere lidstaten gesteund. Vereenvoudiging blijft een belangrijk punt voor Nederland in de lopende onderhandelingen. Nederland zal het komende jaar met andere lidstaten samenwerken om concrete voorstellen te doen en uit te werken.
In de aanloop naar de discussie over de herziening van het Europese Visserijbeleid heeft het kabinet zijn standpunt over de herzieningsvoorstellen van de Europese Commissie bepaald. Het kabinet ondersteunt de doelstelling van de Europese Commissie die is gericht op duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen in zee. Niet alleen in de EU-wateren overigens, maar ook daarbuiten. Voor het kabinet is het eveneens van groot belang dat er toekomstperspectief wordt geboden aan de visserijsector, die duurzaam, rendabel en maatschappelijk geaccepteerd opereert. Ook dient het nieuwe visserijbeleid eenvoudig, doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Het nieuwe Europese Visserijbeleid zal dan ook een oplossing moeten bieden voor een aantal structurele problemen in de Europese en Nederlandse visserij.
In 2011 is met het oog op het exportbelang volop ingezet op het openhouden van markten in het kader van de EHEC-crisis en het Schmallenbergvirus.
De Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa) is in 2011 opgestart voor de centrale registratie van het antibioticagebruik en zij heeft enkele rapportages opgeleverd, onder meer over de streefwaarden voor verantwoord antibioticumgebruik in de Nederlandse dierhouderij. Uit de zgn. Maran-rapportages van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in 2011 komt het beeld naar voren dat de reductiedoelstelling van 20% van het antibioticumgebruik in 2011 is gehaald. Vele maatregelen zijn door het bedrijfsleven en de overheid genomen. De overheidsmaatregelen betreffen onder meer de uitvoering van een onderzoek naar de versterking van de positie van de dierenarts (en eventueel ontkoppeling van voorschrijven en verkoop antibiotica), de aanpassing van de diergeneesmiddelenregelgeving en de aanscherping van de handhavingsmaatregelen. In samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is medio 2011 een interdepartementale projectstructuur ingesteld voor de uitwerking van een integrale aanpak van het antibioticabeleid.
In het kader van verbetering van dierenwelzijn en de aanpak van misstanden in de fokkerij is in 2011 onder meer de visie op de fokkerij gepresenteerd, de Amvb gezelschapsdieren naar de Kamer verzonden en de Wet Dieren in de Eerste Kamer behandeld en aangenomen.
Het groen onderwijs heeft met het bedrijfsleven in 2011 de vragen vanuit de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen uitgewerkt in een gezamenlijke Human Capital Agenda. Deze agenda draagt bij aan het verbeteren van de aansluiting – kwalitatief en kwantitatief – tussen onderwijs en bedrijfsleven ten behoeve van de topsector agenda's en het vergroten van de aantrekkingskracht van sectoren op (toekomstige) werknemers door het verbeteren van het beroepsperspectief. In 2012 staat omzetting hiervan in gezamenlijke acties centraal. Uit het Onderwijsverslag van de Inspectie blijkt dat het groen onderwijs vakinhoudelijk goed op de kaart staat. Dit biedt een goede basis voor de bijdrage door het groene onderwijs aan het topsectorenbeleid. Vooral het MBO, HBO en WO scoren goed als het gaat om studierendement, internationale gerichtheid en internationale ranking van wetenschappelijk onderzoek. Punt van aandacht blijft de gemengde en theoretische leerweg binnen het VMBO. De AOC-Raad is samen met de instellingen aan de slag om de knelpunten weg te nemen.
De belangrijkste resultaten in 2011 waren:
– In het eerste ijkjaar 2011 is de reductiedoelstelling van 20% voor het antibioticumgebruik opgesteld door de Taskforce Werner Antibioticaresistentie volgens de ramingen met 32% ruimschoots behaald. Daarnaast is met het oog op transparant gebruik bij Productschapverordeningen de registratie van antibioticum voor veehouders per september 2011 verplicht gesteld. Dit geeft tevens inzicht in het voorschrijfgedrag van de dierenarts.
– De Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit SDa heeft streefwaarden voor het antibioticumgebruik per de diersector opgesteld en heeft toegang tot de registratiegegevens. Dit maakt benchmarking mogelijk evenals corrigerende maatregelen tegen grootverbruikers.
– In 2011 zijn de laatste stappen gezet in de fusie tussen de Plantenziektenkundige Dienst, de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Warenautoriteit. De handhaving en het toezicht op correct gebruik door de NVWA is aangescherpt met extra financiële middelen.
– Op het terrein van voedselveiligheid is verder invulling gegeven aan modernisering van de vleeskeuring. Ook is nieuwe wetgeving op het gebied van dierlijke bijproducten geïmplementeerd, waarbij door vereenvoudiging van de regelgeving de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven is teruggebracht.
– Nieuwe mestvisie en nieuwe toekomstvisie op de intensieve veehouderij.
– Het Center voor Greenports en het center voor Biobased Economy zijn aan de slag gegaan. Deze hebben een landelijke werking, waarbij onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en overheid samen de kar trekken op een inhoudelijk thema.
– Het Sectorplan Hoger Agrarisch Onderwijs van de groene hbo instellingen is gereed gekomen. Met deze gezamenlijke afspraken inzake profilering, zwaartepuntvorming en prioritering opleidingsaanbod wordt invulling gegeven aan het gedachtengoed van de cie Veerman (toekomstbestendigheid hoger onderwijs) en de Strategische Agenda Hoger Onderwijs van het kabinet.
De ambitie van EL&I is om de energiehuishouding duurzamer te maken en minder afhankelijk te zijn van steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen. Daarbij moet er geprofiteerd worden van de sterke energiesector in Nederland. EL&I wil de middelen ter beschikking voor het uitbreiden van het aandeel hernieuwbare energie zo effectief mogelijk inzetten zodat de Europese doelstellingen worden gerealiseerd. Via de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) stimuleert EL&I de productie van de meest efficiënte hernieuwbare energieopties. In aanvulling op de SDE is in een Green Deal met de energiesector afgesproken dat bij- en meestook van biomassa in kolencentrales zonder nieuwe subsidies blijft plaatsvinden.
In 2011 heeft EL&I een verbeterde versie van de SDE-regeling in het leven geroepen, de SDE+. Hiermee geeft het kabinet invulling aan hervorming 2, duurzame energie, op de lijst met hervormingen en stelselherzieningen. Deze hervorming wordt toegelicht in beleidsartikel 4, Doelmatige en duurzame energiehuishouding. Hiermee stimuleert EL&I de productie van hernieuwbare energie. De SDE+ verdeelt het jaarlijks beschikbare budget niet meer vooraf over de verschillende technologieën, maar laat technologieën concurreren onder één budgetplafond. De goedkoopste technologieën komen het eerst in aanmerking voor budget. Zo draagt de SDE+ bij aan het zo kosteneffectief mogelijk bereiken van de 2020-doelstelling. De SDE+ is niet alleen beschikbaar voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, maar ook voor hernieuwbare warmte en groen gas.
Kernenergie is een belangrijk onderdeel van de energiemix en is een mogelijke overbrugging naar een duurzame energievoorziening. In februari 2011 heeft de minister van EL&I de hoofdlijnen van de randvoorwaarden voor een nieuwe kerncentrale in een brief aan de Tweede Kamer bekend gemaakt 8. Vervolgens zijn ook de noodzakelijke extra middelen in de begroting vrijgemaakt om deze randvoorwaarden nader in te vullen, zodat de rijksoverheid zich kan voorbereiden op de komst van een aanvraag voor een vergunning in het kader van de Kernenergiewet. Eind 2011 heeft Delta echter bekendgemaakt om, in afwachting van het vinden van partners, de investeringen in de voorbereidingen op de komst van een nieuwe kerncentrale op te schorten.
In het Energierapport is toegezegd te komen tot een herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 is in 2011 afgerond, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten.
In het najaar van 2011 is de voortgangsrapportage Gasrotonde 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden 9. Uit deze rapportage blijkt dat de handel in gas, de transportcapaciteit en de gasopslagcapaciteit zijn toegenomen in de periode 2009–2011. Zo is in 2011 de eerste LNG importterminal in Nederland in gebruik genomen, waarmee Nederland aansluiting vindt op de wereldmarkt voor gas.
De belangrijkste resultaten in 2011 waren:
– De SDE+ regeling is voor de eerste keer opengesteld met een budget van € 1,5 mld 740 projecten hebben subsidie toegekend gekregen, waarvan 12 wind op land projecten, 678 zonne-energieprojecten, 20 biomassa projecten, 26 groen gas projecten en 4 groen gas hubs. Daarmee was deze openstelling een succes. Hiermee kunnen circa 600 000 huishoudens van duurzame elektriciteit verzien worden.
– In 2011 is de parlementaire behandeling van de novelle over slimme meters afgerond en is gestart met de implementatie van de wetten waarin het marktmodel is vastgelegd. Per 1 januari 2012 is de uitrol van slimme meters begonnen.
– Met het oog op de stralingsbescherming zijn in 2011 in het kader van de Kernenergiewet verder 304 vergunningen verleend en 1 623 meldingen afgehandeld voor niet-nucleaire toepassingen van radionucliden. Tevens is een systeem opgezet voor de erkenning en registratie van stralingsdeskundigen.
– Om hergebruik mogelijk te maken en de hoeveelheid hoog radioactief afval te verminderen is een vergunning verleend voor het transport van afgewerkte splijtstof van de kerncentrale in Borssele ten behoeve van de opwerking in Frankrijk.
– In 2011 is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de bestaande Warmtewet.
– De consultatie van het concept wetsvoorstel Wet Voorraadvorming Aardolieproducten heeft plaatsgevonden in 2011. In 2012 zal de parlementaire behandeling plaatsvinden.
– De rijkscoördinatieregeling voor het windpark Zuidlob (122 MW) is voltooid. Dit park gaat vanaf 2012 aan 90 000 huishoudens elektriciteit leveren.
– Taskforce intelligente netten heeft haar visie «op weg naar intelligente netten in Nederland» opgeleverd en de subsidieregeling voor proeftuinen intelligente netten is gestart.
– Plan van aanpak elektrisch rijden in de versnelling met de ambitie om in 2015 in Nederland een internationale testmarkt van 15 000–20 000 auto's en bijbehorende laadinfrastructuur te realiseren.
Kerncijfers 2011
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|
---|---|---|---|---|
Feitelijke groei BBP Bron: CPB, (CEP 2012) |
1,9% |
– 3,9% |
1,7% |
1,2% |
Arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de marktsector (groei) Bron: CPB, (CEP 2012) |
0,5% |
– 3,1% |
3,0% |
1,5% |
Groei bruto bedrijfsinvesteringen Bron: CPB, (CEP 2012) |
7,1% |
– 18,2% |
– 1,4% |
7,2% |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|
---|---|---|---|---|
Totaal aantal bedrijven in Nederland1 Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap |
844 450 |
845 875 |
857 603 |
863 982 |
Aantal starters2 Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap |
79 263 |
70 300 |
78 097 |
82 562 |
Aantal bedrijfsbeëindigingen Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap |
50 567 |
62 800 |
60 252 |
65 438 |
Percentage MKB bedrijven dat de laatste drie jaar nieuwe producten op de markt heeft gebracht Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap |
27% |
30% |
31% |
25%3 |
De cijfers voor de jaren 2009 en 2010 zijn geactualiseerd ten opzichte van de cijfers zoals opgenomen in het EZ-jaarverslag 2010.
Definitie volgens het EIM: het beginnen van een nieuwe economische activiteit door een man/vrouw die nog geen onderneming heeft.
Het cijfer voor 2011 is gebaseerd op bedrijven tot 250 medewerkers en eerdere jaren voor bedrijven tot 100 medewerkers.
Algemene doelstelling
Het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen van Nederland door bevordering van het functioneren van de economie en markten.
Economische ontwikkelingen in 2011
In 2011 heeft Nederlandse economie onder invloed van de Europese schuldencrisis en het mede daaruit resulterende lage consumentenvertrouwen matige groei van 1,2% laten zien.
Gedurende het jaar nam de economische groei af. De kwartaal-op-kwartaalgroei daalde van 0,7% in het eerste kwartaal, naar 0,2% in het tweede kwartaal, om in het derde kwartaal om te slaan in een krimp van het bruto binnenlands product van 0,2%. De daaropvolgende krimp van 0,7% betekende dat Nederland in de tweede helft van 2011 officieel in recessie belandde. De voor Nederland belangrijke wereldgoederenhandel is gedurende het jaar per saldo nauwelijks gegroeid. De uitvoergroei daalde dan ook van bijna 11% in 2010 naar een krappe 4% in 2011. De export groeide in de eerste helft van het jaar, maar kromp in de tweede helft. Van de overheidsbestedingen lijkt nauwelijks een impuls te zijn uitgegaan: zij stegen met 0,4%. In lijn met het lage consumentenvertrouwen was de invloed van de consumentenbestedingen op de groei van het bruto binnenlands product in alle kwartalen negatief. De huishoudens deden 0,9% minder consumptieve bestedingen. Voor de investeringen begon het jaar goed, mede dankzij het zachte winterweer. Het waren dan ook de investeringen die de groei in het eerst kwartaal omhoog stuwden en een merkbaar deel van de groei over heel 2011 hebben bewerkstelligd. In de laatste drie kwartalen van het jaar krompen de investeringen. Toch is in 2011 per saldo 5,6% meer geïnvesteerd dan in 2010.
De meeste sectoren groeiden in 2011. Na omvangrijke krimp in 2010 had de bouw de sterkste groei, 4,5%. Ook de industrie presteerde met 3,4% groei bovengemiddeld. Cultuur, recreatie en dergelijke alsmede de delfstoffenwinning krompen, respectievelijk met 0,3% en 7,9%. Mild winterweer verklaart waarom de gassector in toegevoegde gekrompen is: er werd minder verstookt.13
De inzet van EL&I in 2011 werd getekend door de Europese schuldencrisis. Om herstel te bevorderen zette het kabinet in op het versterken van het groei- en concurrentievermogen en het versterken van budgettair en macro-economisch toezicht in de EU.
EL&I heeft in 2011 de noodzaak om het vergroten van het verdienvermogen van de EU proactief uitgedragen. De minister-president alsmede de minister van EL&I hebben gezamenlijk met gelijkgestemde lidstaten diverse brieven gestuurd aan de voorzitter van Europese Commissie en president van Europese Raad over het versterken van het Europese groei- en concurrentievermogen (en meer specifiek over de digitale interne markt, interne dienstenmarkt en regeldruk). In de brieven zijn concrete mogelijkheden gepresenteerd voor verbeteringen met betrekking tot open markten, dienstenmarkt, de (digitale) interne markt en innovatie.
EL&I zette zich ook in voor het versterken van groei- en concurrentievermogen binnen de Europa 2020-strategie voor duurzame groei en banen. Eind april 2011 is in dit kader het Nationaal Hervormingsprogramma gepresenteerd met een overzicht van knelpunten en beleidsvoornemens voor groei. De Raad heeft hierop voor Nederland vier gebieden aangewezen waarop actie noodzakelijk is: overheidsfinanciën, pensioenen, arbeidsmarkt en innovatie. Eind november 2011 publiceerde de Europese Commissie de Annual Growth Survey, met daarin vijf prioriteiten voor groeiversterking in 2012.
In 2011 is het budgettaire toezicht in de EU aangescherpt door maatregelen uit het zogenaamde «six pack», die in december 2011 in werking zijn getreden. Vanwege de grensoverschrijdende risico’s heeft EL&I zich in 2011 sterk ingezet voor strikt toezicht op macro-economische onevenwichtigheden. Dit is een prioriteit voor EL&I. De macro-economische onevenwichtighedenprocedure, die voorziet in toezicht op en correctie van deze onevenwichtigheden, is eind 2011 in werking getreden.
Ook heeft Nederland zich het afgelopen jaar actief ingezet om de Europese interne markt te versterken. De Europese Commissie publiceerde eind 2010 de Single Market Act, waarin zij twaalf prioritaire acties presenteerde om de interne markt een nieuwe impuls te geven en onnodige belemmeringen weg te nemen. Daarvan staan voor Nederland centraal de spoedige totstandkoming van het Europese octrooi, de versterking van de interne markt voor diensten en de totstandkoming van de digitale interne markt. Nederland heeft zich intensief ingezet om de onderhandelingen over het unitair octrooi succesvol af te sluiten.
Ten aanzien van de Europese dienstenmarkt is het proces van wederzijdse evaluatie afgerond en zijn de zogenaamde performance checks in het kader van de Dienstenrichtlijn gestart. Lidstaten en de Europese Commissie onderzoeken daarbij hoe verschillende relevante richtlijnen – zoals de dienstenrichtlijn, e-commerce-richtlijn en de richtlijn beroepskwalificaties – in de praktijk werken, bezien vanuit het perspectief van de dienstverlener.
In nationale context heeft EL&I, in haar streven naar optimale marktordening en het bevorderen van mededinging, gewerkt aan gedragsregels voor de overheid (Markt en Overheid), aan de totstandkoming van het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet en het daarbij horende aanvullend beleid en was zij betrokken bij het verbeteren van de werking van specifieke markten zoals de gezondheidszorg, landbouw en financiële dienstverlening. Daarnaast heeft zij ter versterking van het markttoezicht in Nederland een wetsvoorstel tot samenvoeging van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) en Consumentenautoriteit afgerond.
Private normen spelen een belangrijke rol in het economisch verkeer. Er is daarom een kabinetsvisie uitgebracht over de rol van de overheid bij normalisatie 14.
Kengetal |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Gemiddeld werkloosheid in januari (%)1: |
||||
Nederland |
2,8 |
4,1 |
4,3 |
Nvt |
EU-27 |
7,9 |
9,5 |
9,5 |
Nvt |
Index of Economic Freedom2: |
||||
Nederland |
77 |
75 |
73,3 |
>70 |
Europees gemiddelde |
66,3 |
66,8 |
66,1 |
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&plugin=0&language=en&pcode=teilm020
Eurostat, tabel geraadpleegd op 25 januari 2012
http://www.heritage.org/index/country/Netherlands Heritage Foundation, website geraadpleegd op 25 januari 2012. Publicatie is van november 2011, Europees gemiddelde op basis van eigen berekeningen.
De score van Nederland in de Index of Economic Freedom van de Heritage Foundation is omlaag gegaan, net als het Europees gemiddelde. Het is gelukt om een score boven 70 punten te behouden en daarmee de in de begroting opgenomen streefwaarde te realiseren.
Nederland behaalde een mindere score op het gebied van een «beperkte overheid» en op de indicator voor handelsvrijheid (tarieven en nontarifaire handelsbarrières). De overheid heeft haar bestedingen laten stijgen en het belastingregime is relatief complexer geworden. Daarnaast werden er betere scores behaald op de gebieden van arbeidsvrijheid (werkloosheidsbetalingen, beperking op lonen, uren en ontslagen), monetaire vrijheid (inflatie, vrije prijsvorming), fiscale vrijheid (belastindruk).
Op de gebieden van financiële vrijheid (overheidsbezit, regulering en buitenlandse toegang bankensector), investeringsvrijheid (toegang voor buitenlandse investeerders), vrijheid om zaken te doen (barrières voor het oprichten, overdragen en beëindigen van een bedrijf) en eigendomsrecht (bescherming, handhaving en uitblijven confiscatie en dergelijke) waren de scores vergelijkbaar met voorgaande jaren.
De gegevens voor het kengetal «BBP in euro per capita» voor Nederland en de EU-27 zoals opgenomen in de begroting 2011 zijn niet meer beschikbaar bij Eurostat. Dit kengetal is derhalve uit het overzicht gehaald.
De data voor het kengetal «structurele arbeidsproductiviteit mutaties per jaar» zoals opgenomen in de begroting 2011 zijn niet beschikbaar. Dit kengetal is ook de tabel gehaald.
De kengetallen «naleving Europese aanbestedingsrichtlijnen in % inkoopvolume» die waren opgenomen in de begroting 2011 zijn niet opgenomen in het jaarverslag. Door het uitblijven van de verplichting middels wet, kan geen volledigheid van de cijfers worden gegarandeerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
1 Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa |
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
74 879 |
79 986 |
84 660 |
89 759 |
87 172 |
2 587 |
Uitgaven |
77 264 |
80 377 |
91 480 |
92 452 |
87 034 |
5 418 |
programma |
18 937 |
18 812 |
22 601 |
24 951 |
27 207 |
– 2 256 |
OD 1: Optimale marktordening en mededinging bevorderen |
16 739 |
16 583 |
19 688 |
22 003 |
24 303 |
– 2 300 |
– Bijdrage aan Metrologie |
14 946 |
15 081 |
14 112 |
14 923 |
14 635 |
288 |
– Raad Deskundige Nationale Standaard |
101 |
143 |
64 |
26 |
60 |
– 34 |
– PIANOo Programma |
1 4131 |
3 5301 |
2 572 |
6 057 |
7 522 |
– 1 465 |
– Markt en Overheid |
540 |
– 540 |
||||
– Bijdrage aan Nederlands Normalisatie Instituut |
868 |
565 |
906 |
– 341 |
||
– Raad voor Accreditatie |
168 |
169 |
174 |
– 5 |
||
– Bijdrage instituten (oud) |
1 329 |
1 350 |
1 317 |
263 |
266 |
– 3 |
– Prijzenwet |
363 |
9 |
587 |
200 |
– 200 |
|
Algemeen |
2 198 |
2 229 |
2 913 |
2 948 |
2 904 |
44 |
– Onderzoek en Ontwikkeling |
2 198 |
2 229 |
2 913 |
2 948 |
2 904 |
44 |
Apparaat |
58 327 |
61 563 |
68 878 |
67 501 |
59 827 |
7 674 |
– Personeel EP |
7 796 |
8 032 |
5 284 |
4 796 |
5 329 |
– 533 |
– Personeel Marktwerking |
2 426 |
3 071 |
2 515 |
556 |
||
– Personeel PIANOo |
2 4821 |
2 5431 |
4 735 |
4 034 |
2 345 |
1 689 |
– NMa/DTe2 |
45 081 |
47 902 |
49 725 |
49 575 |
43 064 |
6 511 |
– Consumentenautoriteit |
5 450 |
5 629 |
6 708 |
6 025 |
6 574 |
– 549 |
Ontvangsten |
33 626 |
19 319 |
37 126 |
30 501 |
43 204 |
– 12 703 |
Ontvangsten NMa |
28 549 |
1 638 |
10 049 |
3 345 |
4 600 |
– 1 255 |
High Trust |
13 391 |
22 369 |
21 443 |
31 100 |
– 9 657 |
|
Ontvangsten apparaat NMa |
230 |
301 |
160 |
160 |
||
Ontvangsten Energiekamer |
2 727 |
2 855 |
3 126 |
4 080 |
4 719 |
– 639 |
Fees NMa |
1 933 |
1 197 |
1 262 |
1 444 |
2 785 |
– 1 341 |
Ontvangsten Consumentenautoriteit |
371 |
9 |
20 |
28 |
28 |
|
Diverse ontvangsten |
47 |
Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen
Operationele doelstelling 1: Optimale marktverordening en mededinging bevorderen
Goed functionerende markten zijn de motor voor economische groei. Het Ministerie van EL&I heeft met het oog op het belang van de consument en eindgebruiker de marktwerking en de mededinging bevorderd via onder meer de Mededingingswet en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de totstandkoming van het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet.
Instrumenten en activiteiten
Mededinging
De aanpassing van de Mededingingswet die kleine ondernemers meer ruimte biedt voor samenwerking is in werking getreden. De aanpassing van de Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (Wet Markt en Overheid 19 is door de Eerste Kamer aangenomen en een bij deze wet behorende algemene maatregel van bestuur 20 is voorbereid met het oog op inwerkingtreding in 2012.
In vervolg op de evaluatie van de NMa in 2010 21 is onderzoek gedaan naar het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Ook is de kans van slagen van een gedragscode ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken onderzocht. Samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de Wet Luchtvaart geëvalueerd. De Tweede Kamer wordt begin 2012 geïnformeerd over deze onderzoeken.
De NMa houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet en enkele sectorspecifieke wetten 22. Ter uitwerking van het kabinetsbesluit om de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit samen te voegen, is een wetsvoorstel tot instelling van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor advies aan de Raad van State voorgelegd. In dit kader is ook gewerkt aan een wetsvoorstel ter stroomlijning en vereenvoudiging van de procedures, taken en bevoegdheden van de ACM. Hierin wordt ook bezien of strafrechtelijke handhaving van de Mededingingswet wordt geïntroduceerd. Beide wetsvoorstellen worden in 2012 ingediend bij de Tweede Kamer.
Aanbesteden
Het wetsvoorstel Aanbestedingswet 23 is erop gericht dat de overheid op een transparante en effectieve manier inkoopt tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding, waarbij ondernemers een goede en eerlijke kans maken op overheidsopdrachten. Het wetsvoorstel heeft tevens tot doel om de naleving van het aanbesteden nog verder te verbeteren. In lijn met de afspraken uit het Regeerakkoord is in 2011 een nota van wijziging ingediend om de toegang van het midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen zonder personeel tot overheidsopdrachten verder te verbeteren. De behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is voorzien in 2012. Ook is in 2011 verder gewerkt aan het aanvullend beleid, waaronder de Gids Proportionaliteit. De implementatie van het aanvullend beleid is mede afhankelijk van de parlementaire behandeling van de Aanbestedingswet en zal in 2012 worden voorgezet.
TenderNed wordt het basissysteem voor elektronisch aanbesteden van de overheid. Het aankondigingen-platform (fase 1) is in 2011 opgeleverd en deze module is op 9 november 2011 gelanceerd. Dit betekent dat aanbestedende diensten al hun openbare aankondigingen op TenderNed kunnen publiceren. In het wetsvoorstel Aanbestedingswet is een bepaling opgenomen die aanbestedende diensten verplicht de openbare nationale en Europese opdrachten aan te kondigen via TenderNed. De verplichting in het wetsvoorstel Aanbestedingswet om alle openbare aanbestedingen op TenderNed te publiceren is nog niet in werking getreden. Om die reden zijn er geen realisatiegegevens over 2011 met betrekking tot de indicator «gebruik elektronisch systeem voor aanbesteden wordt gemeengoed bij de overheid» die in de begroting 2011 was opgenomen. Op 23 januari 2012 waren er op TenderNed 263 aankondigingen gepubliceerd waarvan 55 nationaal en 208 Europees.
Metrologiewet
De evaluatie van de instellingen die wettelijke taken uitvoeren op grond van de Metrologiewet is afgerond en wordt begin 2012 aan de Tweede en Eerste Kamer aangeboden. De gewenste effecten voor de maatschappij van certificering, keuring en toezicht op grond van de Metrologiewet zijn bereikt in de evaluatieperiode. De taakinvulling van de toezichthouder Verispect is beoordeeld als doeltreffend en doelmatig. De taakinvulling van de aangewezen instanties en de sectorspecifieke toezichthouders Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Staatstoezicht op de Mijnen is beoordeeld als doeltreffend.
In 2011 is het rapport verschenen over het functioneren van de Richtlijn 2004/22/EC betreffende meetinstrumenten. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot wijzigingen in de richtlijn.
De herziening van de Europese metrologische richtlijnen op basis van verordening 765/2008 is eind 2011 van start gegaan. Dit proces loopt door in 2012. Na de herziening van de richtlijnen zal de Metrologiewet daarop worden aangepast.
Operationele doelstelling 2: Vergroten vertrouwen van consumenten
Informatie en handhaving
Door middel van zelfregulering kunnen individuele geschillen die ontstaan tussen consumenten en ondernemers vaak worden opgelost. Daar waar sprake is van collectieve inbreuken op het consumentenrecht kan de Consumentenautoriteit (CA) optreden. De prioriteiten voor 2011 stonden vermeld in de agenda van de CA voor 2010 en 2011. Deze is in januari 2010 openbaar gemaakt 24. Het jaarverslag van de CA over 2011 wordt voor 1 juni 2012 aan de Staten-Generaal gezonden.
Wel kan al worden gemeld dat de website ConsuWijzer, het informatieloket van de CA, NMa en de OPTA, in 2011 opnieuw tot beste overheidswebsite is uitgeroepen.
Realisatie 2009 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
|
---|---|---|---|
Percentage consumenten dat weet van bestaan ConsuWijzer |
2% |
5% |
6% |
Aantal bezoeken op website ConsuWijzer |
2 000 000 |
2 262 000 |
2 000 000 |
Klanttevredenheid ConsuWijzer (schaal van 1–10) |
7,3 |
7,4 |
7 |
Bron: Blauw Research, Klanttevredenheid ConsuWijzer 2011, in opdracht van de CA en de Rijksvoorlichtingsdienst, Den Haag 2011
Uit bovenstaande cijfers komt naar voren dat de naamsbekendheid van ConsuWijzer sterk is vergroot; weliswaar is deze nog niet op de streefwaarde van 6%, maar geconcludeerd kan worden dat toch forse stappen zijn gezet. Deze realisatiegegevens van deze indicatoren worden eens per twee jaar gemeten, vandaar dat de realisatie 2010 niet in de tabel is opgenomen.
In de begroting 2011 waren ook een aantal kengetallen opgenomen die een beeld schetsen hoe consumenten tegen een aantal zaken die hen betreffen aankijken. Hieronder zijn de cijfers over 2010 gegeven; die van 2011 zijn nog niet beschikbaar 25.
Consumentenbeleid |
EU 27 (2010) |
NL (2009) |
NL (2010) |
---|---|---|---|
Percentage consumenten dat zich voldoende beschermd acht |
57% |
64,4% |
69% |
Percentage consumenten dat verkopers/providers vertrouwt |
65% |
67,3% |
77% |
Percentage dat bij verkopers heeft geklaagd |
13% |
6,9% |
12% |
Percentage consumenten tevreden met klachtenafhandeling |
52% |
51,1% |
56% |
Percentage consumenten dat het makkelijk vindt om via zelfregulering geschillen op te lossen |
48% |
38,9% |
51% |
Consumenten Omgevingsindex |
61 |
61 |
66 |
Bron: Europees Scorebord Consumentenmarkten
In de internationale vergelijking op een aantal issues die raken aan het vertrouwen van consumenten, scoort Nederland relatief hoog. De Omgevingsindex geeft een samengesteld beeld op verschillende indicatoren die te maken hebben met het consumentenvertrouwen.
Positie van de consument versterken in Nederland en Europa
Naast het verstrekken van informatie en advies aan consumenten stond 2011 in het teken van het versterken van de juridische positie van de consument.
In het najaar van 2011 zijn de onderhandelingen over een Richtlijn Consumentenrechten afgerond. De implementatie is inmiddels gestart. Hoewel niet op alle deelonderwerpen het gewenste resultaat van zoveel mogelijk eenduidige en gestroomlijnde Europese regelgeving is bereikt, zijn hier toch voor zowel consumenten als (in de Europese Unie actieve) ondernemers belangrijke stappen gezet.
De modernisering van de Pandhuiswet 1910 is in 2011 ter hand genomen en akkoord bevonden door het kabinet. Begin 2012 wordt het wetsvoorstel aangeboden aan de Raad van State voor advies. In de loop van 2012 zal het daartoe strekkende wetsvoorstel dat beoogt de positie van de goederen belenende consument te versterken, aan de Tweede kamer worden aangeboden.
In 2011 is door consumentenorganisaties of brancheverenigingen geen beroep gedaan op het Ministerie van EL&I om het proces naar de totstandkoming van nieuwe geschillencommissies te faciliteren.
In februari 2011 heeft de Europese Commissie een publieke consultatie «naar een coherente Europese aanpak van collectieve acties» openbaar gemaakt. Nederland heeft hier eind april 2011 op gereageerd 26.
Toelichting apparaatsuitgaven
Apparaat Nederlandse Mededingenautoriteit (NMa) / Dienst Toezichtenergie (DTe)
Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie (€ 6,5 mln) komt vrijwel geheel voort uit de toekenning van de loon- en prijsbijstelling, bijdragen vanuit het Ministerie van I&M voor uitvoering van toezichtsactiviteiten inzake de Drinkwater- en Vervoerswetten en het feit dat in het verleden aangegane verplichtingen sneller tot betaling zijn gekomen dan verwacht. Tevens moest een schadevergoeding van € 3 mln betaald worden aan een bedrijf dat partij was in een fusiebesluit uit 2003. Dit besluit is door de rechter vernietigd. De middelen betreffende deze onderwerpen zijn bij tweede suppletoire begroting 2011 in de raming verwerkt.
Toelichting op de programmaontvangsten
High Trust
Op basis van de verwachte gezamenlijke boeteontvangsten in 2011 van de toezichthouders van EL&I uit hoofde van «high trust», is de raming bij tweede suppletoire begroting 2011 neerwaarts bijgesteld met € 13 mln tot € 18 mln. Ten opzichte van deze raming is de uiteindelijke realisatie hoger uitgekomen (€ 21,4 mln). Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de extra boeteontvangsten uit de fietsen- en bouwsector als gevolg van de einduitspraken door het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake prijsafspraken en kartelvorming in betreffende sectoren. Deze eerder dan verwachte einduitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en de hieruit volgende ontvangsten waren bij tweede suppletoire begroting niet voor 2011 voorzien.
Fees Nederlandse Mededingenautoriteit (NMa)
In 2011 heeft de NMa minder concentratiemeldingsbesluiten en vergunningsbesluiten ontvangen dan oorspronkelijk geraamd. Voor deze besluiten worden fees gerekend aan marktpartijen van € 15 000 respectievelijk € 30 000. Op basis van de verwachte aantallen is de raming «fees» bij tweede suppletoire begroting 2011 reeds neerwaarts bijgesteld met € 1,2 mln.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectenonderzoek ex-post |
Evaluatieonderzoek Metrologiewet |
1.1 |
2010 |
2011 |
TK, 33 159, nr. 1 |
PIANOo |
1.1 |
2010 |
2011 |
TK, 30 501, nr. 33 |
|
Nalevingsonderzoek aanbesteden |
1.1 |
2011 |
2012 |
||
Wet handhaving consumentenbescherming |
1.2 |
2010 |
2011 |
TK, 33 070, nr. 1 |
Evaluatieonderzoek Metrologiewet
Een toelichting bij deze afgeronde evaluatie is opgenomen onder de eerste Operationele Doelstelling. De evaluatie Bijdrage NMI/Verispect is opgegaan in het Evaluatieonderzoek Metrologiewet
Aanbestedingsbeleid
Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers (PIANOo), het expertisecentrum voor aanbesteden, heeft als taak de professionaliteit van het aanbesteden door alle overheden in Nederland te vergroten. In 2011 heeft een evaluatie plaatsgehad naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de taakvervulling van PIANOo. Mede naar aanleiding van de evaluatie is de instellingstermijn van PIANOo voor een nieuwe periode van drie jaar verlengd.
Nalevingsonderzoek aanbesteden
Dit onderzoek wordt afgerond in 2012.
Consumentenbeleid
In 2011 is de evaluatie van de Wet handhaving consumentenbescherming afgerond en zijn de Staten-Generaal daarover geïnformeerd. Mede op basis van deze evaluatie bestaat het voornemen om het duaal stelsel van handhaving door de Consumentenautoriteit af te schaffen en in zijn geheel over te gaan tot bestuursrechtelijke handhaving.
Algemene doelstelling
Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie
Het verslagjaar 2011 is een overgangsjaar geweest waarin, in samenspraak met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, een nieuwe beleidsfilosofie voor de versterking van het innovatievermogen van de Nederlandse economie is uitgewerkt. Die filosofie houdt in dat complexe specifieke subsidies worden vervangen door generieke fiscale Research and Development (R&D)-instrumenten en kredieten en dat met specifieke beleidsmaatregelen de topsectoren worden versterkt. Het laatste gebeurt onder andere door publieke kennis beter ten goede te laten komen aan innovatie in de topsectoren. In februari 2011 zijn de hoofdlijnen van het nieuwe beleid door het kabinet beschreven in de eerste bedrijfslevenbrief «Naar de top». Daarna zijn door de topteams van de topsectoren voorstellen gedaan, wat in september 2011 door het kabinet is beantwoord met de tweede bedrijfslevenbrief «Naar de top; het bedrijfslevenbeleid in actie(s)». Die tweede bedrijfslevenbrief vormde de opmaat voor het opstellen van innovatiecontracten door bedrijven en kennisinstellingen in de laatste maanden van 2011. In het voorjaar van 2012 zullen de innovatiecontracten worden getekend. Gedurende 2011 zijn verder de generieke instrumenten Innovatiefonds MKB+ en de nieuwe fiscale R&D-stimuleringsregeling Research & Development Afrek (RDA) ontwikkeld, om begin 2012 in werking te kunnen treden. Hiermee ligt het nieuwe bedrijfslevenbeleid op koers.
Nederland heeft veel sterke punten, onder andere excellente wetenschappelijke en technologische kennis en internationaal toonaangevende topsectoren. Het gaat er nu om dat dat zich vertaalt in een sterk innovatieve economie, met hoge investeringen in R&D en innovatie en hoge innovatieprestaties. Het Innovation Union Scoreboard, waarin Nederland in 2011 een 7e positie heeft binnen de EU-27-landen, leert dat Nederland vooral op die punten zwaktes kent. De resultaten van het nieuwe beleid zullen pas de komende jaren zichtbaar kunnen worden.
Externe factoren
De innovatieprestaties van de Nederlandse economie staan sterk onder invloed van externe factoren. De innovatiegraad van bedrijven en het succes van innovaties worden sterk bepaald door (internationale) marktontwikkelingen en strategische afwegingen die bedrijven daarbij maken. In de afgelopen jaren heeft de economische terugval als gevolg van de kredietcrisis een neerwaarts effect gehad op de investeringen in innovatie. Dat is zichtbaar bij de R&D-uitgaven van bedrijven. In 2010 liggen die (in absolute zin) nog 3% onder het niveau van 2008. Over 2011 zijn nog geen R&D-cijfers beschikbaar.
Kengetal |
Realisatie 2006 |
Realisatie 2007 |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
1. Innovation Union Scoreboard |
||||||
Positie van Nederland binnen EU27-landen1 |
10e |
10e |
10e |
9e |
8e |
7e |
Bron: Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2011, 2012 voor realisaties over de periode 2007–2011; Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2010, 2011 voor realisatie over 2006. |
||||||
2. R&D-uitgaven private sector als % van het BBP 2 |
||||||
Nederland |
1,01 |
0,96 |
0,89 |
0,86 |
0,87 |
nnb |
EU27-gemiddelde |
1,19 |
1,20 |
1,21 |
1,26 |
1,25 |
nnb |
OESO-gemiddelde |
1,61 |
1,64 |
1,69 |
1,68 |
nnb |
nnb |
3. R&D-uitgaven publieke sector als % van het BBP2 |
||||||
Nederland |
0,87 |
0,85 |
0,88 |
0,96 |
0,96 |
nnb |
EU27-gemiddelde |
0,65 |
0,66 |
0,68 |
0,75 |
0,76 |
nnb |
OESO-gemiddelde |
0,65 |
0,65 |
0,65 |
0,72 |
nnb |
nnb |
Bron voor R&D-uitgaven private en publieke sector: R&D-statistieken van CBS, Eurostat en OECD. Cijfers voor Nederland: CBS, StatLine databank, 2012; cijfers voor EU27-gemiddelde: Eurostat, Statistics Database, 2012; cijfers voor OECD-gemiddelde: OECD, Main Science and Technology Indicators 2011/2, 2012. |
||||||
4. Aangevraagde Europese octrooien per miljoen personen van de beroepsbevolking3 |
||||||
Nederland |
855 |
808 |
827 |
756 |
666 |
632 |
EU27-gemiddelde |
249 |
257 |
267 |
252 |
271 |
261 |
Bron: European Patent Organisation, European patent applications filed with the EPO ( http://www.epo.org/about-us/statistics/patent-applications.html ) voor aantal aangevraagde Europese octrooien en AMECO database van Europese Commissie voor omvang van de beroepsbevolking. |
||||||
5. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB |
||||||
Nederland |
24% |
– |
24% |
– |
nnb |
– |
6. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en /of private partijen |
||||||
Nederland |
34% |
– |
36% |
– |
nbb |
– |
Bron voor kengetallen betrekking hebbend op innoverende bedrijven: innovatie-enquêtes van CBS; cijfers over 2010 verkregen van CBS, voor andere jaren te ontlenen aan StatLine-databank (de cijfers komen tweejaarlijks beschikbaar, over de even jaren). |
Het Innovation Union Scoreboard is de opvolger van het European Innovation Scoreboard. De methodiek daarin verschilt van de methodiek zoals die ten tijde van de begroting voor 2011 gold in het European Innovation Scoreboard, bij deze eerdere methodiek had Nederland in de jaren 2004–2009 een stabiele 11e positie.
Het betreft hier de sector van uitvoering van R&D en niet de sector van financiering van R&D. De cijfers over 2009 en 2010 zijn voorlopig. Bij het cijfer over 2010 geldt dat zowel de omvang van de R&D-uitgaven in de teller als de omvang van het bruto binnenlands product (BBP) in de noemer nog voorlopig is. Bij het cijfer over 2009 is alleen het BBP in de noemer nog voorlopig. In de begroting voor 2011 is voor de R&D-uitgaven in de private sector als % van het BBP het getal 0,88 opgenomen voor 2008. Het definitieve cijfer hiervoor komt uit op 0,89, vanwege een lichte neerwaartse bijstelling door het CBS van het BBP. Cijfers over 2011 voor Nederland en het EU27-gemiddelde komen beschikbaar in november 2012. Cijfers voor het OESO-gemiddelde kennen een grotere vertraging. In de zomer van 2012 (naar verwachting in juli) komt het OESO-gemiddelde over 2010 beschikbaar, een jaar later het OESO-gemiddelde over 2011
De hier weergegeven cijfers over 2006–2009 wijken in geringe mate af van de cijfers die eerder in de begroting voor 2011 zijn weergegeven. Zowel het aantal aangevraagde Europese octrooien in de teller als de omvang van de beroepsbevolking in de noemer is licht bijgesteld ten opzichte van de gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de begroting voor 2011.
Toelichting
In het Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie zijn de innovatieprestaties van EU-landen gemeten aan de hand van 24 indicatoren. Een samengestelde indicator geeft de positie van een land weer bij het totaal van die indicatoren. Bij die samengestelde indicator is Nederland gestegen van een 9e positie in 2010 naar een 7e positie in 2011. Nederland scoort bovengemiddeld bij onder andere de publieke R&D-uitgaven, het aantal publiek-private co-publicaties, het aantal aangevraagde octrooien, de omvang van licentie- en patentopbrengsten uit het buitenland en het aantal geregistreerde handelsmerken. Nederland heeft een benedengemiddelde score bij onder andere de private R&D-uitgaven, het aantal (technologisch) innoverende MKB-bedrijven, het aantal bedrijven dat niet-technologische veranderingen heeft doorgevoerd en de omzet die bedrijven behalen met nieuwe en verbeterde producten.
De R&D-uitgaven in de private sector bedroegen volgens voorlopige cijfers van het CBS 0,87% van het BBP in 2010. Dat percentage is licht gestegen ten opzichte van 2009. In de private en publieke sector tezamen zijn de R&D-uitgaven gestegen van 1,82% naar 1,83% van het BBP. Dat percentage blijft nog sterk achter bij de doelstelling van 2,5% van het BBP die het kabinet hiervoor het afgelopen jaar heeft geformuleerd in het Nationaal Hervormingsprogramma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-20, nr. 531).
De kengetallen brengen ook tot uitdrukking dat Nederland internationaal zeer hoog scoort bij het aantal aangevraagde Europese octrooien. De hoge score op Europese octrooien is mede het gevolg van de aanwezigheid in Nederland van de hoofdkantoren van enkele kennisintensieve bedrijven. De sterke positie van Nederland is de laatste jaren wel verzwakt. Voor de jaren 2009–2010 kan dat hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een strategische verandering in de bedrijfsactiviteiten van Philips, dat voor een sterkere focus op medische apparatuur heeft gekozen. Hierdoor zijn er minder octrooien aangevraagd op het gebied van consumentenelektronica. In 2011 is het aantal aangevraagde octrooien bij Philips slechts licht gedaald. Er is nader onderzoek nodig voor een verklaring van de daling die zich in dat jaar bij andere bedrijven heeft voorgedaan. Dat zal in samenwerking met Octrooicentrum NL worden uitgevoerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
580 719 |
955 149 |
784 322 |
969 465 |
890 520 |
78 945 |
Uitgaven |
552 026 |
673 344 |
728 971 |
878 128 |
809 210 |
68 918 |
programma |
488 653 |
603 668 |
647 654 |
796 086 |
736 915 |
59 171 |
OD 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten |
93 968 |
108 806 |
120 591 |
116 154 |
123 786 |
– 7 632 |
– Innovatievouchers |
15 630 |
14 934 |
20 001 |
13 490 |
16 549 |
– 3 059 |
– Innovatie Prestatie Contracten |
26 157 |
26 117 |
32 067 |
30 207 |
24 072 |
6 135 |
– Innovatiekredieten |
2 500 |
16 905 |
19 102 |
35 786 |
39 328 |
– 3 542 |
– Syntens |
32 740 |
32 967 |
33 038 |
32 506 |
32 786 |
– 280 |
– Eurostars |
558 |
1 298 |
2 243 |
4 165 |
6 100 |
– 1 935 |
– Seed |
15 590 |
16 560 |
14 081 |
4 951 |
– 4 951 |
|
– SKB |
793 |
25 |
59 |
|||
OD 2: Topprestaties op innovatiethema’s |
381 584 |
482 212 |
520 770 |
675 929 |
607 569 |
68 360 |
– Innovatieprogramma’s1 |
116 696 |
158 255 |
214 221 |
228 650 |
218 507 |
10 143 |
– Kenniswerkers/High Tech Topprojecten |
42 833 |
70 421 |
20 032 |
20 032 |
||
– Lucht- en ruimtevaart |
73 656 |
99 381 |
88 728 |
133 072 |
88 843 |
44 229 |
– Institutioneel onderzoek |
65 867 |
46 367 |
61 999 |
211 116 |
214 177 |
– 3 061 |
– Internationaal innoveren |
54 086 |
33 958 |
22 099 |
12 467 |
3 964 |
8 503 |
– Overig2 |
71 279 |
101 418 |
63 302 |
70 592 |
82 078 |
– 11 486 |
Algemeen |
13 101 |
12 650 |
6 293 |
4 003 |
5 560 |
– 1 557 |
– Bijdragen aan diverse organisaties |
6 908 |
8 168 |
2 931 |
677 |
2 423 |
– 1 746 |
– Onderzoek en Ontwikkeling |
6 193 |
4 482 |
3 362 |
3 326 |
3 137 |
189 |
Apparaat |
63 371 |
69 678 |
81 313 |
82 041 |
72 295 |
9 746 |
– Personeel Innovatie |
6 204 |
5 686 |
5 098 |
4 928 |
6 431 |
– 1 503 |
– Bijdrage aan Agentschap NL |
57 167 |
63 992 |
76 215 |
77 113 |
65 864 |
11 249 |
Ontvangsten |
172 151 |
197 737 |
180 311 |
44 462 |
42 519 |
1 943 |
Ontvangsten Rijksoctrooiwet |
32 053 |
33 394 |
31 287 |
31 596 |
29 212 |
2 384 |
Ontvangsten innovatiekredieten |
469 |
– 469 |
||||
Ontvangsten Eurostars |
443 |
1 060 |
1 250 |
– 190 |
||
Ontvangsten TOP |
18 669 |
8 069 |
7 575 |
5 412 |
10 000 |
– 4 588 |
Ontvangsten luchtvaartkredietregeling |
278 |
1 861 |
1 861 |
|||
Diverse ontvangsten |
6 530 |
4 096 |
12 057 |
4 533 |
1 588 |
2 945 |
Ontvangsten uit het FES fonds |
114 899 |
152 178 |
128 672 |
Overig bestaat met name uit Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s, bijdrage aan instituten en overige kredieten.
Toelichting op de verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte verklaard door:
– De ophoging voor nanotechnologie € 125 mln in verband met de vertraagde committering van NanonextNL (FES project High Tech Systemen en Materialen).
– Daarnaast is de verplichtingenruimte voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium opgehoogd, omdat in verband met de overgang van het penvoerderschap van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu naar het Ministerie van EL&I, het in 2010 niet meer is gelukt om de verplichting voor het jaar 2011 aan te gaan (€ 25 mln). Deze verplichting is daarom in 2011 aangegaan.
– Ook is € 23 mln budget overgekomen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de Maatschappelijke Innovatie Agenda-veiligheid.
– Tevens is het verplichtingenbudget voor het ruimtevaartproject Tropomi (€ 30 mln) opnieuw beschikbaar gesteld, omdat de start van de C/D fase een jaar vertraagd is doordat de onderhandelingen langer duurden.
Toelichting op de programma-uitgaven
Operationele doelstelling 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten
Innovatievouchers
De lagere realisatie met € 3 mln bij de subsidieregeling Innovatievouchers wordt veroorzaakt doordat deze regeling in 2011 is stopgezet vanwege het kabinetsbesluit om het aantal subsidieregelingen te verminderen. Er zijn in 2011 geen nieuwe vouchers uitgegeven. Het voor 2011 gereserveerde budget is toegevoegd aan het budget voor de Innovatie Prestatie Contracten waardoor die regeling verruimd kon worden. De vouchers uit 2010 konden tot midden 2011 ingewisseld worden. Er is om die reden geen realisatie 2011 opgenomen voor dit instrument.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Verzilveringspercentage innovatievouchers |
62,3%1 |
60,8%1 |
Programma beëindigd |
– |
Bron: Agentschap NL
Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)
De hogere realisatie bij de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) wordt onder andere veroorzaakt door het overgehevelde budget vanuit Innovatievouchers en doordat het ritme van uitfinancieren is gewijzigd in 2011. Voorheen werden subsidieverzoeken in 3 jaar uitbetaald, dat is gewijzigd naar volledige uitbetaling in het jaar waarin de aanvraag is toegekend.
In 2011 is het IPC verplichtingenbudget van € 26 mln verhoogd tot een totaal van € 30 mln. Er is in 2011 een tender uitgezet van € 15 mln. Hiermee werden 30 IPC-aanvragen met in totaal 454 MKB-bedrijven gehonoreerd. Verder zijn er 25 aanvragen voor Verkenning van samenwerking toegekend met een budget van € 0,7 mln en 6 Verkenningen Internationale samenwerking voor een totaalbedrag van eveneens € 0,7 mln. De streefwaarde voor 2011 van 150 bedrijven is daarmee ruimschoots bereikt en is in lijn met de verhoging van het budget.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal betrokken bedrijven bij IPC’s |
623 |
824 |
452 |
150 |
Bron: Agentschap NL
Seed
De verlaagde realisatie wordt veroorzaakt door het overhevelen van middelen naar artikel 3 waar de Seed-regeling nu wordt geraamd en verantwoord.
Innovatiekredieten
Bij het Innovatiekrediet wordt een indicator gebruikt die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven er worden ondersteund met innovatiekredieten. De streefwaarde hiervan voor 2011 is vastgesteld op € 137 mln. Op basis van de toegekende innovatiekredieten in 2011 is een indicator-waarde bereikt van € 144 mln. Door een grotere financiële bijdrage vanuit de ondernemingen dan de voorziene 35 % is deze streefwaarde overtroffen.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Omvang van de private R&D-uitgaven ondersteund met een innovatiekrediet |
€ 111 mln |
€ 144 mln |
€ 144 mln |
€ 137 mln |
Bron: EL&I
Syntens
Syntens is het landelijk netwerk dat tot doel heeft het Midden en Klein Bedrijf aan te zetten tot succesvol innoveren. Syntens geeft voorlichting, activeert en ondersteunt op het gebied van innovatie. Syntens had per ultimo september ruim 5 000 bedrijven geactiveerd en ruim 16 000 voorgelicht. Het percentage nieuwe klanten lag rond de 40%. In 2011 heeft Syntens een actieve rol gespeeld bij de IPC-regeling door ondersteuning van IPC-penvoerders en IPC-deelnemers. In 2011 is het besluit genomen om Syntens te fuseren met de Kamers van Koophandel en tot één ZBO Ondernemerspleinen te komen per januari 2014. De voorbereidingen voor deze fusie zijn in 2011 gestart. Innovatiestimulering zal een van de wettelijke taken van het nieuwe Zelfstandig Bestuursorgaan worden. Het klanttevredenheidscijfer voor Syntens is in 2011 uitgekomen op een 7,9. Dit is in overeenstemming met het streefcijfer voor 2011.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid Syntens |
7,9 |
8,0 |
7,9 |
8,0 |
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Syntens, Jaarrapport 2011
Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)
De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting. Het totale WBSO-budget bedroeg in 2011 € 878 mln. Daarvan was € 8 mln voor de aftrek voor zelfstandigen. Het budget voor de afdrachtvermindering is in 2011 structureel verhoogd met € 233 mln om het gestegen gebruik van de regeling te accommoderen. Daarnaast is er in 2011 incidenteel € 155 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 60 mln in het kader van lastenverlichting. Het incidentele budget is ingezet om alle parameters van de WBSO op het niveau van de crisismaatregelen in 2010 te handhaven. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is gegroeid van 19 450 in 2010 naar 20 507 in 2011. Daarbij is het aantal aanvragers dat gebruik maakt van de startersfaciliteit gedaald van 4 180 in 2010 naar 4 040 in 2011.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal aanvragers met toegekende WBSO |
16 620 |
19 450 |
20 507 |
16 620 |
Aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt |
3 430 |
4 180 |
4 040 |
3 430 |
Bron: Agentschap NL
Operationele doelstelling 2: Topprestaties op innovatiethema’s
Topprestaties op innovatiethema’s
2011 heeft in het teken gestaan van de uitwerking van het nieuwe bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. Voor de negen topsectoren, inclusief de doorsnijdende thema’s nanotechnologie, ICT en biobased economy, zijn lange termijn actie agenda’s opgesteld. Door middel van voorstellen voor innovatiecontracten (opgeleverd ultimo 2011) is op vraaggestuurde wijze (door topteams bestaande uit bedrijven, Midden- en Kleinbedrijf, kennisinstellingen en de overheid) een koers neergezet voor het vergroten van het innovatief vermogen. Een essentieel onderdeel hiervan wordt gevormd door de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s). Deze bouwen voort op succesvolle privaatpublieke samenwerkingsverbanden. In het voorjaar van 2012 zal besluitvorming plaatsvinden over de PPS-constructies in innovatiecontracten die daarmee worden verankerd in het bredere bedrijfslevenbeleid.
Instrumenten en activiteiten
Innovatieprogramma’s
Het nieuwe beleid betekent ondermeer minder subsidies en meer fiscale instrumenten, een ruimere toegang tot bedrijfsfinanciering en een betere benutting van de kennisinfrastructuur door het bedrijfsleven. Investeringen in innovatieprogramma's zijn in 2011 sterk afgebouwd. De netwerken uit de programma's komen terug in de innovatiecontracten van de topsectoren, die daarmee het belang van veel PPS-programma's onderstrepen.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal deelnemers in innovatieprogramma's1 |
4 100 |
6 100 |
6 150 |
4 000 |
Totale R&D investeringen in innovatieprogramma’s (of programmatische aanpak)2 |
€ 743 mln |
€ 593 mln |
€ 374 mln |
€ 450 mln |
Bron: Agentschap NL
Het aantal van 6 150 is een behoudende schatting van het aantal partijen dat betrokken is bij de innovatieprogramma’s, inclusief deelnemers aan workshops et cetera. Dit getal geeft een indicatie van de omvang van het totale netwerk dat met de innovatieprogramma’s wordt versterkt.
Dit betreft de totale R&D-investeringen in innovatieprogramma’s (de totale publieke en private investeringen in R&D in 2011 zoals zichtbaar binnen de regelingen (inclusief Technologische Topinstituten) van de innovatieprogramma’s. De streefwaarde voor 2011 is niet gehaald, omdat een belangrijk deel van de programmatische aanpak (de subsidietenders) in 2011 is stopgezet.
De overheid als opdrachtgever voor innovatie
In 2011 heeft de eerste meting van de rijksbrede prestatie-indicator voor de overheid als innovatiebevorderende klant plaatsgevonden. Hieruit kwamen precies 20 innovatiegerichte aanbestedingen conform de streefwaarde. Het kabinet heeft in 2011 besloten om zich vanaf 2012 te richten op het besteden van 2,5% van het totale inkoopbudget van rijks- en locale overheid aan innovatiegericht inkopen. Dit is een richtgetal en geen formele streefwaarde. De formele streefwaarde blijft 20 innovatiegerichte aanbestedingen. Het bereiken van de 2,5% wordt gestimuleerd via acht boegbeeldprogramma’s op inkoopthema’s, in relatie tot het topsectorenbeleid.
In 2011 zijn 2 Small Business Innovation Research (SBIR) programma’s gestart. Dat is minder dan in 2010. In dat jaar zijn vier departementale SBIR’s gestart en 10 haalbaarheidsstudies voor de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) SBIR. In deze kabinetsperiode zijn geen nieuwe gelden meer beschikbaar.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie gerichte aanbestedingen |
– |
nnb |
26 |
20 |
Bron: PIANOo: Expertisecentrum aanbestedenI
Kenniswerkers/High Tech Topprojecten
Vanwege een langdurige staatssteunprocedure kon een High Tech Topproject niet meer in 2010 worden uitgefinancierd. In het kader van deze overlopende verplichting heeft de betaling in 2011 plaatsgevonden.
Lucht- en ruimtevaartbeleid
De hogere uitgaven worden veroorzaakt door een versnelling van € 14,8 mln in de kasuitgaven voor diverse lopende ruimtevaartposten (General Budget & Kourou en ARTES) op verzoek van European Space Agency (ESA) en € 9 mln voor de uitfinanciering van lopende verplichtingen van het voormalige Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR), die door het Ministerie van EL&I zijn overgenomen. Tevens was de kasbehoefte voor de C/D fase van TROPOMI in 2011 hoger dan geraamd (€ 21 mln).
Het specifieke luchtvaartbeleid van de beleidsperiode (2006–2010) is niet gecontinueerd en ook de programma's zijn niet voortgezet. Luchtvaart wordt ondergebracht onder de topsector High Tech Systemen en Materialen. Echter voor een aantal Strategische Research Programma’s, de Subsidie Ontwikkeling Vliegtuigbouw en de Civiele Vliegtuig Ontwikkelings (CVO)-programma’s zijn er nog lopende projecten ondersteund. Via het CVO zijn (in verband met overloop vanuit 2010) 5 projecten gehonoreerd, met een totaal krediet van € 23,2 mln.
Wat betreft ruimtevaart zijn de relevante mutaties toegelicht in de programma uitgaven. De geo-return bedroeg in 2011 1,09.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Ruimtevaart geo-return |
1,15 |
1,09 |
1,09 |
1,15 |
Bron: ESA
Internationaal innoveren
Bij Eureka is er voor € 8,3 mln meer aan kasbetalingen verricht op verplichtingen die meerdere jaren waren aangegaan.
Overig
De verlaagde realisatie betreft met name de aanpassing van de kasraming voor Besluit Subsidie Investeringen Kennisinfrastructuur (€ 6,8 mln) waarop minder declaraties zijn ontvangen dan oorspronkelijk geraamd en het stopzetten van de Innovatie Samenwerking Kredietregeling (€ 3,7 mln).
Europees programma: 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7)
In 2011 is onder het 7e kaderprogramma een groot aantal nieuwe oproepen voor projectvoorstellen voor excellent onderzoek en voor grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en technologische ontwikkeling geplaatst. Nederland heeft de relatief grote participatie in het kaderprogramma weten te behouden. Van 2007 tot en met 2011 hebben Nederlandse organisaties ongeveer € 1 600 mln aan subsidie toegezegd gekregen. Van het totale KP7-budget ging 6,7% naar Nederlandse onderzoekers. Dit is hoger dan op basis van de Nederlandse bijdrage aan de EU te verwachten is (5,0%). Dit komt neer op een retour van 6,7%. Van dit bedrag is circa € 900 mln gegaan naar toegepast onderzoek dat aansluit bij de topsectoren. Van het bedrag dat Nederland retour heeft ontvangen, ging 20% naar het Nederlandse bedrijfsleven (8% groot bedrijfsleven en 12% MKB). De deelname van het Nederlandse bedrijfsleven aan het kaderprogramma is daarmee gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Deelname van het bedrijfsleven blijft echter een punt van aandacht, zowel in Nederland als binnen de gehele EU. Eind 2011 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor het Europese programma voor de financiering van onderzoek en innovatie van 2014 tot en met 2020, genaamd «Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie». Dit programma zal zich richten op het versterken van de kennisbasis en de concurrentiekracht en het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen.
Bijdrage aan TNO/GTI’s (institutioneel onderzoek)
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is als gevolg van het Regeerakkoord verantwoordelijk geworden voor TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI's). Als gevolg hiervan zijn de middelen voor TNO, Deltares, Marin en NLR van OCW en I&M naar de begroting van EL&I overgebracht. Het jaar 2011 stond voor TNO en de GTI's in het teken van de vormgeving en invulling van de rol van het toegepaste onderzoek in het bedrijfslevenbeleid van dit kabinet en met name in het tot stand komen van de Innovatiecontracten voor de topsectoren. De reeds langer bestaande vraagsturing is in 2011 onderdeel hiervan geworden. Enkele meer specifieke punten zijn:
– TNO is betrokken bij alle topsectoren. Daarnaast heeft TNO zijn mondiale betrokkenheid vergroot door onder meer een vestiging in Quatar ten behoeve van technologische ondersteuning van de oliewinning en als bruggenhoofd voor samenwerking en export en de initiëring van een kenniscentrum voor duurzame energie op Aruba. Tevens is de impactmeting op het Strategisch Plan 2007–2011 gereed gekomen.
– NLR is, naast het werk voor Defensie, betrokken bij de topsectoren High Tech en Logistiek. Een grote investering in 2011 betrof de upgrading van de Nederlands-Duitse windtunnel in Marknesse.
– Marin heeft in 2010 vanuit het FES middelen toegezegd gekregen voor de upgrading van een grote onderzoeksfaciliteit. Hiervoor zijn in 2011 nog betalingen verricht. Deze faciliteit is inmiddels in gebruik genomen. Marin zet zich actief in voor de topsector water (i.c. innovatiecontract maritiem).
– Deltares is betrokken bij de topsector water. Deltares heeft in 2011 het Strategisch Plan voor de periode 2012–2015 geformuleerd, waarin wordt ingespeeld op de uitgangspunten van de topsectorenaanpak, bijvoorbeeld op terreinen zoals waterveiligheid en beschikbaarheid van water en grondstoffen.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid cofinanciers bij kennisontwikkeling TNO |
7,6 |
7,2 |
nnb1 |
7,6 |
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek TNO
Netwerk Innovatie Attachés (voormalig netwerk van Technisch Wetenschappelijk Attachés)
Het Netwerk Innovatie Attaché werkt aan het verbeteren van het innovatievermogen van Nederland door kennisintensieve samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland te bevorderen. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid IA Netwerk |
– |
8,5 |
8,7 |
7,5 |
Bron: AgNL EVD Internationaal, Klanttevredenheidsonderzoek 3e kwartaal 2011
Kennisbescherming
Op initiatief van (onder meer) Nederland hebben Raad en Europees Parlement een besluit tot samenwerking op het terrein van het unitair octrooirecht vastgesteld. De besluitvorming over de daaruit voortvloeiende Verordening voor een unitair octrooi en een verdrag voor gemeenschappelijke octrooirechtspraak is inmiddels in een vergevorderd stadium.
Met het oog op de wijziging van de staatkundige inrichting van het koninkrijk is de octrooi- en merkenwetgeving aangepast en is de wet merken BES tot stand gekomen die van toepassing is in Caribisch Nederland. Het Beneluxbureau voor de Intellectuele Eigendom voert deze wet voor Nederland uit.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
De mutatie in het kader van de baten-lastendiensten betreft het budget voor de kosten voor uitvoering van regelingen door Agentschap NL. Het gaat daarbij voornamelijk om de overheveling van de uitvoeringskosten vanuit de beleidsbudgetten voor Eureka, HTAS EVT en het Innovatiekrediet.
Toelichting op de ontvangsten
Ontvangsten technische ontwikkelingsprojecten (TOP)
De lagere ontvangstenrealisatie wordt veroorzaakt doordat er minder is terugbetaald op in het verleden verstrekte kredieten voor technische ontwikkelingsprojecten (TOP). De hoogte van deze ontvangsten is afhankelijk van het commerciële succes van de projecten en daarmee moeilijk te voorspellen.
Diverse ontvangsten
De hogere ontvangstenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door terugontvangsten van Agentschap NL in verband met de eindafrekening 2010.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid NL-OC |
7,8 |
7,7 |
7,8 |
7,8 |
Bron: Marketresponse research & consultancy
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting |
Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid |
2.2 |
2011 |
2012 |
|
Effectenonderzoek ex post |
WBSO |
2.1 |
2011 |
2012 |
|
Innovatievouchers |
2.1 |
– |
– |
||
Actieprogramma Technopartner |
2.1 |
2012 |
2012 |
||
Innovatiekrediet |
2.1 |
2012 |
2012 |
||
Vraagsturing TNO/GTI’s |
2.2 |
2010 |
2011 |
TK, 32 637 nr. 2 |
|
Programmatische aanpak (Innovatieprogramma’s) |
2.2 |
2011 |
2012 |
TK, 31 985 nr. 7 |
|
Innovatieprogramma Food and Nutrition |
2.2 |
2011 |
2012 |
TK, 31 985 nr. 7 |
|
Innovatieprogramma Point One |
2.2 |
2011 |
2012 |
TK, 31 985 nr. 7 |
|
Stichting Technische Wetenschappen |
2.2 |
2011 |
2011 |
TK, 33 000 nr. 167 |
|
Syntens |
2.2 |
2012 |
2012 |
||
Overig evaluatieonderzoek |
Launching Customer/ Innovatiegericht inkopen |
2.2 |
Toelichting
– Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid. De opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het rapport eind 2011 nog niet afgerond. Het eindrapport wordt in de eerste helft van 2012 verwacht.
– WBSO: de opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het eindrapport eind 2011 nog niet gereed. Het eindrapport is in de eerste helft van 2012 gereed.
– Innovatievouchers: aanvankelijk was het voornemen om de innovatievouchers te evalueren in 2011. Besloten is echter om dat niet te doen aangezien de regeling in 2011 is stopgezet.
– Technopartner: in 2010 hebben de laatste toekenningen plaatsgevonden onder de vlag van het Actieprogramma TechnoPartner. Om ook enige resultaten van die laatste toekenningen mee te kunnen nemen en daarmee de kwaliteit van de eindevaluatie te vergroten, is besloten de eindevaluatie van 2011 te verplaatsen naar 2012.
– Innovatiekrediet: beoogd was het onderzoek eind 2011 te starten. Er is besloten het onderzoek uit te stellen omdat er prioriteit is gegeven aan het opzetten van de nieuwe regeling innovatiefonds MKB+ die begin 2012 van start is gegaan. Onderzoek wordt gestart begin 2012 en zal naar verwachting in 2e helft van 2012 worden afgerond.
– Programmatische aanpak: er is een evaluatie uitgevoerd van de Programmatische aanpak (het geheel van de innovatieprogramma’s) en bovendien zijn twee programma’s afzonderlijk geëvalueerd; Food en Nutrition en Point One. De resultaten zijn meegenomen in de brief over de innovatiecontracten die 2 april naar de Kamer is gestuurd, TK, 32 637, nr. 32.
– Stichting Technische Wetenschappen (STW): conform de aankondiging in de EZ-begroting 2010 (TK, 32 123 XIII nr. 2, vergaderjaar 2009–2010) en de melding in het Jaarverslag EL&I 2010 (TK, 32 710 XIII nr. 1, vergaderjaar 2010–2011) is STW in 2011 geëvalueerd. In verband met de brede heroverwegingen is de start van dit onderzoek destijds uitgesteld.
– Syntens: de evaluatie van Syntens is uitgesteld tot 2012 in verband met het Kabinetsvoornemen om Syntens per 1 januari 2014 te fuseren met de Kamers van Koophandel tot één organisatie Ondernemerspleinen. De vorige evaluatie van Syntens vond plaats in 2007 en is in februari van 2008 aan de Tweede Kamer gemeld (TK, 31 200 XIII nr. 47).
– Launching Customer/Innovatiegericht inkopen: het aangekondigde onderzoek wordt niet meer uitgevoerd.
Algemene doelstelling
De fundamenten van het Nederlandse ondernemingsklimaat zijn ten opzichte van het buitenland goed op orde en de afgelopen jaren op onderdelen verbeterd 36. Zo kent Nederland een relatief hoge arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie, een relatief hoog opgeleide beroepsbevolking en een relatief lage werkloosheid. Verder vertoont het ondernemerschap in Nederland al jaren een stijgende trend. Zo is het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is geworden in Nederland de afgelopen jaren toegenomen en ook verbeterd ten opzichte van het buitenland, Nederland is zelfs ondernemender dan de VS. Ook zijn we koploper in de EU op het gebied van aankomende en startende ondernemers 37. Op de ranglijst van het World Economic Forum (WEF)38 is Nederland in 2011 gestegen van een 8e naar een 7e plaats. De ambitie is echter om een top 5 positie te bereiken. Het nieuwe bedrijvenbeleid van dit kabinet geeft hier invulling aan. Met dit beleid schept het kabinet de ruimte voor bedrijven – groot en klein – om te ondernemen, te innoveren, te investeren en te exporteren. Dit gebeurt door overbodige en knellende regels te schrappen, door te zorgen voor goede financieringsmogelijkheden, een laagdrempelige toegang voor ondernemers tot informatie en advies en minder specifieke subsidies in ruil voor lastenverlichting. Hiernaast richt het bedrijvenbeleid zich op versterking van de topsectoren van de Nederlandse economie. Dit gebeurt door een nieuwe aanpak, waarin de gouden driehoek van ondernemers, onderzoekers en de overheid gezamenlijk werken aan het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen. Ondernemers en onderzoekers zitten aan het stuur, de overheid inspireert, faciliteert en brengt partijen bij elkaar en borgt uiteraard publieke belangen. Tien topteams hebben in 2011 ambitieuze agenda’s opgesteld voor de versterking van hun sector. Het kabinet heeft op 13 september 2011 aangegeven de agenda’s op hoofdlijnen over te nemen en de topteams gevraagd om hun agenda’s verder uit te werken en te concretiseren. Eind 2011 hebben de topteams in dit kader voorstellen ingediend voor human capitalagenda’s en innovatiecontracten.
Kengetallen |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Ambitie |
---|---|---|---|---|
Global Competitiveness Index |
Ambitie In 2020 een top-5-positie |
|||
– Positie van Nederland |
10e |
8e |
7e |
|
Bron: World Economic Forum, Global Competitiveness Report 2011–2012, 2011 |
||||
Investeringsquote van bedrijven |
||||
– Nederland1 Bron: CPB |
14,1% |
13,5% |
14½% |
|
Doing Business Index Wereldbank |
||||
– Positie van Nederland |
29e |
29e |
31e |
|
Bron: Doing Business report 2011 |
||||
Ondernemersquote Bron: EIM |
||||
– Nederland2 |
12,1% |
12,2% |
12,2% |
|
– EU-15-gemiddelde |
12,1% |
nnb |
nnb |
|
Bron: Internationale benchmark ondernemerschap, 2011 |
||||
TEA-index |
||||
– Nederland |
7,2% |
7,2% |
8,2% |
|
Bron: GEM, Global Entrepreneurship Monitor, 2011 |
||||
Aandeel snelle groeiers |
Realisatie 2003/2006 |
Realisatie 2004/2007 |
Realisatie 2005/2008 |
|
Nederland |
7,2% |
11,0% |
13,0% |
|
Bron: EIM, Internationale benchmark ondernemerschap, 2011 |
De cijfers van 2009 en 2010 zijn aangepast ten opzichte van jaarverslag 2010, naar aan leiding van herziene cijfers van het CPB
Toelichting
Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index (GCI) van het World Economic Forum (WEF). De ambitie is echter om een top-5 positie te bemachtigen. Dat is nog niet bereikt, maar in 2011 zijn we gestegen naar plaats 7. Op de Doing Business Index van de Wereldbank is Nederland 2 plaatsen gezakt, voornamelijk omdat het ondernemingsklimaat in andere landen sneller is verbeterd dan in Nederland.
De ondernemersquote (het aandeel ondernemers in Nederland) is gestegen van 10,7% in 2004 naar 12,2% in 2011. Het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is, is sterker toegenomen dan in andere EU-landen en ligt nu rond het EU-gemiddelde. De Total Entrepreneurial Activity (TEA) index (het aandeel aankomende en startende ondernemers) is in 2011 gestegen naar 8,2%, daarmee scoren we wereldwijd een 3e plaats. Onderzoek van Van Stel en Van Praag 41 heeft uitgewezen dat Nederland nu rond het optimale niveau zit qua aantal ondernemers. De komende jaren zal de nadruk dan ook meer komen te liggen op kwalitatieve aspecten van ondernemingen.
De ondernemersquote en de TEA-index meten vooral de kwantiteit van het ondernemerschap. Om een beeld te krijgen meer kwalitatieve aspecten van het ondernemerschap kijken we naar de investeringsquote en het aandeel snelle groeiers. Juist ondernemingen die investeren en groeien blijken een positief effect te hebben op economische groei en werkgelegenheid. De investeringen door Nederlandse bedrijven zijn gestegen in 2011. Het CPB verwacht dat de investeringen licht zullen stijgen naar 14¾% in 2012, hoewel dit gezien de dalende conjunctuur in de praktijk lager uit zou kunnen gaan vallen. Het aantal snelle groeiers is na de forse stijging vorig jaar ook dit jaar gestegen naar 13,0%. Internationaal gezien scoren we echter nog steeds middelmatig, waar we een aantal jaar geleden nog fors achterliepen. Dit laat zien dat het ondernemings- en vestigingsklimaat ook voor groeiende ondernemingen is verbeterd de afgelopen jaren.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
1 143 996 |
1 183 684 |
1 867 285 |
1 343 832 |
2 252 034 |
– 908 202 |
Waarvan garantieverplichtingen |
624 488 |
862 412 |
1 459 543 |
1 192 913 |
1 935 000 |
– 742 087 |
Uitgaven |
319 739 |
415 862 |
372 707 |
415 372 |
490 134 |
– 74 762 |
programma |
300 741 |
392 801 |
345 954 |
386 269 |
471 817 |
– 85 548 |
OD 1: Bevorderen level playing field |
19 802 |
24 062 |
19 863 |
19 517 |
37 969 |
– 18 452 |
– Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (garantieverplichting) |
9 000 |
– 9 000 |
||||
– Innovatieregeling Scheepsbouw |
6 254 |
5 646 |
5 762 |
10 079 |
9 500 |
579 |
– BSRI |
13 112 |
18 093 |
14 006 |
9 438 |
19 469 |
– 10 031 |
– Codema-regeling |
436 |
323 |
95 |
|||
– OD 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap |
53 921 |
143 287 |
133 845 |
153 140 |
179 761 |
– 26 621 |
– BBMKB (garantieverplichting) |
30 204 |
55 561 |
64 534 |
73 605 |
27 377 |
46 228 |
– Groeifinancieringsfaciliteit/GO (garantieverplichting) |
48 123 |
8 750 |
14 308 |
72 000 |
– 57 692 |
|
– Microkredieten |
4 973 |
9 930 |
5 151 |
851 |
4 928 |
– 4 077 |
– Actieplan Veilig Ondernemen |
453 |
2 867 |
17 447 |
8 224 |
3 508 |
4 716 |
– Ondernemerschap en Onderwijs |
2 645 |
12 816 |
21 151 |
16 768 |
17 933 |
– 1 165 |
– Valorisatie |
11 198 |
15 298 |
– 4 100 |
|||
– Seed |
10 507 |
25 295 |
– 14 788 |
|||
– Bevorderen Ondernemerschap |
6 841 |
6 164 |
10 459 |
10 730 |
7 656 |
3 074 |
– Bijdragen aan instituten |
8 805 |
7 826 |
6 353 |
6 167 |
4 781 |
1 386 |
– Afwikkeling BBH-regeling |
1 4831 |
1 2171 |
9751 |
782 |
985 |
– 203 |
OD 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen in (inter)nationaal concurrerende clusters |
219 419 |
217 813 |
186 503 |
204 711 |
250 810 |
– 46 099 |
– Pieken in de Delta 2 |
29 444 |
65 165 |
100 530 |
107 393 |
165 876 |
– 58 483 |
– Europese structuurfondsprogramma’s |
37 655 |
16 873 |
33 328 |
59 437 |
41 762 |
17 675 |
– Bedrijventerreinen |
15 212 |
37 741 |
24 331 |
2 784 |
27 929 |
– 25 145 |
– Regionale ontwikkelingsmaatschappijen |
8 616 |
31 841 |
7 751 |
8 034 |
7 295 |
739 |
– Andere gebiedsgerichte bijdragen |
110 684 |
47 702 |
3 066 |
8 642 |
7 898 |
744 |
– Toerisme |
17 808 |
18 491 |
17 497 |
18 421 |
17 650 |
771 |
– Subsidietaakstelling |
– 17 600 |
17 600 |
||||
Algemeen |
7 599 |
7 639 |
5 743 |
8 901 |
3 277 |
5 624 |
– Onderzoek en Ontwikkeling |
7 599 |
7 639 |
5 743 |
8 901 |
3 277 |
5 624 |
Apparaat |
18 996 |
23 060 |
26 753 |
29 103 |
18 317 |
10 786 |
– Personeel Ondernemen |
12 317 |
13 122 |
13 823 |
16 824 |
13 442 |
3 382 |
– Bijdrage aan Agentschap NL |
6 679 |
9 938 |
12 930 |
12 279 |
4 875 |
7 404 |
Ontvangsten |
40 215 |
56 109 |
108 405 |
77 797 |
105 772 |
– 27 975 |
Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid |
2 282 |
3 247 |
13 082 |
24 822 |
24 822 |
|
Ontvangsten BBMKB |
26 753 |
20 106 |
26 519 |
32 674 |
25 230 |
7 444 |
Ontvangsten Groeifinancieringsfaciliteit/GO |
556 |
2 382 |
9 662 |
15 156 |
68 000 |
– 52 844 |
Ontvangsten garantieregeling Scheepsbouw |
10 000 |
– 10 000 |
||||
Ontvangsten uit het FES fonds |
2 645 |
19 816 |
53 548 |
|||
Diverse ontvangsten |
7 978 |
10 559 |
5 594 |
5 146 |
2 542 |
2 604 |
Ontvangsten oud beleid |
2 584 1) |
862 1) |
548 1) |
Afwikkeling BBH-regeling en ontvangsten oud beleid werden t/m 2010 op artikel 23 verantwoord.
Toelichting op de verplichtingen
De lagere realisatie bij de verplichtingen wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door:
– Geen realisatie bij de Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (€ 1 mld). Eind 2010 heeft de Europese Commissie (EC) ingestemd met een gewijzigde opzet van de oorspronkelijke regeling. De gestelde voorwaarden werden echter als te zwaar gezien en hebben in 2011 tot nader overleg met de EC geleid. Als gevolg daarvan is tot nu toe geen gebruik gemaakt van de regeling.
– Bij de BMKB is het garantieplafond in 2011 opgehoogd in verband met de toegenomen vraag naar het instrument tijdens de laagconjunctuur en de verruimde voorwaarden van de regeling (€ 144 mln).
– Verder is er een bijstelling geweest bij de Garantie Ondernemingsfinanciering. De bijstelling bij de GO betreft enerzijds het opnieuw beschikbaar stellen van onbenutte garantieruimte uit 2010 in 2011 bij Miljoenennota. Hiervan is € 268 mln benut in 2011.
Toelichting op de programma-uitgaven
Operationele doelstelling 1: Bevorderen level playing field
Om te zorgen voor een eerlijk speelveld (level playing field) heeft EL&I in 2011 gewerkt aan het wegnemen van marktverstoringen als gevolg van het optreden van overheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de inzet in EU- en WTO-verband (zie ook artikel 1 en 5), maar ook om specifieke (bilaterale) contacten en interventies in binnen- en buitenland. De zorg voor een eerlijk speelveld is ook een belangrijk thema in de agenda's van de topsectoren (onder andere Agro&Food, Chemie en High Tech Systems en Materialen). Als reactie hierop heeft het kabinet onder andere besloten om de capaciteit van het Meldpunt Handelsbelemmeringen (voorheen Crashteam Oneerlijke Concurrentie) te vergroten (zie artikel 5), nationale koppen op EU-regelgeving op te sporen en te verwijderen en te zorgen dat er geen nationale koppen bijkomen. In aanvulling op deze algemene lijn is het soms ook noodzakelijk om de verstoring op nationaal niveau te repareren via gerichte maatregelen. In 2010 gold dit specifiek voor de defensiegerelateerde industrie en de scheepsbouw, waar mede door specifieke instrumenten ongewenste verstoringen in het speelveld van deze sectoren zijn tegengegaan. Hierdoor kon de orderportefeuille in deze sectoren op peil blijven. Ook heeft het kabinet als gevolg van de agenda van de topsector chemie zich in 2011 ingezet op verbetering van de werking van het Emission Trading System (ETS).
Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw
De oorzaak van het niet realiseren van uitgaven en ontvangsten is dat eind oktober 2010 de Europese Commissie heeft ingestemd met een gewijzigde opzet van de regeling. In 2011 heeft met banken en de scheepsbouwsector overleg plaatsgevonden over, de door de Europese Commissie aangegeven, voorwaarden. Op basis van dit overleg is aan de Europese Commissie gevraagd om herziening van de voorwaarden. Voorzien wordt dat de Europese Commissie hierover begin 2012 uitsluitsel geeft.
Innovatieregeling Scheepsbouw
In 2011 zijn in het kader van de Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw 9 aanvragen gehonoreerd met een totale subsidie van € 4,2 mln. Het beschikbare budget is hiermee volledig uitgeput. Hiermee wordt bij de Nederlandse scheepswerven voor € 56 mln aan scheepsbouwinnovatieprojecten gerealiseerd. Deze innovatieprojecten zijn onderdeel van orders met een totale omzet van bijna € 330 mln.
Besluit Subsidies Regionale Inversteringsprojecten (BSRI)
De lagere realisatie bij de BSRI is veroorzaakt door 1) opgelopen vertraging bij de projectrealisatie (4 projecten), 2) voorkeur van de subsidieaanvrager om af te rekenen bij definitieve vaststelling in een later jaar (2 projecten) en 3) definitieve subsidievaststelling in behandeling (3 projecten).
Defensie Industrie Strategie (DIS)
De DIS (TK, 31 125 nr. 1, verzonden 27 augustus 2008) beschrijft de mogelijkheden van de overheid om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse defensie gerelateerde industrie in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Hierbij zetten zowel het Ministerie van EL&I als het Ministerie van Defensie zich in voor een open, concurrerende internationale markt voor defensiematerieel, het bevorderen van de mogelijkheden voor de Nederlandse defensie gerelateerde industrie en het versterken van de concurrentiekracht van deze industrie op kansrijke gebieden.
Hoewel de tijdshorizon van de DIS 10 jaar is nopen de internationale ontwikkelingen, de beleidsbrief «Defensie na de kredietcrisis: een kleinere krijgsmacht in een onrustige wereld» en de implementatie van de EU-richtlijn 2009/81/EEG in de Aanbestedingswet op het terrein van Defensie en Veiligheid tot een evaluatie en actualisatie van de DIS.
Compensatiebeleid
Met het compensatiebeleid wordt verzekerd dat de aanschaf door het Ministerie van Defensie van buitenlands defensiematerieel voor 100% wordt gecompenseerd met orders voor de Nederlandse industrie. Hierbij streeft EL&I naar een zo hoog mogelijk percentage opdrachten voor het defensie gerelateerde bedrijfsleven. De implementatie van de EU-richtlijn 2009/81/EEG in de Aanbestedingswet op het terrein van Defensie en Veiligheid zal tot een aanpassing van het compensatiebeleid leiden.
In 2011 is voor € 388 mln aan compensatieverplichtingen ingevuld, waarmee het 5-jaars voortschrijdende gemiddelde komt op € 532 mln. Vanwege het projectmatige karakter vertoont de gerealiseerde compensatie een schommeling over opeenvolgende jaren.
Prestatie-Indicatoren |
Basiswaarde |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen |
€ 557 (520) mln |
€ 552 (566) mln |
€ 482 (548) mln |
€ 388 (532) mln |
Minimaal € 450 mln gemiddeld over 5 jaar |
Bron: Compensatie administratiesysteem EL&I
De indicator geeft het bedrag weer waarmee buitenlandse industriële partijen, door middel van bestedingen bij Nederlandse bedrijven, hun verplichtingen hebben vervuld jegens EL&I ter compensatie van aanschaffingen van buitenlands materieel door het ministerie van Defensie ( ) =5 jaars voortschrijdend gemiddelde.
Operationele doelstelling 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap
Het gaat goed met ondernemerschap in Nederland. De ontwikkelingen van de afgelopen jaren tonen aan dat het beleid gericht op het wegnemen van drempels en stimuleren van kansen zijn vruchten afwerpt. In 2011 is gewerkt aan het zorgen voor financiering voor ondernemers, en het opzetten van de ondernemerspleinen, waar ondernemers op één adres al hun overheidszaken kunnen regelen.
Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf (BMKB)
De uitgaven en ontvangsten van de BMKB zijn in 2011 hoger dan geraamd. De hogere uitgaven zijn te wijten aan een hoger aantal faillissementen als gevolg van de economische en financiële crisis, waardoor in het verleden aangegane borgstellingsverplichtingen nu leiden tot schadedeclaraties. De hogere ontvangsten zijn het gevolg van de hogere benutting van de regeling in 2011, waardoor er ook meer afsluitprovisie voor borgstellingskredieten wordt ontvangen.
Medio 2011 is het plafond voor borgstellingskredieten verhoogd tot € 1 mld, waarvan € 909 mln ofwel 91% is uitgeput. De streefwaarde van 80% benutting van het oorspronkelijk plafond van € 765 mln is daarmee ruimschoots gehaald. De benutting hangt samen met de ontwikkeling van de conjunctuur en de risicoperceptie van de banken.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
BMKB-Benutting (in procenten) |
81% |
75% |
92% |
91% |
Minimaal 80% |
Bron: AgentschapNL
Groeifinancieringsfaciliteit / Garantie Ondernemersfinanciering (GO)
De benutting van de Groeifinancieringsfaciliteit is net als in voorgaande jaren laag. De uitgaven (schades) zijn daarom ook lager. De oorzaken voor de structureel lage benutting worden onderzocht in de beleidsevaluatie die in november 2011 is gestart. De benutting van de GO is lager dan voorzien en ook lager dan het voorgaande jaar. Hierdoor zijn minder premies ontvangen, waardoor de schades en afstorting aan de interne reserve (lees: uitgaven) ook lager uitvallen.
Van het garantiebudget Groeifinancieringsfaciliteit van € 170 mln voor 2011 is € 11,7 mln benut; de streefwaarde van € 80 mln benutting is daarmee niet gehaald. In 2011 is € 255,2 mln aan garanties onder de GO gefiatteerd.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Groeifinancieringsfaciliteit – jaarlijks bedrag aan afgesloten financieringscontracten |
€ 23 mln |
€ 10 mln |
€ 25 mln |
€ 12 mln |
€ 80 mln |
Bron: AgentschapNL
Microfinanciering
Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Microfinanciering bestaat uit een krediet tot € 35 000. Daarnaast krijgt de ondernemers begeleiding voor de start en coaching na de start van het bedrijf.
Juni 2011 is de evaluatie inclusief een besluit over voortzetting van de twee pilots om microkrediet landelijk beschikbaar te maken naar de Kamer gestuurd 46. Qredits is na afloop van de pilotperiode nog actief en zal vanaf november 2011 gedurende één jaar kredieten tot € 50 000 verstrekken. Om dit mogelijk te maken heeft EL&I een aanvullende subsidie van € 1,8 mln verleend aan stichting Microfinanciering en Ondernemerschap Nederland in de zomer van 2011. Het betreft een investeringssubsidie, om een business case voor coaching op te zetten, die zich vanaf medio 2014 zelf kan bedruipen.
De SZW-borgstellingsregeling was een tijdelijke regeling en is per 1 januari 2011 tot een eind gekomen.
In 2011 heeft Qredits 1 000 kredieten verstrekt. Dit is een verdubbeling van het aantal kredieten in 2010. Vanwege o.a. de kwaliteit van de ondernemersplannen heeft Qredits minder kredieten kunnen verstrekken dan de ambitie was, namelijk 1 200. Met de intensivering van de subsidie aan stichting Microfinanciering en Ondernemerschap Nederland zal er meer en betere begeleiding voor de start gerealiseerd worden, zodat de kwaliteit van de aanvragen zal toenemen.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Jaarlijks aantal verleende microkredieten |
– |
510 |
574 |
1 000 |
1 200 |
Bron: Qredits
Valorisatie, Onderwijs en Ondernemerschap
Programma Valorisatie heeft als doel meer en betere economische en maatschappelijke benutting van (met name) publiek gefinancierde kennis en richt zich op alle kennisdomeinen. De huidige Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE, onderdeel van TechnoPartner programma) en Centers of Enterpreneurship (CoE, onderdeel van actieprogramma Onderwijs en Ondernemen) regeling zijn hierin opgegaan. De subsidieregeling is per 1 juni 2010 opengesteld en gepubliceerd met een budget van € 25 mln voor het jaar 2010. In jaar 2011 is er opnieuw een budget van € 25 mln gepubliceerd. Er zijn in 2011 in totaal negen valorisatieplannen ingediend, waarvan vijf plannen gehonoreerd voor bij elkaar € 25 mln. Doordat het aantal ontvangen aanvragen bij Valorisatie is achter gebleven bij de oorspronkelijke raming zijn er in 2011 minder uitgaven gerealiseerd.
De afgelopen jaren is er een stevige basis gelegd in het onderwijs, vooral in het MBO en het hoger onderwijs, om jonge mensen te stimuleren in hun ondernemerschap en ondernemendheid. Hieraan heeft een stevige investeringsimpuls van de overheid ten grondslag gelegen, met name via de regelingen «Onderwijs Netwerk Ondernemen» en «Centers of Entrepreneurship». In het MBO is vanaf het schooljaar 2011 – 2012 het ondernemerschap via een certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap verankerd in de landelijke kwalificatiestructuur. De Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) is in 2011 gestart met de ontwikkeling van een bijzondere kenmerk «Ondernemendheid» in het hoger onderwijs. Vanaf 2012 kunnen opleidingen/instellingen het bijzonder kenmerk «Ondernemendheid» definitief aanvragen bij de NVAO.
Op 6 oktober heeft het kabinet haar ambities op het gebied van onderwijs en ondernemen aan de Tweede Kamer gestuurd.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Aantal nieuwe technostarters dat voortkomt uit de SKE-regeling |
197 |
494 |
4281 |
2102 |
180 |
Aantal participaties dat vanuit Seed-fondsen wordt gedaan in technostarters |
33 |
23 |
291 |
322 |
30 |
Bron: AgentschapNL
Seed
Er zijn in 2011 voldoende aanvragen ingediend, maar de ingediende (fonds)voorstellen waren veelal kwalitatief niet voldoende of onvolledig. Van de 11 aanvragen zijn er 3 gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 12 mln. Voornaamste knelpunt bij de andere aanvragen is dat zij meer tijd nodig hebben om privaat kapitaal aan te trekken. De verwachting is dat in 2012 deze voorstellen voor een groot deel wel van de grond komen.
Groeiversneller
In 2011 is een mid-term evaluatie gehouden door het Programma Groeiversneller in samenwerking met het CBS. Uit de evaluatie blijkt dat ondernemers die in 2009 aan het programma «groeiversneller» begonnen, in dat jaar 22 % meer omzet maakten dan ondernemers in de controlegroep. Ook de gemiddelde toename van het aantal medewerkers (+8 %) is veelzeggend. Daarnaast lieten de deelnemende ondernemers meer groei in het buitenland zien (+55 %) en gaven ze meer uit aan innovatie en productontwikkeling (+45 %).
Veiligheid
De regeling Veiligheid Kleine Bedrijven was ook in 2011 succesvol. De hogere realisatie wordt veroorzaakt doordat bedrijven sneller hun veiligheidsmaatregelen hebben getroffen en de subsidieaanvragen daarvoor hebben ingediend. Eerder was juist de verwachting dat dit langzamer zou verlopen.
Reeds half oktober was de subsidie voor alle 10 000 beveiligingsscans aangevraagd. De evaluatie van de regeling is in 2011 uitgevoerd en zal in het eerste kwartaal 2012 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
In 2011 zijn alle 13 pilotprojecten Winkelstraatmanagement in uitvoering genomen. Met een bijdrage van EL&I hebben 12 gemeenten in samenwerking met ondernemers een winkelstraatmanager aangesteld voor een periode van minimaal 2 jaar. In 2011 is ook begonnen met kennisuitwisseling om de winkelstraatmanagers zo effectief mogelijk te laten opereren richting ondernemers en gemeenten. Deze kennis en ervaring wordt gebundeld in een handboek winkelstraatmanagement dat in de eerste helft van 2012 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Verder zijn circa 55 nieuwe bedrijfsinvesteringszones (BIZ) experimenten gerealiseerd, waarmee het voor ondernemers mogelijk wordt om gezamenlijk te investeren in een veilige en aantrekkelijke bedrijfsomgeving waarbij alle ondernemers meebetalen. Dit brengt het totaal op ongeveer 90.
Tot slot is de regeling Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties geëvalueerd. Deze zal, samen met een brochure over lokale samenwerking voor veiligheid, in 2012 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Met deze regeling zijn 43 subsidies verleend aan publiek private samenwerkingen voor beveiligingsprojecten op bedrijventerreinen en winkelgebieden waar de onveiligheid een acute bedreiging vormde en waar een snelle en kordate aanpak noodzakelijk was.
Verminderen regeldruk
Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte departementale Administratieve Lasten-reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011.
In 2011 is voor de totale rijksoverheid een administratieve lastenvermindering gerealiseerd van in totaal € 503 mln, zijnde een reductie van per saldo 6,7% van de totale administratieve lasten. Belangrijke maatregelen die gerealiseerd zijn: het vervangen van veel milieuvergunningen door algemene regels, het vereenvoudigen van belastingaangiften en een vereenvoudigde declaratiesystematiek in de zorg. Het verschil ten opzichte van de geraamde reductie wordt verklaard doordat invoering van het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering van het BV recht met een jaar is doorgeschoven.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Administratieve lasten vermindering door EL&I als vakdepartement (cumulatief) |
– 6,2% |
– 18,0% |
– 21,8% |
vervallen |
– 31,5% |
Bron: EL&I
Operationele doelstelling 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen in (inter)nationaal concurrerende clusters
Om regio’s te laten bijdragen aan de versterking van de concurrentiekracht en ter verbetering van het vestigingsklimaat richtte EL&I zich op economische structuurversterking in top- en grensregio’s. Leidraad hierbij is het bedrijvenbeleid van het kabinet waarin de samenwerking met en tussen decentrale overheden, bedrijven en kennisinstellingen een centrale plek inneemt. Na een economische visie op de lange termijnontwikkeling van Mainport Rotterdam werd in 2011 met een economische visie voor de Noordvleugel van de Randstad en een reactie op de visie en uitvoeringsagenda Brainport 2020 het belang van beleidsaandacht voor de topregio’s beschreven. Als uitwerking van de visie op de Mainport Rotterdam presenteerde het Havenbedrijf Rotterdam in 2011 de Havenvisie 2030. Bij het benutten van gebiedsgerichte economische kansen speelden een instrument als de Europese Structuurfondsen een belangrijke rol. Met name de middelen voor de innovatieprioriteit voor de huidige periode zijn bijna volledig gecommitteerd. Daarnaast stond 2011 in het teken van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid waaronder een eenmalige uitkering van in totaal € 34,8 mln aan de decentrale overheden (de zogeheten zachte landing van de Pieken in de Delta regeling).
Gebiedsgericht Economisch Beleid
Het gebiedsgerichte economische beleid richtte zich in 2011 op het verbinden van regionale inspanningen met het bedrijvenbeleid van het kabinet ter versterking van de nationale topsectoren. Daarnaast zijn in het kader van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid verschillende instrumenten (middelen) gedecentraliseerd zoals het bedrijventerreinenbeleid en een deel van de middelen voor Sterke Regio’s.
Pieken in de Delta
De lagere realisatie wordt voor grootste gedeelte veroorzaakt door het decentraliseren van een aantal projecten naar verschillende gemeenten en provincies, door middel van overhevelingen naar het Gemeente- en Provinciefonds. De regeling Pieken in de Delta, die bestond van 2006 tot 2010, is niet verlengd. In deze periode heeft de regeling bijgedragen aan verbeterde samenwerking tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen, versterking van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het ontstaan van nieuwe producten en diensten. In 2011 is bijvoorbeeld het project viPps van start gegaan. viPps is een life sciences project dat de uitwisseling van kennis op het gebied van infectieziekten die schadelijk zijn voor mens en dier bevordert. Een ander voorbeeld is Dinalog Lab, een lab waar logistieke bedrijven samenwerken aan het ontwikkelen van nieuwe logistieke concepten om een abrupte overgang te voorkomen is met de decentrale overheden uit de verschillende landsdelen (Noord, Oost, Zuid, Noordvleugel en Zuidvleugel) een eenmalige uitkering overeengekomen van in totaal € 34,8 mln, de equivalent van circa de helft van het budget dat jaarlijks voor Pieken in de Delta beschikbaar was. De decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk voor de inzet van de middelen. Zuid Oost Nederland heeft er voor gekozen om de middelen bij de najaarstender 2010 van Pieken in de Delta te voegen. Hierdoor zijn goede projecten, die anders door gebrek aan middelen afgewezen zouden worden, toch gehonoreerd.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Gevraagde subsidie als percentage van het budget per regio |
178% |
200% |
Programma beëindigd |
100% |
Totale projectkosten als percentage van de totale beschikbare subsidie per regio |
326% |
286% |
Programma beëindigd |
300% |
Bron: Agentschap NL
Sterke Regio’s
Voor vier regio’s is de vorige kabinetsperiode € 125 mln beschikbaar gesteld uit het FES, bedoeld voor ambitieuze investeringen die het internationale vestigingsklimaat versterkten door het beschikbaar stellen van nieuwe technologieën, gezamenlijke faciliteiten of vergroting van de bereikbaarheid.
Van een aantal ten tijde van de Wet FES goedgekeurde projecten wordt de verantwoordelijkheid overgedragen aan decentrale overheden.
Van Sterke regioprojecten die niet zijn goedgekeurd ten tijde van de Wet FES is de besluitvorming belegd bij EL&I. Drie projecten zijn in deze fase goedgekeurd, te weten Groen Gas hub Wijster, Rotterdam Cool Port en verduurzaming Waddenglas. Rotterdam Cool Port betreft een knooppunt van modaliteiten in de haven van Rotterdam om de aanvoer, op- en overslag van koelcontainers zo efficiënt mogelijke te kunnen laten verlopen. In het kader van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid is met de landsdelen Noord en West afgesproken dat middelen voor deze drie projecten per decentralisatie uitkering beschikbaar worden gesteld. De middelen voor deze projecten daarvoor zijn overgedragen aan de decentrale overheden.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Uitgelokte investeringen |
€ 173 mln |
€ 205 mln |
Programma beëindigd |
€ 375 mln |
Bron: EL&I
Structuurfondsen/ Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO)-cofinanciering
Bij het benutten van gebiedsgerichte economische kansen speelden de Europese Structuurfondsen in 2011 een belangrijke rol. Zo ontving het Nederlands Centrum voor Elektronen Nanoscopie (NeCEN), een consortium van de belangrijkste Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen op het gebied van life sciences, een EFRO subsidie voor een tweede cryo transmissie elektronenmicroscoop. Hiermee kunnen wetenschappers in Leiden meer details van celstructuren zichtbaar maken dan tot nu toe in Nederland mogelijk was. Een ander project dat Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) subsidie ontving heeft tot doel robottechniek te ontwikkelen voor primaire productiebedrijven in de tuinbouw, door middel van experimenten met innovatieve pilots in de witlofsector. De structuurfondsenprogramma’s verliepen in 2011 opnieuw succesvol. Hierdoor werden meer reeds toegekende Rijkscofinancieringsmiddelen opgevraagd in 2011 wat heeft geleid tot grotere kasuitputting dan geraamd. Met name de innovatieprioriteit liep zeer goed, de beschikbare middelen voor de periode 2007–2013 zijn bijna volledig gecommitteerd. De overige twee prioriteiten, het aantrekkelijk maken van steden en regio’s als vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, lopen volgens planning. 2011 heeft daarnaast beleidsmatig in het teken gestaan van de onderhandelingen over de toekomst van het cohesiebeleid in Europa.
De meest recente vastgestelde cijfers omtrent uitgelokte investeringen betreffen 2010.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2015 |
---|---|---|---|---|
Uitgelokte investeringen (exclusief rijkscofinanciering) (cumulatief) 1 |
€ 759 mln |
€ 1 200 mln |
nnb 2 |
€ 324 mln |
Bron: Jaarverslagen MA’s D2-programma’s |
||||
Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden (projecten) (cumulatief) |
161 |
207 |
nnb |
770 |
Bron: projectenlijst websites D3-programma’s |
Bedrijventerreinen
Besloten is tot de decentralisatie van het bedrijventerreinenbeleid. Met de decentralisatie ligt de verantwoordelijkheid voor de regie en toezicht op de uitvoering van het beleid nu bij de provincies. De afspraken convenant Bedrijventerreinen 2010–2020 blijven van kracht tot en met 2013. Door decentralisatie van een aantal Toppers en de middelen voor bedrijventerreinen en door vertraging in de uitvoering van overige Topper-projecten vallen de uitgaven in 2011 lager uit
Toerisme
In 2011 was er sprake van een groei van de inkomende reismarkt. In 2011 bezochten op basis van een voorlopige schatting 11,3 miljoen buitenlandse verblijfsgasten ons land (bron: CBS). Dat is een nieuw record. EL&I bevordert het inkomend toerisme door middel van de internationale marketing en congreswerving van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC). Mede dankzij de inspanningen van het NBTC hebben in de periode 2008–2011 ruim 42 miljoen buitenlandse bezoekers ons land bezocht.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Personeel Ondernemerschap
Door een aantal personele verschuivingen binnen het ministerie zijn er op artikel 3 meer uitgaven gerealiseerd op het onderdeel personeel.
Bijdrage aan Agentschap NL
De uitgaven voor Agentschap NL zijn hoger dan geraamd in de oorspronkelijk vastgestelde begroting omdat jaarlijks uit de geraamde budgetten voor de regelingen die in uitvoering zijn bij het Agentschap de nodige middelen worden vrijgemaakt ter financiering van de uitvoeringskosten.
Daarnaast is een vordering die uit de afrekening over 2010 voortvloeide ingezet ter dekking van de opdracht 2012 en verrekend met het eerste voorschot voor 2012.
Toelichting op de ontvangsten
Ruimtelijk Economisch Beleid
Vanwege de eindafrekening van oude Europese programma’s zijn er middelen terugontvangen van verschillende provincies.
Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf (BMKB)
Zie toelichting bij de uitgaven.
Groeifinancieringsfaciliteit/Garantie Ondernemingsfinanciering
Zie toelichting bij de uitgaven.
Garantieregeling Scheepsnieuwbouw
Zie toelichting bij de uitgaven.
Soort Onderzoek |
Onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectonderzoek ex post |
BMKB |
3.2 |
2009 |
2011 |
TK, 31 311, nr. 82 |
Pilot Microkredieten (Financiering) |
3.2 |
2010 |
2011 |
TK, 31 311, nr. 80 |
|
Subsidieregelingen Aanpak Urgente Bedrijfslocaties en Subsidieregeling Bestrijding Winkelcriminaliteit |
3.3 |
2010 |
2011 |
Zie toelichting |
|
Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw |
3.1 |
2012 |
2012 |
||
Evaluatie NBTC |
3.3 |
2011 |
2011 |
TK, 26 419, nr. 46 |
|
Handelsregisterwet 2007 |
3.1 |
2011 |
2012 |
||
Groeifaciliteit |
3.2 |
2011 |
2012 |
||
Overig evaluatie onderzoek |
Kenniscentrum MVO |
3.2 |
2010 |
2010 |
TK, 26 485, nr. 102 |
Onderzoek Expertgroep Bedrijfsfinanciering |
3.2 |
2011 |
2011 |
TK, 31 311, nr. 82 |
Toelichting
– Zoals eerder in het jaarverslag EL&I 2010 (TK, 32 710 XIII nr. 1, vergaderjaar 2010–2011) gemeld wordt de aangekondigde beleidsdoorlichting «Benutten van gebiedsgerichte economische kansen» gecombineerd met het OESO onderzoek «Territorial review of spatial economic policy in the Netherlands».
– In de begroting 2011 stond al vermeld dat de aangekondigde beleidsdoorlichting «Bevorderen level playing field» wordt gecombineerd met de evaluatie van de subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw.
– Subsidieregelingen Aanpak Urgente Bedrijfslocaties en Subsidieregeling Bestrijding Winkelcriminaliteit: evaluatie is afgerond en wordt in de eerste helft van 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.
– Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw (SIZ): evaluatie van de SIZ heeft in 2011 niet plaatsgevonden omdat dat het laatste jaar van de SIZ zou zijn. Intussen heeft de Europese Commissie het steunkader verlengd tot en met 2013. Evaluatie zal nu plaatsvinden in 2012.
– De afronding van de evaluatie Handelsregisterwet wordt 2012.
Algemene doelstelling
Een doelmatige en duurzame energiehuishouding
In het energierapport 2011 heeft het kabinet zijn lange termijn visie op het energiebeleid bekend gemaakt. Het uitgangspunt van het energierapport is een economische en internationale aanpak waarbij de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven bij verduurzaming van de energiehuishouding voorop staan. Het energierapport onderstreept het belang van duurzame energiehuishouding en mindere afhankelijkheid van schaarse fossiele brandstoffen waarbij meer geprofiteerd moet worden van de sterke Nederlandse energiesector.
Externe factoren
Internationalisering, investering in winning van olie en gas en de ontwikkeling van nieuwe (duurzame) technologieën hebben een grote invloed op de energievoorziening en de prijs van energie op langere termijn. Op de kortere termijn spelen ook geopolitieke ontwikkelingen en de stand van de wereldeconomie een belangrijke rol. 2011 is een jaar waarin met name de laatste twee factoren de energiemarkten en -prijzen sterk hebben beïnvloed. Onzekerheid over de gevolgen van de onrust in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De geopolitieke ontwikkelingen hebben er aan bijgedragen dat de olieprijs in 2011 op een hoger niveau lag. Daarbij speelde ook mee dat de energievraag, met name door de nog steeds sterke economische groei in Azië, op peil bleef en pas recent is gaan dalen.
De economische crisis leidde in 2009 tot een verminderde vraag naar elektriciteit, terwijl 2010 een herstel liet zien van de vraag naar elektriciteit met 1,5%. Het Nederlandse elektriciteitsverbruik is in 2011 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van het jaar ervoor. Het stroomverbruik liet in 2011 aanvankelijk een stijging zien, maar was in de afgelopen maanden vanwege verder uitblijven van economisch herstel langzaam aan het dalen (bron: www.tennet.org)
Ook in 2011 was er sprake van lage prijzen voor CO-2 emissierechten in de EU. Dit is nadelig voor rentabiliteit van investeringen in duurzame energie en energiebesparing.
De markten in Noord West Europa zijn meer en meer met elkaar verbonden. Beslissingen in andere lidstaten kunnen ook gevolgen hebben voor de stabiliteit en betaalbaarheid van de energievoorziening in omringende landen. Concreet voorbeeld is de Duitse beslissing om te stoppen met kernenergie. Dientengevolge zullen alle 17 Duitse kerncentrales met een totale capaciteit van ruim 20 GW in de periode tot 2022 worden gesloten. In 2011 zijn 8 kerncentrales met een totale capaciteit van ruim 8 GW definitief uit bedrijf genomen. De productie uit de kerncentrales wordt gecompenseerd door productie uit andere centrales in Duitsland en door importen uit omringende landen, waaronder Nederland.
Kengetallen |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
---|---|---|---|---|
Energie-intensiteit (toe/M €’oo) |
||||
Nederland |
172 |
174 |
nnb |
nnb |
EU-27 |
167 |
165 |
nnb |
nnb |
Bron: Eurostat
Toelichting
De energie-intensiteit geeft inzicht in het energieverbruik en energie-efficiëntie. Het wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands energiegebruik (in ton olie equivalenten) en het bruto binnenlandse product (BBP in miljoenen euro’s; constante prijzen 2000). De waarden voor 2010 en 2011 zijn nog niet beschikbaar aangezien de statistieken van Eurostat met enkele jaren vertraging worden gepubliceerd.
Kengetallen |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
---|---|---|---|---|
1. Gewonnen volume aardgas kleine velden Bron: TNO |
36 mld m3 |
34 mld m3 |
32 mld m3 |
28,4 mld m3 1 |
2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore Bron: TNO |
13 |
15 |
12 |
181 |
3. Aantal boringen productie onshore en offshore Bron: TNO |
14 |
28 |
35 |
291 |
4. Productie aardgas totaal Bron: TNO |
79 mld m3 |
74 mld m3 |
86 mld m3 |
73 mld m3 1 |
5. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar Bron: Netbeheer Nederland |
22 min |
26,5 min |
34 min |
23 min |
6. Euro/dollarkoers Bron: CBS/CPB |
1,47 |
1,39 |
1,33 |
1,391 |
7. Olieprijs (dollar/vat) Bron: CBS/CPB |
97,0 |
61,5 |
79,5 |
111,31 |
8. Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als percentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie Bron: AgNL |
8,3% |
7,5% |
6,8% |
7,4% |
Toelichting
1 t/m 4) In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1,2,3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EL&I stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.
5) Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.
6 t/m 7) De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.
8) De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007. De realisatie 2011 heeft betrekking op de periode 2007 t/m 2010. Het retourpercentage in KP7 energie voor Nederland is 7,4%. Dit is ruim boven de Nederlandse bijdrage aan het kaderprogramma thema energie van circa 5%. Bron: «Nederland in KP7», AgentschapNL, 2011.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
1 213 516 |
1 949 003 |
8 194 747 |
3 174 394 |
334 493 |
2 839 901 |
Waarvan garantieverplichtingen |
93 440 |
324 000 |
||||
Uitgaven |
686 227 |
1 097 668 |
1 082 797 |
1 046 540 |
1 408 098 |
– 361 558 |
programma |
641 250 |
1 045 489 |
1 027 659 |
990 614 |
1 376 429 |
– 385 815 |
OD 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten |
5 945 |
33 092 |
8 812 |
4 487 |
10 000 |
– 5 513 |
– Stadsverwarming |
5 945 |
33 092 |
8 812 |
4 487 |
10 000 |
– 5 513 |
OD 2: Bevorderen van de voorzieningszekerheid |
86 795 |
97 272 |
91 144 |
93 663 |
96 970 |
– 3 307 |
– Doorsluis COVA-heffing |
83 334 |
93 464 |
88 646 |
89 292 |
93 000 |
– 3 708 |
– Leningen COVA (garantieverplichting) |
||||||
– Beheer Mijnschadestichtingen |
4 |
6 |
91 |
– 91 |
||
– Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer |
3 309 |
3 654 |
2 354 |
3 997 |
2 789 |
1 208 |
– Bijdrage aan diverse instituten |
148 |
148 |
144 |
374 |
1 090 |
– 716 |
OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding |
531 049 |
892 085 |
911 082 |
879 345 |
1 258 360 |
– 379 015 |
– Energie-innovatie |
53 255 |
59 611 |
68 421 |
57 184 |
123 000 |
– 65 816 |
– Transitiemanagement |
16 019 |
20 598 |
31 440 |
16 146 |
24 884 |
– 8 738 |
– Duurzame energie |
398 081 |
700 747 |
697 592 |
716 367 |
924 345 |
– 207 978 |
– Duurzame warmte |
9 447 |
24 145 |
19 756 |
31 000 |
– 11 244 |
|
– Straling |
3 196 |
4 358 |
– 1 162 |
|||
– Overige uitgaven duurzame energie |
2 627 |
636 |
82 |
4 033 |
164 |
3 869 |
– CO2-reductieplan/Joint Implementation |
20 325 |
53 471 |
12 399 |
13 079 |
38 773 |
– 25 694 |
– Carbon Capture and Storage |
2 983 |
21 047 |
12 352 |
67 200 |
– 54 848 |
|
– Bijdrage aan ECN |
40 742 |
44 592 |
55 956 |
37 232 |
44 636 |
– 7 404 |
Algemeen |
17 461 |
23 040 |
16 621 |
13 119 |
11 099 |
2 020 |
– Bijdrage aan Algemene Energie Raad |
337 |
109 |
297 |
89 |
– 89 |
|
– Diverse programma-uitgaven energie |
12 112 |
8 334 |
8 223 |
8 223 |
8 111 |
112 |
– Onderzoek en Ontwikkeling |
3 124 |
2 831 |
4 068 |
3 273 |
1 999 |
1 274 |
– BSIK |
1 888 |
11 766 |
4 033 |
1 623 |
900 |
723 |
Apparaat |
44 980 |
52 179 |
55 137 |
55 929 |
31 669 |
24 260 |
– Personeel Energie |
9 167 |
9 834 |
10 809 |
12 887 |
12 272 |
615 |
– Bijdrage aan Agentschap NL |
30 752 |
37 387 |
38 246 |
36 668 |
13 829 |
22 839 |
– Bijdrage aan NVWA |
389 |
389 |
||||
– SODM |
5 061 |
4 958 |
6 082 |
5 985 |
5 568 |
417 |
Ontvangsten |
8 338 406 |
9 540 591 |
5 790 691 |
11 299 393 |
10 049 911 |
1 249 482 |
Ontvangsten COVA |
83 334 |
93 464 |
88 646 |
89 292 |
93 000 |
– 3 708 |
Aardgasbaten |
10 469 653 |
11 012 889 |
7 657 541 |
11 165 588 |
9 900 000 |
1 265 588 |
Bijdrage aan het FES fonds |
– 2 382 980 |
– 1 724 134 |
– 2 313 831 |
|||
Ontvangsten zoutwinning |
2 050 |
3 831 |
2 443 |
2 379 |
1 761 |
618 |
Ontvangsten uit het FES fonds |
116 594 |
128 176 |
238 060 |
|||
Diverse ontvangsten |
49 754 |
26 365 |
117 832 |
42 135 |
55 150 |
– 13 015 |
Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen
Operationele doelstelling 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten
Om ervoor te zorgen dat leveranciers efficiënt produceren, afnemers een efficiënte prijs betalen en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af worden gestemd, creëert de overheid de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt. Daarnaast zorgt de rijksoverheid voor een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer om zo te bereiken dat de netten de markt tegen redelijke tarieven en voorwaarden faciliteren.
Warmtewet
In 2011 is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de bestaande Warmtewet. De parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel zal in 2012 worden voortgezet.
Wet Marktmodel
In februari 2011 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de novelle en het wetsvoorstel Marktmodel, met als doel de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas te verbeteren. Hiermee is besloten tot invoering van de slimme meter met keuzevrijheid voor consumenten als uitgangspunt. Aansluitend is lagere regelgeving vastgesteld, zodat de kleinschalige uitrol van de slimme meter per 1 januari 2012 van start is gegaan. Om informatie te verkrijgen voor de geplande besluitvorming waarmee per 1 januari 2014 overgegaan wordt tot de grootschalige uitrol heeft de NMa een consumentenbarometer en een monitor van marktaspecten voorbereid. Daarnaast heeft Agentschap NL opdracht gekregen om de potentiële energiebesparing en de ontwikkeling van aan de slimme meter gerelateerde energiediensten in beeld te brengen.
EU-wetgeving met betrekking tot het derde liberaliseringpakket energiemarkt
Het wetvoorstel ter implementatie van het derde pakket energie richtlijnen is medio 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd. In september 2011 heeft de Tweede Kamer hierover verslag uitgebracht, waarna de minister in november 2011 een nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging bij de Kamer heeft ingediend. Naar verwachting wordt het wetstraject in de eerste helft van 2012 afgerond. Met de energierichtlijnen wordt een beter werkende interne markt voor gas en elektriciteit beoogd. Deze interne markt heeft tot doel keuzevrijheid te bieden aan consumenten, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe kansen voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen. Belangrijke onderwerpen in dit wetsvoorstel betreffen intensivering van grensoverschrijdende samenwerking tussen Transmission System Operators (TSO’s) en toezichthouders, versterking van de onafhankelijkheid van de toezichthouder, aanvullende regelgeving met betrekking tot gesloten distributienetten en aanscherping van consumentenbeleid.
De integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt
De Nederlandse markt raakt meer en meer geïntegreerd binnen de Noordwest Europese markt. Nadat eind 2010 de elektriciteitsmarkten van de Benelux, Frankrijk en Duitsland zijn gekoppeld, is begin 2011 ook de Scandinavische markt aangesloten. Met de ingebruikname van de Britned kabel in april 2011 is ook het Verenigd Koninkrijk toegevoegd. In een geïntegreerde energiemarkt kunnen nationale veranderingen in de energievoorziening van invloed zijn op omringende landen. Betere afstemming en coördinatie van nationale besluiten ten aanzien van de energievoorziening is hierdoor meer noodzakelijk geworden. Het Duitse besluit om af te stappen van kernenergie raakt ook de omringende landen en is hier een voorbeeld van. Naar aanleiding hiervan heeft de Europese Commissie, met steun van Nederland, eind 2011 een nieuw EU coördinatie platform hiertoe opgericht.
Prestatie-Indicatoren |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit: |
|||||
– HHI |
2 279 |
2 285 |
2 263 |
2 330 |
1 800 – 2 500 |
– C3 |
81% |
81% |
81% |
84% |
Daling |
2. Concentratiegraad in de retailsector gas: |
|||||
– HHI |
2 104 |
2 187 |
2 158 |
2 300 |
1 800 – 2 500 |
– C3 |
79% |
76,4% |
79% |
82% |
Daling |
Bron: Energiekamer NMA |
Toelichting
Indicator: De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1 800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1 800 en 8 000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Met betrekking tot de C3 en HHI hanteert de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) ieder jaar twee meetmomenten, te weten juni en december. De C3 en HHI per 1 juli 2011 zijn beide gestegen ten opzichte van de cijfers per 1 juli 2010 zoals opgenomen in het jaarverslag. Dit is het gevolg van een overname van een middelgrote speler door één van de drie grote marktpartijen. Hierdoor zijn de marktaandelen op de kleinverbruikersmarkt van beide spelers samengevoegd.
Toelichting op de programma-uitgaven
Stadsverwarming (OEPS regeling)
De gerealiseerde uitgaven waren in 2011 lager dan het begrote bedrag. Het begrote bedrag was gebaseerd op de uitwerking van bepaalde risico’s die in 2011 niet zijn gematerialiseerd.
Operationele doelstelling 2: Bevorderen van de voorzieningszekerheid
Mijnbouwwet
De implementatie van de Europese CCS-richtlijn (CCS staat voor Carbon Capture hetgeen CO2-afvang en -opslag betekent) in de Nederlandse wetgeving is per 16 september 2011 voltooid. De aanvraag van een vergunning voor de opslag van CO2 bij Barendrecht is door de NAM ingetrokken. In behandeling is een aanvraag van Taqa Exploration voor CO2-opslag in het voorkomen P18–4 (de aanduiding van het veld dat ligt in het offshore blok P18).
Aan het eind van het jaar lag de opslagvergunning in het kader van de Rijkscoördinatie Regeling (RCR) ter inzage. Tevens is – conform de richtlijn – advies gevraagd aan de Europese Commissie. Dit advies wordt medio februari 2012 verwacht.
In de begroting 2011 werd aangegeven dat de randvoorwaarden voor het behoud van potentiële opslaglocaties zullen worden bepaald en verwerkt in voorstellen voor aanpassing van de Mijnbouwwetgeving. Besloten is om dit mee te nemen in de structuurvisie voor de ondergrond, waarvan het ontwerp eind 2012 gereed zal zijn. (uitvoering ligt bij het Ministerie van I&M) In dit traject wordt ook bekeken op welke wijze de mijnbouwwet aangepast moet worden, om aansluiting op deze structuurvisie mogelijk te maken.
In vervolg op de ramp met het booreiland Deepwater Horizon in de Golf van Mexico is de Europese Commissie op 7 november 2011 met een voorstel voor een verordening gekomen om in het belang van veiligheid en milieu regels te stellen aan de offshore opsporing en winning van olie en gas. Met de behandeling van het voorstel is in de Raadswerkgroep een begin gemaakt. De behandeling wordt in 2012 voortgezet.
Ook in 2011 zijn weer veel aanvragen om vergunningen voor de opsporing van aardwarmte ontvangen. Een herbezinning heeft plaatsgevonden op de criteria voor de technische en financiële capaciteiten waaraan aanvragers moeten voldoen. Dit heeft geleid tot een opschorting van de activiteiten rond aanpassing van de wetgeving die op aardwarmte van toepassing is.
Op 1 juli 2011 is op de website www.nlog.nl de definitieve classificatie van fallow-gebieden gepubliceerd ingevolge artikel 4, vierde lid, van het Convenant ter bevordering van de opsporing en ontwikkeling van de olie- en gasreserves en de opslag van stoffen op het Nederlands deel van het continentaal plat. Tevens is ingevolge artikel 32a, eerste lid, van de Mijnbouwwet voor de landzijde een inventarisatie gepubliceerd van inactieve gebieden.
Rijkscoördinatieregeling
Afgelopen jaar is gewerkt aan talrijke projecten: De politieke besluitvorming Noordring heeft plaatsgevonden, Noord-West vindt komende tijd plaats, politieke besluitvorming Zuid-West heeft in 2011 ook plaatsgevonden. In het kader van COBRA kabel is gewerkt aan een milieueffectrapportage (MER). Windprojecten groeiden in aantal afgelopen jaar, met betrekking tot gaswinning onder de Waddenzee vindt begin 2012 voorbereiding van besluitvorming plaats.
Crisisbeleid
De nieuwe Wet Voorraadvorming Aardolieproducten is niet ingediend voor parlementaire behandeling. Wel heeft in 2011 consultatie van het concept wetvoorstel plaatsgevonden en zijn naar aanleiding van deze consultatie meerdere overleggen gevoerd met betrokken partijen over hun bezwaren. In 2012 zal de parlementaire behandeling plaatsvinden, de beoogde implementatiedatum is 1 januari 2013.
Operationele doelstelling 3: Verduurzaming van de energiehuishouding
Uitgangspunt op de middellange termijn zijn de doelstellingen 20% CO2 reductie en 14% duurzame energie productie in 2020. Om dat te bereiken volgt EL&I meerdere sporen: bevorderen van energiebesparing, bevorderen van CO2 emissie reductie, reguleren van een veilige toepassing van kernenergie, bevorderen van voor duurzame energie relevante innovatie en het stimuleren van duurzame energieproductie. Dit kabinet zet hierbij specifiek in op groene economische kansen en realiseert zich dat daarvoor de kennis, kunde en vooral de creativiteit van de samenleving nodig is om met oplossingen te komen. Daarvoor heeft dit kabinet in 2011 de eerste 75 Green Deals met de samenleving gesloten. De Green Deals helpen burgers, bedrijven, mede-overheden en andere organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen. Met de Green Deals worden specifieke (vaak niet financiële) knelpunten weggenomen, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving, het verzorgen van een goede en objectieve informatievoorziening of het voorzien in goede samenwerkingsverbanden. In de praktijk blijken vaak eenvoudige oplossingen zoals een betere samenwerking tussen de overheid en bedrijven het realiseren van nieuwe projecten te bevorderen.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2008 |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Duurzame elektriciteitsproductie Bron: CBS |
7,5% |
9,0% |
8,9% |
9,5%1 |
nnb |
Duurzame energieproductie Bron: CBS |
3,5% |
4,2% |
3,8% |
nnb |
nnb |
CO2 -uitstoot industrie/energie Bron: SenterNovem |
109,2 Mton |
109,2 Mton |
109,2 Mton |
109,2 Mton |
109,2 Mton |
– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder de broeikasemissierechten 2008–2012 Bron: SenterNovem |
86,8 Mton |
86,8 Mton |
86,8 Mton |
86,8 Mton |
86,8 Mton |
Vermeden CO2 -uitstoot voor 2012 via Joint-Imlementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s) Bron: AgNL |
onbekend |
5,2 Mton |
3,1 Mton |
3,6 Mton |
4 Mton |
1) Het aandeel duurzame elektriciteit bedraagt in 2010 9,1%. Daarmee voldoet Nederland aan de Europese verplichting. Op grond van voorlopige cijfers tot en met het 3e kwartaal 2011 kan een streefwaarde van 9,5% voor 2011 worden aangehouden.
2) Het aandeel duurzame energie is in 2010 ten opzichte van 2009 gedaald van 4,2% naar 3,8%. Het CBS geeft aan dat de oorzaak ligt in een hoger energieverbruik in 2010 (noemereffect) en een lagere bijmenging van biobrandstoffen in het wegverkeer dan in 2009: de wet staat toe dat leveranciers de bijmengverplichting flexibel mogen invullen, het ene jaar meer dan wat verplicht is, het andere jaar minder.
4) De doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. In 2010 is 3,1 Mton geleverd, die gerealiseerd zijn in 2009 en in 2011 is 3,6 Mton geleverd, die gerealiseerd zijn in 2010. (De ambitie voor beide jaren lag op 4 Mton). In 2010 is dus iets minder geleverd dan verwacht, daarentegen is in 2011 meer geleverd. Op het totaal liggen we goed op koers.
Energie-innovatie
In 2011 is het topsectorenbeleid van start gegaan. Dit heeft geresulteerd in een innovatiecontract energie op hoofdlijnen, waarin kennisinstellingen en bedrijfsleven in de energiesector een gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda presenteren. Begin 2012 wordt dit innovatiecontract definitief gemaakt en tot uitvoering gebracht. Met het oog op het nieuwe topsectorenbeleid is besloten een deel van de voor 2011 begrootte energie-innovatiemiddelen door te schuiven naar volgende jaren om deze zodoende volgens de nieuwe filosofie van vraagsturing te kunnen inzetten. Dit heeft er onder andere toe geleid dat er in 2011 geen budget is gepubliceerd voor de Energie Onderzoek Subsidie regeling (EOS).
De energietransitie is de verandering van het Nederlandse energiesysteem dat momenteel nog voor het overgrote deel rust op het gebruik van fossiele brandstoffen naar een systeem dat veel zuiniger is en in grote mate draait op hernieuwbare energiebronnen. Die transitie is noodzakelijk vanwege de economie en het broeikaseffect en geeft Nederland kansen voor nieuwe bedrijvigheid en een gezonde leefomgeving. Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord voor met name de Unieke Kansen Regeling (UKR) en het Unieke Kansen Programma (UKP). De UKR stimuleert projecten waarin Nederlandse marktpartijen en niet-marktpartijen samen werken aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. De nadruk bij de Unieke Kansen Regeling ligt op versnelde marktintroductie van technieken op het gebied van energiebesparing en energieneutraal wonen, bij de UKP gaat het om scholen en kantoren.
De lagere kasuitgaven zijn het gevolg van het feit dat projecten vertraging hebben oplopen als gevolg van externe invloeden (onder andere financiële crisis/verslechterende woningmarkt).
In 2011 is een Green Deal gesloten met MKB Nederland over concrete stappen op het gebied van energiebeparing in het midden- en kleinbedrijf. Deze Green Deal is de opvolger van het Energiecentrum MKB.
Duurzame energie
De afwijking ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting bij de MEP (€ 34 mln) is vooral toe te schrijven aan lagere energieproductie dan eerder geraamd bij de onderdelen Wind Op Land (het heeft in 2011 aanzienlijk minder gewaaid dan normaal) en grootschalige bij- en meestook van biomassa (als gevolg van onderhoud aan betrokken centrales). De onderbesteding bij de SDE ten opzichte van de tweede suppletoire begroting (€ 9 mln) is vanwege het feit dat de realisatie van een aantal projecten trager verloopt dan eerder geraamd.
Conform het Regeerakkoord is de SDE per 1 januari 2011 geëindigd en omgevormd naar een efficiëntere SDE+. Doel is het zo goedkoop mogelijk invullen van het Europese duurzame energie doel (14% in 2020).
1 juli 2011 is de SDE+ voor de eerste keer opengesteld met een budget van € 1,5 mld De openstelling is succesvol verlopen. De introductie van concurrentie binnen de SDE+ heeft gewerkt: het overgrote deel van de ondernemers heeft subsidie aangevraagd in de vrije categorie voor een lager basisbedrag. In 2011 is aan 740 projecten SDE+ subsidie toegekend. Het gaat om 12 wind op land projecten, 678 zonne-energieprojecten, 20 biomassa projecten (hernieuwbare elektriciteit en warmte), 26 groen gas projecten en 4 groen gas hubs. De projecten dragen voor circa 0,43% bij aan het Europese duurzame energiedoel in 2020.
De lagere uitgaven op het onderdeel duurzame energie (€ 207,9 mln) hebben betrekking op de Subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) (€ 67 mln) en Stimuleringsregeling voor Duurzame Energieproductie (SDE) (€ 141 mln).
De kasuitgaven en de verdeling over de jaren voor de MEP en SDE projecten zijn bij 1e suppletoire begroting opnieuw geraamd, mede met gebruikmaking van ramingen van het Agentschap NL, de uitvoerder van beide regelingen. Als gevolg hiervan heeft een meerjarige kasherschikking plaatsgevonden waarbij de uitgaven voor 2011 met € 58 mln zijn verlaagd (MEP € 8 mln, SDE € 50 mln).
Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting de ramingen voor de MEP en SDE verder verlaagd. Bij de MEP betrof het een bedrag van € 25 mln met name vanwege lagere productie bij wind- en biomassa projecten onder andere als gevolg van hoge biomassaprijzen. Bij de SDE betrof het een bedrag van circa € 82 mln vanwege een verschuiving van de startdatum van de productie van verschillende projecten en vertraging in de Brusselse goedkeuring van de subsidieverleningen aan de windparken in de Noordoostpolder.
Duurzame warmte
In lijn met het Energierapport en het advies van de Topsector Energie, is in juli 2010 besloten de subsidiëring van duurzame warmte-installaties voor bestaande woningen in 2011 niet langer voort te zetten. Met ingang van 2012 wordt duurzame warmte als subsidiabele categorie aan de SDE+ toegevoegd. Bij eerste suppletoire begroting heeft compensatie plaats gevonden voor het meer declareren van middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) bij Slotwet 2010 dan er oorspronkelijk geraamd stond voor duurzame warmte (– € 8 mln). Bij tweede suppletoire begroting is vanwege de beëindiging van de subsidieregeling voor duurzame warmte-installaties voor bestaande woningen in 2011 de uitgavenraming met € 15 mln naar beneden bijgesteld. De afwikkeling van de regeling loopt sneller dan gedacht, hierdoor zijn de uitgaven in 2011 uiteindelijk hoger uitgevallen dan geraamd.
Overige uitgaven duurzame energie
Bij tweede suppletoire begroting zijn de Programmamiddelen voor het dossier Elektrisch Rijden overgeheveld van het Ministerie van I&M naar het Ministerie van EL&I (€ 3,8 mln).
CO2-reductieplan/Joint Implementation
De lagere uitgaven bij Joint Implementation worden veroorzaakt door een ongunstig investeringsklimaat, waarbij ook sprake is geweest van een faillissement. Hierdoor zijn de investeringen bij projecten in het buitenland op het gebied van reductie van broeikasgasemissie lager uitgekomen dan geraamd.
Carbon Capture and Storage (CCS)
Een groot deel van de geplande uitgaven 2011 voor het Carbon Capture Storage ROAD-project zijn vertraagd als gevolg van later aangaan van grote contracten. De voor 2011 geplande uitgaven van € 56 mln zijn daarom bij eerste suppletoire begroting doorgeschoven naar 2012 en 2013.
Naast de in de begroting 2011 beschreven activiteiten op het vlak van CCS heeft Nederland in mei 2011 een CCS-demonstratieproject voor de Europese subsidieregeling NER300 in Brussel ingediend (TK vergaderjaar 2010–2011 31 239, nr. 119). De Europese Commissie zal eind 2012 haar selectieprocedure hebben afgerond.
Bijdrage aan Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)
Er heeft bij eerste suppletoire begroting 2011 compensatie plaatsgevonden voor het meer declareren van FES-middelen bij Slotwet 2010 dan er oorspronkelijk geraamd stond (– € 5 mln). Verder verloopt het Advanced Dutch Energy Materials Innovation Lab (ADEM) programma (een onderzoeksprogramma dat zich richt op onderzoek-en infrastructuur) trager dan verwacht. Hierdoor heeft in 2011 geen bevoorschotting plaatsgevonden voor dit programma.
Kernenergie
Het kabinet wil in deze kabinetsperiode één of meer vergunningen verlenen voor de bouw van een kerncentrale die aan de vereisten voldoet. Deze vereisten voor een kerncentrale zijn uitgewerkt in een randvoor-waardenbrief die in februari 2011 naar de Kamer is verzonden.
Op 14 maart werd in Fukushima in Japan een complex van zes kerncentrales getroffen door een aardbeving gevolgd door een tsunami. Vier van de zes kerncentrales op het complex werden zwaar beschadigd.
In Nederland is het EPAn-crisisteam (Eenheid Planning en Advies nucleair) geactiveerd en zijn de mogelijke gevolgen van deze ramp voor Nederland in kaart gebracht. Kabinet en Tweede Kamer werden bijna wekelijks geïnformeerd.
In samenwerking met het RIVM zijn inschattingen gedaan over de te verwachten fall out. Vliegtuigen en schepen, en hun lading, die vanuit Japan Nederland bezochten zijn op radioactieve besmettingen gecontroleerd.
Al tijdens de crisisperiode is op Europees niveau het plan vormgegeven om veiligheidsonderzoeken, zogenaamde «stresstests», uit te laten voeren bij de diverse nucleaire inrichtingen in Europa. Het verslag over de kerncentrale Borssele is beoordeeld en de rapportage is naar de EU gezonden.
De kerncentrale in Borssele zal ten gevolge van het onderzoek een aantal aanvullende maatregelen treffen waardoor de kerncentrale nog veiliger zal worden.
Stresstest
Ten gevolge van de ramp in Fukushima is de kerncentrale in Borssele aan een zogenaamde stresstest onderworpen. De uitkomsten van de stresstest van Borssele worden in Europees verband beoordeeld, waarbij Nederland de uitkomsten van stresstesten van andere Europese kerncentrales zal gaan beoordelen.
Er is voor gekozen om op termijn de andere nucleaire inrichtingen in Delft, Petten en Almelo ook aan een stresstest te onderwerpen.
Kengetallen |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
1. Radon in woningen |
Stralingsniveau in nieuwbouwwoningen uit de periode 1990–1995 |
’90–’95 |
nnb–1 |
nnb–1 |
nnb–1 |
1,5 mSv/jaar bij continue verblijf |
Bron: RIVM |
||||||
2. Straling lucht en water |
De bronlimiet is 0,1 mSv/jaar |
jaarlijks |
23 mensSV2 |
30 mensSV2 |
nnb |
Totale straling blijft onder het achtergrondniveau van 1mSv (kosmische straling, straling uit de bodem en medische bronnen) |
Bron: RIVM |
Onderzoek (survey) besloeg periode van 1994 tot en met 2003. Deze survey is gestart omdat ontdekt was dat met de meetapparatuur in de survey van ’85 tot ’94 naast radon ook thoron gemeten werd, waardoor radon-waarden hoog leken. In 2012 zal opdracht gegeven worden voor een vierde survey van 3 000 woningen gedurende een jaar.
Realisatiecijfers zijn in dat jaar gemeten waarden. Straling terugdringen kan alleen door menselijke bronnen (dus niet uit van nature in de bodem voorkomende stoffen en uit de kosmos) stralingsvrij (opheffen) of stralingsarm te maken. In 2000 zijn twee kunstmestfabrieken gesloten aan de Nieuwe Waterweg, waardoor de emissie naar water nagenoeg 0 werd.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Bijdrage aan Agentschap NL
Voor de uitvoering van subsidieregelingen (onder andere Stadsverwarming en SDE) en het programma (Smart Grids) in 2011 door Agentschap NL is bij tweede suppletoire begroting € 21 mln aan kasmiddelen overgeheveld naar de bijdrage aan Agentschap NL. Deze mutatie is het gevolg van de verplichting aan Agentschap NL voor de uitvoering in 2011 die eind 2010 is aangegaan en waarvoor eveneens een overheveling vanuit programmamiddelen (OD1 en OD3) heeft plaatsgevonden.
Toelichting op de ontvangsten
Aardgasbaten
De aardgasbaten laten een meevaller zien ten opzichte van de raming in de begroting. Dit komt voornamelijk door het aantrekken van de gasprijzen. In de begroting werd uitgegaan van een spotmarktprijs van gas van 18 cent per kubieke meter terwijl de realisatie uitkwam op 23 ct/m3. Gasprijzen op basis van oliepariteit vielen ook hoger uit: het CPB-scenario voor de olieprijs en dollarkoers ging uit van respectievelijk 75 $ per vat en 1,25 $ / Euro, terwijl de realisatie 111 $ per vat en 1,39 $ / Euro bedroeg. Hiernaast viel de uiteindelijke productie in 2010 hoger uit, onder andere door het koude najaar, waardoor extra inkomsten over deze extra productie in 2011 ontvangen zijn.
Diverse ontvangsten
Dit betreft de ontvangsten uit de veilingen van CO2 uitstootrechten. De realisatie is lager dan geraamd omdat de CO2 prijs in 2011, onder andere door de slechte economische omstandigheden en een groot aanbod van rechten, sterk is gedaald. In 2011 zijn er twee veilingen geweest (eind oktober en eind november), waarbij in totaal 4 miljoen CO2-uitstootrechten geveild zijn. De totale opbrengst bedraagt € 36,7 mln en is hiermee lager dan oorspronkelijk geraamd.
Soort onderzoek |
Onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effect onderzoek ex post |
Elektriciteits- en gaswet |
4.1 |
2011 |
2012 |
|
Energie Onderzoek Subsidie Regeling (EOS)/Duurzame Energie Nederland (DEN A) |
4.3 |
2011 |
2011 |
Ecofys en Harmelink. December 2011 |
|
Stralingsbescherming |
4.3 |
2011 |
2012 |
Toelichting
Het evaluatieonderzoek EOS/DEN A leidt tot de volgende hoofdconclusies:
– DEN A en EOS hebben bijgedragen aan de verbetering van de kennispositie in Nederland en de toepassing van nieuwe energietechnologieën;
– Een groot deel van de uitgevoerde projecten heeft vervolg gekregen;
– Over het algemeen zijn de middelen van de programma’s doelmatig ingezet;
– Het monitoren van de effectiviteit van beide programma’s heeft te wensen overgelaten.
Algemene doelstelling
Verbeteren van het klimaat voor internationale handel en investeringen en vergroten van de Nederlandse internationale participatie om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te vergroten.
Nederland heeft een zeer open economie en is daarmee sterk afhankelijk van het buitenland. Daardoor had Nederland in 2011 te maken met een aantal uitdagingen. De groei van de wereldhandel nam in 2011 sterk af, na het ingezette herstel in 2010. Ook de groei in een aantal belangrijke afzetmarkten stond onder druk, onder andere door de aanhoudende crisis in Europa en de budgettaire problemen in de VS. Dat is een risico, want internationale handel en investeringen zorgen voor meer concurrentie, productiviteit en innovatie.
In 2011 werd nogmaals bevestigd dat de wereld om ons heen in hoog tempo verandert. Ondanks de tegenvallende groei in de ontwikkelde markten groeiden de opkomende markten gestaag verder. Dat dwingt ons te zoeken naar nieuwe afzetmarkten en ons aan te passen aan de nieuwe machtsverhoudingen. Onze economie profiteerde afgelopen jaar nog onvoldoende van de kansen die nieuwe markten en sectoren bieden. Meer dan driekwart van de Nederlandse uitvoer ging naar de traditionele ontwikkelde markten, voornamelijk Europa. De Nederlandse export naar de vier BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) samen is nog altijd minder dan de export naar Italië.
Daarom zijn er flinke stappen gezet om het internationale beleid van het Ministerie van EL&I er op te richten Nederland beter aan te sluiten op de nieuwe markten en sectoren om daar de kansen te kunnen verzilveren. Op 24 juni 2011 is in de Ministerraad de brief «Buitenlandse Markten, Nederlandse kansen» geaccordeerd, een product van de ministeries van EL&I en Buitenlandse Zaken. Deze brief presenteerde de hoofdlijnen van het nieuwe internationaal economisch beleid ten behoeve van het bedrijfsleven weer. Het nieuwe beleid kent minder subsidies, meer economische diplomatie en heldere afspraken met de brancheorganisaties over de rolverdeling tussen de overheid en marktpartijen; 2012 wordt een overgangsjaar waarin een aantal van de huidige programma’s wordt omgebouwd en een begin wordt gemaakt met de nieuwe manier van werken.
In 2011 is stevig ingezet op economische diplomatie. In veel opkomende markten, waaronder de BRIC-landen, heeft de overheid een grotere grip op de economie dan in de ontwikkelde markten en kunnen goede contacten met de overheid, via het postennetwerk en handelsmissies, een doorslaggevende rol spelen. De topsectoren van de Nederlandse economie kunnen zich alleen door samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid blijven onderscheiden op de wereldmarkt. In 2011 is een begin gemaakt met het opstellen van op maat gemaakte programma’s op internationaal gebied per Topsector, die in 2012 afgerond en geïmplementeerd worden. Voorts is in 2011 besloten dat bestaande subsidieregelingen ten dele vervangen worden door een gezamenlijk actieplan over het optreden in het buitenland. Daarvan maken ook economische missies onderdeel uit.
Bij het internationaal economisch beleid is ook gekeken naar (voormalige) ontwikkelingslanden. Nederlandse bedrijven kunnen een bijdrage leveren aan ontwikkelingsvraagstukken op het gebied van water en voedselvoorzieningszekerheid en kunnen daarbij rekenen op overheidssteun.
Niet alleen in handel, maar ook in internationale investeringen werd de internationale koppositie van Nederland in 2011 onderschreven. Nederland is een grote investeerder in het buitenland en een van de grootste ontvangers van binnenkomende investeringen. Dat is mede te danken aan het goede vestigingsklimaat en de inspanningen van NFIA (Netherlands Foreign Investment Agency). Ook zijn er in 2011 door NFIA verdere stappen gezet richting steeds hoogwaardigere investeringen en is er bijzondere aandacht geweest voor het vestigingsklimaat.
Ook op multilateraal niveau heeft het Ministerie van EL&I zich ingezet voor Nederlandse bedrijven. Bijvoorbeeld in de Europese Unie (EU), de belangrijkste markt voor de export. De crisis heeft het belang van een goed functionerend Europa onomstotelijk vastgesteld. Nederland heeft zich steeds ingezet voor een evenwichtige groei en een zo breed mogelijke interne markt.
Daarnaast blijft de World Trade Organisation (WTO) onverminderd van belang, ondanks de impasse in de Doha onderhandelingen eind 2011. Het Ministerie van EL&I heeft zich in 2011 ingezet voor vrije wereldhandel door het sluiten van handelsakkoorden, zoals onlangs met Zuid-Korea. Daarnaast zijn de onderhandelingen over een EU-akkoord met Peru en Colombia in maart 2011 afgerond en deze worden naar verwachting in 2012 ondertekend. Ook is in WTO-verband de overheidsaanbestedingenovereenkomst (GPA) herzien en gemoderniseerd. Hierdoor krijgt het bedrijfsleven in de EU de mogelijkheid om mee te dingen naar overheidsaanbestedingen met een totale marktwaarde van € 500 mld in onder meer VS, Japan en Zuid-Korea. Tot slot kan ook de toetreding van Rusland tot de WTO een flinke impuls voor de Nederlandse economie betekenen. Dit bindt de laatste grote ongebonden economie aan de WTO-regels en hiermee wordt een transparant en voorspelbaar handelsklimaat in een belangrijke Nederlandse handelspartner verstevigd.
Ten slotte heeft het Ministerie van EL&I zich ingezet voor de versterking van de effectiviteit van het normatief kader waarbinnen Nederlandse ondernemingen in het buitenland zaken doen. In mei 2011 zijn de herziene Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aangenomen. De strekking van het raamwerk van de (voormalig) speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Bedrijfsleven en Mensenrechten, prof. John Ruggie, is in deze vernieuwde OESO Richtlijnen opgenomen. Op 12 december 2011 heeft het Ministerie van EL&I, in samenwerking met VNO-NCW een conferentie georganiseerd over de relevantie voor het Nederlandse bedrijfsleven van het Ruggie-raamwerk en de vernieuwde OESO -2- Richtlijnen.
Externe factoren
Het herstel van de wereldhandel zwakte vorig jaar af. De wereldhandel in goederen groeide in 2011 met 6½%, na een groei van 15,2% in 2010. In lijn met de wereldhandel groeide ook de Nederlandse uitvoer minder hard dan in 2010. De Nederlandse uitvoer van goederen steeg volgens het CPB met 6½% in 2011 en de invoer met 6¼%.
Voor 2012 verwacht het CPB een groei van de relevante wereldhandel van 3½%. De wereldhandel is van groot belang voor onze economie: volgens de vuistregel van het CPB leidt 4% groei van de relevante wereldhandel tot 1% groei BNP.
Kengetallen |
2009 |
2010 |
20111 |
Ambitie 2011 |
---|---|---|---|---|
De positie van Nederland op de wereldranglijst: |
||||
Export van goederen |
5 |
5 |
nnb |
Top 10 |
Bron: WTO World Trade Report 2011 |
||||
Import van goederen |
7 |
7 |
nnb |
Top 10 |
Bron: WTO World Trade Report 2011 |
||||
Export van diensten |
10 |
9 |
nnb |
Top 10 |
Bron: WTO World Trade Report 2011 |
||||
Import van diensten |
9 (gedeelde plaats Spanje) |
8 |
nnb |
Top 10 |
Bron: WTO World Trade Report 2011 |
||||
Uitgaande stand directe buitenlandse investeringen |
5 |
7 |
nnb |
Top 10 |
Bron: UNCTAD Stat |
||||
Inkomende stand directe buitenlandse investeringen |
8 |
8 |
nnb |
Top 10 |
Bron: UNCTAD Stat |
nnb = nog niet bekend
Het World Trade Report 2012 met daarin de cijfers voor 2011 en de UNCTAD-cijfers voor 2011 zullen in juli 2012 beschikbaar zijn.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
129 645 |
150 378 |
148 875 |
111 817 |
140 784 |
– 28 967 |
Waarvan garantieverplichtingen |
10 080 |
|||||
Uitgaven |
128 065 |
123 101 |
130 470 |
124 783 |
128 912 |
– 4 129 |
programma |
121 039 |
116 814 |
123 980 |
72 897 |
110 512 |
– 37 615 |
OD 1: Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde |
4 176 |
4 528 |
4 282 |
4 876 |
4 007 |
869 |
– Bijdrage aan diverse organisaties |
4 176 |
4 528 |
4 282 |
4 876 |
4 007 |
869 |
OD 2: Bevorderen internationaal ondernemen |
48 457 |
30 7287 |
36 498 |
23 075 |
19 389 |
3 686 |
– Prepare2start |
7 276 |
9 030 |
9 161 |
11 310 |
8 800 |
2 510 |
– 2 Explore |
4 666 |
2 560 |
5 789 |
619 |
1 217 |
– 598 |
– SENO/GOM |
10 080 |
|||||
– Instrumentele uitgaven Agentschap |
5 559 |
6 601 |
5 925 |
5 634 |
5 483 |
151 |
– Acquisitie van buitenlandse bedrijven |
3 370 |
1 528 |
1 682 |
1 924 |
1 846 |
78 |
– TA-OM |
440 |
|||||
– CBIN netwerk |
7 593 |
|||||
– Trustfunds |
2 796 |
1 041 |
500 |
|||
– Programma Uitzending Managers |
2 530 |
1 941 |
2 251 |
217 |
– 217 |
|
– Overig (wereldexpo) |
743 |
5 834 |
10 723 |
3 374 |
1 676 |
1 698 |
– Overig NHGIS (Programma Internationalisering Beroepsonderwijs) |
3 404 |
2 030 |
467 |
214 |
150 |
64 |
– Exportfinanciering |
163 |
|||||
OD 3: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten |
30 285 |
32 819 |
33 735 |
43 419 |
53 027 |
– 9 608 |
– Overig programmatische aanpak |
6 213 |
13 124 |
10 173 |
11 961 |
14 217 |
– 2 256 |
– Package4Growth |
277 |
5 035 |
13 686 |
23 200 |
– 9 514 |
|
– 2g@there |
8 944 |
11 155 |
10 281 |
874 |
||
– Programma Samenwerking Opkomende Markten |
24 072 |
19 418 |
9 583 |
6 617 |
5 329 |
1 288 |
Algemeen |
38 121 |
48 739 |
49 465 |
1 527 |
34 089 |
– 32 562 |
– Bijdrage DG BEB aan Agentschap NL |
36 309 |
46 537 |
47 273 |
32 234 |
– 32 234 |
|
– Beleidsondersteuning |
1 812 |
2 202 |
2 192 |
1 527 |
1 855 |
– 328 |
Apparaat |
7 027 |
6 289 |
6 490 |
51 884 |
18 400 |
33 484 |
– Personeel BEB |
7 027 |
6 289 |
6 490 |
6 745 |
6 136 |
609 |
– Bijdrage aan Agentschap NL |
45 139 |
12 264 |
32 875 |
|||
Ontvangsten |
17 201 |
5 413 |
4 869 |
9 094 |
11 815 |
– 2 721 |
Ontvangsten gemengde kredieten |
1 988 |
1 973 |
1 539 |
1 637 |
681 |
956 |
Ontvangsten uit garanties |
10 348 |
|||||
Ontvangsten ten behoeve van de Transitiefaciliteit |
7 000 |
10 000 |
– 3 000 |
|||
Diverse ontvangsten |
4 864 |
3 440 |
3 329 |
457 |
1 134 |
– 677 |
Toelichting op de verplichtingen
De onderuitputting is voornamelijk toe te schrijven aan twee instrumenten. Op het instrument «Overig Programmatisch Pakket» bestaat de onderuitputting uit € 5,5 mln. Daarnaast onderuitputting op het instrument Package4Growth, zowel op het ODA als Non-ODA gedeelte. De onderuitputting betrof respectievelijk € 8,1 mln en € 15,9 mln.
Package4Growth betreft een tijdelijk crisisinstrument wat in 2009 voor 4 jaar in de begroting is opgenomen met als initiële stand 20 mln per jaar. In 2011 is een aanvang gemaakt met de omvorming van het instrument van Package4GRowth naar CoInvesteringsFaciliteit(CIF). Dit heeft tot gevolg gehad dat, in afwachting van het nieuwe instrument, in 2011 voor het NON-ODA gedeelte slechts budget is vrijgegeven om de reeds ingediende aanvragen 2010 te kunnen afwikkelen. Voor het ODA gedeelte is een budget van € 2 mln vrijgegeven. Het nieuw ontwikkelde instrument zal naar verwachting medio februari 2012 gepubliceerd worden. Bij Miljoenennota en Najaarsnota 2011 zijn hiertoe reeds aanpassing op de initiële begroting opgenomen van € 5,9 mln op het ODA-gedeelte en € 14 mln op het Non-ODA gedeelte.
Toelichting op de programma-uitgaven
Markt en Spelregels
Operationele doelstelling 1: Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde
Handelsakkoorden en internationale economische rechtsorde
De onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Zuid-Korea zijn succesvol afgerond en op 1 juli 2011 voorlopig inwerking getreden. Het Nederlandse bedrijfsleven plukt nu reeds de voordelen van tariefverlaging en versoepeling van de handelsregels. Het Ministerie van EL&I heeft op 15 september 2011 speciaal voor het Nederlandse bedrijfsleven en de Kamers van Koophandel een seminar georganiseerd en toegelicht wat het akkoord precies inhoudt.
In WTO-verband is een concreet resultaat de herziening en modernisering van de overheidsaanbestedingenovereenkomst (GPA). Dit levert het EU-bedrijfsleven (dus ook Nederland) toegang op om mee te dingen naar een totale markt van € 500 mld aan overheidsaanbestedingen.
De afronding van een ambitieus, evenwichtig en ontwikkelingsvriendelijk akkoord in het kader van de WTO Doha ronde is niet gelukt. De onderhandelende landen hebben (nog) geen overeenstemming kunnen vinden over de veelheid van onderwerpen. Specifiek luidt de vraag of opkomende markten als Brazilië, China en India wel voldoende markttoegang geven. De Verenigde Staten vindt van niet en de eerder genoemde landen van wel. Deze posities gaan naar verwachting het komende jaar niet wijzigen. De Doha ronde zit in een impasse.
De afronding van een aantal lopende Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) verloopt ook moeizaam. Zo is in de onderhandelingen met Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar nog weinig vooruitgang geboekt en heeft Marokko nog steeds niet de vertalingverschillen opgelost. Oman weigert – ondanks herhaaldelijke pogingen om de nieuwe EU recht situatie uit te leggen – nog steeds het aanvullende Protocol met betrekking tot vrije kapitaaltransfer clausule te ondertekenen.
Maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen
Het Ministerie van EL&I heeft namens de Nederlandse overheid intensief bijgedragen aan de versterking van het normatief kader voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) via de herziening van de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze zijn op 25 mei 2011 aangenomen tijdens de ministeriële vergadering van de OESO in Parijs.
Ook heeft het Ministerie van EL&I namens de Nederlandse overheid er op aangedrongen dat de strekking van het raamwerk van de (voormalig) speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Bedrijfsleven en Mensenrechten, prof. John Ruggie, onverkort in de vernieuwde OESO Richtlijnen zou worden opgenomen.
Er is een aanvang gemaakt met het nader concretiseren van wat deze IMVO-kaders betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op 12 december 2011 heeft het Ministerie van EL&I, in samenwerking met VNO-NCW een conferentie georganiseerd over de relevantie voor het Nederlandse bedrijfsleven van het Ruggie-raamwerk en de vernieuwde OESO Richtlijnen.
Controle op de uitvoer van strategische goederen
Mede naar aanleiding van de onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten werd in het voorjaar van 2011 besloten tot een aantal aanpassingen in het wapenexportbeleid. In een Kamerbrief van 10 juni 2011 70 werd aangegeven dat bij de toetsing van aanvragen aan het mensenrechtencriterium niet alleen naar de feitelijke inzet van de betrokken goederen bij mensenrechtenschendingen gekeken zal worden, maar ook naar het risico van mogelijke toekomstige inzet daarbij. Verder zal de systematiek van de doorvoercontrole naar Duits voorbeeld worden aangepast, en zal een scherpe selectie van belangrijke besluiten versneld en voorzien van een uitgebreide toelichting aan de Kamer worden gestuurd.
In het najaar van 2011 passeerde het ontwerp voor een Wet strategische diensten de Tweede en de Eerste Kamer, zodat deze wet per 1 januari 2012 in werking kon treden. Met deze wet worden zowel reeds bestaande als enkele nieuwe controles op diensten in relatie tot strategische goederen geregeld. Het gaat hierbij om diensten zoals overdracht van programmatuur of technologie door elektronische communicatiemiddelen, om technische bijstand die ten goede kan komen aan massavernietigingswapenprogramma’s of raketprogramma’s, en om het verlenen van tussenhandeldiensten ten behoeve van wapentransacties en bepaalde transacties in dual use goederen in en tussen derde landen.
Het volledig geautomatiseerd systeem voor de administratie en behandeling van vergunningaanvragen voor strategische goederen is nog in ontwikkeling. Het streven is dat het systeem in de loop van 2012 operationeel wordt.
Operationele doelstelling 2: Bevorderen internationaal ondernemen (inkomend en uitgaand)
Basis pakket
Instrumenten & activiteiten
Economische Diplomatie
Economische missies
Het doel van economische diplomatie is het vergroten van markttoegang, het verbeteren van het level playing field en het oplossen van belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven op internationale markten. In 2011 is een interdepartementale werkgroep economische diplomatie opgericht waarin de kansen, projecten en problemen voor het Nederlandse bedrijfsleven worden geïnventariseerd. Deze inventarisatie voedt onder andere de strategische reisagenda. De bewindslieden zijn dan ook zeven maal op handelsmissie naar het buitenland getogen, om daar persoonlijk deuren voor te openen voor het bedrijfsleven. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd.
Accountmanagement/Dutch Trade Board (DTB)
In 2011 heeft het ministerie van EL&I middels halfjaarlijkse gesprekken op hoogambtelijk niveau met grote, toonaangevende bedrijven gesproken over de kansen en belemmeringen die zij internationaal tegenkomen.
Waar wenselijk en mogelijk is, in samenwerking met het postennet, gerichte ondersteuning aan deze bedrijven bij hun buitenlandse activiteiten gegeven (maatwerk).
Middels deze bilaterale gesprekken droeg EL&I ook in 2011 bij aan het proactief en structureel afstemmen van de internationale speerpunten van grote internationaal opererende Nederlandse bedrijven en de prioriteiten van het Kabinet op het terrein van internationaal ondernemen.
In 2011 heeft ook frequent overleg plaatsgevonden met de Dutch Trade Board (DTB). De doelstelling van de DTB is het versterken van de concurrentiekracht van Nederlandse ondernemingen in het buitenland. Belangrijke onderwerpen van gesprek in 2011 waren de gevolgen van de eurocrisis voor de Nederlandse handel, de invulling van de internationale component van de topsectoren, stroomlijning van het publiek private handelsbevorderende netwerk en de positie van Nederland op de BRIC landen. Voor wat betreft de strategische reisagenda wordt ingezet op een optimale afstemming met het bedrijfsleven en de decentrale overheid, in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst.
Meldpunt handelsbelemmeringen
Net als in 2010 wist het bedrijfsleven in 2011 het Meldpunt Handelsbelemmeringen (voorheen crashteam) te vinden. Het Meldpunt Handelsbelemmeringen registreerde 23 nieuwe zaken in 2011. Bij de behandeling wordt onder meer samengewerkt met het betrokken bedrijf en de Nederlandse ambassade in het betreffende land. Het gaat veelal om zaken die een lange behandeltermijn vragen, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit van een zaak, of vanwege het feit dat het lastig kan zijn van buitenlandse (overheids)partijen een (adequate) reactie te krijgen. Dat is dan ook de reden dat er van de in 2011 aangemelde zaken tot op heden twee met succes konden worden afgesloten. Het Meldpunt heeft in 2011 voorts het eigen registratiesysteem geëvalueerd en de aanzet gegeven tot een nieuw registratiesysteem.
Inzet postennet
Om optimaal vertegenwoordigd te zijn in kansrijke groeimarkten is het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland in 2011 uitgebreid. Zo is sinds mei 2011 een NBSO in Houston operationeel, is de opening van NBSO Barcelona voorbereid, en besloten tot de opzet van een NBSO in Jeddah. Deze uitbreiding is binnen de bestaande budgetten gerealiseerd. Het ministerie heeft in 2011 een nieuw beleidskader opgesteld dat voorziet in versterkte dienstverlening aan het bedrijfsleven en economische diplomatie door het postennetwerk. Daartoe wordt de dienstverlening van de landbouwraden, innovatie-attaché»s en de economische afdelingen van ambassades in prioriteitslanden geïntegreerd. Bovendien wordt er gestreefd om binnen de economische afdeling nog meer synergie te creëren. Evenals in 2010 zijn in 2011 visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden versneld afgehandeld.
In een klanttevredenheidsonderzoek over de dienstverlening van het gehele postennet in 18 economisch belangrijke landen is een gemiddelde beoordelingsscore van 8,3 gemeten 71.
Prestatie-indicatoren |
2008 |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal instellingen in het klantenbestand van de EVD gedeeld door het aantal internationaal actieve bedrijven1 |
42% |
Februari 2008 |
49% |
59% |
– |
45% |
Passend met de (verdere) implementatie van resultaatgerichte sturing wordt niet meer gestuurd op «bereik» (in aantallen), maar wordt onder andere gestuurd op bruikbaarheid en toegankelijkheid van de dienstverlening uitgedrukt in een indicator Klanttevredenheid. De business monitor (bestand internationaal actieve bedrijven) die benodigd is om de metingen omtrent «bereik» uit te voeren, is kostbaar en is zodoende niet meer aangekocht.»
Regeling Internationaal Ondernemen: Prepare2Start
Indicator: aantal bedrijven dat op basis van Prepare2Start-internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen.
Prestatie-indicator |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|
Aantal bedrijven dat op basis van Prepare2Start – internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen |
349 |
434 |
525 |
811 |
600 |
Bron: Agentschap NL
Programma Uitzending managers (PUM)
In het kader van een bezuinigingstaakstelling op het instrumentarium voor internationaal ondernemen is de subsidie van EL&I aan PUM per 1 januari 2011 stopgezet. Het jaar 2011 is gebruikt om lopende contracten af te ronden (afbouwfase). Met het oog op de stopzetting van de subsidie met ingang van 2011 kan het gerealiseerde percentage niet meer worden vergeleken met de in de begroting 2011 opgenomen streefwaarde.
Holland Branding
De adviezen van de Topsectoren zijn in het algemeen zeer positief over de Holland Branding strategie en roepen op tot intensivering van het instrument in het kader van de internationale agenda. Positionering heeft in 2011 in nauwe coördinatie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaatsgevonden.
In 2011 is de verbinding gelegd met sportsector-beleid en het mogelijke bid voor de Olympische Spelen van 2028. Holland Branding is ingezet om ons land als sterk sportland en als thuisbasis van belangrijke sport producten en -diensten te positioneren. Dit is tevens een uitstekende uitgangspositie om Nederland op den duur eventueel als organisator van de Olympische Spelen neer te zetten.
Expo Yeosu
Voor de Nederlandse deelname aan de wereldtentoonstelling 2012 in Yeosu, Zuid Korea, zijn de voorbereidingen in 2011 gestart. De contracten voor het ontwerp en de exploitatie van het paviljoen zijn door een Nederlandse partij gewonnen. Voor de bouw is een lokaal bedrijf gevonden. De Nederlandse Nationale Dag zal op 18 juni 2012 plaatsvinden.
Acquisitie
Via het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) haalt EL&I buitenlandse investeringen naar Nederland. In 2011 ondersteunde NFIA 193 projecten. Deze projecten zijn goed voor € 1,47 mld aan investeringen en 4 358 (behouden en nieuwe) arbeidsplaatsen. 2011 was dan ook een absoluut topjaar voor NFIA, dat hiermee heeft voldaan aan de kwantitatieve streefwaarden voor 2011.
In 2011 is bijzondere aandacht besteed aan hoogwaardige investeringen. In 2011 heeft NFIA extra aandacht besteed aan het vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven. Zo is een uitgebreide enquête uitgevoerd onder in Nederland gevestigde buitenlandse bedrijven. Ook heeft NFIA input verzameld op fiscaal gebied en impulsen gegeven voor bijvoorbeeld de kennismigrantenregeling en de voorzieningen voor expats.
Deze focus vanuit het Ministerie van EL&I past in het Kabinetsbeleid dat zich richt op de topsectoren en op strategische investeringen binnen deze sectoren; zo had 28% van de projecten van NFIA in 2011 een hoogwaardig karakter 73. 52% van de projecten is afkomstig uit Azië. Op de tweede plaats komt Noord-Amerika (26%). De staatssecretaris van het Ministerie van EL&I heeft tijdens de handelsmissie naar Brazilië in november 2011 aangekondigd dat in 2012 een NFIA kantoor in Brazilië zal worden geopend.
In het kader van het Investor Development-programma worden buitenlandse bedrijven die reeds in Nederland zijn gevestigd, nog beter en frequenter geïnformeerd over de Nederlandse wet- en regelgeving. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de regionale acquisitiepartners.
Het acquisitiebeleid heeft in 2011 verdere impuls gekregen door implementatie van de adviezen vanuit de topsector Hoofdkantoren. Zo is een start gemaakt met de Regiegroep Acquisitie & Vestigingsklimaat en zijn al eerste stappen gezet voor het opzetten van een pool van topmanagers van buitenlandse bedrijven in Nederland.
In 2011 is de naam van de Strategische Acquisitie Unit (SAU) gewijzigd in het Cluster Strategische Acquisitie (CSA). Via een zogenaamde Mid Term Review zijn in 2011 de activiteiten van het CSA geëvalueerd. Belangrijkste conclusies waren dat het instrument een duidelijke meerwaarde heeft en dat het interim doel, te weten het binnenhalen van één acquisitie per pilot-sector is gehaald. Van de voorgenomen 15 hoogwaardige, kennisintensieve buitenlandse investeringen in de jaren 2010–2013, zijn er in 2011 twee afgerond.
Voorts werd duidelijk dat de uitvoering verbetering behoeft waar het gaat om de aansturing en het afrekenen van doelen; dat er beter tussen de verschillende onderdelen van de NFIA kan worden samengewerkt; dat de efficiency van de experts vergroot kan worden en dat de terugkoppeling aan de sectoren verbeterd kan worden. Naar aanleiding van de Mid Term Review is NFIA/CSA gevraagd de aanpak van het CSA te integreren in de reguliere werkzaamheden van de NFIA.
Prestatie-indicatoren |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal aangetrokken Projecten door NFIA |
100 |
2006 |
155 |
155 |
193 |
150 |
Bron: AGNL |
||||||
Investeringsbedrag aangetrokken projecten NFIA (in € mln) |
500 |
2006 |
€ 3 142 |
€ 956 |
€ 1 472 |
€ 500 |
Bron: AGNL |
||||||
Aantal arbeidsplaatsen aangetrokken investeringen buitenlandse bedrijven |
2 300 |
2006 |
3 887 |
3 793 |
4 358 |
2 500 |
Bron: AGNL |
||||||
Aandeel projecten in sleutelgebieden & hoogwaardige activiteiten |
21% |
27% |
28% |
15% |
Operationele doelstelling 3: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten
Programmatisch pakket
Instrumenten & activiteiten
2g@there
In 2011 zijn 8 nieuwe programma’s gestart. In voorgaande jaren gestarte programma’s liepen in 2011 door indien deze aantoonbaar tot het binnenhalen van grote orders kunnen leiden. Diverse deelnemende bedrijven en kennisinstellingen hebben ook in 2011 weer successen geboekt, bijvoorbeeld in de maritieme sector en agro-food sector in India, binnen het Oekraïne zuivelprogramma en binnen de glastuinbouw in Kenia en Ethiopië.
In 2011 werd het 2g@there programma geëvalueerd door Pricewaterhouse Coopers Advisory N.V. De onderzoeksvraag was in hoeverre het 2g@there programma bijdraagt aan het wegnemen van (institutionele) belemmeringen op buitenlandse markten voor Nederlandse bedrijven. Uit de bevindingen blijkt dat 2g@there over het algemeen effectief, relevant en efficiënt is gebleken. De aanbevelingen uit deze evaluatie zullen worden meegenomen in de opzet van het nieuwe publiekprivate samenwerkingsprogramma Partners for International Business dat vanaf februari 2012 zal starten.
Government2Government (G2G)
2011 was het laatste jaar dat het G2G programma als losstaand instrument werd aangeboden door het Agentschap NL. Het programma was oorspronkelijk gericht op overheid-tot-overheid samenwerking met landen met uitzicht op EU toetreding. Het Government2Government (G2G) was in 2011 gericht op het wegnemen van institutionele belemmeringen en het verbeteren van de uitvoering of handhaving van beleid, met name in opkomende markten. In totaal werden in 2011 81 Government2Government (G2G) projecten gestart (51 projecten onder G2G-EL&I en 31 projecten onder G2G-milieu). Voorbeelden zijn:
– Rusland: Training in RU-NL veterinary inspection services
– India: Developing a master plan for innovating design education
– Brazilië: Executive Programme Aviation and Airport Development
– Turkije: Inland Waterways
– Oekraïne: Customs procedures in the Dutch-Ukrainian trade relation
Met Government2Government (G2G) activiteiten werd bijgedragen aan het verbeteren van markttoegang voor het Nederlands bedrijfsleven. Vanaf 2012 zal G2G als module worden opgenomen binnen de publiek private aanpak van het programma Partners for International Business. Daarmee worden G2G activiteiten nog strategischer ingezet om bedrijven uit met name de topsectoren te helpen bij het wegnemen van belemmeringen bij internationaal zakendoen.
Package4Growth (P4G)
De onderuitputting op dit instrument kent twee redenen.
Package4Growth is een instrument op India en China, waarvoor in 2009 middelen zijn toegevoegd aan de EZ-begroting. Omdat de faciliteit nog vormgegeven moest worden, was geen kasritme van uitfinanciering bekend. Hierdoor wijkt de feitelijke realisatie of van het oorspronkelijk vastgelegd begrotingsbedrag.
In 2011 is een aanvang gemaakt met de omvorming van het NON-ODA gedeelte binnen het instrument. Het Non-ODA gedeelte binnen Pack4Growth zal overgaan in het instrument CoInvesteringsFaciliteit (CIF). Dit heeft tot gevolg gehad dat in 2011 voor dit gedeelte slechts budget is vrijgegeven om de reeds ingediende aanvragen 2010 te kunnen afwikkelen. Dit heeft ook geleid tot een lagere kasbelasting.
In lijn met het Kabinetsbeleid is begin 2011 besloten om de subsidies voor investeringen en ordersubsidiëring onder Package4Growth stop te zetten en een groot deel van de resterende beleidsgelden aan te wenden voor een investeringsfaciliteit. In 2011 is veel zorg besteed aan de ontwikkeling van deze co-investeringsfaciliteit die in het 1e kwartaal 2012 gelanceerd zal worden. Als gevolg daarvan is de prestatie-indicator verlaagd van 112 naar 61.
In 2011 stond voor Package4Growth slechts de subsidieregeling Kennisverwerving open voor aanvragen van bedrijven. Met deze subsidieregeling kunnen bedrijven een externe adviseur inhuren om specifieke kennis te verkrijgen die voor hun positionering van belang is. In 2011 zijn voor deze regeling 57 aanvragen ontvangen, waarvan 44 gehonoreerd zijn. In 2011 zijn bovendien 5 investeringsprojecten goedgekeurd die in 2010 waren ingediend. Wegens tegenvallende belangstelling voor de investeringsregeling is de prestatie-indicator van 61 subsidies niet geheel behaald. De subsidieregeling Kennisverwerving, die in 2010 is gelanceerd, geniet echter duidelijk de belangstelling van het Nederlandse MKB.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|
Aantal startende clusters op kansrijke markt-sector combinaties |
13 |
14 |
Aantal bedrijven dat door ondersteuning van P4G de Chinese en/of Indiase markt (verder) betreedt |
49 |
112 |
Bron: AGNL
Toelichting apparaatuitgaven
In de ontwerpbegroting 2011 is de bijdrage aan Agentschap NL opgenomen onder de uitgaven geraamd onder Operationele Doelstelling 2. Bij tweede suppletoire wet 2010 zijn alle bijdragen aan baten-lastendiensten onder de materiële apparaatsuitgaven gebracht. Hierdoor is de realisatie van de uitgaven 2011 verantwoord onder de uitgaven apparaat.
Soort onderzoek |
Onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectonderzoek ex post |
Programmatisch pakket (2g@there, G2G) |
5.3 |
2011 |
2012 |
TK, 31 985 nr. 7 |
Toelichting
De evaluatie Programmatisch pakket (2g@there, G2G) stond gepland voor start en afronding in 2012, de evaluatie heeft nu plaatsgevonden in 2011. De resultaten van deze evaluatie zijn 13 maart 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Algemene doelstelling
Een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.
Al het werk van het CPB heeft als doel bij te dragen aan de beleidsvorming, zowel nationaal als internationaal. Het meest bekend zijn de ramingen. Het CPB heeft in 2011 wederom vier reguliere ramingen gepubliceerd. Zoals gebruikelijk is in het voorjaar het Centraal Economisch Plan verschenen en op Prinsjesdag de Macro Economische Verkenning. In juni en december verschenen korte tussentijdse updates, waarbij de decemberraming op uitzonderlijk veel belangstelling kon rekenen, als gevolg van de verslechterde economische vooruitzichten. Naast boeken over arbeidsmarktflexibiliteit en een kosteneffectiviteitsanalyse van de toekomstige inrichting van de Afsluitdijk, verscheen in november het boek Europa in Crisis, een publieksgericht boek over de Europese schuldencrisis, dat samen met Uitgeverij Balans werd uitgegeven. Ook werd een samenwerkingverband gestart met de Brusselse economische denktank Bruegel, om de internationale zichtbaarheid van het CPB te vergroten en de Europese beleidsdiscussie eerder te kunnen betrekken in de Nederlandse beleidsanalyse.
Het jaar stond vooral in het teken van vernieuwing. De website werd geheel vernieuwd, de papieren kwartaal Nieuwsbrief werd vervangen door een maandelijkse elektronische nieuwsbrief en de publicatiereeksen gingen op de schop. Er zijn nu vier reeksen: CPB Boeken, CPB Discussion papers (gericht op een wetenschappelijk publiek), CPB Notities (met antwoorden op speciale verzoeken om doorrekening in de regel van departementen of de politiek) en CPB Policy Briefs. Deze laatste reeks is nieuw en heeft als doel beleidsmakers te informeren over een voor hen relevant onderwerp met een kort en helder geschreven stuk. In 2011 heeft het CPB-onderzoek, naast de drie genoemde boeken, geresulteerd in 14 CPB Policy Briefs, 34 CPB Notities en 36 CPB Discussion Papers.
Ook de organisatie van het CPB werd aangepast, voornamelijk om inhoudelijke redenen. Er werd teruggegaan van zes naar vijf sectoren en van 20 naar 15 programma’s. In de loop van het jaar werd de omvang van de taakstelling van het huidige kabinet duidelijk, hetgeen resulteert in een volgende reorganisatie die in de komende jaren zijn beslag gaat krijgen.
Gezien de vele reacties op de publicaties, zowel in rechtstreekse contacten met politici, ambtenaren, wetenschappers en andere publieke actoren, als in de media worden de analyses en prognoses breed ontvangen en gebruikt door de regering, het parlement en overige maatschappelijke organisaties. Daarmee is de doelstelling ruimschoots bereikt.
Externe factoren
De belangrijke externe factor waarmee het CPB werd geconfronteerd was de taakstelling van het huidige kabinet. Daarbij werd er door regering en parlement in sterke mate een beroep op het CPB gedaan. Dat blijkt uit de toename van het aantal notities, maar ook uit het verzoek om de economische verkenning tot 2015 te actualiseren en te publiceren bij het CEP 2012.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde Begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen (totaal) |
13 580 |
14 586 |
14 931 |
13 964 |
12 997 |
967 |
Uitgaven (totaal) |
13 580 |
14 586 |
14 931 |
13 964 |
12 997 |
967 |
– Apparaatuitgaven CPB |
13 580 |
14 586 |
14 931 |
13 964 |
12 997 |
967 |
Ontvangsten (totaal) |
2 065 |
2 570 |
2 073 |
2 256 |
1 643 |
613 |
Het verschil tussen de realisatie en de oorspronkelijke vastgestelde begroting bedraagt bijna € 1 mln. De hogere uitgaven betroffen onder meer compensatie van loonkosten in verband met langdurig afwezigen en een loon- en prijsbijstelling van € 0,35 mln. Daarnaast heeft met betrekking tot de extern gefinancierde projecten een desaldering van € 0,6 mln plaatsgevonden. De voorbereiding op de verhuizing van het Centraal Plan Bureau naar de locatie Bezuidenhoutseweg 30 bracht € 0,15 mln aan uitgaven met zich mee.
Het verschil bij de ontvangsten (€ 0,6 mln) is geheel toe te schrijven aan extra ontvangsten in het kader van extern gefinancierde projecten.
Raming 2011 |
Realisatie 2011 |
|||
---|---|---|---|---|
Formatie1 |
Gemiddelde prijs |
Gemiddelde Bezetting1 |
Gemiddelde prijs |
|
CPB- personeel |
130,5 |
82,9 |
128,4 |
90,0 |
CPB- materieel |
130,5 |
16,7 |
128,4 |
18,8 |
formatie en gemiddelde bezetting inclusief vacatures; exclusief tijdelijk personeel en Young Professional.
De gemiddelde prijs per fte op personeel en materieel is hoger dan geraamd. De reden voor deze stijging is dat in 2011 extra budget is uitgekeerd voor zowel loon- en prijsbijstelling als voor compensatie in verband met langdurige afwezigen. Daarnaast is extra budget ontvangen omdat er meer externe projecten zijn uitgevoerd dan dat oorspronkelijk was geraamd (€ 1,6 mln). Tevens zijn in 2011 extra materiële uitgaven verricht ter voorbereiding op de verhuizing om het Centraal Plan Bureau uitgekeerd. Dit extra budget is omgezet in uitgaven die leiden tot een hogere gemiddelde prijs.
Prestatie-indicatoren
In onderstaande tabel worden de prestatie-indicatoren weergegeven, voorzien van bijbehorende streefwaarden zoals opgenomen in de begroting 2011, en de realisatiewaarden over 2011.
Kritische succesfactor |
Prestatie-indicator |
Streefwaarde |
Realisatie 2011 |
---|---|---|---|
1. Een goede beoordeling van de kwaliteit van het CPB |
1a. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een visitatiecommissie |
1a. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed |
1a. n.v.t. (laatst uitgevoerd in 2010) |
1b. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een toetsgroep van beleidsmakers |
1b. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed |
1b. n.v.t. (eerst volgende rond 2013) |
|
2. Een goede beoordeling van CPB-producten |
2a. Projectevaluatie van elk project >3 maanden |
2a. Oordeel goed, evenwicht tussen inzet en resultaat |
2a. gerealiseerd, doelgerichtheid blijft aandachtspunt |
2b. Aantallen publicaties die aan wetenschappelijke standaarden voldoen |
2b. 10 Discussion Papers en 9 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften |
2b. 36 Discussion Papers en 22 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften |
|
3. Specifieke klanten en het brede publiek bedienen met relevante ramingen en analyses |
3a. Mate van tevredenheid CPC en CEC-departementen over het CPB-werkplan en de CPB-jaarrapportage |
3a. Positieve waardering werkplan en jaarrapportage op hoofdlijnen |
3a. Overwegend zeer tevreden. Commentaar met name van ministeries beperkt. |
3b. Percentages persberichten bij CPB-publicaties |
3b. Persberichten bij 90% van de CPB Documenten en Bijzondere Publicaties |
3b. 90% ruimschoots gehaald |
|
3c. Aandacht in de landelijke pers n.a.v. CPB-persberichten |
3c. Artikelen in ≥ 2 landelijke dagbladen bij ≥ 75% van de CPB-persberichten |
3c. 75% ruim-schoots gehaald in FD, AD, Volkskrant, NRC, Telegraaf |
|
3d. Expertrol in landelijke pers |
3d. Ten minste 1x per maand expertrol terugzien in publiciteit |
3d. Ruim gehaald |
|
3e. Leesbaarheid van publicaties en persberichten d.m.v. onderzoek onder journalisten. |
3e. Elke 3 jaar, Oordeel goed |
3e. niet van toepassing (komt in 2012 weer aan de orde) |
|
4. Internationaal als toonaangevend worden beschouwd |
4. Aantal verwijzingen naar CPB-publicaties in working papers van OECD, IMF en EC |
4. Minimaal 15 keer per jaar |
4. 44 |
a Centrale Plancommissie en Centraal Economische Commissie. |
Algemene doelstelling
Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.
Het outputprogramma van het CBS zoals opgenomen in het Jaarplan voor 2011 van het CBS is gerealiseerd.
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Prestatie-indicatoren
In onderstaande tabel staan de prestatie-indicatoren weergegeven voorzien van bijbehorende streefwaarden, zoals opgenomen in de begroting 2011, en de realisatiewaarden.
Prestatie-indicator |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
1. Realisatie van de publicatie-kalender |
Persberichten: 92% Eurostat: 93% |
Persberichten: 91% Eurostat: 93% |
Persberichten: 94% Eurostat: 93% |
Persberichten: 90% Eurostat: 90% |
2. Aantal formele correcties op publicaties |
0 persberichten met correctie |
0 persberichten met correctie |
1 persbericht met correctie |
Maximaal 3 persberichten per jaar met correctie |
3. Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers |
||||
a. economische groei |
2 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2006. |
4 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2007. |
4 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2008. |
Voor minstens drie kwartalen van het jaar moet de afwijking minder zijn dan 0,75 procentpunt. |
b. internationale handel |
98% afwijkingen < 4% |
92% afwijkingen < 4% |
98% afwijkingen < 4% |
80% van de afwijkingen moet minder zijn dan 4%. |
c. bevolkingsgroei |
12 maanden met afwijking < 4 000 Gecumuleerd jaar-totaal: 800 |
12 maanden met afwijking < 4 000 Gecumuleerd jaar-totaal: 2 623 |
12 maanden met afwijking < 4 000 Gecumuleerd jaar-totaal: 820 |
Voor minstens 8 maanden moet de afwijking minder zijn dan 4 000 én de afwijking van het gecumuleerd jaartotaal moet minder dan 16 000 zijn. |
4. Administratieve lastenverlaging/ reductie enquête-druk |
Definitief cijfer 2009: € 19,8 mln |
Definitief cijfer 2010: € 19,0 mln |
(Voorlopig) cijfer 2011: nog niet bekend. |
De administratieve last door enquêtedruk voor het bedrijfsleven mag in 2011 niet meer bedragen dan de lastendruk in 2010. |
Toelichting administratieve lastenverlaging/reductie enquêtedruk
Het CBS produceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie die onder andere inzicht biedt in het functioneren van de samenleving en de economie in het bijzonder. Het CBS betrekt daarvoor de benodigde basisgegevens zoveel mogelijk uit bestaande registraties. Deze registraties zijn echter niet voldoende waardoor uitvraag bij bedrijven noodzakelijk blijft.
Het CBS verzamelt de gegevens op een zodanige manier dat de administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen zo laag mogelijk zijn. Uit de cijfers blijkt dat de feitelijke, door het CBS veroorzaakte, administratieve lastendruk al jaren achtereen daalt. Bedroeg deze lastendruk in 2009 € 19,8 mln, in 2010 was de lastendruk met bijna € 0,8 mln gedaald. Het voornemen van het CBS om ook in de komende periode een verdere vermindering van lastendruk te realiseren, sluit aan bij de in het Regeerakkoord aangekondigde ambitie van het kabinet om in 2012 een administratieve lastenreductie van 10 procent te realiseren ten opzichte van 2010 en binnen vier jaar een reductie van in totaal 25 procent. Ook zet het CBS fors in op vermindering van de beleefde lastendruk, in intensieve samenwerking met ondernemers en ondernemersorganisaties, zoals via de Adviesraad Berichtgevers.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
182 467 |
195 420 |
192 269 |
191 676 |
187 431 |
4 245 |
Waarvan garantieverplichtingen |
||||||
Uitgaven |
182 467 |
195 420 |
192 269 |
191 676 |
187 431 |
4 245 |
Ontvangsten |
Bijdrage aan het CBS
Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2011 ad € 4 mln is voornamelijk ontstaan door de toevoeging van middelen voor Sociaal Flankerend Beleid, extra statistische werkzaamheden in het kader van Caribisch Nederland en voor loon- en prijscompensatie.
Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs
Raming 2011 |
Realisatie 2011 |
|||
---|---|---|---|---|
Formatie |
Gemiddelde prijs |
Gemiddelde bezetting |
Gemiddelde prijs |
|
CBS-personeel |
2 018 |
68,4 |
1 964 |
69,3 |
CBS-materieel |
2 018 |
31,5 |
1 964 |
28,3 |
Soort onderzoek |
Onderwerp |
AD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Overig evaluatie onderzoek |
De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS (artikel 39 Kaderwet, voorheen artikel 82 CBS-wet). |
9 |
2011 |
2011 |
TK, 25 268 nr. 74 |
De doelmatigheid van het CBS heeft zich positief ontwikkeld in de onderzoeksperiode 2004–2009. Bij een relatief geringe stijging van de input, heeft het CBS een relatief grote stijging van de output gerealiseerd. De kwaliteit en relevantie van de gegevensverzameling is goed geborgd en de administratieve lastendruk in de onderzoeksperiode is verlaagd met 14%. Verder wordt geconstateerd dat de Centrale Commissie voor de Statistiek haar toezichttaak goed heeft ingevuld.
Algemene doelstelling
Nederland behoort wereldwijd tot de top met breedbandinfrastructuur dankzij concurrentie op en tussen meerdere netwerken. Door convergentie kunnen diensten als televisie, bellen en internet via meerdere netwerken worden afgenomen en ontstaan nieuwe gebruiksvormen uit combinaties van die toepassingen (zoals tv kijken via internet).
Voor post geldt dat de postmarkt in 2009 is geliberaliseerd. De tarieven voor zakelijke gebruikers zijn aanzienlijk gedaald en PostNL heeft concurrentie gekregen. Aan dit doel zijn voor de rest geen kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen verbonden. Tot 2011 waren er vier landelijke postvervoerders voor geadresseerde post, waarvan twee spelers zich in de loop van 2011 hebben teruggetrokken van de Nederlandse markt voor geadresseerde post. De gehele postmarkt zit in zwaar weer door teruglopende volumes als gevolg van digitalisering.
Kengetallen |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
1. Plaats van Nederland t.o.v. andere landen op de mondiale Information Society Index ranglijst Bron: ISI |
Negende positie |
Twaalfde positie |
Twaalfde positie |
Stijgend |
2. Positie Nederland t.o.v. andere OESO-landen m.b.t. aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners Bron: OESO |
Tweede positie |
Eerste positie |
Eerste positie |
Minimaal tweede positie |
3. Concentratie deelmarkten (HHI) Bron: TNO |
Mobiele telefonie: 3 874 (stand Q3 2009) |
Mobiele telefonie: 3 802 (stand Q4 2010) |
Mobiele telefonie: 3 711 (stand Q3 2011) |
Dalend |
4. Overkomstduur brieven binnen 24 uur Bron: OPTA |
94,8% |
92,9% |
nnb |
Behoud 95% of meer binnen 24 uur |
5. Positie Nederland t.o.v. andere EU-lidstaten m.b.t. gebruik van ICT door het bedrijfsleven Bron: CBS |
3e positie |
Geen gegevens beschikbaar |
Geen gegevens beschikbaar |
Minimaal tweede positie |
6. Penetratiegraad van TDAB radio-ontvangers in huishoudens Bron: TNO |
Verwaarloosbaar |
Verwaarloosbaar (< 1%) |
Verwaarloosbaar (< 1%) |
Streefwaarde 2016: 50% van de huishoudens heeft ten minste 1 TDAB radio-ontvanger |
Toelichting
1) Nederland is eerder op de ranglijst gedaald naar de 12de positie, omdat andere landen (onder andere in Azië) relatief meer investeren in ICT R&D en toepassing (zowel overheid als bedrijfsleven). Deze trend is onveranderd en werkt zwaar door in de ISI-index.
3) Het kengetal «Herfindahl Hirschman Index (HHI) Breedband internettoegang» zoals opgenomen in de oorspronkelijke begroting 2011 is door wisselende grondslagen en door enorme bewegingen in de markt (overnames van ISP's door vooral KPN) nietszeggend geworden. Dit kengetal is daarom vervallen.
Het kengetal «Herfindahl Hirschman Index (HHI) Mobiele telefonie» over geheel 2011 (stand Q4) komt in juni 2012 beschikbaar. De huidige realisatie (3 711) is de stand van het derde kwartaal (Q3).
4) Het Kengetal over 2009 is een voorlopig cijfer omdat Post NL dit cijfer formeel heeft aangevochten (volgens Post NL moet het cijfer 95,2% zijn). Deze rechtszaak loopt nog. Het kengetal «Overkomstduur brieven binnen 24 uur» over 2011 komt begin 2013 beschikbaar
5) De CBS-publicatie is een enquête en kijkt terug in de tijd. Voor het meten van het gebruik van ICT door het bedrijfsleven zijn niet ieder jaar nieuwe gegevens beschikbaar.
6) Het kengetal «Penetratiegraad van TDAB radio-ontvangers in huishoudens» wordt door TNO geleverd aan het CBS ten behoeve van de CBS-uitgave «De Digitale Economie». Realisatiecijfers 2010 en 2011 betreffen voorlopige cijfers.
Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
74 355 |
91 369 |
89 413 |
105 945 |
83 279 |
22 666 |
Uitgaven |
66 627 |
84 788 |
91 935 |
86 699 |
89 834 |
– 3 135 |
programma |
51 805 |
64 942 |
71 718 |
68 025 |
70 349 |
– 2 324 |
OD 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt |
3 204 |
4 384 |
4 463 |
3 907 |
6 083 |
– 2 176 |
– Bijdrage aan internationale organisaties |
1 519 |
2 010 |
2 293 |
1 982 |
2 501 |
– 519 |
– Bijdrage aan OPTA |
1 685 |
2 374 |
2 170 |
1 925 |
3 582 |
– 1 657 |
OD 3: Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid |
37 106 |
49 351 |
53 774 |
46 248 |
52 583 |
– 6 335 |
– Programma Implementatie ICT-agenda |
15 130 |
24 738 |
17 364 |
21 018 |
27 171 |
– 6 153 |
– ICT-flankerend beleid en administratieve lasten |
19 353 |
21 309 |
34 874 |
24 818 |
24 893 |
– 75 |
– ICT&MKB |
2 218 |
3 304 |
1 536 |
412 |
519 |
– 107 |
– Kenniswijk |
405 |
|||||
Algemeen |
11 495 |
11 207 |
13 481 |
17 870 |
11 683 |
6 187 |
– Beleidsvoorbereiding en evaluaties |
11 495 |
11 207 |
13 481 |
17 870 |
11 683 |
6 187 |
Apparaat |
14 821 |
19 845 |
20 216 |
18 673 |
19 485 |
– 812 |
– Personeel Kerndepartement |
7 335 |
7 751 |
8 245 |
7 411 |
7 108 |
303 |
– Bijdrage aan Agentschap NL |
239 |
262 |
262 |
|||
– Bijdrage aan Agentschap Telecom (inspectie) |
4 631 |
5 529 |
6 009 |
5 268 |
6 505 |
– 1 237 |
– Bijdrage aan Agentschap Telecom (secretaris generaal) |
2 855 |
6 565 |
5 723 |
5 732 |
5 872 |
– 140 |
Ontvangsten |
2 713 |
254 |
27 095 |
52 232 |
26 400 |
25 832 |
Ontvangsten uit het FES fonds |
1 463 |
|||||
Diverse ontvangsten |
1 250 |
254 |
27 095 |
52 232 |
26 400 |
25 832 |
Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen
Operationele doelstelling 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt
In het kader van operationele doelstelling 1 zijn in 2011 meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk was geraamd. Deels door een committering van € 1,1 mln aan de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) voor het oplossen van ontvangstklachten (verplaatsing van een mast) en een committering van € 7,14 mln aan de Stichting Regionale Omroep Overleg & Samenwerking (ROOS) ter subsidiëring van de uitrol van een digitaal zendnetwerk. Daarnaast is een bedrag van € 5,5 mln gecommitteerd en betaald aan Radiocorp ter compensatie van de te late afgifte van de FM-vergunning (schikkingsbedrag rechtszaak). Ook met dit bedrag was geen rekening gehouden in de begroting 2011.
Regelgeving en Europese coördinatie
Implementatie nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie
In 2011 is de implementatie van het nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie in Nederlandse wetgeving door de Tweede Kamer afgerond. Het wetsvoorstel zal begin 2012 door de Eerste Kamer worden behandeld. Daarna zal alle regelgeving naar verwachting in mei 2012 in werking treden. Tegelijkertijd moet lagere regelgeving worden afgerond.
Roaming
De huidige Europese roamingverordening loopt medio 2012 af. Momenteel is nog een discussie gaande met de Europese Commissie gericht op de toekomstige besluitvorming omtrent voortzetting van deze verordening. EL&I is van opvatting dat concurrentie bepalend zou moeten zijn voor de prijsvorming. Indien het daaraan mocht schorten dan is regulering noodzakelijk. Deze moet voldoende bescherming bieden aan Europese consumenten tegen excessieve prijsvorming bij roaming.
Telecom- en postmarkt
Netneutraliteit
In het kader van de herziening van het Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector is netneutraliteit opgenomen in het wetsvoorstel ter wijziging van de Telecommunicatiewet (TK, 32 549). Dit omvat dat aanbieders van internettoegang transparant moeten zijn over hoe zij hun netwerkverkeer behandelen. In aanvulling daarop is opgenomen dat aanbieders van internettoegang, behoudens enkele uitzonderingen, geen diensten of toepassingen op het internet mogen belemmeren of vertragen. Directe aanleiding voor deze aanvullende wetgeving was dat meerdere mobiele telecomaanbieders innovatieve concurrerende diensten (zouden willen) belemmeren.
Zicht op de uitrol van breedbandige netwerken
De voortgang van de uitrol van breedbandige netwerken wordt in kaart gebracht met een jaarlijkse Breedbandmonitor. De eerste monitor wordt in 2012 gepubliceerd.
Frequentie- en antennebeleid
Integrale aanpassing Nationaal Frequentieplan (NFP)
De voorgenomen integrale aanpassing van het Nationaal Frequentieplan (ter implementatie van het wetsvoorstel naar aanleiding van de nota Frequentiebeleid 2005) is opgeschoven als gevolg van de opgetreden vertraging van de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel. Het nieuwe NFP zal naar verwachting in 2013 worden afgerond en gepubliceerd.
Toezicht op emissie van elektromagnetische velden van zendmasten
Er is in 2011 nog geen verbetering van het toezicht op de emissie van elektromagnetische velden van zendmasten gerealiseerd. In 2011 is gezocht naar een aanpak die past binnen het bestaande wetgevende kader, waarmee deze aanpak eenvoudiger is te realiseren. Dit heeft tot nieuwe inzichten geleid. De oplossing met dit verbeterde toezicht, in een beleidsregel uitgewerkt, zal in de eerste helft van 2012 worden gepubliceerd en vanaf dat moment worden geëffectueerd.
Herziening R&TTE richtlijn
In de begroting 2011 was voorzien dat in 2011 de Europese Commissie het initiatief zou nemen om de richtlijn voor radioapparatuur en de wederzijdse erkenning van conformiteit (R&TTE richtlijn) te herzien die betrekking heeft op radio- en randapparatuur. De Europese Commissie heeft dit initiatief echter nog niet genomen in 2011. De voorbereidingen zijn in 2009 gestart en de herziening van de richtlijn wordt nu in de eerste helft van 2012 verwacht.
Prestatie-Indicatoren |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2013 |
---|---|---|---|---|
Het aantal vergunningscategorieën ten behoeve van het gebruik van frequentiebanden |
46 |
46 |
45 |
42 |
Bron: Agentschap Telecom
Toelichting
In 2011 is de vergunningscategorie «Alarm, Radiobeveiligingsinstallatie» afgeschaft. De faciliteiten onder deze categorie zijn volledig overgenomen door alarmeringstoepassingen in het vergunningsvrije domein.
De doelstelling is om het aantal vergunningscategorieën terug te brengen van een referentiewaarde van 47 naar 42 in een periode van vijf jaar. Dit heeft tot gevolg dat gebruiksmogelijkheden van frequenties worden verruimd en wordt aangesloten bij veranderende marktomstandigheden en technologische ontwikkelingen.
Nummers en internetdomeinnamen
Eenvoudiger overstap naar andere aanbieder in geval van Machine-to-Machine (M2M) toepassingen
Voor communicatie tussen apparaten, denk hierbij aan het uitlezen van slimme energiemeters, worden telefoonverbindingen gebruikt. Het is voor eindgebruikers van deze Machine-to-Machine (M2M) toepassingen kostbaar om over te stappen door het gebruik van nummers in de randapparatuur die zijn gebonden aan openbare telecomnetwerken. In 2011 is op internationaal terrein (Conférence européenne des administrations des postes et télécommunications, CEPT, en International Telecommunication Union, ITU) verkend hoe voor bedrijven in deze sector mogelijkheden kunnen worden vergroot om over te stappen naar andere telecomaanbieders. Omdat deze verkenning mondiaal plaatsvindt, kost deze meer tijd dan verwacht. In 2012 wordt meer duidelijkheid verwacht over de uitkomsten en het vervolgtraject.
Operationele doelstelling 2: Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk
Netwerk- en informatiebescherming
Weerbaarheid tegen uitval energie en telecom/ICT
Het traject CapaciteitsAnalyse Elektriciteit en Telecom (CAET) heeft langer geduurd dan was gepland. Van de laatst betrokken sectoren (drinkwater, olie en openbaar bestuur) zijn de rapportages nog in 2011 opgesteld, maar heeft bespreking van de aanbevelingen nog niet plaatsgevonden. Het traject CAET wordt in april 2012 afgesloten met een brede bijeenkomst voor alle betrokken sectoren waarin de bevindingen en «best practices» nog eens worden gedeeld.
Bescherming privacy internetgebruiker
Een meldplicht voor datalekken is opgenomen in de wijziging van de Telecommunicatiewet (implementatiewet), die nu in de Eerste Kamer ligt. Tevens zullen, ter implementatie van de Bijzondere Privacyrichtlijn, de regels met betrekking tot het gebruik van zogenaamde cookies aangepast worden. Om te komen tot een geharmoniseerde toepassing van de nieuwe regels rond het gebruik van cookies in de diverse lidstaten van de Europese Unie, is Eurocommissaris Kroes in gesprek met het Europese bedrijfsleven over de praktische invulling van de regels.
Operationele doelstelling 3: Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid
In het kader van operationele doelstelling 3 zijn in 2011 meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk was geraamd, omdat een deel van de opdracht aan Agentschap NL voor 2011 per abuis niet in 2010 was vastgelegd. Dat is alsnog (voor € 5,1 mln) in 2011 gebeurd.
Instrumenten en activiteiten
Op 17 mei 2011 is de Digitale Agenda.nl aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze agenda zet de ambities neer wat betreft inzet van ICT voor groei en welvaart en de hiervoor benodigde randvoorwaarden. De Digitale Implementatie Agenda.nl die op 13 december aan de Tweede Kamer is gestuurd beschrijft hoe deze ambities te realiseren. Daarnaast wordt in deze agenda aangeven hoe over de voortgang van de acties zal worden gerapporteerd.
Digitale Economie & maatschappij
Programma Implementatie ICT-agenda (PRIMA)
EL&I is coördinerend ministerie en beheert de gelden die voor PRIMA (Programma Implementatie ICT-agenda) worden uitgegeven. PRIMA betreft een interdepartementaal programma, waaruit een project alleen kan worden gefinancierd, wanneer een departement ook eigen middelen inbrengt. Als penvoerend departement is EL&I voor de betalingen op PRIMA grotendeels afhankelijk van de betalingen en declaraties van de overige betrokken departementen. In 2011 is hiervoor minder opgevraagd dan geraamd.
COMMIT
Dit kabinet zet in op het omzetten van R&D – kennis dus – in kunde en in kassa. En het wil de totale R&D – privaat en publiek – laten stijgen tot 2,5 procent van het BBP in 2020. EL&I stimuleert alle ondernemers in Nederland om te investeren in vernieuwende producten, diensten en processen. Dat doet EL&I met risicokapitaal, met innovatiekrediet en met fiscale instrumenten. En dat is op 16 november 2011 gebeurd met de lancering van het ICT-onderzoeksprogramma COMMIT. COMMIT is een voorbeeld van het bedrijfslevenbeleid nieuwe stijl, waarin ondernemers, onderzoekers en overheden samen achter het stuur zitten. Een vierjarig onderzoeksprogramma van € 110 mln, waarvan 55 procent wordt betaald door het bedrijfsleven en 45 procent uit het budget komt vanuit de overheid.
COMMIT is gebouwd op drie pijlers, namelijk «informatie», «kleine computers» en «grootschalige rekendiensten» en valt uiteen in 16 projecten. Daarbinnen gaan kennisinstellingen, bedrijven en non-profit-organisaties samen aan de slag met ICT-producten en diensten. Zoals voor huisartsen, die medische gegevens snel en veilig willen laten onderzoeken. Zoals met technieken om digitale opnamen van opsporingscamera’s te scannen. En zoals met mogelijkheden om GPS en andere satellietgegevens te gebruiken in de precisielandbouw. Zo gaat COMMIT bijdragen aan innovatieve producten en diensten waarmee Nederland zijn economische groei kan aanjagen en waarmee we tegelijkertijd een antwoord kunnen geven op grote maatschappelijke vraagstukken.
Digitale dienstverlening voor bedrijven
Slim geregeld, goed verbonden (SGGV)
Voor het programma SGGV (Slim geregeld, goed verbonden) zijn in 2011 drie casussen afgerond en overgedragen aan de ketenpartijen. Ultimo 2011 heeft het programma acht casussen afgerond en vier casussen in uitvoering. In totaal zullen tot en met 2012 15 tot 20 ketenprojecten gerealiseerd worden.
Ondernemingsdossier
In 2011 is gestart met de invoering van het Ondernemingsdossier in drie branches: horeca, recreatie en rubber- en kunstofindustrie. Naast het bedrijfsleven zijn ook overheidsorganisaties op het Ondernemingsdossier aangesloten.
e-Factureren
Het project e-Factureren werd verlengd tot 2014. Het doel om in 2011 10% van het totaal aantal facturen aan de rijksoverheid elektronisch te ontvangen en te worden verwerkt is gehaald. Door de inzet van de overheid als «launching customer» is in de markt een onomkeerbaar proces in gang gezet: steeds meer bedrijven versturen hun facturen voortaan elektronisch. Het gebruik van Digipoort als centraal aanleverpunt voor elektronische facturen aan de overheid speelt een belangrijke rol in het bereiken van de doelstellingen. De oorzaak aan leverancierszijde is vooral de complexiteit van de koppeling met Digipoort waardoor de business case alleen aantrekkelijk is voor de heel grote leveranciers van het Rijk en aan overheidszijde kost het meer tijd om de back-office processen af te stemmen op ontvangst en automatische verwerking van e-facturen. EL&I droeg samen met BZK de aanloopverliezen van Digipoort om het gebruik te stimuleren en het «early adopter» probleem te vermijden. Voor bedrijven is het verzenden van e-facturen via de Digipoort gratis en overheden betalen een marktconforme prijs voor het gebruik. Het opdrachtgeverschap voor e-factureren via de Digipoort is door EL&I per 31 december 2011 overgedragen aan BZK. EL&I richt zich na 2011 vooral op het stimuleren van de markt.
SBR
De belastingdienst is in 2011 begonnen de verplichtstelling van SBR te starten in 2013 voor inkomensbelasting en vennootschapsbelasting van ondernemers.
Antwoord voor Bedrijven
De overheid werkt aan een moderne elektronische voordeur om gegevens met bedrijven digitaal te kunnen afwikkelen voor betere overheidsdienstverlening en reductie van administratieve lasten. Open standaarden zijn daarbij de norm. Daarvoor beheert het College Standaardisatie een lijst met open standaarden over techniek (systeemkoppelingen) en eenduidige begrippen in ketens (semantiek). In 2011 zijn vijf nieuwe standaarden toegevoegd aan die lijst, zoals een standaard voor elektronische betalingen. Eind 2011 is het mandaat van het College Standaardisatie met drie jaar verlengd. De scope is verbreed naar het maken van afspraken over eOverheidsvoorzieningen en standaarden in economische topsectoren, zoals Logistiek en AgroFood.
Prestatie-indicatoren |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
1) Het aantal bezoeken aan de website |
1 744 036 |
1 817 686 |
2 202 017 |
1 700 000 |
Bron: Agentschap NL |
||||
2) Aantal betalende partners en netwerkpartners in het programma Digivaardig & Digibewust |
47 |
72 |
73 |
50 |
Bron: ECP-EPN |
||||
3) Aantal bezoekers van de websites van het programma Digivaardig & Digibewust |
187 047 |
432 886 |
91 392 |
400 000 |
Bron: ECP-EPN |
Toelichting
1) In 2011 heeft Antwoord voor bedrijven de portaalfunctie verder verstevigd zoals afgesproken. Dit vertaalt zich in een half miljoen meer bezoekers dan het streefcijfer. Dit mooie resultaat is terug te voeren op het toevoegen van features bij de vernieuwing van de site, waardoor de vindbaarheid van de site stevig gegroeid is. Dat betekent dat als een ondernemer via een zoekmachine (bijvoorbeeld Google) zoekt, hij eerder bij Antwoord voor bedrijven uitkomt. Een van de features die verbeterd is, is dat er veel meer trefwoorden aangebracht kunnen worden. Hoe meer trefwoorden, hoe beter vindbaar. Daarnaast was het streefcijfer voor 2011 niet heel hoog gekozen, omdat voorzien was dat met de vernieuwing van de site een tijdelijke dip in de bezoekcijfers zou komen. Een eerste versie van een platform, waar de ondernemer de informatie gepersonaliseerd aangeboden kan krijgen, is gelanceerd en wordt steeds verder ontwikkeld. Daarnaast participeert Antwoord voor bedrijven volop in de eerste stappen van de ontwikkeling van het digitale ondernemersplein waar de dienstverlening van Antwoord voor bedrijven een plaats krijgt.
3) Een zo groot mogelijk aantal bezoekers op de website van Digivaardig & Digibewust is op zichzelf nooit een doelstelling geweest van het programma. Het zegt namelijk slechts voor een klein deel iets over het beoogde bereik onder de doelgroepen en het succes van het programma. Afgezien daarvan is het gezien de activiteiten in 2011 ook goed verklaarbaar. Dit jaar is het aantal bezoekers afgenomen ten opzichte van het jaar daarvoor, puur omdat er geen gerichte campagne is geweest die naar een website leidt. Dit had diverse redenen: er is in de voorlichtingsactiviteiten juist ook meer aandacht geweest voor offline media (brochures, tijdschriften, kranten) en televisie (bv Cluebie, TV-aandacht op Safer Internet Day). Daarnaast is er –mede door de focusverschuiving van EL&I zoals aangegeven in de Digitale Agenda– in plaats van publiekscampagnes die leiden tot websitebezoeken, veel meer gewerkt aan de afsprakenkaders aan de achterkant die moeten leiden tot meer veiligheid op internet en aan het borgen van initiatieven en projecten op het gebied van digivaardigheid. Zoals de voorbereidingen voor de Meldknop met alle relevante partijen in het speelveld op het gebied van veiligheid en het regelen van borging van de ontwikkelde materialen en projecten op het gebied van digibeten bij instanties als UVW, bibliotheken en Stichting Lezen en Schrijven.
Innovatieve mobiele- en omroeptoepassingen
Uitgifte GSM-vergunningen
Vanwege door de Tweede Kamer gewenste wijzigingen is meer tijd nodig in de voorbereiding van de uitgifte. De vergunningen voor de 800-, 900- en 1 800 MHz band, alsmede vergunningen voor enkele kavels in de 2,1 GHz band en de 2,6 GHz band zullen daardoor in 2012 worden uitgegeven. In de brief van 6 januari 2012 betreffende Regeling veiling mobiele communicatie is de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd en is aangegeven dat de start van de veiling is voorzien voor eind oktober 2012.
Algemeen: Beleidsvoorbereiding en evaluaties
Een bedrag van € 5,5 mln is in 2011 gecommitteerd en betaald aan Radiocorp ter compensatie van de te late afgifte van de FM-vergunning (schikkingsbedrag rechtszaak). Met dit bedrag was geen rekening gehouden in de begroting 2011.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
In 2011 bleek voor het Agentschap Telecom een lagere bijdrage vereist dan geraamd was in de oorspronkelijke begroting.
Toelichting op de ontvangsten
In het kader van operationele doelstelling 1 zijn er meer ontvangsten binnengekomen dan begroot. Deze ontvangsten betroffen de eerste termijnbetaling voor 2011 van € 21,2 mln van de commerciële radio-omroepen voor het verlengen van hun FM-vergunningen voor de periode 2011–2017 en € 2,6 mln van de vergunninghouders van frequenties in de 2,6 GHz band (opbrengst van de in 2010 gehouden veiling). Met deze opbrengsten was in de begroting 2011 geen rekening gehouden.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting |
Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk |
10.2 |
2010 |
2011 |
TK, 32 837 nr. 1 |
Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid |
10.3 |
2010 |
2011 |
TK, 32 837 nr. 1 |
|
Overig evaluatieonderzoek |
Universele Dienst Post |
10.1 |
2011 |
december 2011 |
TK, 29 502 nr. 7 |
Midterm Review Digivaardig & Digibewust |
10.3 |
2010 |
2011 |
Bureau Lysias Advies en Alares (4 april 2011) |
Toelichting
Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk
Het algemene beeld dat in de doorlichting van operationele doelstelling 10.2 «Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk» (OD2) en operationele doelstelling 10.3 «Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid» (OD3) wordt geschetst, is dat de overheid vanwege opgetreden markt- en systeemfalen een legitieme rol heeft om te interveniëren op het terrein van elektronische communicatie. De gekozen operationele doelstellingen OD2 en OD3 sluiten hierop aan. Het gevoerde beleid en de ingezette beleidsinstrumenten hebben de realisatie van deze doelen dichterbij gebracht. Er worden geen instrumenten gemist en er is sprake geweest van een voldoende gebalanceerde en overwegend doeltreffend ingezette instrumentenmix, variërend van faciliteren en aanjagen tot het opleggen van wettelijke verplichtingen en het toezicht daarop. Waar mogelijk is de primaire verantwoordelijkheid bij bedrijven en eindgebruikers belegd waardoor zelfregulering ook de ruimte heeft gekregen. In de beleidsdoorlichting van OD2 en OD3 is vastgesteld dat wat betreft de doelmatigheid van de instrumenten deze in ieder geval kostenbewust zijn ingezet. Tot slot is een belangrijke les dat het beleidsterrein waar OD2 en OD3 op ziet, dusdanig complex en dynamisch is dat een klassieke beleidsbenadering niet volstaat. De ontwikkelingen laten zich moeilijk sturen en worden door tal van factoren en actoren beïnvloed.
Universele Dienst Post
De evaluaties zijn uitgevoerd door Intomart gfk (gebruikers) en Ecorys (kosten). Onderzocht zijn de behoeften en het gedrag van gebruikers en de kosten van de UPD-verplichtingen. Dan gaat het om: het aantal verplichte bezorgdagen (6), het aantal postvestigingen, het aantal brievenbussen en de overkomstduur van brieven (95% van de poststukken moet binnen 24 uur zijn bezorgd). Een meerderheid van gebruikers zou met minder UPD-verplichtingen genoegen nemen, m.n. het aantal bezorgdagen. Uit de evaluatie bleek voorts dat het schrappen van één verplichte bezorgdag de meeste besparingen oplevert. Besloten is om het aantal verplichte bezorgdagen terug te brengen van zes naar vijf en de rest voorlopig in tact te houden. Hiervoor wordt een wetsvoorstel voorbereid.
Algemene beleidsdoelstelling
EL&I streeft naar een duurzaam agrocomplex. Deze beleidsdoelstelling richt zich op de verduurzaming van het agrocomplex in Nederland, waarbij zoveel mogelijk de Europese kaders worden gevolgd. De verduurzaming geldt niet alleen voor de milieuaspecten, maar ook voor de sociale en economische aspecten (bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap). Hierbij staan de volgende doelen centraal:
Stimuleren van een breed aanbod van voedsel
EL&I heeft in 2011 in samenwerking met de agrofoodsector gewerkt aan de verduurzaming van voedsel. Samen met convenantpartijen is ingezet op een stijging van de aankoop van duurzame dierlijke producten in supermarkt en bedrijfsrestaurants van jaarlijks 15%. In 2009 en 2010 heeft dit geresulteerd in een stijging van ongeveer 90% per jaar. Voor 2011 komen de halfjaarcijfers nog steeds boven de 50% uit.
De consumentbestedingen voor biologische producten hebben tot 2010 jaarlijks meer dan 10% stijging laten zien. Vanaf 2010 is sprake van een stijging onder de 10% per jaar. Het areaal voor biologische landbouw groeit nog steeds. Vanaf 2010 is de groei afgenomen tot onder de 5% per jaar.
Verduurzaming productie en handel in agrarische producten
Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven nemen sinds vele jaren een blijvend toonaangevende internationale positie in de internationale handel in duurzame agroproducten in. Vanaf 2002 bezet Nederland de tweede plaats op de ranglijst van landen met een netto handelsoverschot voor agrarische producten zoals groenten, vlees en zuivel.
Productie en verwerking van voedsel in balans met wensen van de samenleving
Doel van het beleid is om een balans te vinden waarbij zo goed mogelijk wordt voldaan aan de wensen van de samenleving enerzijds en waarbij anderzijds de concurrentiekracht van bedrijven zo sterk mogelijk is.
Uit de maatschappelijke appreciatiescore blijkt dat de gemiddelde waardering voor de agrarische sector van de Nederlanders in 2011 wederom ruim voldoende scoort, namelijk 7,5. De helft van de Nederlanders geeft zelfs een 8 of hoger. Kritiekpunten op de agrarische sector hebben vooral betrekking op megastallen en massaproductie, weinig aandacht voor dierenwelzijn en een te laag inkomen voor boeren.
Ecologische verantwoord beheer van visbestanden
EL&I werkt mee aan het Europese visserijbeleid, dat is gericht op een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Maatregelen en acties in de lange termijnstrategie van het operationele programma 2007–2013 bij het Europese Visserij Fonds (EVF) voor de visserijsector zijn gericht op de transitie van de visserijsector naar een duurzame sector. In 2011 is er een midterm evaluatie uitgevoerd en is geconcludeerd dat het bereiken van de formele doelstellingen op schema ligt. Tot en met 2011 is het volgende gerealiseerd:
– Er zijn meerdere innovatieprojecten afgerond gericht op de ontwikkeling van meer duurzame vistechnieken (zoals de puls- en sumwing-methode), wat vervolgens ondernemers aanzette om op eigen kosten te investeren in deze technieken. Op dit moment is de inschatting dat sinds 2009 circa 40% van de boomkorvloot is omgeschakeld naar meer duurzame technieken.
– Zeker 115 meerjarige projecten zijn goedgekeurd om te experimenteren met nieuwe technieken, samenwerking in de keten en samenwerking tussen vissers. Hiervan zijn tot nu toe 22% van de projecten gerealiseerd. Door het organiseren van de kenniskringen is het ook gemakkelijk toegankelijk voor allen werkzaam in de sector.
– Binnen de aquacultuur zijn twintig uitbreidingsprojecten en twintig moderniseringsprojecten gericht op mosselzaadinvanginstallaties gerealiseerd.
– Meer dan 22 projecten zijn goedgekeurd en deze dragen bij aan het verminderen van de economische afhankelijkheid van visserijgemeenschappen van de visser. Hier leveren de provincies een belangrijke bijdrage in.
Ontwikkelen van biobased economy
In 2011 is in de transitie naar een biobased economy een aantal belangrijke resultaten behaald. Door veel topteams binnen het topsectorenbeleid is biobased economy als kansrijk thema genoemd. In het kader van de Green Deals zijn 10 biobased gerelateerde deals ingediend. Daarnaast is de samenwerking met preferred «BBE-landen» verder vormgegeven en is bijgedragen aan de totstandkoming van de EU-visie op de biobased economy. Via het Biorenewables Business Platforms is een viertal grotere businesscases ontwikkeld. Als belangrijk communicatieinstrument in het netwerk van bedrijfsleven, wetenschap, maatschappelijke organisaties en overheden is de interactieve website www.biobasedeconomy.nl gelanceerd. Verder is een inventarisatie uitgevoerd van problemen ten aanzien van belemmerende en/of botsende wet- en regelgeving. In dit kader zijn oplossingen geformuleerd.
Stimuleren van innovatiekracht van de agrosector
EL&I stimuleert de innovatiekracht van de agrosector. Doelstelling in 2011 was om bij minimaal 14% van de bedrijven in de agrosector innovaties te doen plaatsvinden. Het realisatiecijfer 2010 bedraagt 14,1%, dit komt dus boven de raming voor 2011 uit. Het realisatiecijfer voor 2011 is pas najaar 2012 beschikbaar.
Vermindering van regeldruk
Voor het agrodomein zijn generieke maatregelen genomen, zoals de uniformering van het loonbegrip en maatregelen die door andere departementen worden genomen, zoals het terugbrengen van het aantal omgevings- en watervergunningen als gevolg van het invoegen van agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit. Daarnaast wordt regeldrukvermindering voor de agrarische sector ook gerealiseerd door stroomlijning van de export van mest, vereenvoudiging in de toepassingsvereisten van het vervoersbewijs dierlijke mest, aanpassing van het handelsdocument voor vervoerders van dierlijke bijproducten, en het vervallen van de meldplicht in het Traces systeem van de Europese Unie voor de import van verwerkte mest en verwerkte eiwitten van categorie 3-materiaal.
Indicator |
Referentie waarde |
Peil- datum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Raming 2011 |
Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verhouding duurzame investeringen ten opzichte van totale investeringen1 |
LEI |
||||||
1. Totaal investeringen |
€ 4 mld |
2007 |
€ 3,1 mld |
€ 3,4 mld |
n.n.b. |
€ 4 mld |
|
2. Totaal duurzame investeringen |
€ 2 mld |
2007 |
€ 0,9 mld |
€ 1,2 mld |
n.n.b |
€ 2 mld |
|
3. Verhouding |
0,50 |
2007 |
0,29 |
0,36 |
n.n.b. |
0,50 |
|
Maatschappelijke appreciatiescore |
7,7 |
2009 |
7,7 |
7,7 |
7,5 |
7,9 |
TNS-Nipo |
Toelichting
Verhouding duurzame investeringen totale investeringen
In 2010 zijn de totale investeringen in productiemiddelen 13% gestegen ten opzichte van 2009, vooral door hogere investeringen in gebouwen, glasopstanden en installaties. De stijging van de duurzame investeringen was veel sterker (+39%) en kwam uit op ruim € 1,2 mld in 2010. Die toename kwam geheel voor rekening van de landbouwsector, die ruim € 400 mln meer investeerde in duurzame productiemiddelen, voor een groot deel in duurzame stallen. Hierbij gaat het om meerkosten boven de norminvesteringen van de stallen. De investeringen in duurzame stallen waren het hoogst op varkens- en pluimveebedrijven. Die sectoren moeten in 2013 voldoen aan strengere milieu- en welzijnseisen. De duurzame investeringen in de tuinbouw daalden opnieuw, nu met 20% tot circa € 270 mln in 2010.
Maatschappelijke appreciatiescore
De gemiddelde waardering voor de agrarische sector van de Nederlander is in 2011 wederom ruim voldoende, een 7,5. Dit is een iets lagere waardering dan de vorige jaren. Kritiekpunten op de agrarische sector hebben betrekking op megastallen en massaproductie, weinig aandacht voor dierenwelzijn en een te laag inkomen voor boeren.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
455 256 |
395 417 |
453 518 |
414 643 |
301 001 |
113 642 |
– waarvan garanties |
14 704 |
52 014 |
58 738 |
0 |
58 738 |
|
Uitgaven |
404 192 |
286 924 |
289 898 |
322 486 |
277 871 |
44 615 |
Programma-uitgaven |
197 897 |
92 375 |
98 846 |
142 175 |
130 688 |
11 487 |
31.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat |
51 967 |
26 981 |
32 251 |
28 464 |
13 129 |
15 335 |
– Jonge agrariërs |
2 666 |
4 294 |
4 002 |
4 778 |
2 919 |
1 859 |
– Ondernemerschap |
1 439 |
17 084 |
24 688 |
20 016 |
5 388 |
14 628 |
– Bilaterale Economische Samenwerking |
5 603 |
3 561 |
3 670 |
4 822 |
– 1 152 |
|
– Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit |
47 862 |
|||||
31.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn |
10 747 |
12 992 |
20 404 |
38 296 |
25 137 |
13 159 |
– Verbetering dierenwelzijn |
4 981 |
4 982 |
8 165 |
23 288 |
9 650 |
13 638 |
– Mestbeleid |
1 381 |
440 |
3 627 |
5 775 |
9 287 |
– 3 512 |
– Fytosanitair beleid |
2 785 |
3 027 |
5 181 |
3 032 |
2 450 |
582 |
– Gewasbeschermingsbeleid |
1 600 |
2 336 |
2 445 |
3 229 |
2 687 |
542 |
– Agrobiodiversiteit |
149 |
63 |
86 |
|||
– Agrologistiek |
2 207 |
986 |
2 823 |
1 000 |
1 823 |
|
31.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw |
72 547 |
42 885 |
35 056 |
62 245 |
85 408 |
– 23 163 |
– Glastuinbouw |
18 097 |
19 291 |
14 187 |
16 767 |
38 034 |
– 21 267 |
– Energie-efficiency VGI (MJA) |
2 011 |
65 |
295 |
295 |
||
– Biobased Economy |
2 755 |
4 914 |
6 048 |
14 438 |
– 8 390 |
|
– Biologische landbouw |
3 139 |
4 186 |
2 998 |
2 741 |
2 556 |
185 |
– Duurzame veehouderij |
5 473 |
9 306 |
7 582 |
10 757 |
17 021 |
– 6 264 |
– Open teelten |
2 227 |
1 686 |
1 292 |
3 063 |
2 718 |
345 |
– Overige sectoren |
5 796 |
481 |
162 |
1 186 |
0 |
1 186 |
– Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw |
5 526 |
1 625 |
1 367 |
5 788 |
1 841 |
3 947 |
– Multifunctionele landbouw |
286 |
1 280 |
1 936 |
2 599 |
2 300 |
299 |
– ICT-beleidsprogramma’s |
264 |
553 |
1 001 |
500 |
501 |
|
– VAMIL |
12 000 |
6 000 |
6 000 |
|||
– Interne begrotingsreserve Landbouw |
32 003 |
|||||
31.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren |
57 149 |
9 517 |
11 135 |
13 170 |
7 014 |
6 156 |
– Duurzame visserijmethoden (EVF as 1) |
19 326 |
165 |
79 |
2 |
2 |
|
– Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (EVF as 2) |
861 |
1 158 |
1 014 |
1 014 |
||
– Innovatieve proefprocjecten (EVF as 3) |
517 |
3 524 |
5 011 |
5 350 |
3 900 |
1 450 |
– Gebiedsgerichte activiteiten (EVF as 4) |
||||||
– Technische bijstand (EVF as 5) |
51 |
146 |
400 |
– 254 |
||
– Innovatie, Kennisontwikkeling en Verspreiding |
7 613 |
4 967 |
4 836 |
6 658 |
2 714 |
3 944 |
– Regeling garantstelling visserij |
||||||
– Interne begrotingsreserve Visserij |
29 693 |
|||||
31.15 Bevorderen van duurzame ketens |
5 487 |
|||||
– Bilaterale economische samenwerking |
1 905 |
|||||
– Agrologistiek |
736 |
|||||
– ICT Beleidsprogramma’s |
854 |
|||||
– Energie en Overig |
1 572 |
|||||
– Biobased Economy |
420 |
|||||
Apparaatsuitgaven |
206 295 |
194 549 |
191 051 |
180 311 |
147 183 |
33 128 |
31.21 Apparaat |
22 158 |
22 597 |
12 434 |
12 485 |
8 656 |
3 829 |
31.22 Bijdrage baten-lastendiensten |
184 137 |
171 952 |
178 617 |
167 826 |
138 527 |
29 299 |
– Dienst Regelingen |
93 345 |
77 049 |
16 296 |
|||
– Dienst Landelijk Gebied |
365 |
172 |
193 |
|||
– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
62 701 |
53 898 |
8 803 |
|||
– Rijksrederij |
11 415 |
7 408 |
4 007 |
|||
Ontvangsten |
93 479 |
27 866 |
37 246 |
30 979 |
11 966 |
19 013 |
Ontvangsten Visserij (o.a. FIOV) |
8 061 |
4 993 |
3 068 |
|||
Overige ontvangsten |
22 918 |
6 973 |
15 945 |
Toelichting op de verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie wordt onder andere veroorzaakt door de hogere uitvoeringskosten van de baten-lastendiensten (Dienst Regelingen, Dienst Landelijk Gebied, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Rijksrederij). Een toelichting is opgenomen onder de «toelichting op de apparaatsuitgaven».
Daarnaast lopen de in 2011 afgegeven garantieverplichtingen (€ 58,7 mln) mee in de verplichtingenrealisatie. Deze garantieverplichtingen waren in de vastgestelde begroting niet meegenomen.
Toelichting op de programma-uitgaven
Operationele doelstelling: 31.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat
De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt door:
– In het kader van de Investeringsregeling Jonge Agrariërs is in 2011 € 2 mln toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw ter dekking van het amendement Snijder-Hazelhoff en Koopmans (ophoging budgetplafond Investeringsregeling Jonge Agrariërs met € 2,5 mln) 76.
– Als gevolg van de economische crisis hebben banken op basis van de garantiestelling borgstellingsfaciliteit een hoger bedrag aan verliesdeclaraties bij EL&I gedeclareerd dan in voorgaande jaren. Om deze verliesdeslaraties te kunnen financieren is € 9,2 mln aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit onttrokken.
– In het kader van de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt een aantal proefprojecten uitgevoerd. In het kader van deze pilots ontvangen samenwerkingsverbanden van agrariërs in een bepaald gebied een vergoeding voor verleende diensten op het vlak van landschaps- en waterbeheer. Het gaat om 4 gebieden: Oost-Groningen, Noordelijke Friese Wouden, Laag Holland (boven Amsterdam) en rond Winterswijk. De ervaringen worden gebruikt bij de discussie over het EU-landbouwbeleid en de resultaten van deze pilots worden meegenomen bij de herziening van het GLB. Hiervoor is in 2011 € 1,4 mln uitgegeven.
In de oorspronkelijke LNV-begroting voor 2011 waren drie indicatoren opgenomen op het gebied van regeldruk. Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte administratieve lasten of toezichtlasten reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling voor administratieve lasten is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011. Het kabinet heeft de reductiedoelstelling voor nalevingskosten eveneens vernieuwd. Dit betekent dat vanaf begin 2011 niet meer is gemonitord op de doelstellingen, zoals die zijn opgenomen in de LNV-begroting voor 2011.
Operationele doelstelling: 31.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn
Verbetering dierenwelzijn
In 2009 en 2010 zijn ter stimulering van de economie middelen beschikbaar gesteld voor verduurzaming van de agrarische sector. Doel is onder meer de ontwikkeling van en investering in duurzame stallen te versnellen. Voor overlopende verplichtingen (uit 2009 en 2010) is in 2011 circa € 14 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd.
Nieuw mestbeleid
In het kader van het mestbeleid is er in 2011 budget (€ 2,1 mln) overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullende onderzoeks-, monitoring- en evaluatieactiviteiten (onder andere Relatie fosfaatbemesting en fosfaattoestand, Pilots mineralenconcentraat, Emissies bouwland, landbouwkundige en milieukundige mineralenconcentratie, vrijloopstallen fase 3/Koe en wij 2011). Daarnaast is € 0,4 mln ingezet ter dekking van het opdrachtenpakket van de baten-lastendienst DR (zie toelichting op de apparaatsuitgaven).
Agrologistiek
In het kader van Agrologistiek is € 1,8 mln meer uitgegeven. Hiervan is € 0,85 mln extern uitgegeven, het restant is toegevoegd aan de interne begrotingsreserve landbouw.
Indicator |
Basis waarde |
Peil datum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Raming 2011 |
Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
% bedrijven dat voldoet aan wettelijke eisen dierenwelzijn |
70% |
2006 |
64%–89% |
64%– 86% |
80% |
WUR |
|
Realisatie normen fosfaat |
78 mln kg |
2002 |
27 mln kg |
37 mln kg (1) |
nnb |
Evenwicht |
CBS |
Realisatie normen stikstof |
420 mln kg |
2002 |
351 mln kg. |
365 mln kg (1) |
nnb |
360 mln kg |
CBS |
Milieubelastingspunten gewasbescherming |
82% (NMI-3) |
2006 |
onbekend |
onbekend |
85% (NMI-3) |
95% |
PBL |
Kilometerreductie |
250 000 km |
2006 |
onbekend |
4 000 000 km |
Onbekend |
14 000 000 km |
Buck Consultants International |
% integraal duurzame stallen |
nulmeting |
2008 |
2,2% |
2,6% |
4,7% |
5% |
WUR |
Wettelijke eisen dierenwelzijn
Het «% bedrijven dat voldoet aan de wettelijke eisen dierenwelzijn» laat in 2011 – net als voorgaande jaren – een gedifferentieerd beeld zien over verschillende sectoren. Het varieert van 64% tot 86%. De hoogste naleving is te vinden bij de bedrijfsmatig gehouden honden (86%). In de varkenssector fluctueert de naleving. Er is een sterke stijging te zien sinds 2009, de naleving is in 2011 (66%) iets lager dan in 2010 (> 70%). In de legkippensector is in 2011 geen a-selecte steekproef uitgevoerd. Wel zijn er gerichte controles uitgevoerd, vooral op scharrelbedrijven. Het nalevingsbeeld dat daaruit ontstaat is 64%. In de kalversector zijn er – mede gezien de goede resultaten in 2009 (89%) en 2010 (88%) – minder controles uitgevoerd, waardoor geen betrouwbaar nalevingcijfer gegeven kan worden over 2011.
Ten algemene moet worden opgemerkt dat ook indien men niet voldeed aan één van de eisen uit de besluiten de controle als niet-akkoord wordt gescoord. Elke niet-naleving, hoe gering ook, leidt dus tot een algehele niet-naleving op bedrijfsniveau.
Mestbeleid, normen fosfaat en stikstof
De indicatoren «realisatie normen fosfaat» en «realisatie normen stikstof» geven de bodemoverschotten voor beide stoffen op Nederlandse landbouwgronden weer. Zij zijn een maat voor het verlies aan mineralen naar landbouwgrond, na aftrek van de opname door landbouwgewassen en vervluchtiging van stikstof.
Voor zowel stikstof als voor fosfaat is het gerealiseerde overschot in 2010 (op basis van voorlopige cijfers) lager dan de raming in de rijksbegroting van 2010 (raming stikstofoverschot 390 mln kg, raming fosfaatoverschot 55 mln kg). Ten opzicht van 2009 is, op basis van de voorlopige cijfers over 2010, de omvang van beide overschotten gestegen. Redenen zijn een toename van het gebruik van stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en een lagere afvoer van deze stoffen met landbouwgewassen ten opzichte van het voorgaande jaar.
De verwachting is dat het bodemoverschot voor fosfaat in 2011 lager zal zijn dan in 2010. Deze verwachting is gebaseerd op lager gebruik van fosfaat als gevolg van lagere fosfaatgebruiksnormen in 2011 ten opzichte van 2010. Of de raming voor fosfaat voor 2011 wordt gehaald, is nu moeilijk aan te geven. Dit zal in sterke mate afhangen van de mate waarin landbouwers de gebruiksruimte voor fosfaat op hun land benut hebben voor fosfaatbemesting en anderzijds de afvoer van fosfaat met gewasopbrengsten.
Milieubelastingspunten gewasbescherming
In 2011 is in het kader van de eindevaluatie van deze nota een reductiepercentage berekend van 85% met behulp van nutriënten management instituut (NMI versie3). In de nieuwe versie van de NMI zijn belangrijke bronnen als glastuinbouw en drainage van landbouwgronden, die in de eerdere versie ontbraken, wel meegenomen in de berekeningen. Berekening van de milieubelasting in 2006 met de nieuwe versie van de NMI levert een reductie van 82% op. Dat betekent dat in de periode 2006–2011 wel een vermindering heeft plaatsgevonden van de milieubelasting, maar beperkt ten opzichte van de periode daarvoor.
Voor de zomer 2012 zal het Nationale Actie Programma duurzame gewasbescherming aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Hierin zal het beleid voor de komende periode worden aangegeven.
Kilometerreductie
Van de door het Platform Agrologistiek ondersteunde projecten is naar schatting tot 4 miljoen kilometerreductie gerealiseerd. Het actieplan Opschaling Agrologistiek (2008–2010) sprak nog van een potentiële besparing van 14 miljoen wegkilometers in 2011. De snelheid van realisatie wordt aan de sector zelf overgelaten. Er wordt geen jaarlijkse raming opgesteld.
% integraal duurzame stallen
Op 1 januari 2011 waren er in Nederland ruim 88 000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedraagt in totaal 3,4%. Tussen de sectoren zijn er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 2,3% in de melkveehouderij tot 5,1% in de varkenshouderij en 8,6% in de pluimveehouderij.
Het aantal duurzame stallen vertoont een stijgende trend. Het aandeel duurzame stallen in aanbouw bedraagt thans 1,3% van het totaal aantal stallen. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt het aandeel integraal duurzame stallen 4,7 % in 2011. Definitieve cijfers per 1 januari 2012 worden in april 2012 gepubliceerd.
Operationele doelstelling: 31.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw
Glastuinbouw
In het kader van de voorjaarsbesluitvorming 2011 heeft binnen de EL&I begroting een herprioritering van middelen plaatsgevonden. Een groot deel hiervan is verwerkt op de Regeling MarktintroductieEnergieInnovatie (MEI). Er is € 11,6 mln minder uitgegeven voor deze regeling dan oorspronkelijk geraamd. Een groot deel hiervan is gebruikt om het opdrachtenpakket voor de baten-lastendiensten te financieren.
Daarnaast is er budget (€ 1,8 mln) overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullend onderzoek op het gebied van energietransitie en Kas als Energiebron.
Tevens is € 7,5 mln minder uitgegeven in het kader van de geplande energienetwerken, omdat hiervoor geen Brusselse goedkeuring verkregen is. Tenslotte is € 2,7 mln ingezet ter dekking van de kosten van de Floriade en van de schadevergoedingen die de telers bij Moerdijk hebben ontvangen na de ramp bij Chemiepack.
Biobased Economy
De lagere realisatie op dit onderdeel wordt veroorzaakt doordat het programma Biobased Economy vertraging heeft opgelopen. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met de staatssteunmelding procedure die nog in Brussel loopt voor de Bioproces Pilot Facility TU Delft.
Duurzame veehouderij
In 2009 en 2010 zijn ter stimulering van de economie middelen beschikbaar gesteld voor verduurzaming van de agrarische sector. Deze worden onder meer ingezet voor de investeringsregeling luchtwassers. Voor overlopende verplichtingen (uit 2009 en 2010) is in 2011 circa € 6,2 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Hiertegenover staat ruim € 1,3 mln is overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullend onderzoek op het gebied van intensieve veehouderij (onder andere toiletstal), melkveehouderij, fijnstof en luchtkwaliteit. Het restant (ruim € 11,1 mln) is ingezet ter dekking van de tekorten op de baten-lastendiensten.
Overige sectoren
De realisatie 2011 betreft uitgaven voor tegemoetkoming in de zogenaamde sneeuwdrukschade. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.
Innovatie en samenwerking duurzame landbouw
De hogere realisatie wordt vooral veroorzaakt doordat de vaststelling van de subsidie 2010 ten behoeve van het Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland (UILNN) is uitgesteld naar 2011, terwijl hiervoor op de begroting 2011 geen budget gereserveerd was.
VAMIL
Voor de jaren 2010–2013 is 4 x € 6 mln toegevoegd aan de EL&I-begroting voor vergoedingen in het kader van de Vrijwillige Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL). Ondernemers die kunnen aantonen dat zij in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in duurzame kassen of stallen en schade hebben geleden, omdat ze de verruiming in de vervroegde en willekeurige afschrijving milieu-investering (Vamil) niet hebben kunnen toepassen, komen – na een toets op de gegevens en de berekening – in aanmerking voor vergoeding van het geleden (rente)nadeel.
Omdat de eerste toekenningen van vergoedingen aan ondernemers niet in 2010 hebben plaatsgevonden, zijn de bijbehorende betalingen (€ 6 mln) doorgeschoven naar 2011. Deze middelen 2011 ad € 12 mln zijn toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw. Deze middelen blijven zo beschikbaar voor dit doel.
Indicator |
Basis-waarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Raming 2011 |
Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Outcome |
|||||||
Aandeel duurzame energie in glastuinbouw t.o.v. totaal energiegebruik (in de glastuinbouw) |
0,55% |
2003 |
1,5% |
1,6% |
4% |
LEI |
|
Jaarlijkse groei consumentenbestedingen – biologische landbouw |
€ 583,4 mln |
2008 |
10,8% € 646,6 mln |
11,7% (€ 722,5 mln) |
20%2 |
€ 776,5 mln |
WUR |
Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal |
47 000 ha |
2007 |
3% 51 911 ha |
3,9% 53 948 ha |
2,3% 55 182 ha |
57 100 ha |
WUR |
Percentage innoverende agrarische bedrijven |
11,6% |
2006 |
17,6% |
14,1% |
nnb |
15% |
LEI |
Aandeel duurzame energie in glastuinbouw
De realisatie aandeel duurzame energie in de glastuinbouw loopt achter op de raming van 4%. Dit wordt vooral veroorzaakt door de financiële crisis en de daarmee samenhangende verminderde investeringsbereidheid.
Groei consumentenbestedingen en areaal biologische landbouw
De biologische keten blijft groeien, zowel in areaal als in consumentenbestedingen. In 2010 waren de bestedingen aan biologisch voedsel € 722,5 mln. De verwachting voor het jaar 2011 is dat dit zal stijgen met circa 20% tegen een lichte stijging van de totale voedselbesteding (circa 2%). De definitieve cijfers worden in april 2012 gepubliceerd.
Het biologische areaal is in 2011 toegenomen met 2,3% van 53 948 hectare naar 55 182 hectare. Dit betekent dat er sprake is van een groeivertraging gedurende de laatste jaren.
Percentage innoverende agrarische bedrijven
In vergelijking met 2009 is het «percentage innoverende agrarische bedrijven» (bedrijven dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd in het betreffende jaar) in 2010 gedaald. De daling heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de gevolgen van de financiële crisis en de lastiger rond te krijgen financiering. Wel is binnen de 14,1% de categorie eerste innovatoren van 1% in 2009 gestegen naar 3,2% in 2010. Het realisatiecijfer 2010 komt wel boven de raming voor 2010 (13%) uit. Het realisatiecijfer voor 2011 is pas in 2012 beschikbaar.
Operationele doelstelling: 31.14 Bevorderen van duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren
Aguacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (Europees Visserij Fonds As 2)
Innovatieve proefprojecten (Europees Visserij Fonds As 3)
De hogere uitgavenrealisatie komt door de afronding van de projecten die grotendeels in 2009 zijn gestart. Het betreft hier met name de projecten van de regelingen Investering Aquacultuur en Investering mosselzaadinvanginstallaties onder As 2 en de projecten Collectieve Acties en Innovatie in de visketen onder As 3.
Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding
De uitgaven voor Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding zijn hoger dan oorspronkelijk gepland omdat in de loop van 2011 enkele budgetten zijn toegevoegd. Het verschil wordt met name veroorzaakt door:
– In het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding zijn in 2011 projecten uitgevoerd, die niet in aanmerking komen voor Europese cofinanciering, zoals onderzoek Pulskor, garnalenonderzoek en ontwikkelen Aquaculture Stewardship Council-keurmerk ASC. Hiervoor is € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve visserij.
– In 2011 is een vangstverbod ingesteld voor paling en wolhandkrab in gebieden waar de paling en de wolhandkrab teveel voor de volksgezondheid schadelijke dioxine en dioxineachtige PCB’s (Polychloorbifenylen) bevat en die op basis van voedselveiligheidsnormen niet in de handel mag worden gebracht.
– Aan de Tweede Kamer is toegezegd 79 om de aalvissers, die getroffen zijn door de sluiting van de met dioxine vervuilde gebieden, langs drie sporen tegemoet te komen. In 2011 zijn de financiële gevolgen van spoor 2 verwerkt.
– Spoor 2 betreft het verlenen van een tegemoetkoming voor met het oog op de visserij gedurende de huurtijd gemaakte kosten, die wegens de vroegere beëindiging van de huur niet meer uit de opbrengsten van de visserij kunnen worden goedgemaakt. In 2011 is € 1,6 mln uitgekeerd.
Indicator: getallen in tonnen |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Raming 2011 |
Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Outcome |
|||||||
Voorzorgsniveau Schol |
205 000 |
2005 |
385 900 |
460 700 |
522 891 |
230 000 |
ICES |
Voorzorgsniveau Tong |
41 000 |
2005 |
34 700 |
35 200 |
36 550 |
35 000 |
ICES |
Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad |
2 000 |
2006 |
9 350 |
10 050 |
12 000 |
Bureau Marinx |
Voorzorgsniveau schol en tong
De realisatie van de voorzorgsniveaus voor tong en vooral schol vertonen een zeer gunstige ontwikkeling. De positieve werking van de meerjarige beheerplannen wordt in deze cijfers zichtbaar. De ontwikkeling van het tongbestand blijft zorgelijk laag op 90% van het bestand van 2005.
De cijfers voor 2011 betreffen voorlopige cijfers uit juni advies 2011. Definitieve cijfers van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) volgen medio 2012.
Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad
In 2011 is 10 050 ton ingevangen. Dit is lager dan de verwachting (de raming voor dit jaar bedroeg 12 000 ton). De lagere hoeveelheid is vooral te wijten aan zeesterrenvraat.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Apparaat
De hogere uitputting van de apparaatsuitgaven houdt voornamelijk verband met een herschikking van de budgetten ambtelijk personeel op basis van de toegestane formatie en de daarbij behorende genormeerde budgetten.
Baten-lastendiensten
De hogere bijdragen aan baten-lastendiensten wordt veroorzaakt door:
– Het uitvoeringsbudget op basis van de ontwerpbegroting Dienst Regelingen (DR) bleek ontoereikend om het noodzakelijk uit te voeren opdrachtenpakket DR voor 2011 te dekken. Gedurende het jaar is gezocht naar compensatie voor deze hogere uitgaven (€ 16,3 mln). Deze extra benodigde middelen zijn gedekt door een herschikking van budgetten in de tweede suppletoire begrotingswet. Deze herschikking van budgetten was noodzakelijk doordat bij een aantal subsidieregelingen de uitvoering was vertraagd ten opzichte van de geraamde kasprognose waardoor uitbetaling niet meer in 2011 kon plaatsvinden.
– De bijstelling op het DR opdrachtenpakket betreft onder andere uitvoeringskosten in verband met de uitvoering van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) 1e pijler de zogenaamde inkomenssteun en uitvoering van het mestbeleid. DR verricht daarnaast werkzaamheden ten behoeve van grondkamers. De uitvoeringskosten hiervan worden gedekt uit leges. Daarnaast is budget (€ 0,5 mln) onttrokken aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit ten behoeve van uitvoeringskosten van DR voor de garantieregeling borgstelingsfaciliteit.
– De hogere uitgaven bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn het gevolg van het verlenen van een opdrachtenpakket 2011 waarbij het uitvoeringsbudget beschikbaar bij de ontwerpbegroting niet toereikend was om het opdrachtenpakket te dekken. Compensatie met een bedrag ad € 193 000 heeft daarom gedurende het jaar plaatsgevonden.
– De hogere bijdrage aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) ad € 8,8 mln wordt vooral veroorzaakt door extra uitgaven voor de ontwikkeling en de implementatie van het Programma Client Export (€ 5,4 mln). Ook zijn extra uitgaven gedaan voor het toezicht op diertransporten (€ 0,9 mln), de fytosanitaire inspecties op export naar Rusland (€ 0,6 mln), toezicht op maatregelen ex artikel 68 GLB (€ 0,3 mln), ontwikkeling van de fytosanitaire Q-bank (€ 0,3 mln) en het project analyse van de EU-ondergrens bij het toezicht van de NVWA (€ 0,1 mln). Voorts bestaat het bedrag voor € 1,2 mln uit betalingen die via de NVWA verlopen.
– De uitgaven voor de Rijksrederij zijn in 2011 € 4 mln hoger dan geraamd omdat, conform afspraken in het convenant Rijksrederij en EL&I, er een efficiëntere bevoorschottingswijze is ingevoerd. Vanaf 2012 wordt er in plaats van maandelijkse bevoorschotting overgegaan naar een kwartaalbevoorschotting. Bij Voorjaarsnota is € 1,1 mln overgemaakt, in december 2011 heeft de bevoorschotting plaatsgevonden voor het eerste kwartaal van 2012 (€ 2,4 mln). Tenslotte heeft een afrekening plaatsgevonden van de brandstofkosten (€ 0,5 mln).
– Bij alle baten-lastendiensten is budget toegevoegd ten behoeve van de loonbijstelling 2010 (totaal € 0,5 mln).
Toelichting op de ontvangsten
Ontvangsten visserij
Er is € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve visserij voor de uitvoering van projecten in het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.
Er is ruim € 1 mln meer ontvangen uit onder andere de huur van mosselpercelen. Deze meerinkomsten zijn ingezet voor uitvoeringskosten van de Rijksrederij.
De verhoging van de ontvangstenraming heeft voor het grootste deel de volgende oorzaken:
– Onttrekking van € 9,7 mln aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitbetaling van verliesdeclaraties en de uitvoering daarvan door Dienst Regelingen.
– Onttrekking van € 2 mln aan de interne begrotingsreserve Visserij voor de uitvoering van visserijprojecten.
Overige ontvangsten
De hogere ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op:
– Onttrekking van € 2,2 mln aan de interne begrotingsreserve Landbouw voor de betaling van schadeclaims van telers die getroffen zijn door de PSTVd, voor een uitkering aan boomkwekers in de regio Boskoop in verband met kosten van extra inspecties in het kader van de bestrijding van de Boktor die verplicht zijn vanuit de EU en voor programma’s in het kader van de ontwikkeling van multifunctionele landbouw.
– Onttrekking van € 9,7 mln aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitbetaling van verliesdeclaraties op de regeling garantstelling voor de landbouw en voor uitvoeringskosten door Dienst Regelingen.
– Provisie-inkomsten voor de garantstelling borgstellingsfaciliteit van € 2,2 mln (ter financiering van de uitbetaling van verliesdeclaraties op Operationele Doelstelling 31.11).
Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit
Stand 1/1/2011 |
54 875 020 |
+ bijschrijving rente |
+ 484 226 |
+ storting Flankerend beleid pelsdierhouders |
+ 2 000 000 |
+ storting ten behoeve van garantstellingsregeling visserij |
+ 1 450 000 |
+ overige mutaties |
+ 113 864 |
– onttrekking garantstelling borgstellingsfaciliteit |
– 9 236 716 |
– onttrekking uitvoeringskosten DR borgstellingsfaciliteit |
– 500 000 |
Stand 31/12/2011 |
49 186 394 |
Als gevolg van de economische crisis hebben banken op basis van de garantiestelling borgstellingsfaciliteit een hoger bedrag aan verliesdeclaraties bij EL&I gedeclareerd dan in voorgaande jaren. Om deze verliesdeclaraties te kunnen financieren is € 9,2 mln aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit onttrokken. Verder is er € 0,5 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitvoeringskosten van deze regeling voor Dienst Regelingen.
Interne begrotingsreserve Landbouw
Stand 1/1/2011 |
18 586 168 |
+ bijschrijving van rente |
+ 166 705 |
+ storting VAMIL |
+ 12 000 000 |
+ storting Investeringsregeling duurzame stallen |
+ 5 556 000 |
+ storting SBIR biobased/agrologistiek |
+ 946 000 |
+ storting MEI |
+ 9 000 |
+ storting Luchtwassers |
+ 1 825 000 |
+ storting Precisielandbouw |
+ 63 000 |
+ storting Jonge Agrariërs |
+ 2 000 000 |
– onttrekking tbv schadeclaims PSTVd |
– 2 235 045 |
Stand 31/12/2011 |
38 916 828 |
Stortingen:
VAMIL
Een toelichting bij deze storting is opgenomen onder de Operationele Doelstelling 31.13.
Investeringsregeling duurzame stallen
In 2009 is in het kader van het Aanvullend Beleids Akkoord (ABA) 2 x € 10 mln (2009 en 2010) toegevoegd aan de EL&I-begroting ter intensivering van de investeringen in duurzame stallen. Omdat hiervoor eerst een regeling moest worden gemaakt en de betrokken agrariërs 3 jaar de tijd kregen om de met de subsidie samenhangende investering te realiseren, is het grootste gedeelte (€ 17,5 mln) van deze € 20 mln doorgeschoven naar 2011. Omdat de agrariërs ook in 2012 nog vaststellingsverzoeken kunnen indienen is € 5,6 mln in de interne begrotingsreserve Landbouw gestort ter dekking van de betalingen in 2012.
Biobased Economy en Agrologistiek/Regeling Marktintroductie Energie Innovatie/Investeringsregeling Luchtwassers/Precisielandbouw
In 2012 en 2013 vindt nog uitfinanciering plaats van de reeds aangegane verplichtingen in het kader van investeringen in Biobased Economy en Agrologistiek, eerdere openstellingen van de Regeling Marktintroductie Energie Innovatie, de Investeringsregeling Luchtwassers en projecten in het kader van Precisielandbouw.
In 2011 zijn hiervoor middelen toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw. Deze middelen worden in 2012 en 2013 weer toegevoegd aan de begroting om zodoende de betalingen te kunnen doen.
Jonge Agrariërs
In het kader van de Investeringsregeling Jonge Agrariërs is in 2011 € 2 mln toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw ter dekking van de extra uitgaven die samenhangen met het goedgekeurde amendement Snijder-Hazelhoff/Koopmans ter verhoging van het subsidieplafond van de Subsidieregeling Jonge Agrariërs.
Onttrekking
Voor de betaling van schadeclaims van telers die getroffen zijn door de Potato spindle tuber viroid (PSTVd), voor een uitkering aan boomkwekers in de regio Boskoop in verband met kosten van extra inspecties in het kader van de bestrijding van de Boktor die verplicht zijn vanuit de EU en voor programma’s in het kader van de ontwikkeling van multifunctionele landbouw is € 2,2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Landbouw.
Interne begrotingsreserve Visserij
Stand 1/1/2011 |
27 675 704 |
+ bijschrijving van rente |
+ 244 218 |
+ storting Schade dioxine vervuilde paling |
+ 923 000 |
– onttrekking visserijprojecten |
– 1 971 957 |
Stand 31/12/2011 |
26 870 965 |
De storting is bestemd voor de tegemoetkoming van de aalvissers die getroffen zijn door de sluiting van de met dioxine vervuilde gebieden (zie ook de toelichting onder Operationele Doelstelling 31.14). Omdat een deel van deze tegemoetkoming pas in 2012 wordt uitbetaald, is in 2011 € 0,9 mln toegevoegd aan begrotingsreserve Visserij. Deze middelen worden in 2012 weer onttrokken uit de reserve om de betalingen te kunnen verrichten.
Er is circa € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Visserij voor de uitvoering van projecten in het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp1 |
Nummer AD of OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectenonderzoek ex-post |
Evaluatie investeringsregeling Jonge agrariërs |
31.11 |
2010 |
2011 |
Eindrapport Bureau Bartels (10 januari 2011) |
Regeling Bedrijfsadviesdiensten |
31.11 |
2011 |
2011 |
LEI |
|
Regeling Beroepsopleiding en voorlichting2 |
31.11 |
2010 |
2010 |
Intern LEIrapport (juni 2010) |
|
Meststoffenwet 2011 |
31.12 |
2011 |
2012 |
||
Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming |
31.12 |
2010 |
2012 |
TK, 27 858 nr. 102 |
|
Regeling marktintroductie energie transities2 |
31.12 |
2012 |
2012 |
||
Regeling investeringen in energiebesparing2 |
31.12 |
2012 |
2012 |
||
Overig evaluatieonderzoek |
|||||
Ex-ante evaluatie landbouw en Kader Richtlijn Water3 |
31.12 |
2010 |
2011 |
Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven 2011 |
|
Evaluatie Koopmansgelden melkveehouderij2 |
31.13 |
2012 |
2012 |
||
Tussentijdse evaluatie Europees Visserij Fonds |
31.14 |
2010 |
2011 |
Bureau Bos en Witteveen, mei 2011 |
|
Tussentijdse evaluatie schelpdiervisserijbeleid3 |
31.14 |
De voor 2011 geplande subsidieregeling stimulering biologische productie zal niet worden uitgevoerd.
De start en/of afrondingsdata voor een aantal evaluaties zijn veranderd en in de tabel aangepast.
Algemene doelstelling
EL&I streeft naar een goede ruimtelijke structuur voor agrarische functies. Het optimaliseren van de agrarische functies in het landelijk gebied draagt bij aan het versterken van de land- en tuinbouw als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied. Een toekomstgerichte en concurrerende land- en tuinbouw is een belangrijke economisch drager van dit gebied.
De Europese Commissie heeft in 2011 wetgevingsvoorstellen gedaan voor een nieuw, duurzaam Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Inzet van EL&I is om agrarisch natuurbeheer te koppelen aan het GLB. Middelen (hectarepremies) uit het GLB kunnen op die manier bijvoorbeeld worden aangewend ter beloning van boeren die beheerstaken uitvoeren in het landelijk gebied. Zie hierover de kabinetsreactie herziening GLB (TK, 28 625, nr. 137).
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Voor informatie over de voortgang van Structuurverbetering grondgebonden landbouw in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportage over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) met in achtneming van de afspraken die zijn gemaakt in het decentralisatieakkoord natuur waarin de grondgebonden landbouw is aangemerkt als vervallen rijkstaak.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
83 032 |
78 037 |
15 734 |
24 332 |
18 032 |
6 300 |
Uitgaven |
56 950 |
83 920 |
89 380 |
58 458 |
53 368 |
5 090 |
Programma-uitgaven |
45 628 |
72 776 |
78 323 |
48 692 |
43 608 |
5 084 |
32.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw |
24 710 |
27 493 |
28 134 |
29 323 |
26 208 |
3 115 |
waarvan ILG: |
||||||
– Grondgebonden landbouw |
17 539 |
22 504 |
20 376 |
23 982 |
22 943 |
1 039 |
– Duurzaam ondernemen |
1 993 |
– 1 993 |
||||
– BTW Compensatie |
790 |
– 790 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Landinrichtingsprojecten Landbouw |
7 171 |
4 989 |
7 758 |
5 341 |
5 341 |
|
– Grondgebonden Landbouw |
0 |
482 |
– 482 |
|||
32.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw |
20 918 |
45 283 |
50 189 |
19 369 |
17 400 |
1 969 |
waarvan ILG: |
||||||
– Stidug-projecten |
8 667 |
7 704 |
7 089 |
|||
– Greenports |
11 888 |
30 592 |
43 100 |
13 100 |
14 100 |
– 1 000 |
– Mooi Vitaal Delfland |
3 300 |
3 300 |
||||
– BTW Compensatie |
||||||
– Verspreid liggend glastuinbouw |
5 000 |
|||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Infrastructuurregeling Glastuinbouw |
363 |
1 987 |
2 969 |
2 969 |
||
Apparaatsuitgaven |
11 322 |
11 144 |
11 057 |
9 766 |
9 760 |
6 |
– 32.21 Apparaat |
139 |
|||||
– 32.22 Bijdrage Baten-lastendiensten |
11 183 |
11 144 |
11 057 |
9 766 |
9 760 |
6 |
– Dienst Landelijk Gebied |
9 766 |
9 760 |
6 |
|||
Ontvangsten |
65 841 |
70 073 |
82 355 |
44 754 |
44 231 |
523 |
Ontvangsten uit Fonds Economische Structuurversterking |
||||||
Landinrichtingsrente |
40 364 |
42 161 |
– 1 797 |
|||
Ontvangsten landinrichting |
4 390 |
4 390 |
||||
Bijdrage van derden |
2 070 |
– 2 070 |
Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen
Operationele doelstelling 32.11: Ruimte voor grondgebonden landbouw
ILG Duurzaam ondernemen
De bijdrage aan de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de pilots duurzaam ondernemen is in 2011 verlaagd omdat de prestaties in het kader van het ILG achterbleven. Hiertegenover staan in 2011 tevens lagere ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van dezelfde omvang.
Niet ILG Landinrichtingsprojecten landbouw
In het kader van het versneld afwikkelen van oude lopende landinrichtingsprojecten, doen zich op jaarbasis fluctuaties voor in de uitgaven/ontvangsten van deze projecten. In 2011 is voor € 5,3 mln aan uitgaven ter realisatie van deze landinrichtingsprojecten gerealiseerd. Tegenover deze uitgaven staan ook hogere ontvangsten van € 4,4 mln.
Operationele doelstelling 32.12: Ruimte voor niet grondgebonden landbouw
Niet ILG Infrastructuurregeling Glastuinbouw
De uitgaven houden verband met de laatste betaling aan gemeente Westland voor de Wateringseveldpolder De Baak.
Toelichting op de ontvangsten
Zie de toelichting bij de programma-uitgaven van OD32.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting |
Agrarische Ruimte |
32 |
2010 |
2010 |
TK, 32 359 nr. 1 |
De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.
Algemene doelstelling
EL&I streeft naar behoud en verbetering van de biodiversiteit in Nederland, zodat de natuur kan bijdragen aan een leefbare samenleving. De natuur brengt in deze samenleving mensen en functies bij elkaar als het gaat om economisch vestigingsklimaat, luchtkwaliteit, gezondheid en recreatie. Door de realisatie van een herijkte Ecologische Hoofdstructuur worden de voorwaarden gecreëerd om de biodiversiteit te versterken.
Herijking natuurbeleid
In 2011 is uitvoering aan het Regeerakkoord gegeven door een onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur met het IPO te sluiten (Bijlage bij TK, 30 825, nr. 107). In het akkoord zijn afspraken verankerd over de wijze waarop de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies zal worden gerealiseerd en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wordt afgerond. Middelen zijn inclusief taakstellende bezuinigingen overgeheveld en een aantal Rijksdoelen, waaronder de Robuuste Verbindingen en Recreatie om de Stad zijn geschrapt.
In 2011 is het wetsvoorstel Wet natuurbescherming opgesteld. De wet natuurbescherming zal drie bestaande wetten vervangen: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord door:
– herkenbare omzetting van Europese verplichtingen,
– decentralisatie naar provincies,
– optimale aansluiting op omgevingsrecht en
– vermindering van de administratieve lasten.
Via (internet)consultatie hebben burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties eind vorig jaar kunnen meedenken over de nieuwe wet. Het wetsvoorstel is in februari 2012 voor advies aan de Raad van State voorgelegd.
Natura2000
2011 stond in het teken van het haalbaar en betaalbaar maken van de Natura2000-aanpak en het ruimte bieden aan economische ontwikkeling. In september 2011 heeft de Staatssecretaris van EL&I de nieuwe aanpak van Natura2000 in een 10-puntenplan aan de Tweede Kamer verwoord (TK, 32 670, nr. 24). Daarnaast is om vergunningverlening in en om Natura2000-gebieden weer op gang te krijgen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ontwikkeld. Drie pijlers hieronder zijn ontwikkelruimte, herstelstrategieën en de rekentool Aerius die een en ander inzichtelijk moet maken. Met de provincies is zwaar ingezet op de verdere ontwikkeling van de PAS en is de beoogde aanpak vervolgens toegepast op de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Hieruit blijkt dat de PAS voor het overgrote deel van de gebieden voldoende ruimte creëert om weer vergunningen af te kunnen gaan geven. Voorwaarde daarbij is wel dat de noodzakelijke maatregelpakketten betaalbaar zijn. Het proces waarin dit bestuurlijk besproken en verankerd moet worden is eind 2011 gestart. Er is aan de aanwijzingsbesluiten en beheerplannen op de achtergrond veel werk verzet, maar vanwege de financiële onzekerheden rondom het decentralisatieakkoord en de voor PAS aanvullend noodzakelijke maatregelen is op verzoek van de Tweede Kamer de formele vaststelling van aanwijzingsbesluiten aangehouden.
In juni is het alternatief plan voor natuurcompensatie in de Westerschelde aan de Kamer aangeboden (TK, 30 862, nr. 48).
Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen
Op 13 december 2011 is het advies «Groene Groei. Investeren in biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen» (Bijlage bij TK, 33 043, nr. 10) aangeboden aan het Kabinet en VNO-NCW. De Taskforce, onder leiding van Hans Alders, adviseert het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid om onvoorwaardelijk te kiezen voor het tot staan brengen van het biodiversiteitverlies in 2020. Niet door alles overal te behouden, maar door ervoor te zorgen dat per saldo geen verlies optreedt (No Net Loss) 80. Vergroening van de economie, optimalisering van landgebruik en gebiedsbescherming, en bewustwording worden genoemd als belangrijkste opgaven. VNO-NCW en het Kabinet (in een eerste reactie; TK, 33 043, nr. 10) hebben de hoofdlijnen van het advies onderschreven. Begin 2012 volgt de officiële kabinetsreactie. Het advies sluit aan op de EU biodiversiteitsstrategie, die in mei is aangenomen, en waaraan EL&I heeft bijgedragen.
Green Deals biodiversiteit
Dat beleidsinhoudelijk winst is te halen uit de combinatie van voormalig EZ en voormalig LNV, economie en natuur, bleek uit de 2e tranche Green Deals die minister Verhagen op 13 december 2011 ondertekende op het gebied van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen (zie TK, 33 043, nr. 10). Met private partijen zijn dertien Green Deals gesloten die specifiek gericht zijn op het combineren van concurrentiekrachtversterking en duurzaam omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. De afgesloten deals beogen onder meer de ontwikkeling van een «biodiversiteits+»-label, waarmee ondernemers biodiversiteitsvriendelijkere producten concurrerend in de markt kunnen zetten en het slimmer omgaan met «tijdelijke natuur» op braakliggende gronden zodat economische ontwikkeling niet onnodig wordt gehinderd.
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
prestatie-indicator(en) en/of kengetallen |
Basiswaarde |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde/ Ambitie 2011 |
---|---|---|---|---|---|
1. Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v) -Bern-): soorten Bron: CBS |
106 |
107 |
107 |
107 |
100 |
2.Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v) -Bern-): populaties Bron: Gegevensautoriteit Natuur |
Gunstig 19%, zeer ongunstig 47% |
is vervallen |
is vervallen |
Gunstig 29%, zeer ongunstig 37% |
|
3. Realisaties kwantiteit nieuwe natuur Bron: Groot project EHS |
158 275 ha |
275 000 ha |
|||
4. Realisatie aantal ha agrarisch natuurbeheer binnen nieuwe EHS Bron: Groot project EHS |
29 978 ha |
97 106 ha |
Voor informatie over de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportages van het groot project EHS (rapportagejaar 2011) en de Natuurmeting op kaart (peildatum 1-1-2012). Daarnaast geldt dat de in de indicator genoemde uitbreidingstaakstelling van 275 000 ha. gelet op de in het regeerakkoord aangekondigde en in 2011 verder uitgewerkte herijking van de Ecologische Hoofdstructuur niet langer actueel is.
Toelichting
1. Het prestatie- of outcome-cijfer in het begrotingsjaar 2011 is formeel onveranderd gebleven ten opzichte van dat in de begrotingsjaren 2009 en 2010. Dat komt omdat de actualisatiecyclus van rode lijsten waarop de indicator is gebaseerd langer is dan de – jaarlijkse – begrotingscyclus. Medio 2012 zal overleg plaatsvinden over onder meer de technische mogelijkheden om de begrotingsindicator desgewenst ook jaarlijks te actualiseren.
2. Met betrekking tot de indicatoren «soorten» en «populaties» uit de begroting 2011, is die indicator gehandhaafd (soorten-indicator) die het meest aansluit bij de definitie van biologische diversiteit (de verscheidenheid aan planten, dieren en ecosytemen) en die het best aansluit bij EU en mondiale ambities om een halt toe te roepen aan de achteruitgang van de biologische diversiteit.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
327 833 |
397 951 |
340 855 |
217 520 |
345 570 |
– 128 050 |
waarvan garanties |
33 663 |
83 505 |
54 076 |
0 |
44 326 |
– 44 326 |
Uitgaven |
558 554 |
546 221 |
559 719 |
648 416 |
565 272 |
83 144 |
Programma-uitgaven |
462 214 |
435 304 |
442 747 |
532 060 |
487 221 |
44 839 |
33.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur |
76 459 |
53 595 |
41 682 |
102 982 |
142 123 |
– 39 141 |
waarvan ILG |
||||||
– Verwerven EHS |
34 148 |
63 010 |
101 583 |
– 38 573 |
||
– Verwerven en inrichten Westerschelde |
17 233 |
22 324 |
12 109 |
5 099 |
5 099 |
|
– BTW-compensatie |
1 286 |
– 1 286 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Verwerven droge EHS |
2 353 |
4 333 |
||||
– Rente en aflossing |
22 725 |
26 938 |
29 316 |
31 904 |
33 936 |
– 2 032 |
– Verwerven NURG |
257 |
2 969 |
219 |
2 750 |
||
33.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur |
144 148 |
128 003 |
136 619 |
111 929 |
110 709 |
1 220 |
waarvan ILG: |
||||||
– Inrichten EHS |
69 753 |
64 084 |
78 685 |
64 302 |
60 834 |
3 468 |
– Inrichten robuuste verbindingen |
16 406 |
17 304 |
16 200 |
6 712 |
6 712 |
|
– Milieukwaliteit EHS en VHR |
43 340 |
34 475 |
29 989 |
30 312 |
32 502 |
– 2 190 |
– BTW-compensatie |
3 468 |
– 3 468 |
||||
waarvan niet ILG |
||||||
– Inrichten EHS |
7 542 |
5 696 |
5 184 |
3 910 |
500 |
3 410 |
– Mainport Rotterdam |
6 307 |
6 433 |
6 561 |
6 693 |
6 693 |
|
– Natte natuur |
800 |
11 |
||||
33.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur |
168 415 |
172 152 |
189 188 |
239 652 |
164 393 |
75 259 |
waarvan ILG: |
||||||
– Programma Beheer |
100 956 |
106 116 |
110 007 |
175 489 |
106 057 |
69 432 |
– Natuur overig |
2 311 |
2 311 |
2 292 |
578 |
578 |
|
– BTW-compensatie |
3 850 |
– 3 850 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Beheer door SBB |
52 510 |
52 940 |
56 458 |
52 357 |
51 563 |
794 |
– Behoud en herstel historische buitenplaatsen |
2 476 |
2 346 |
2 990 |
534 |
700 |
– 166 |
– Overig beheer |
10 162 |
8 439 |
17 441 |
10 694 |
1 645 |
9 049 |
33.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit |
73 192 |
81 554 |
75 258 |
77 497 |
69 996 |
7 501 |
waarvan ILG: |
||||||
– Bijdrage nationale parken |
4 222 |
4 320 |
4 308 |
4 294 |
4 234 |
60 |
– Soorten bescherming |
1 156 |
2 955 |
2 902 |
2 902 |
2 902 |
|
– Beheer van natuur buiten EHS |
7 895 |
8 820 |
9 571 |
5 441 |
10 495 |
– 5 054 |
– BTW-compensatie |
546 |
– 546 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Gegevens autoriteit natuur |
7 214 |
9 305 |
9 028 |
6 354 |
5 888 |
466 |
– Beheer door SBB |
11 944 |
12 956 |
12 149 |
12 338 |
11 760 |
578 |
– Bijdrage nationale parken |
1 657 |
1 755 |
1 948 |
1 872 |
1 826 |
46 |
– Faunafonds |
16 235 |
11 974 |
13 368 |
20 853 |
7 853 |
13 000 |
– Overige nationale bijdragen |
11 188 |
16 594 |
12 779 |
13 497 |
13 443 |
54 |
– Internationale subsidies en contributies |
1 328 |
417 |
356 |
106 |
209 |
– 103 |
– Natura 2000 |
7 260 |
7 965 |
6 700 |
7 123 |
7 253 |
– 130 |
– Soortenbescherming |
3 093 |
3 093 |
2 149 |
859 |
2 987 |
– 2 128 |
– Programma Biodiversiteit |
1 400 |
1 858 |
600 |
1 258 |
||
Apparaatsuitgaven |
96 340 |
110 917 |
116 972 |
116 356 |
78 051 |
38 305 |
33.21 Apparaat |
7 442 |
11 682 |
14 486 |
11 661 |
7 778 |
3 883 |
33.22 Bijdrage Baten- lastendiensten |
88 898 |
99 235 |
102 486 |
104 695 |
70 273 |
34 422 |
– Dienst Landelijk Gebied |
45 503 |
36 814 |
8 689 |
|||
– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
7 834 |
6 341 |
1 493 |
|||
– Dienst Regelingen |
51 358 |
27 118 |
24 240 |
|||
Ontvangsten |
91 834 |
28 252 |
31 374 |
28 605 |
44 394 |
– 15 789 |
Verkoop gronden SBB |
15 000 |
15 000 |
||||
EU-bijdragen |
4 |
2 096 |
– 2 092 |
|||
Opbrengsten jachtakten |
893 |
1 031 |
– 138 |
|||
Bijdragen van derden |
10 602 |
25 705 |
– 15 103 |
|||
Overige |
2 106 |
562 |
1 544 |
Toelichting op de verplichtingen
De lagere verplichtingenrealisatie van € 128 mln houdt voornamelijk verband met het volgende.
Westerschelde (–€ 84 mln)
De meerjarige reeks 2e tranche FES gelden voor de Westerschelde staat met ingang van 2011 op de begroting van E&LI. Het budget wordt voor 2014 gedecentraliseerd. Deze afspraak is in het decentralisatie akkoord natuur gemaakt met betrekking tot de FES projecten die onderdeel uitmaken van het ILG. De verplichtingen zijn derhalve in 2011 niet aangegaan en schuiven door naar het moment van decentralisatie.
Staatsbosbeheer (– € 52 mln)
De bijdrage aan Staatsbosbeheer, onderdeel beheer binnen EHS, is onderdeel van het decentralisatieakkoord natuur. Het budget 2012 en 2013 wordt vanaf 2012 gedecentraliseerd. Tot het moment van decentralisatie stelt het rijk na instemming van provincies vanuit de rijksbegroting middelen beschikbaar aan Staatsbosbeheer. De verplichtingen voor 2011 die betrekking hebben op de uitgaven 2012 zijn derhalve niet gerealiseerd maar schuiven door naar 2012. Vervolgens worden de budgetten bij Voorjaarsnota 2012 meerjarig overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.
Garantieverplichtingen (– € 44 mln)
In verband met de decentralisatie van het verwervingsbudget Natuur hebben de particuliere natuurbeschermingsorganisaties geen beroep gedaan op de garantieleningen in 2011.
Apparaat (+ € 38 mln)
Zie de toelichting bij de apparaatsuitgaven.
SAN regeling ganzen/Faunafonds (+ € 18 mln)
Het beroep op de SAN-regeling ganzen en de bijdrage aan het Faunafonds vallen dit jaar hoger uit dan geraamd als gevolg van een groter aantal uit te betalen tegemoetkomingen in schade die voornamelijk veroorzaakt wordt door ganzen en als gevolg van het gestegen bedrag per schadegeval van 30%.
Toelichting op de programma-uitgaven
Algemeen
BTW-compensatie
In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn thans over de ILG-onderdelen verdeeld.
Operationele doelstelling 33.11: Verwerven Ecologische Hoofdstructuur
ILG Verwerven EHS
De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met een kasverschuiving vanuit 2011 naar 2010.
Zoals toegelicht in de suppletoire wet bij de Najaarsnota 2010 is een aantal knelpunten op het terrein van natuur en landschap in 2010 opgelost, waaronder hogere uitvoeringskosten Programma Beheer en implementatiekosten van het nieuwe (provinciale) subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer en de kosten van de programma’s Biodiversiteit en Leren voor Duurzame Ontwikkeling. De dekking heeft plaatsgevonden via een kasverschuiving op de onderhavige OD vanuit 2011 en is geformaliseerd bij de Voorjaarsnota 2011.
Niet ILG Verwerving NURG
De hogere uitgaven houden verband met hogere kosten van voorgenomen verhuizing van TNO naar een nieuwe, veilige, locatie. Deze kosten zijn gedeeld met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu die hiertoe bij Najaarsnota € 2,75 mln heeft overgeheveld naar de begroting van EL&I.
Operationele doelstelling 33.12: Inrichten Ecologische Hoofdstructuur
ILG Inrichten EHS
ILG BTW-compensatie
Zie de toelichting bij Algemeen
Niet ILG Inrichten EHS
De hogere uitgaven houden voornamelijk verband met het feit dat in het kader van de NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) gronden ingericht zijn ingericht die zijn gefinancierd uit extra opbrengsten van verkopen van slib en ruilgrond ten behoeve van de NURG. Deze ontvangsten zijn verantwoord op ontvangsten OD33.12.
Operationele doelstelling 33.13: Beheren Ecologische Hoofdstructuur
ILG Programma beheer
De hogere uitgaven houden voor € 83,3 mln verband met het volgende.
Er is een onderhandelaarsakkoord natuur met het Interprovinciaal Overleg (IPO). Gelet op de door de provincies aangegane verplichtingen is een ander tempo van financiering afgesproken dan voorzien op de begroting. Voor 2011 betekent dit een verhoging met € 83,3 mln. Bij Voorjaarsnota 2012 wordt de begroting met € 83,3 mln verlaagd in de periode 2014–2017. In 2012 en 2013 zijn geen aanpassingen noodzakelijk.
Hiertegenover staan lagere uitgaven ad € 13,8 mln. Deze houden verband met een lagere bijdrage aan het ILG voor het subsidiestelsel Programma Beheer van € 15 mln ten gunste van de bijdrage aan de Dienst Regelingen. Zie de toelichting op de apparaatsuitgaven. Voorts is dit onderdeel verhoogd met € 1 mln in het kader van de loonbijstelling 2011.
Niet ILG Overig beheer
De hogere uitgaven houden voornamelijk verband met betalingen in 2011 over de jaren 2009 en 2010 aan de ganzenregeling die valt onder de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Deze betalingen hebben betrekking op de afwikkeling van de herstelactie ganzenaanvragen over eerdere jaren. Deze aanvragen voldeden destijds niet aan de EU-normen. Omdat deze herstelactie langer duurt, zijn de basis en variabele vergoeding van de ganzenaanvragers 2009 en 2010 pas in 2011 uitbetaald.
Operationele doelstelling 33.14: Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit
ILG Beheer van natuur buiten EHS
De bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG is verlaagd ten gunste van de bijdrage aan het Faunafonds (zie toelichting bij onderdeel Faunafonds).
Niet ILG Faunafonds
De bijdrage aan het Faunafonds valt dit jaar hoger uit dan geraamd als gevolg van een groter aantal uit te betalen tegemoetkomingen in schade die voornamelijk veroorzaakt wordt door ganzen en als gevolg van het gestegen bedrag per schadegeval met 30%.
Niet ILG Soortenbescherming
Ruim € 2 mln van de voor soortenbescherming beschikbare middelen hebben niet tot uitgaven geleid ten behoeve van de oorspronkelijke doelstellingen omdat de «leefgebiedenbenadering» met het regeerakkoord is komen te vervallen als Rijkstaak. De middelen zijn ingezet voor hogere uitgaven bij het faunafonds ten behoeve van tegemoetkomingen in de schade.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
Apparaat
De hogere uitgaven op apparaat houden verband met het feit dat in de oorspronkelijke begroting is uitgegaan van een te lage middenloonsom.
Dienst Landelijk Gebied
De hogere bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied houdt verband met het in overeenstemming brengen van de bijdrage met het opdrachtenpakket afgezet tegen het uurtarief, de uitvoeringskosten voor de implementatie van beheersplannen in het kader van Natura 2000-gebieden en de uitvoeringskosten van het project Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Compensatie heeft plaatsgevonden vanuit de budgetten voor Verwerving ILG € 3,6 mln, Natura 2000 € 4 mln en PAS € 1 mln.
Dienst Regelingen
De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen houdt hoofdzakelijk verband met hogere uitvoeringskosten dan voorzien voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap. Deze hogere kosten hangen samen met vertraagde oplevering ICT, handmatige beoordelingen van aanvragen, het doorschuiven van aanvragen van vorig jaar, de gevolgen van de actualisatie van het perceelsregister voor de aanvragers en de beoordeling door Dienst Regelingen.
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit
De hogere bijdrage aan de NVWA houdt verband met uitvoeringstaken inzake de Subsidieregeling Natuur en Landschap die oorspronkelijk door de Dienst Landelijk Gebied werden gedaan. De verlaging van de DLG-bijdrage is reeds bij Voorjaarsnota 2010 structureel verwerkt.
Toelichting op de ontvangsten
EU-bijdragen
Vanaf begin 2000 staat er een taakstelling voor Platteland Ontwikkelingsprogramma (POP)- inkomsten verwerving op artikel 33 (natuur). Verwerving is echter geen onderdeel meer van het POP-programma vanaf 2007. Op deze taakstelling zijn derhalve vanaf 2007 geen ontvangsten meer gerealiseerd.
Bijdragen van derden
De lagere ontvangsten houden voornamelijk verband met het volgende.
De bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor milieukwaliteit en de aanleg van bufferzones in het kader van het ILG is in 2011 via budgetoverheveling geëffectueerd in plaats van rechtstreekse betaling. Deze bijdrage is dus in 2011 niet via de ontvangstenbegroting verwerkt waardoor de realisatie € 17,4 mln lager is uitgevallen. Hiertegenover staan € 2,8 mln hogere uitgaven als gevolg van verkoop van slibgronden.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectonderzoek ex post |
Ecologische effecten van Natuurwetgeving1 |
33 |
2010 |
2011 |
TK, 31 536, nr. 13 |
Natuurbalans 20112 |
33 |
||||
Overig evaluatieonderzoek |
EHS Groot project 20103 |
33 |
2011 |
2011 |
TK, 30 825, nr. 111 |
Het rapport Ecologische effectiviteit van natuurwetgeving is in 2011 door het Planbureau voor de Leefomgeving en Alterra Wageningen UR voltooid. Aan de basis van het rapport ligt een aantal Kamermoties. Het rapport is gebruikt bij het opstellen van het wetsvoorstel Wet natuurbescherming en is in januari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.
De Natuurbalans 2011 is vervangen door de Balans van de leefomgeving 2012. De balans van de Leefomgeving is een integrale studie van EL&I en I&M die het planbureau van de Leefomgeving voortaan elke twee jaar zal uitbrengen als opvolger van de Milieubalans, Natuurbalans en Monitor Nota ruimte. De eerste verscheen september 2010, de volgende verschijnt september 2012. In deze studie maakt het planbureau van de Leefomgeving de balans op van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren op het gebied van ondermeer verstedelijking, bereikbaarheid, milieu, klimaat en natuur en biodiversiteit.
EHS Groot project is een jaarlijkse voortgangsrapportage over de EHS, op verzoek van de Tweede Kamer. Het rapport wordt elk jaar rondom Prinsjesdag aangeboden door EL&I, mede namens I&M.
ILG-overzicht begrotingsmutaties 2011
In dit hoofdstuk zijn alle begrotingsmutaties 2011 met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) samengevoegd. De begrotingsmutaties op het terrein van ILG hebben betrekking op meerdere operationele doelstellingen (zie onderstaand overzicht). Reden om deze te bundelen in een totaal overzicht is het vergroten van de leesbaarheid cq. presenteerbaarheid van begrotingsmutaties op het ILG. Aangezien het hier om een financiële verantwoording gaat, is gekozen om te komen tot een algemeen deel behorend bij de artikelgewijze toelichting in het financieel jaarverslag.
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
---|---|---|---|---|---|
Operationele doelstellingen |
Begrotingsstand 2011 ILG-deel |
Wijzigingen 1e suppletoire begroting |
Wijzigingen 2e suppletoire begroting |
Slotwet |
Realisatie |
32.11 |
24 936 |
– 1 993 |
1 039 |
23 982 |
|
32.12 |
17 400 |
– 1 000 |
16 400 |
||
33.11 |
106 543 |
– 36 120 |
– 3 600 |
1 286 |
68 109 |
33.12 |
100 048 |
– 2 190 |
3 468 |
101 326 |
|
33.13 |
106 635 |
– 5 000 |
69 482 |
4 950 |
176 067 |
33.14 |
17 631 |
– 5 453 |
459 |
12 637 |
|
34.11 |
22 269 |
– 5 099 |
528 |
17 698 |
|
34.12 |
9 726 |
135 |
– 131 |
9 730 |
|
34.13 |
139 185 |
– 2 596 |
– 6 879 |
129 710 |
|
34.14 |
9 437 |
130 |
9 567 |
||
37.11 |
59 548 |
1 124 |
60 672 |
||
37.12 |
27 888 |
8 805 |
– 1 053 |
– 17 965 |
17 675 |
Terugontvangen BTW- compensatie |
13 250 |
– 13 250 |
|||
Totaal |
654 496 |
– 37 414 |
51 732 |
– 25 241 |
643 573 |
Algemeen
De mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting zijn in de desbetreffende begrotingswetsvoorstellen toegelicht.
De mutaties bij de Operationele Doelstellingen 32.11, 33.11, 33.12, 33.14, 34.11, 34.14 en 37.11 houden voornamelijk verband met de verdeling van de terugontvangen BTW-compensatie over de ILG-onderdelen.
Naast de toevoeging van € 3,8 mln terugontvangen BTW-compensatie is € 1,1 mln toegevoegd aan het ILG als vergoeding voor riettelers.
De uiteindelijke bijdrage aan het project Nieuwe Hollandse Waterlinie is gebaseerd op het oorspronkelijke begrotingsbedrag dus exclusief de prijsbijstelling ad € 0,135 mln.
Naast de toevoeging van € 1,4 mln terugontvangen BTW-compensatie is € 8,2 mln minder aan het ILG bijgedragen. Dit houdt verband met het volgende.
Het FES-project Westflank Haarlemmermeer is in de loop van 2011 heroverwogen in verband met het kabinetsbesluit omtrent de hoogspanningsleiding die door dat gebied komt. De bijdrage aan provincie Noord-Holland in 2011 ten behoeve van het oorspronkelijke plan en doelstellingen is hierdoor komen te vervallen. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met Provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam over een verruiming van de voorwaarden voor besteding van de nota ruimte middelen bestemd voor de Westflank Haarlemmermeer en een koppeling met de doorontwikkeling van de Zuidas. Afgesproken is om de resterende middelen voor de Westflank grotendeels in 2012 te verstrekken en voor een maximum van € 10 mln in 2013.
De verlaging met € 18 mln houdt verband met het volgende.
De geraamde bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG voor waterbodemonderzoek waarvoor het Ministerie van I&M de bijdrage zou leveren van € 17,6 mln is niet gerealiseerd. Conform afspraak lopen de uitgaven voortaan via convenanten met gemeenten. De ILG-bijdrage aan projecten op het gebied van water in samenwerking met het Ministerie van I&M, zogenaamde synergiegelden, is conform afspraak € 0,4 mln lager. Hiertegenover is € 0,033 mln toegevoegd in het kader van terugontvangen BTW-compensatie.
Algemene doelstelling
Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. De verschillende bestaande landschappen beschikken ieder over een eigen identiteit en/of kwaliteit en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Een aantrekkelijk landschap biedt volop kansen voor welzijn en economie.
Met het Regeerakkoord is het beleid voor landschap en recreatie ten opzichte van het uitgestippelde pad uit de begroting flink gewijzigd. Zo zijn er niet langer Rijksmiddelen beschikbaar voor de Nationale Landschappen, voor het Recreatie om de Stad-beleid en voor het oplossen van knelpunten voor de landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Het is aan de provincies om voor deze vervallen Rijkstaken eventueel middelen in te zetten. Landschap en recreatie zullen hierdoor op Rijksniveau meer gaan «meeliften» met andere ontwikkelingen zoals het Natura 2000-beleid, de Green Deals en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB); bijvoorbeeld:
– Via het 10 puntenplan Natura 2000 (TK, 32 670, nr. 24) en de nieuwe Natuurwet krijgen recreatieondernemers meer ruimte;
– Via onze Brusselse inzet voor vergroening van het GLB door landbouwsteun te koppelen aan maatregelen voor natuur, landschap, milieu etc., wordt een mooier landschap gerealiseerd; en
– EL&I heeft Green Deals afgesloten in de vorm van concrete gebiedsprojecten met recreatieondernemers, waarin «groen» en «groei», recreatie en landschap samen gaan.
De Agenda Landschap, «het wordt mooier als u meedoet», is in 2011 afgerond. Via de publiekscampagne «Een mooier Landschap, maak het mee»; ondersteuning van een vijftal burgerinitiatieven; een Community of Practice voor lokale landschapscoördinatoren en de publicatiereeks «Burgers en Landschap» van Alterra is maatschappelijk debat over de betekenis van landschap geëntameerd. EL&I heeft twee pilotprojecten uitgevoerd inzake krimpgebieden en de relatie met natuur en recreatie. Een uitbreidingsvoorstel voor Werelderfgoederen in Nederland, met o.a. voorstellen voor groene werelderfgoederen op Bonaire en Saba, is naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 32 725, nr. 1).
Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van Rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop met de eerder afgesproken indicatoren voor de outcome van het beleid op het gebied van landschap en recreatie is omgegaan. Er zijn door EL&I in navolging van het Regeerakkoord geen nieuwe monitoringactiviteiten in gang gezet. Dat geldt voor alle indicatoren zoals die voorheen in de begroting waren opgenomen 87.
De kwaliteit van het landschap wordt overigens meegenomen in algemene verkenningen en analyses, zoals de Natuurverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving 88 en de Sociale Staat van het Platteland van het Sociaal-Cultureel Planbureau 89
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
96 160 |
189 377 |
76 492 |
68 987 |
82 324 |
– 13 337 |
Uitgaven |
193 151 |
124 882 |
140 330 |
236 037 |
257 823 |
– 21 786 |
Programma-uitgaven |
152 986 |
83 705 |
105 630 |
202 103 |
225 693 |
– 23 590 |
34.11 Nationale Landschappen |
14 321 |
20 888 |
19 163 |
18 447 |
24 936 |
– 6 489 |
waarvan ILG: |
||||||
– Nationale landschappen |
12 913 |
18 753 |
17 630 |
17 698 |
22 270 |
– 4 572 |
– BTW-Compensatie |
528 |
– 528 |
||||
– waarvan niet ILG: |
||||||
– Toegankelijkheid nationale landschappen |
||||||
– Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten |
536 |
507 |
495 |
272 |
1 204 |
– 932 |
– Cultuurhistorie/Belvedere |
29 |
|||||
– Monitoring, onderzoek en communicatie |
872 |
1 599 |
1 038 |
477 |
934 |
– 457 |
34.12 Landschap Algemeen |
7 432 |
4 819 |
9 336 |
12 700 |
17 573 |
– 4 873 |
waarvan ILG: |
||||||
– Landschap generiek |
2 618 |
1 318 |
4 126 |
130 |
126 |
4 |
– Nieuwe Hollandse Waterlinie |
9 600 |
9 600 |
||||
– BTW-Compensatie |
4 |
– 4 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Agenda Landschap |
1 988 |
3 720 |
2 188 |
7 700 |
– 5 512 |
|
– Projectfinanciering |
4 814 |
1 513 |
1 490 |
782 |
143 |
639 |
34.13 Groen en de Stad |
92 188 |
20 143 |
37 664 |
130 597 |
146 452 |
– 15 855 |
waarvan ILG: |
||||||
– Leefbaarheid |
10 000 |
|||||
– Groen en de Stad (grootschalig groen) |
76 817 |
13 550 |
29 354 |
122 735 |
124 185 |
– 1 450 |
– Recreatie Haarlemmermeer |
6 975 |
15 000 |
– 8 025 |
|||
– BTW-Compensatie |
1 358 |
– 1 358 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Beheer Groen en de Stad |
2 000 |
3 000 |
3 958 |
692 |
5 000 |
– 4 308 |
– Kaderwet LNV projectbijdrage |
3 111 |
3 100 |
2 122 |
20 |
14 |
6 |
– Groene partners |
3 |
4 |
4 |
|||
– Netwerk veelzijdig platteland |
260 |
493 |
227 |
171 |
895 |
– 724 |
– Groen rond nieuwe Amerikaanse ambassade |
2 000 |
|||||
34.14 Recreatie algemeen |
39 045 |
37 855 |
39 467 |
40 359 |
36 732 |
3 627 |
waarvan ILG: |
||||||
– Toegankelijkheid |
6 481 |
3 569 |
5 991 |
3 901 |
3 901 |
|
– Routenetwerken |
5 466 |
5 596 |
5 536 |
5 666 |
5 536 |
130 |
– BTW-Compensatie |
325 |
– 325 |
||||
waarvan niet ILG: |
||||||
– Kennis en deskundigheid voor recreatie |
1 801 |
2 566 |
1 853 |
4 114 |
1 676 |
2 438 |
– Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen |
24 019 |
24 388 |
24 636 |
24 697 |
24 323 |
374 |
– Midden-Delfland & Grevelingen |
1 278 |
1 736 |
1 451 |
1 981 |
971 |
1 010 |
Apparaatsuitgaven |
40 165 |
41 177 |
34 700 |
33 933 |
32 130 |
1 803 |
34.21 Apparaat |
5 688 |
6 173 |
||||
34.22 Bijdrage Baten- lastendiensten |
34 477 |
35 004 |
34 700 |
33 933 |
32 130 |
1 803 |
– Dienst Landelijk Gebied |
32 994 |
31 195 |
1 799 |
|||
– Dienst Regelingen |
841 |
838 |
3 |
|||
– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
99 |
97 |
2 |
|||
Ontvangsten |
32 414 |
38 540 |
30 137 |
13 405 |
7 560 |
5 845 |
Overige |
32 414 |
38 540 |
30 137 |
13 405 |
7 560 |
5 845 |
Toelichting op de verplichtingen
De lagere verplichtingenrealisatie van € 13,3 mln hangt samen met de lagere uitgavenrealisatie. Uitzondering hierop is de lagere uitgavenrealisatie voor het FES-project Westflank Haarlemmermeer, dit heeft alleen betrekking op de kasuitgaven. Zie tevens de toelichting bij OD34.13.
Toelichting op de programma-uitgaven
Algemeen
BTW-compensatie
In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn in 2011 over de ILG-onderdelen verdeeld.
Operationele doelstelling 34.11: Nationale landschappen
ILG Nationale landschappen
De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met het volgende.
Bij Nota van Wijziging op de begroting 2011 (TK, 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 10) is voor 2011 € 5,1 mln toegevoegd ten behoeve van het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK).
Onderdeel van het regeerakkoord is dat de doelstellingen op het gebied van landschap niet meer als rijksverantwoordelijkheid worden gezien. Daarom was 2011 vooral gericht op het afronden van bestaande projecten en zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. De toegekende Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) gelden uit het Fonds Economische Structuurversterking ad € 5,1 mln die bestemd waren voor de Nationale Landschappen zijn daardoor niet benut.
Operationele doelstelling 34.12: Landschap Algemeen
Niet ILG Agenda Landschap
De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met het feit dat als onderdeel van het regeerakkoord de doelstellingen op het gebied van landschap niet meer als rijksverantwoordelijkheid worden gezien. Daarom was 2011 vooral gericht op het afronden van bestaande projecten en zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan.
Operationele doelstelling 34.13: Groen en de stad
ILG Recreatie Haarlemmermeer
Het FES-project Westflank Haarlemmermeer is in de loop van 2011 heroverwogen in verband met het kabinetsbesluit omtrent de hoogspanningsleiding die door dat gebied komt. De bijdrage aan provincie Noord-Holland in 2011 ten behoeve van het oorspronkelijke plan en doelstellingen is hierdoor komen te vervallen. De Minister van EL&I heeft toegezegd dat het budget in zijn totaliteit wel beschikbaar zal blijven voor de betreffende regio. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met Provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam over een verruiming van de voorwaarden voor besteding van de nota ruimte middelen bestemd voor de Westflank Haarlemmermeer en een koppeling met de doorontwikkeling van de Zuidas. Afgesproken is om de resterende middelen voor de Westflank grotendeels in 2012 te verstrekken en voor een maximum van € 10 mln in 2013.
Niet ILG Beheer Groen en de Stad
Op grond van het Regeerakkoord zijn in 2011 geen nieuwe projecten gestart. Hierdoor zijn er ten opzichte van de oorspronkelijke begroting lagere uitgaven gerealiseerd.
Operationele doelstelling 34.14: Recreatie Algemeen
Niet ILG Kennis en deskundigheid voor recreatie
Als uitvloeisel van de bezuiniging op het rijksnatuurbeleid en de decentralisatieopgaven uit het regeerakkoord wordt de bijdrage aan het Kennis Centrum Recreatie vanaf 2011 afgebouwd. In 2011 vergt dit echter nog extra uitgaven, onder andere om de medewerkers te begeleiden naar ander werk en bestaande verplichtingen af te bouwen.
Apparaatsuitgaven
Dienst Landelijk Gebied
De hogere bijdrage houdt verband met de uitvoering van werkzaamheden van het bureau Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hiertegenover staan lagere uitgaven aan Nationale Landschappen.
Toelichting op de ontvangsten
De geraamde ontvangsten voor 2010 ad € 13 mln vanuit het Groenfonds voor de kosten van het Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving (PASO) zijn pas in 2011 ontvangen. Het betreft hier de realisatie van 500 ha groen in de Haarlemmermeer. De middelen die hiervoor beschikbaar zijn, zijn in het verleden door diverse partijen (onder andere NV Schiphol, provincie Noord-Holland en voormalig Ministerie van VROM) in het Groenfonds gestort.
Hiertegenover staan lagere ontvangsten ad € 5 mln aangezien de bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor de aanleg van bufferzones in het kader van het ILG via budgetoverheveling is geëffectueerd in plaats van rechtstreekse betaling. Deze bijdrage is derhalve in 2011 niet via de ontvangstenbegroting verwerkt waardoor het bedrag lager is uitgevallen.
Voorts valt de ontvangstenrealisatie € 1,9 mln lager uit aangezien de ontvangsten in het kader van de verkooptaakstelling Recreatie Om de Stad pas in 2012 worden gerealiseerd. De niet verkochte hectares in 2011 worden in 2012 verkocht.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting |
Landschap en Recreatie1 |
34 |
2010 |
2010 |
TK, 32 359 nr. 1 |
Effectonderzoek ex-post |
Effectonderzoek landschapscampagne |
34.12 |
2009 |
2011 |
Rijksvoorlcichtingsdienst november 2011 |
Overig evaluatieonderzoek |
Evaluatie Nationale Landschappen2 |
34.11 |
2010 |
2010 |
TK, 31 253, nr. 26 |
De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.
Het rapport is al in 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden. De Nationale Landschappen zijn als rijkstaak vervallen bij de decentralisatie natuur.
Algemene doelstelling
EL&I streeft naar een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod, een verantwoord consumptiepatroon en een hoog gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel.
Deze doelstelling richt zich op een verantwoorde productie en consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid, voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel en waarden rond voedsel om te gaan. EL&I heeft als taak om – veelal in internationaal en Europees verband – eisen en randvoorwaarden te stellen waar binnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen.
Op basis van de Nota Duurzaam Voedsel (TK, 2008–2009, 31 532 nr. 18, Tweede Kamer) worden alle partijen in de keten, van producent tot bewuste consument, geacht hieraan een bijdrage te leveren. Met duurzaam wordt bedoeld een productie en consumptie met respect voor mens, dier en milieu. De vooraanstaande positie die Nederland op voedselgebied heeft in de wereld, wordt daarmee optimaal als kracht benut. In de eerste plaats is daarom ingezet op vergaande verduurzaming van de productie en het aanbod, waarbij de gehele keten is betrokken. Daarnaast is ingezet op het activeren van de consument om deze te verleiden tot een duurzame keuze. Ten slotte ligt internationaal de focus op het creëren van ruimte voor een duurzame Nederlandse agrofoodketen. De keten kan met zijn concurrentievermogen, innovatiekracht en duurzaamheidsambities optimaal bijdragen aan een duurzaam mondiaal voedselsysteem.
Halverwege 2011 is besloten tot een koerswijziging: het verduurzamen van de voedselproductie is de verantwoordelijkheid van de keten en dus van het bedrijfsleven. De overheid heeft dit proces een impuls gegeven en trekt zich daarna grotendeels terug. Dit past in de aanpak van het topsectorenbeleid, waarbij de agroketen als één van de negen topsectoren is aangewezen. Gezond voedsel is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VWS en de informatievoorziening verloopt via het Voedingscentrum. Het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke producten, is eind 2011 afgesloten. Uit de evaluatie eind 2011 is gebleken dat het convenant erg succesvol was met betrekking tot het stimuleren van diervriendelijke producten, met onder andere het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming.
De door het Platform Verduurzaming Voedsel ingezette samenwerking met het bedrijfsleven heeft in 2011 geleid tot veel innovatieve pilots, bijvoorbeeld over verdere verduurzaming van de keten en projecten voor het verminderen van voedselverspilling (TK, 31 532 nr. 73 van 22 december 2011). De Monitor Duurzaam Voedsel over 2010 is in 2011 verschenen en liet een groei zien van bijna 30% aan aanbod van duurzame producten (Bijlage bij TK, 31 532 nr. 57). Ook is in 2011 de Voedselbalans verschenen, met daarin de stand van zaken ten aanzien van diverse aspecten van voedselbeleid.
Ook is de pilotregeling draagvlak duurzaam voedsel in 2011 geëvalueerd en aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 825 nr. 80). De regeling bleek succesvol en is in 2011 beëindigd.
Zoals in TK, 20 487 nr. 37 is aangegeven waren er in 2011 geen financiële middelen beschikbaar voor openstelling van de subsidieregeling maatschappelijke initiatieven als module van de RDN of de opvolger daarvan.
Op het terrein van voedselveiligheid is verder vorm gegeven aan modernisering van de vleeskeuring, waarbij onder andere in het kader van pilot projecten de inzet van de NVWA in de vleeskeuring wordt teruggebracht. Ook is nieuwe wetgeving op het gebied van dierlijke bijproducten geïmplementeerd, waarbij de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven is teruggebracht.
Voor veterinaire markttoegang (wegnemen van exportbelemmeringen) is samen met het bedrijfsleven een nieuwe strategie ontwikkeld, die uitgaat van scherpere prioritering, meer inzet van bedrijfsleven en een scherpere taakverdeling met de Europese Commissie.
Het afgelopen jaar is de mate van het vertrouwen van consumenten in voedsel vrijwel constant gebleven. Naast de overheid hebben ook het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hier een verantwoordelijkheid. Het is van belang dat de sector blijft investeren in kwaliteit en veilig en gezond voedsel, daarover goed communiceert en dat ze de levensmiddelenregelgeving correct naleeft. Inzet van de overheid op onderwijs, voorlichting, transparantie en toezicht en controle van voedsel blijft geboden.
Ultimo 2011 is Nederland geconfronteerd met een nieuwe dierziekte, het Schmallenbergvirus. Dit zal zijn weerslag hebben in 2012.
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Output |
||||||
1. Mate van vertrouwen van consumenten in voedsel Bron: NVWA |
3,3 |
2008 |
3,5 |
3,4 |
3,4 |
3,5 |
2. EU-OIE vrije status Bron: EU en OIE |
7 |
2009 |
7 |
7 |
7 |
7 |
1) De realisatie 2011 is 3.4. De schaal loopt van 1 tot 5, waarbij 5 het hoogste is.
2) Nederland is vrij van een aantal dierziekten en heeft hier een officiële erkenning voor verkregen van de OIE en de EU. Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen te behouden moeten bepaalde bewakingsonderzoeken worden uitgevoerd en moet direct actie worden ondernomen om Nederland vrij te houden van deze dierziekten. Het gaat om onderzoeken voor de volgende dierziekten: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, TSE (scrapie bij schapen/geiten en BSE bij runderen), KVP, AI en MKZ. In geval er in Nederland een uitbraak is van deze dierziekten moet dit gemeld worden aan de EU en de OIE. Voor 2011 is het streven om voor deze dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden gerealiseerd. De uitgaven en prestaties die samen met de uitvoering van deze en andere bewakings- en monitoringsprogramma’s en de in 2011 bestreden incidenten van besmettelijke dierziekten worden verantwoord in het het jaarverlag van het Diergezondheidsfonds.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
138 233 |
112 906 |
147 287 |
107 425 |
66 301 |
41 124 |
Uitgaven |
136 807 |
107 538 |
138 811 |
111 198 |
67 211 |
43 987 |
Programma-uitgaven |
45 797 |
30 723 |
75 576 |
26 720 |
30 428 |
– 3 708 |
35.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon |
21 134 |
21 624 |
16 366 |
14 105 |
14 033 |
72 |
– Risicomanagement |
1 310 |
1 792 |
2 943 |
2 383 |
2 327 |
56 |
– Voedselveiligheid |
2 933 |
2 205 |
2 639 |
1 540 |
2 100 |
– 560 |
– Consument, transparantie en ketenomkering |
3 774 |
3 596 |
7 576 |
9 399 |
8 276 |
1 123 |
– Destructie |
12 530 |
13 430 |
2 638 |
|||
– Biotechnologie |
170 |
148 |
243 |
172 |
500 |
– 328 |
– Overig |
417 |
453 |
327 |
611 |
830 |
– 219 |
35.12 Handhaven diergezondheidsniveau |
24 663 |
9 099 |
59 210 |
12 615 |
16 395 |
– 3 780 |
– Preventieve diergezondheid |
261 |
187 |
406 |
568 |
900 |
– 332 |
– I&R |
307 |
225 |
5 |
3 |
100 |
– 97 |
– Monitoring, early warning en bewaking |
4 771 |
2 444 |
4 454 |
4 858 |
5 200 |
– 342 |
– Handhaving veterinaire veiligheid |
2 700 |
2 231 |
1 461 |
1 504 |
3 600 |
– 2 096 |
– Crisisorganisatie en -management |
15 358 |
2 270 |
4 393 |
4 367 |
6 595 |
– 2 228 |
– Q-koorts |
47 000 |
|||||
– Overig (BSE, BTW-varkenspest, Vogelpest (AI), schikking fokverbod KVP, overig) |
1 266 |
1 742 |
1 491 |
1 315 |
0 |
1 315 |
Apparaatsuitgaven |
91 010 |
76 815 |
63 235 |
84 478 |
36 783 |
47 695 |
U35.21 Apparaat |
6 294 |
6 878 |
8 339 |
8 278 |
4 797 |
3 481 |
U35.22 Baten-lastendiensten |
84 716 |
69 937 |
54 896 |
76 200 |
31 986 |
44 214 |
– Dienst Regelingen |
1 975 |
1 969 |
6 |
|||
– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
74 225 |
30 017 |
44 208 |
|||
Ontvangsten |
20 905 |
9 162 |
3 368 |
2 953 |
1 247 |
1 706 |
Uitvoering I&R |
600 |
– 600 |
||||
BSE-laboratoria |
430 |
– 430 |
||||
Overig |
2 953 |
217 |
2 736 |
Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen
Operationele doelstelling: 35.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon
Consument, transparantie en ketenomkering
Overschrijding betreft met name projecten op het terrein van duurzaam voedsel en voedselverspilling die via het Platform Verduurzaming Voedsel zijn ingediend.
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Raming 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Output |
||||||
Aantal basisscholen met smaaklessen Bron: landelijk Steunpunt Smaaklessen en SchoolGruiten Wageningen University |
Beperkt aantal |
2005 |
2 150 |
24881 |
2 600 |
|
Nalevingsniveau HACCP-verplichting Bron:NVWA |
80% |
April 2009 |
80% |
80% |
80%2 |
90% |
De streefwaarde is 3 000 scholen in 2012. Het Steunpunt Smaaklessen verwacht dit nog steeds te gaan halen. Bij het aantal basisscholen met Smaaklessen gaat het om de bij het Steunpunt Smaaklessen geregistreerde scholen.
Indicator is gebaseerd op de jaarlijkse controleresultaten van een selecte steekproef van de doelgroep. Deze selectie wordt gemaakt op basis van een risico-inschatting, welke bedrijven een hoger nalevingsrisico hebben, de controlefrequentie en welke onderdelen van de HACCP verplichting gecontroleerd zullen worden. De indicator is gebaseerd op de audit-rapporten van de NVWA van deze selecte steekproef. Om op basis van de resultaten van dit onderzoek (selecte steekproef, hoger nalevingsrisicoprofiel etc.) een uitspraak te kunnen doen over het nalevingsniveau voor de gehele groep van bedrijven worden de verzamelde gegevens door een groep deskundigen besproken en geanalyseerd.
Operationele doelstelling: 35.12 Handhaven diergezondheidsniveau
Handhaving veterinaire veiligheid
De lagere realisatie houdt verband met een budgetoverheveling van € 1,6 mln in de Najaarsnota naar het Ministerie van Financiën voor extra controles door de Douane van passagiers en passagiersbagage om de insleep van dierziekten te voorkomen. Daarnaast heeft een budgetoverheveling plaats gevonden naar de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) voor de dekking van meerwerkosten voor onder andere Q-koorts (€ 0,3 mln).
Crisisorganisatie en -management
Vanuit dit instrument heeft een budgetoverheveling van € 2 mln plaats gevonden naar de NVWA voor financiering van aan NVWA verleende opdrachten en ter financiering van niet kostendekkende tarieven bij kleine slachterijen.
Overig
De overige uitgaven houden met name verband met het meerjarige onderzoeksproject ter bestrijding en voorkoming van Aviaire Influenza, in Indonesië («bestrijding aan de bron»). Het Ministerie van Buitenlandse zaken is hoofdfinancier van dit project. Tegenover de hogere uitgaven staan dan ook hogere ontvangsten.
Diergezondheidsfonds
De uitgaven en prestaties die samenhangen met de maatregelen om het diergezondheidsniveau te handhaven zoals de bewakings- en monitoringsprogramma’s en de maatregelen bij verdenkingen van besmettelijke dierziekten zijn verantwoord in het jaarverslag 2011 van het Diergezondheidsfonds.
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Output |
||||||
1. «early warning» bestrijdingsplichtige ziekten |
20 |
2005 |
– |
– |
4 |
|
2. Vaccinbanken |
2 |
2006 |
2 |
2 |
2 |
3 |
3. Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit |
5 |
2005 |
8 |
9 |
10 |
12 |
4. Aantal internationale «capacity building» projecten dierziekte-bestrijding |
2 |
2007 |
4 |
5 |
4 |
Bron: Ministerie van EL&I
Toelichting
1. Voor deze indicator is geen realisatiewaarde vermeld omdat het niet gelukt is om voor deze indicator betrouwbare realisatiegegevens te verkrijgen.
Deze indicator geeft het aantal dagen tussen (vermoedelijke) besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekken aan. Besmetting wordt normaliter geconstateerd door de veehouder en/of dierenarts en moet voor aangewezen besmettelijke dierziekten verplicht bij de NVWA gemeld worden. Achtergrond van de indicator is dat het zo snel mogelijk ontdekken van een uitbraak van groot belang is om de ziekte zo snel en efficiënt mogelijk te kunnen bestrijden. De referentiewaarde ligt op 20 dagen, de streefwaarde is over de jaren bijgesteld naar 4. Vanuit EL&I is in de afgelopen jaren veel inspanning verricht om snel melden van besmettingen door veehouders te bevorderen. Bijvoorbeeld via voorlichting en instellen van early warning programma’s. Deze indicator heeft weliswaar een duidelijke intentie, maar is niet hard kwantificeerbaar aangezien er door de overheid slechts indirect op te sturen valt (door middel van bijvoorbeeld voorlichting).
2. EL&I beschikt permanent over vaccinbanken voor KVP en MKZ. In 2011 heeft EL&I ook voorzien in de beschikbaarheid van vaccin tegen Q koorts. Voor 2012 wordt de noodzaak hiertoe opnieuw bezien.
3. Meerdere draaiboeken zijn in concept gereed (AVP, Q koorts, paardenziekten). Afronding en accorderen hiervan is voorzien begin 2012. Dan wordt de streefwaarde van 12 gehaald.
4. Projecten in Indonesië, Turkije, Egypte en bij FAO in Rome.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
De hogere uitgaven houden verband met interne verschuivingen van taken in het kader van de reorganisatie zoals extra taken op het terrein van voedselkwaliteit en duurzame voedselsystemen alsmede dierenwelzijn van gezelschapsdieren.
De hogere bijdrage van ruim € 44 mln houdt verband met extra bijdragen aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit. Deze hogere bijdragen hebben onder andere betrekking op extra controles op het gebruik van antibiotica (€ 1 mln) alsmede op gederfde inkomsten (€ 3,4 mln) als gevolg van het niet kunnen doorberekenen van kosten boven het maximumplafond voor het roodvleesconvenant en bijdragen in tekorten op de niet-kostendekkende tarieven voor kleine slachterijen. De dekking is vrijgemaakt vanuit het OD 35.12 Handhaven diergezondheidsniveau.
Voorts is een bijdrage van € 6 mln aan de NVWA nodig gebleken voor dekking frictiekosten vanwege vertraging van de fusie. Daarnaast is het exploitatietekort van € 10,4 mln aangezuiverd. Het exploitatietekort ontstond onder andere door hogere werkelijke kosten ten gevolge van geringere uitstroom dan oorspronkelijk begroot.
Voor het afronden van de reorganisatie van de NVWA is een voorziening getroffen voor kosten van boventalligen. Aan deze reorganisatievoorziening is in 2011 door het Ministerie van VWS € 10 mln en door het Ministerie van EL&I € 12,5 mln bijgedragen. De dekking van EL&I voor het exploitatietekort en de voorziening is gevonden door een herschikking van budgetten in de tweede suppletoire begroting.
Toelichting op de ontvangsten
De hogere ontvangsten hebben betrekking op nagekomen bijdragen van de EU voor in voorgaande jaren gemaakte kosten voor onder andere Bluetongue en AI (€ 0,9 mln). Verder is de bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen voor het Aviaire Influenza project in Indonesië.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Effectenonderzoek ex-post |
Evaluatie van de regeling inzake URA-categorie (Uitsluitend op Recept Afleveren) |
35.11 |
2010 |
2011 |
TK, 29 683, nr. 68 |
Overig evaluatieonderzoek |
Effect Smaaklessen |
35.11 |
2010 |
2012 |
|
Preventiebeleid (algemeen) |
35.12 |
2011 |
2012 |
||
Grensoverschrijdende dierziekteoefening in Beneluxverband |
35.12 |
2010 |
2011 |
TK, 29 683, nr. 67 |
|
Evaluatie pilotregeling draagvlak duurzaam voedsel |
35.11 |
2011 |
2011 |
TK, 30 825, nr. 80 |
|
Evaluatie convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten |
35.11 |
2011 |
2011 |
Bureau Bartels, 25 november 2011 |
Toelichting
– Er komt geen evaluatie voedselbeleid. Het voedselbeleid is/wordt wel op onderdelen geëvalueerd:effect smaaklessen, Voedingscentrum Nederland, Subsidieregeling draagvlak duurzaam voedsel en evaluatie Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten.
– Effectmeting Smaaklessen wordt eind 2012 afgerond.
– Evaluatie Preventiebeleid (algemeen) wordt in 2012 afgerond.
– De evaluatie convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten wordt voorjaar 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Algemene doelstelling
Op basis van het door de minister van EL&I goedgekeurde Strategisch Plan 2011–2014 Wageningen UR (Wageningen Universiteit en Research, 2011) is in 2011 door Dienst Landbouwkundig onderzoek (DLO) funderend (kennisbasis) onderzoek uitgevoerd. Dit sluit aan op internationale samenwerkingsprojecten en -programma’s in EU-verband (7e kaderprogramma). Een hoogwaardig en international kenniscentrum voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte wordt daarmee gecontinueerd. Voor een bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken is door DLO onderzoek uitgevoerd op onder andere de gebieden duurzaam produceren en consumeren, klimaat, diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Bij instellingen buiten DLO zijn onderzoeksopdrachten uitgevoerd onder andere op het gebied van kweekvlees, antibioticaresistentie, nieuwe Nederlanders en hun voeding. Via Small Business Innovation Research (SBIR) hebben midden- en kleinbedrijf (MKB) ondernemers en andere doelgroepen innovatieve producten en diensten ontwikkeld op gebied van eiwitten, natuurvriendelijk werken en recreatie. Daarnaast zijn de stimulansen voor samenwerkingsverbanden en strategische speerpuntprogramma’s bij onderzoekinstellingen gericht op verbeteren van de kennisinfrastructuur en het innovatief vermogen van het bedrijfsleven gecontinueerd. Het betreft drie projecten (Aviaire Influenza, Towards Biosolar Cells en Technologisch Topinstituut Groene Genetica) die werden voortgezet en het project Transitie duurzame landbouw dat werd afgerond. Ook zijn middelen ingezet om innovaties in het kennisbeleid zelf (methoden en infrastructuur) te ondersteunen. Voorbeelden zijn maatschappelijk verantwoord innoveren (via NWO) en vaccinimpuls (via Universiteit van Utrecht). Het InnovatieNetwerk heeft concepten ontwikkeld en naar de praktijk gebracht voor grensverleggende innovaties.
In aansluiting op maatschappelijke behoeften op het gebied van personeelsvoorziening en kennisverspreiding voor de groene sector is de bekostiging van het groen onderwijs uitgevoerd en geactualiseerd. Dit in overeenstemming met wetgeving en in afstemming met het Ministerie van OCW. Er zijn subsidies verstrekt aan onderwijs ondersteunende instellingen voor ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), verzorgen van onderwijskundige begeleiding (Landelijke Pedagogische Centra), vernieuwing van examens VMBO in aansluiting op competentiegericht MBO en toetsing (CITO) en dienstverlening vernieuwing groen onderwijs. In verband met onder meer kleinschaligheid van onderwijsinstellingen en een groot deel van de bedrijven in de groene sector zijn afzonderlijk middelen beschikbaar gesteld voor praktijkleren in gesimuleerde bedrijfssituaties. Subsidieregelingen algemeen onderwijsbeleid voor onderwijsvernieuwing onder andere op de gebieden maatschappelijke stage, professionalisering en functiemix zijn voor het groen onderwijs beschikbaar gesteld. Er zijn stimulansen gegeven voor een Center voor biobased economy, kwaliteitsimpuls Hoger Agrarisch Onderwijs en benutten van culturele diversiteit. Binnen de Groene Kennis Coöperatie, het samenwerkingsverband van groen onderwijs, onderzoek, en praktijkwereld, is via vraaggestuurde kennisprogramma’s aansluiting gezocht bij de kennisvraag en arbeidsbehoeften vanuit de sector. Via de regeling Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs heeft het groen onderwijs innovatieve projecten uitgevoerd.
Binnen het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) zijn maatregelen ontwikkeld om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan met doel positieve effecten voor natuur en leefgebied. Door middel van kennisverspreidingsprojecten heeft het Ministerie van EL&I ingezet op een betere ontsluiting van ontwikkelde kennis gericht op duurzame ontwikkeling, ook in ontwikkelingslanden. Voorbeelden zijn smaaklessen voor het basisonderwijs en bedrijfsnetwerken biologische landbouw. Via Natuur- en milieueducatie is basiskennis over groen, dierenwelzijn en gezonde voeding via regionale arrangementen onder de bevolking gebracht.
Indicator |
Basis-waarde |
Peil- datum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Outcome |
||||||
Positie Nederland op basis citatie-impactscore; het aantal wetenschapsvelden waarbinnen WU tot de top 5 van de wereld behoort |
1 |
2009 |
1 |
2 |
1 |
2 |
Bron: ISI Web of Knowledge van The Thomson Corporation, gegevens per eind 2011. |
||||||
Kwaliteitsniveau groen onderwijs |
79% |
2009 |
79% |
88% |
82% |
81% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs, gegevens beschikbaar gesteld in 2012. |
||||||
Aandeel niet-westerse allochtonen in het groen onderwijs |
4,1% |
2008 |
4,5% |
4,4% |
5,0% |
5,5% |
Bron: DUO, gegevensbestand beschikbaar gesteld 2012. |
De streefwaarde «Positie Nederland op basis citatie impactscore» is niet gehaald. Wageningen Universiteit stond eind 2011 met «Landbouwwetenschappen» op een 4e plaats. De wetenschapsvelden «Omgeving en ecologie» en «Plant en dierwetenschappen» scoren wel hoog (respectievelijk 6e en 7e plaats) maar niet in de top 5. Behalve taakstellingen op het onderzoek zijn opkomende kenniseconomieën (de Chinese Academy of Sciences is Wageningen Universiteit op het gebied van Omgeving en ecologie en Plant en dierwetenschappen voorbijgestreefd) een belangrijke reden.
Met uitzondering van het Wetenschappelijk onderwijs zijn niet westerse allochtonen ondervertegenwoordigd in het groen onderwijs. Voor een voldoende instroom van gekwalificeerde beroepsbeoefenaren in de groene sector is meer instroom ook vanuit deze groep gewenst. De streefwaarde is niet gehaald. Er is wel sprake van een stijging (van 4,4 % in 2010 naar 5 % in 2011). In onderstaande tabel zijn voor 2011 de percentages niet westerse allochtonen per sector aangegeven.
Onderwijssector |
groen |
Techniek |
Economie |
Zorg en welzijn |
---|---|---|---|---|
VO |
5,3 |
14,6 |
36,0 |
20,8 |
MBO |
2,9 |
11,4 |
25,9 |
15,8 |
HBO |
3,4 |
13,3 |
20,0 |
9,1 |
WO |
15,1 |
14,4 |
16,2 |
13,3 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastge-stelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
1 030 041 |
1 032 653 |
1 042 130 |
949 231 |
963 326 |
– 14 095 |
Uitgaven |
984 949 |
1 016 534 |
1 012 003 |
996 498 |
979 039 |
17 459 |
Programma-uitgaven |
970 681 |
1 002 263 |
999 562 |
984 451 |
968 637 |
15 814 |
36.15 Kennisontwikkeling en innovatie |
194 177 |
184 157 |
182 396 |
170 737 |
150 132 |
20 605 |
Kennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken |
||||||
– DLO onderzoeksprogramma's |
110 715 |
94 678 |
91 251 |
80 188 |
59 226 |
20 962 |
– DLO wettelijke onderzoekstaken |
54 250 |
52 414 |
51 484 |
51 016 |
52 020 |
– 1 004 |
– Niet-DLO onderzoeksprogrammering |
3 559 |
4 142 |
2 944 |
3 276 |
6 106 |
– 2 830 |
Ontsluiten van kennis via groen onderwijs voor bedrijfsleven en samenleving |
||||||
– Groene Kenniscoöperatie |
3 348 |
4 335 |
4 950 |
5 545 |
3 899 |
1 646 |
– School als kenniscentrum |
5 000 |
5 000 |
5 000 |
5 000 |
4 219 |
781 |
– Regeling Kennisverspreiding Innovatie Groen Onderwijs |
4 672 |
5 407 |
3 762 |
5 567 |
7 150 |
– 1 583 |
Bevorderen van innovaties bij stakeholders |
||||||
– Bijdrage InnovatieNetwerk |
2 840 |
3 102 |
3 630 |
3 671 |
4 033 |
– 363 |
– Innovatieopdrachten en subsidies |
789 |
5 181 |
5 945 |
2 904 |
551 |
2 353 |
– Kenniskringen/lerende netwerken |
2 155 |
1 672 |
2 688 |
2 671 |
1 585 |
1 086 |
– Kennisverspreidingsprojecten |
5 674 |
3 930 |
5 242 |
5 949 |
6 197 |
– 248 |
– Natuur en milieueducatie |
1 175 |
4 296 |
5 500 |
4 950 |
5 146 |
– 196 |
36.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs |
774 483 |
818 106 |
817 166 |
813 714 |
818 505 |
– 4 791 |
– Bekostiging DLO Kennisbasis |
48 286 |
44 378 |
43 993 |
43 321 |
45 343 |
– 2 023 |
– Bekostiging WU |
154 283 |
159 589 |
157 397 |
162 177 |
158 291 |
3 886 |
– Bekostiging HBO-groen |
59 960 |
63 453 |
64 654 |
67 472 |
66 455 |
1 017 |
– Bekostiging MBO-groen |
140 813 |
149 601 |
144 677 |
146 364 |
126 229 |
20 135 |
– Bekostiging VOA |
9 010 |
9 102 |
9 275 |
11 364 |
9 402 |
1 962 |
– Wachtgelden |
12 514 |
12 333 |
12 500 |
– 167 |
||
– Bekostiging VMBO-groen |
293 247 |
292 916 |
287 927 |
278 649 |
311 931 |
– 33 282 |
– Bekostiging Aequor |
7 829 |
8 125 |
8 010 |
7 180 |
6 577 |
603 |
– Basisfinanciering overige – kennisinstellingen |
– 1 651 |
1 029 |
581 |
613 |
1 966 |
– 1 353 |
– Subsidies ondersteunings-structuur |
9 034 |
10 981 |
9 395 |
9 144 |
6 859 |
2 285 |
– Praktijkleren |
21 501 |
28 628 |
26 435 |
25 523 |
32 234 |
– 6 711 |
– Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur |
11 820 |
11 636 |
11 910 |
16 481 |
15 492 |
989 |
– Ontwikkeling kennisbeleid |
5 416 |
7 938 |
13 704 |
7 603 |
5 991 |
1 612 |
– OCW-conforme onderwijs subsidies |
14 935 |
30 730 |
26 694 |
25 490 |
19 234 |
6 256 |
Apparaatsuitgaven |
14 267 |
14 271 |
12 441 |
12 047 |
10 402 |
1 645 |
36.21 Apparaat |
13 030 |
12 570 |
11 812 |
10 772 |
9 685 |
1 087 |
36.22 Bijdrage Baten- lastendiensten |
1 237 |
1 701 |
629 |
1 275 |
717 |
558 |
Ontvangsten |
45 391 |
27 375 |
21 854 |
14 488 |
10 441 |
4 047 |
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen |
8 989 |
8 989 |
8 989 |
10 279 |
8 802 |
1 477 |
FES-ontvangsten |
14 289 |
13 672 |
10 028 |
|||
Overige ontvangsten |
22 113 |
4 714 |
2 837 |
4 209 |
1 639 |
2 570 |
Toelichting op de verplichtingen
Enerzijds is er een lagere realisatie doordat de opdracht aan DLO voor 2012 maar voor 2/3 verleend kon worden. Het niet verleende deel betreft de onderzoekscapaciteit bij DLO die beschikbaar is gesteld aan de topsectoren Agrofood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. De benutting van de onderzoekscapaciteit daarvoor wordt bepaald door zogenaamde Innovatiecontracten, die eind 2011 nog niet geheel waren ingevuld (€ 51 mln). Anderzijds waren er in 2011 aanvullende verplichtingen voor additionele DLO projecten 2011 (€ 18,2 mln), wettelijke bekostiging van het onderwijs (€ 6,7 mln) en in het kader van de Vaccinimpuls (€ 12 mln).
Toelichting op de programmauitgaven
Operationele doelstelling 36.15: Kennisontwikkeling en innovatie
De hogere uitgavenrealisatie voor DLO-onderzoeksprogramma’s houdt verband met uitvoering van diverse projecten waarvoor bij eerste- en tweede suppletoire wet budgetten vanuit betrokken begrotingsartikelen en -onderdelen zijn overgeheveld naar DLO-onderzoeksprogramma’s.
Uitgaven |
Begroting 2011 |
Verschil |
|
---|---|---|---|
Verduurzaming Agrosector en visserij |
51 396 |
35 928 |
15 468 |
Voedselkwaliteit, diergezondheid en consument |
7 845 |
3 670 |
4 175 |
Internationale samenwerking |
7 685 |
6 394 |
1 291 |
Natuur, landschap en platteland |
12 008 |
12 954 |
– 946 |
Kennis |
1 254 |
280 |
974 |
Totaal |
80 188 |
59 226 |
20 962 |
Meeruitgaven bij Agroketens en Visserij waren onder andere voor Ondersteuning Taskforce multifunctionele landbouw, Evaluatie meststoffenwet, Systeeminnovatie diervriendelijke stallen en Kenniskringen visserij. Op het gebied van Voedsel, dier en consument werd onder andere meer besteed in het kader van onderzoek Rift Valley Fever en Voedselbalans. Op het gebied van Internationale samenwerking was er een belangrijke meerbesteding in het kader van de ontwikkeling van de agrarische sector in Afghanistan.
De lagere uitgavenrealisatie voor niet-DLO onderzoeksprogramma’s houdt verband met verwerking van de subsidietaakstelling (€ 2,2 mln) en uitvoering van diverse projecten waarvoor bij eerste- en tweede suppletoire wet budgetten zijn overgeheveld naar het onderdeel Innovatieopdrachten en subsidies binnen dit begrotingsartikel (€ 2,8 mln).
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Outcome |
||||||
Plant Breeders Index |
32% |
2009 |
32 % |
32 % |
>32% |
|
Bron: CPVO, Annual report 2009, 2010 en Annual report 2010, 2011 |
||||||
Aantal octrooien in de agrarische verwerkende industrie |
7,3% |
2008 |
6,8%1 |
7,3% |
||
Bron: NL-Octrooicentrum, Octrooi-informatie als indicator voor Innovatie in Food & Agri, 2011 |
||||||
Mate van vraagsturing van onderzoek door maatschappelijke actoren (% kennisbenutting) |
77% |
2008 |
85 % |
86 % |
80 % |
|
Bron: PROSU, kennisbenutting meting 2009 en 2010 en kennisbenutting meting 2010 |
||||||
Beschikbaarheid van NME-voorzieningen2 |
45% |
2009 |
45 % |
45 % |
51 % |
60% |
Bron: NME-programmabureau, gegevens beschikbaar gesteld in 2012 |
Het aandeel van Nederland in aangevraagde octrooien voor de agrarische verwerkende industrie was in 2009 (voorlopig cijfer), het jaar waarover in maart 2012 gegevens beschikbaar zijn gesteld, lager dan in 2008. De vierde plaats van Nederland in de rangorde van octrooiaanvragende landen bleef echter wel gehandhaafd. In verband met bescherming Octrooi-informatie stelt NL Octrooicentrum deze informatie met vertraging beschikbaar. De gegevens over 2010 worden in april 2013 gepubliceerd.
De streefwaarde «Beschikbaarheid van NME voorzieningen» is niet gehaald. Er is echter wel sprake van een aanzienlijke stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Er zijn sinds de nulmeting in 2009 25 locaties met beperkte voorzieningen en 29 locaties met uitgebreide voorzieningen (alle thema’s voor alle doelgroepen) bijgekomen.
Operationele doelstelling 36.16: Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs
De hogere uitgavenrealisatie op Bekostiging MBO wordt veroorzaakt door stijgende leerlingaantallen MBO-groen, die nog niet meerjarig in de budgetten waren verwerkt. De meeruitgaven worden gedekt uit minderuitgaven voor het VMBO-groen.
De lagere uitgavenrealisatie op Bekostiging VMBO-groen wordt voor € 27,5 mln veroorzaakt door dalende leerlingaantallen VMBO-groen. Die daling was nog niet meerjarig in de budgetten verwerkt. Daarnaast is een minderbesteding van € 5,8 mln veroorzaakt door overboeking naar het budget OCW-conforme subsidies, omdat de betreffende regelingen lopen via dit onderdeel.
Instrument |
Type studenten/ getuigschriften/ promoties |
Aantallen |
Prijs |
Bedrag |
Totale uitgaven |
---|---|---|---|---|---|
Bekostiging WU |
Inschrijvingen |
3 524 |
5 591 |
19 704 |
|
Graden onderwijs |
1 186 |
5 591 |
6 631 |
||
Graden onderzoek bachelor |
457 |
3 602 |
1 646 |
||
Graden onderzoek master |
729 |
7 205 |
5 252 |
||
Promoties |
196 |
93 408 |
18 308 |
||
Vaste componenten |
110 636 |
162 177 |
|||
Bekostiging HBO-groen |
Inschrijvingen hoog |
6 654 |
6 183 |
41 139 |
|
Inschrijvingen laag |
4 |
4 830 |
19 |
||
Graden hoog |
1 396 |
6 183 |
8 631 |
||
Graden laag |
3 |
4 830 |
14 |
||
Vaste componenten |
17 669 |
67 472 |
|||
Bekostiging MBO-groen |
Studenten beroepsopleidende leerweg |
17 713 |
5 967 |
105 704 |
|
Studenten |
|||||
beroepsbegeleidende leerweg |
11 732 |
3 466 |
40 660 |
146 364 |
|
Bekostiging VOA |
Leerlingen niveau 1 |
2 610 |
1 997 |
5 212 |
|
Leerlingen niveau 2 |
7 708 |
799 |
6 157 |
11 364 |
|
Wachtgelden |
Vaste component |
12 333 |
|||
Bekostiging VMBO-groen |
Expl. leerlingen VMBO/VBO |
18 500 |
6 998 |
129 463 |
|
Expl. leerlingen VMBO/LWOO |
13 500 |
10 606 |
143 181 |
||
Vaste component |
6 005 |
278 649 |
De lagere uitgavenrealisatie op Praktijkleren wordt veroorzaakt door minder op de betreffende regeling gebaseerde toekenningen aan instellingen (€ 4,9 mln) en vrijstelling van BTW-plicht (€ 1,8 mln).
De hogere uitgavenrealisatie bij OCW-conforme onderwijssubsidies is een gevolg van een technische verschuiving van eerder aan bekostigingsmiddelen VO en MBO toegevoegde middelen die besteed zijn binnen het onderdeel OCW-conforme subsidies. Het betreft middelen voor onder andere kwaliteitsagenda VO, functiemix en gratis lesmateriaal.
Indicator |
Basiswaarde |
Peildatum |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
Oordeel visitatiecommissies en indruk kenniskamers |
100% |
2009 |
100% |
100% |
100% |
100% |
Bron: Visitatiecommissies, visitatierapporten, betreft in de periode 2006 t/m 2011 uitgevoerde visitaties. |
||||||
Voortijdig schoolverlaten |
4,7% |
2009 |
4,7% |
4,4% |
4,6% |
3,9% |
Bron: DUO, gegevens schooljaar 2010–2011, bestand geleverd in 2012. |
||||||
Doorstroom MBO-BOL4 naar hoger onderwijs |
41% |
2008 |
39% |
46% |
44% |
|
Bron: ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2010, 2011. |
||||||
Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt |
48% |
2009 |
48 % |
1 % |
51% |
|
Bron: ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016, 2011. |
||||||
% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding |
BOL-4 76% HBO 76% WO 72% |
2008 |
BOL-4 72% HBO 79% WO 64% |
BOL-4 76% HBO 76% WO - |
70 à 80% |
|
Bron: ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2010, 2011. |
||||||
Aantal groene maatschappelijke stageplaatsen |
8 148 |
2009 |
8 148 |
13 269 |
10 600 |
|
Bron: Senter Novem, De praktijk leert, 2009. |
||||||
Aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage heeft gevolgd |
9 864 |
2009 |
9 864 |
8 000 |
Alle VMBO groen leerlingen |
|
Bron: AOC-raad, 2009. |
||||||
Aantal studenten uit ontwikkelingslanden opgeleid door het groene onderwijs 2) |
720 |
2008 |
797 |
876 |
857 |
805 |
Bron: DUO, gegevens schooljaar 2010–2011, bestand geleverd in 2012. |
De streefwaarde «Voortijdig schoolverlaten» is niet gehaald. De gerealiseerde voor 2011 (voorlopig cijfer) waarde ligt ook lager dan die over het schooljaar 2009–2010. De waarde is echter nog steeds lager dan die voor het OCW-onderwijs. Daar werd over het schooljaar 2010–2011 5,6 % gerealiseerd.
Voor de indicator «adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt» wijkt het resultaat sterk af van de streefwaarde. In de agrarische beroepsklasse zullen op de middellange termijn (grote) problemen ontstaan om voldoende vakkrachten, vertegenwoordigers en bedrijfshoofden te vinden. Voor 99 % van de werkenden in de agrarische beroepen worden nu knelpunten gezien, waarvan bij 54 % grote tot zeer grote knelpunten. Onderstaand overzicht geeft aan dat de situatie bij de agrarische beroepen zich de afgelopen 2 jaren ten opzichte van andere beroepsgroepen relatief ongunstig heeft ontwikkeld. In 2009 werd voor 52 % van de werkenden in agrarische beroepen slechts beperkte knelpunten voorzien.
Beroepsklasse |
2009 |
2011 |
Verandering |
---|---|---|---|
Medische en paramedische beroepen |
0 |
0 |
0 |
Agrarische beroepen |
48 |
1 |
– 47 |
Transportberoepen |
10 |
4 |
– 6 |
Technische en industrieberoepen |
27 |
8 |
– 19 |
Verzorgende en dienstverlenende beroepen |
10 |
10 |
0 |
Pedagogische beroepen |
23 |
15 |
– 8 |
Openbare orde- en veiligheidsberoepen |
7 |
42 |
35 |
Creatieve beroepen |
87 |
46 |
– 41 |
Sociaal culturele beroepen |
79 |
78 |
– 1 |
Economische en administratieve beroepen |
80 |
87 |
7 |
Informaticaberoepen |
71 |
100 |
29 |
Totaal |
41 |
38 |
– 3 |
Bron: ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014 (2009) en ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016 (2011).
Het bevorderen van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt (door opstellen human capital agenda’s, instellen centra voor innovatief vakmanschap, inzet op loopbaanoriëntatie), het interesseren van nieuwe potentiële leerlinggroepen (aanboren culturele diversiteit), het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van doorstroom naar hogere opleidingsniveaus zijn ingezet als middelen om het verwachte tekort te beperken.
Omdat de streefwaarde van het voorgaande kabinet al in 2010 werd gehaald en het nieuwe kabinet zich op dit punt geen doel heeft gesteld zijn er in 2011 geen gegevens over het aantal groene maatschappelijke stageplaatsen verzameld.
Omdat de maatschappelijke stage in 2011 verplicht is voor alle VO-leerlingen zijn voor de indicator «aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage heeft gevolgd» in 2011 geen gegevens verzameld. Vanwege de verplichtheid hebben alle relevante leerlingen in 2011 de stage gevolgd.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
De hogere uitgavenrealisatie bij de baten-lastendienst Dienst Regelingen wordt grotendeels veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten. Er is meer opgedragen in het kader van uitvoering Regeling Praktijkleren en Groene plus.
Toelichting op de ontvangsten
Hogere ontvangsten zijn een gevolg van het aflopen van een aflossingsvrije periode voor een lening aan DLO en ontvangen projectbijdragen, onder andere voor een onderwijsopbouwproject in Afghanistan.
Overzicht afgeronde onderzoeken
Er zijn in 2011 geen onderzoeken afgerond. Er is één onderzoek gestart.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Overig evaluatieonderzoek |
Evaluatie Natuur- en milieueducatie (NME) en Leren voor Duurzame ontwikkeling |
36.15 |
2011 |
2013 |
Algemene doelstelling
De reconstructie zandgebieden is een gebiedsproces waarbinnen diverse Rijksdoelen worden gerealiseerd. De focus is de aanpak van de gestapelde problematiek die is ontstaan door de hogere veedichtheid (vermesting, verzuring en geuroverlast) en de aanwezigheid van kwetsbare natuur. Door een integrale, gebiedsgerichte aanpak wordt getracht de landbouw weer kansen te geven en tegelijk ook de milieu- en natuurkwaliteit te verbeteren.
Het grootste deel van de reconstructie zandgebieden en het tegengaan van de bodemdaling veenweidegebieden wordt via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) gerealiseerd. Kwantitatieve informatie over de voortgang van de reconstructie zandgebieden en veenweidegebieden is afkomstig uit de jaarlijkse provinciale ILG-voortgangsrapportages. Op basis van deze provinciale voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
132 780 |
80 183 |
18 788 |
18 515 |
19 625 |
– 1 110 |
Uitgaven |
71 304 |
79 977 |
92 019 |
96 955 |
107 059 |
–10 104 |
Programma-uitgaven |
50 846 |
60 413 |
73 454 |
79 478 |
89 685 |
–10 207 |
37.11 Reconstructie zandgebieden |
50 527 |
47 529 |
55 620 |
61 803 |
61 764 |
39 |
waarvan ILG |
||||||
– Reconstructie zandgebieden |
42 047 |
35 819 |
35 503 |
35 972 |
34 848 |
1 124 |
– Veenweidegebieden |
6 001 |
7 999 |
19 664 |
24 700 |
24 700 |
|
– BTW Compensatie |
1 122 |
– 1 122 |
||||
waarvan niet ILG |
||||||
– Agenda Vitaal Platteland |
1 853 |
57 |
||||
– Rijksacties MJP-2 |
226 |
|||||
– Voorfinanciering UC 2005/2006 |
3 588 |
1 109 |
1 094 |
15 |
||
– Reconstructie algemeen |
400 |
66 |
453 |
22 |
22 |
|
37.12 Bodem en Water |
319 |
12 884 |
17 834 |
17 675 |
27 921 |
– 10 246 |
waarvan ILG |
||||||
– Duurzaam watergebruik |
319 |
528 |
1 053 |
1 053 |
– 1 053 |
|
– Waterkwaliteit |
8 805 |
– 8 805 |
||||
– Synergiegelden |
12 356 |
16 781 |
17 675 |
18 030 |
– 355 |
|
– BTW Compensatie |
33 |
– 33 |
||||
Apparaatsuitgaven |
20 458 |
19 564 |
18 566 |
17 477 |
17 374 |
103 |
37.21 Apparaat |
197 |
|||||
37.22 Bijdrage Baten-lastendiensten |
20 261 |
19 564 |
18 566 |
17 477 |
17 374 |
103 |
– Dienst Landelijk Gebied |
17 477 |
17 374 |
103 |
|||
Ontvangsten |
1 300 |
13 166 |
25 265 |
17 765 |
27 928 |
– 10 163 |
Bijdrage aan derden |
17 765 |
27 928 |
– 10 163 |
Toelichting op de programma-uitgaven
Algemeen
BTW-compensatie
In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn in 2011 over de ILG-onderdelen verdeeld.
Operationele doelstelling 37.12: Bodem en water
ILG Duurzaam watergebruik
De bijdrage aan de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor duurzaam watergebruik is in 2011 verlaagd omdat de prestaties in het kader van het ILG achterbleven. Hiertegenover staan in 2011 tevens lagere ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van dezelfde omvang.
ILG Waterkwaliteit
De geraamde bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG voor waterbodemonderzoek waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de bijdrage zou leveren wordt niet gerealiseerd.
Conform afspraak lopen de uitgaven voortaan via convenanten met gemeentes. Hierdoor worden zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit onderdeel niet gerealiseerd.
Toelichting op de ontvangsten
Zie de toelichting bij de programma-uitgaven.
Soort onderzoek |
Onderzoek onderwerp |
OD |
Start |
Afgerond |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting |
Bodem, water en reconstructie zandgebieden |
37 |
2010 |
2010 |
TK, 32 359 nr. 1 |
De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2011 |
2011 |
|
Verplichtingen (totaal) |
112 081 |
123 414 |
109 112 |
96 902 |
98 848 |
– 1 946 |
Uitgaven (totaal) |
113 684 |
119 499 |
103 360 |
105 903 |
104 210 |
1 693 |
Personeel stafdiensten |
36 091 |
38 139 |
36 491 |
34 481 |
29 782 |
4 699 |
Personeel diversen |
23 920 |
19 774 |
19 607 |
11 030 |
20 423 |
– 9 393 |
ICT |
11 241 |
13 751 |
14 332 |
16 792 |
13 578 |
3 214 |
Materieel kernministerie |
35 720 |
30 028 |
25 959 |
26 082 |
30 339 |
– 4 257 |
BES eilanden |
2 200 |
– 2 200 |
||||
Materieel diversen |
6 711 |
17 807 |
6 971 |
17 517 |
7 888 |
9 629 |
Ontvangsten (totaal) |
7 003 |
10 676 |
6 857 |
2 980 |
2 300 |
680 |
Diverse ontvangsten personeel |
2 914 |
2 500 |
2 488 |
1 918 |
2 300 |
– 382 |
Diverse ontvangsten materieel |
555 |
1 467 |
530 |
419 |
419 |
|
Ontvangsten (buiten)diensten |
3 534 |
6 709 |
3 839 |
643 |
643 |
Personeel stafdiensten
Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie wordt met name veroorzaakt door toevoeging van budget bij de suppletoire begrotingen 2011 vanuit de DG’s en Agentschap NL naar dit personeelsbudget in verband met het Concordaat (een overeenkomst tussen het Ministerie van BZK en het voormalig Ministerie van EZ over het uitwisselen van medewerkers). Ook is budget toegevoegd aan Personeel stafdiensten voor nieuwe activiteiten in verband met Caribisch Nederland.
Daarnaast is het budget bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met de loonbijstelling en is het budget verhoogd (vanuit de post Personeel diversen) in verband met de kosten van langdurige afwezigen. Dit betreft een budgetverschuiving en hangt samen met het feit dat de betreffende kosten vanaf 2011 ten laste van de personeelsbudgetten van de stafdiensten (en de andere decentrale dienstonderdelen) worden geboekt.
Verder zijn, als gevolg van de departementale herindeling, bij eerste suppletoire begroting middelen toegevoegd aan Personeel stafdiensten. Dit budget was in eerste instantie aan de beleidsartikelen toegekend.
Personeel diversen
Bij tweede suppletoire begroting is het budget voor langdurige afwezigen vanuit Personeel diversen toegedeeld aan de decentrale personeelsbudgetten van de Directoraten Generaal, stafdirecties en uitvoerende diensten van EL&I. De desbetreffende kosten worden met ingang van 2011 direct ten laste van de personeelsbudgetten van de individuele dienstonderdelen gebracht; derhalve zijn ook de hiervoor beschikbare budgetten gedecentraliseerd. Dit leidt tot een lager budget en lagere realisatie op Personeel diversen.
Voorts zijn middelen voor Sociaal Flankerend Beleid overgeheveld naar het CBS en is een voor eind 2011 geplande betaling vertraagd en derhalve ten laste van 2012 gekomen. Tenslotte is op het deelbudget voor Wachtgeld en Sociaal Plan in 2011 sprake van een lagere realisatie omdat het aantal personen met aanspraak op wachtgeld en de Remkesregeling sneller is gedaald dan verwacht.
ICT
De hogere dan geraamde realisatie op ICT is het gevolg van (eerder dan voorzien) eenmalige uitgaven voor integraties van kantoorautomatisering, werkplekken en personeelsadministraties in verband met de fusie van de ministeries van voorheen EZ en LNV tot EL&I. Het werkplekconcept en de kantoorautomatisering van voormalig EZ enerzijds en het scenario van voormalig LNV voor de personeelsadministratie anderzijds worden voor het gehele kernministerie van EL&I uitgerold.
Materieel kernministerie
De lagere realisatie dan oorspronkelijk begroot is voornamelijk het gevolg van de budgetoverheveling bij de eerste suppletoire begroting van € 2,5 mln naar artikel 39 van de begroting in verband met het centraliseren van de facilitaire dienstverlening van het nieuw gevormde ministerie van EL&I. Voorts is sprake geweest van meevallende (onvoorspelbare) kosten voor nutsvoorzieningen en onderhoud (€ 0,9 mln) en vielen de kosten van invoering van de Rijkspas en de exploitatie van het Bedrijfsrestaurant lager uit dan geraamd (€ 1,4 mln) en zijn de uitgaven voor Reprografie lager dan begroot vanwege lagere afnamevolumes van Vijfkeerblauw (de grafische dienstverlener van de Rijksoverheid) (€ 0,7 mln).
Materieel diversen
De hoger dan verwachte realisatie op Materieel diversen is vrijwel geheel het gevolg van de compensatie aan Agentschap NL door de eigenaar, het ministerie van EL&I, voor de kosten van de vaststellingsovereenkomst met Capital P. Deze vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen de Staat der Nederlanden en Capital P en regelt de reductie van medewerkers met een Capital P-aanstelling, die noodzakelijk is geworden ten gevolge van de bezuinigingsmaatregelen in het Regeerakkoord.
In de vaststellingsovereenkomst verplicht Agentschap NL zich om voor werknemers van Capital P met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die als pay-rollmedewerkers voor Agentschap NL werkzaamheden verrichten, een mobiliteitstraject van zes maanden beschikbaar te stellen.
raming 2011 |
realisatie 2011 |
|||
---|---|---|---|---|
formatie |
gemiddelde prijs |
gemiddelde bezetting |
gemiddelde prijs |
|
Stafdiensten – personeel |
435,8 |
69,0 |
432 |
79,6 |
Kerndepartement – materieel |
1 018,9 |
49,7 |
1 109 |
50,0 |
De hogere gerealiseerde gemiddelde personele prijs wordt onder meer veroorzaakt doordat met ingang van 2011 de kosten van langdurige afwezigen ten laste van de personeelsbudgetten van stafdirecties (en de andere decentrale dienstonderdelen) worden geboekt. Hiervoor is ook het bijbehorende budget toegevoegd aan de stafdiensten. Voorheen zat het betreffende budget en de kosten in het centrale personeelsbudget.
Deze administratieve wijziging werkt door in de gerealiseerde uitgaven voor stafdiensten maar niet in de bezetting, met als gevolg een hogere gemiddelde prijs.
Ook zijn er in verband met het Concordaat in 2011 meer en relatief hoger ingeschaalde voormalig EZ-medewerkers uitgezonden dan geraamd. Hiervoor is budget vanuit DG’s en Agentschap NL aan het personeelsbudget voor stafdiensten (waaruit het Concordaat gefinancierd wordt) toegevoegd. Deze middelen voor Concordaat medewerkers waren niet opgenomen in de oorspronkelijk begroting, waardoor de gerealiseerde gemiddelde personele prijs hoger uitpakt.
De gemiddelde bezetting van het kerndepartement is hoger dan oorspronkelijk geraamd als gevolg van de departementale herindeling voortvloeiend uit het Regeerakkoord. Hierdoor zijn bij de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) taken inclusief fte’s en bijbehorende middelen overgekomen vanuit andere departementen (waaronder Financiën en voorheen VROM en V&W) naar EL&I. Dit heeft geen effect op de gemiddelde prijs, maar hierdoor is wel de gemiddelde bezetting toegenomen.
Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, onvoorzien en nog te verdelen posten.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Vastgestelde begroting 2011 |
Verschil 2011 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen (totaal) |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 775 |
– 2 775 |
Uitgaven (totaal) |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 775 |
– 2 775 |
– Prijsbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
3 440 |
– 3 440 |
– Budget onvoorzien |
0 |
0 |
0 |
0 |
250 |
– 250 |
– Nog te verdelen posten |
0 |
0 |
0 |
0 |
– 915 |
915 |
Ontvangsten (totaal) |
0 |
0 |
0 |
0 |
Op dit artikel is geen sprake van realisatie. De reservering voor prijsbijstelling is verdeeld over de overige artikelen van de EL&I-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.
Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikelen
Realisatie |
Begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
0 |
0 |
0 |
0 |
4 019 |
– 4 019 |
Uitgaven |
0 |
0 |
0 |
0 |
4 019 |
– 4 019 |
38.11 Prijsbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
6 891 |
– 6 891 |
38.12 Loonbijstelling |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
38.13 Onvoorzien |
0 |
0 |
0 |
0 |
– 2 872 |
2 872 |
Ontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De in 2011 bij Voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling is toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.
Bij begroting 2011 was een restantdeel van de bij begroting 2009 opgelegde subsidietaakstelling op Operationele Doelstelling 38.13 (onvoorzien) verwerkt. Dit restant van de taakstelling is meegelopen in het saldo van mee- en tegenvallers 2011 op de EL&I-begroting.
Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie |
Begroting 2011 |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|||
Verplichtingen |
249 656 |
304 795 |
316 897 |
518 782 |
268 488 |
250 294 |
Uitgaven |
249 746 |
303 585 |
314 928 |
518 077 |
268 484 |
249 593 |
Programma-uitgaven |
41 174 |
51 471 |
68 090 |
263 766 |
63 796 |
199 970 |
39.11 Internationale contributies |
8 482 |
8 762 |
10 367 |
12 483 |
9 887 |
2 596 |
39.12 Uitvoering van EU-maatregelen |
32 692 |
38 919 |
52 439 |
245 578 |
50 609 |
194 969 |
39.13 Verzameluitkeringen |
3 790 |
5 284 |
5 705 |
3 300 |
2 405 |
|
Apparaatsuitgaven |
208 572 |
252 114 |
246 838 |
254 311 |
204 688 |
49 623 |
39.21 Apparaat |
188 133 |
206 732 |
213 961 |
207 160 |
188 761 |
18 399 |
39.22 Baten-lastendiensten |
20 439 |
45 382 |
32 877 |
47 151 |
15 927 |
31 224 |
Ontvangsten |
359 988 |
299 261 |
267 340 |
275 354 |
313 556 |
– 38 202 |
Landbouwheffingen (douane-rechten op landbouwproducten en productieheffingen) |
343 923 |
270 348 |
246 473 |
258 113 |
303 681 |
– 45 568 |
EU-ontvangsten |
3 551 |
8 607 |
6 170 |
3 359 |
5 003 |
– 1 644 |
Overige ontvangsten |
12 514 |
20 306 |
14 697 |
13 882 |
4 872 |
9 010 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
U39.11 Internationale contributies
De hogere uitgaven op het onderdeel internationale contributies hangt samen met een verplichting voor de uitvoering van EL&I-OntwikkelingsSamenwerkingsprojecten.
U39.12 Uitvoering van EU-maatregelen
In de 1e suppletoire wet 2011 is aangegeven dat er in 2011 een interne begrotingsreserve gevormd zal worden voor uitgaven die het gevolg zijn van mogelijke toekomstige financiële correcties die de Europese Commissie kan opleggen in het kader van de zogenaamde apurementprocedure. Deze correcties worden aan een lidstaat opgelegd als uit de zogenaamde conformiteitsaudits van de Europese Commissie blijkt dat de regelgeving niet conform de EU-voorschriften is uitgevoerd. De begrotingsreserve is gevormd omdat vooraf niet is vast te stellen hoe hoog de definitieve financiële correcties zullen zijn en in welk jaar deze kosten op de nationale begroting zullen neerslaan. Voor mogelijk toekomstige correcties is een bedrag van € 170 mln in de interne begrotingsreserve apurement gestort. Daarnaast is in 2011 daadwerkelijk voor een bedrag van € 52 mln aan opgelegde EU-correcties betaald. Deze betalingen in 2011 aan de EU hebben betrekking op de niet EU-conforme uitvoering van de aardappelzetmeelregeling in de periode 2003 –2008 (correctie € 29,3 mln) en de niet EU-conforme uitvoering van de Gemeenschappelijke Marktordeningsregeling (GMO) voor groenten en fruit over de periode 2005–2008 (correctie € 22,7 mln). Het Ministerie van EL&I is tegen deze besluiten een procedure gestart bij het Europese Hof en is in overleg met de Europese Commissie over verbeteringen in de uitvoering voor de periode vanaf 2009.
Voor de betaling van deze correcties was het noodzakelijk het oorspronkelijke budget voor apurement (€ 22 mln) per saldo te verhogen met € 30 mln.
Inmiddels heeft het ministerie maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf voor te leggen voor verduidelijking aan de Commissie, echter door de lange doorlooptijden die gemoeid zijn met de definitieve afwikkeling van de EU-dossiers is het noodzakelijk hiervoor een voorziening in de vorm van een interne begrotingsreserve te treffen.
Tenslotte is er op deze operationele doelstelling een meevaller van € 5 mln in verband met lagere uitvoeringskosten door de productschappen van EU-regelingen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het afschaffen van de suikerrestitutieregeling en het op nihil stellen van de zuivelrestitutie.
Interne begrotingsreserve apurement/rechtszaken
Stand 1/1/2011 |
0 |
---|---|
Storting |
170 000 000 |
Stand 31/12/2011 |
170 000 000 |
U39.13 Verzameluitkeringen
In 2011 is vanuit operationele doelstelling 34.13 Groen en de stad budget overgeheveld naar de Operationele Doelstelling verzameluitkeringen voor groen in krachtwijken. Deze middelen zijn via het Ministerie van BZK aan gemeenten beschikbaar gesteld via het instrument Verzameluitkeringen.
U39.21 en U39.22 Apparaat en bijdrage baten-lasten diensten
Realisatie 2011 |
Begroting 2011 |
|
---|---|---|
Personeel algemene leiding en stafdirecties (excl. DICTU) |
41 115 |
36 402 |
Personeel overige directies |
46 117 |
44 328 |
Materieel |
20 023 |
21 652 |
Materieel Ministerie algemeen en huisvesting |
64 869 |
58 410 |
Overig personeel en post-actieven |
35 036 |
27 969 |
Bijdrage aan baten-lastendiensten |
47 151 |
15 927 |
Totaal apparaatsuitgaven |
254 311 |
204 688 |
De hogere uitgaven houden verband met het instellen van een reorganisatie voorziening van € 7 mln, de toegekende loonbijstelling en de gefaseerde realisatie van de taakstelling op het personele budget € 7 mln, extra lasten als gevolg maatregelen in het kader van sociaal flankerend beleid € 4,5 mln, à fond perdu kosten voor de renovatie van het hoofdgebouw € 6 mln, versnelde afschrijving van de oude systemen als gevolg van de samenvoeging tot EL&I (€ 9,3 mln, investeringen in de nieuwe kantoorautomatiseringslijn, en aanschaf van licenties voor EL&I € 9,9 mln.
Toelichting op de ontvangsten
Realisatie 2011 |
Begroting 2011 |
|
---|---|---|
Landbouwheffingen (douane-rechten op landbouwproducten en productieheffingen) |
258 113 |
302 999 |
EU-ontvangsten |
3 359 |
5 685 |
Overige ontvangsten |
13 882 |
4 872 |
Totaal ontvangsten |
275 354 |
313 556 |
Toelichting
De landbouwheffingen vallen circa € 45 mln lager uit. De reden ligt vooral in de afname van de wereldhandel als gevolg van de economische crisis. Overige ontvangsten vallen hoger uit door het bruto boeken van ontvangsten en uitgaven. Het betreft hier detacheringen en facturering.
In de bedrijfsvoeringsparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Diergezondheidsfonds (DGF). De BVP heeft conform de Comptabiliteitswet 2001 het karakter van een uitzonderingsrapportage.
De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management controlsysteem en informatie uit audits van de Auditdienst (AD).
I Fusie EL&I
Per 14 oktober 2010 zijn de Ministeries van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Economische Zaken (EZ) opgegaan in het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). In 2011 is met succes gewerkt aan de integratie van de organisatie onder andere ook mandaten, processen en informatiesystemen. Met ingang van januari 2012 beschikt het kerndepartement van EL&I over een nieuw geïntegreerd financieel informatiesysteem.
Vanwege de integratie is in 2011 binnen EL&I een nieuwe managementcyclus ontwikkeld. De nieuwe managementcyclus richt zich op het realiseren van de beleidsdoelen en topprioriteiten. Daarnaast zijn beheersing van financiële risico's, blijvende kwaliteit van de bedrijfsvoering en een optimale allocatie van mensen en middelen belangrijke onderdelen binnen de nieuwe cyclus.
Het financieel en materieel beheer heeft minimaal last gehad van de fusie doordat zoveel mogelijk is uitgegaan van de bestaande processen en verantwoordelijkheden. Voor de verantwoording 2011 is ervoor gekozen de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten uit de twee afzonderlijke administraties samen te voegen in één gebundeld jaarverslag met twee saldibalansen. De grondslagen voor de administratie en verantwoording zijn over 2011 op een beperkt aantal punten nog niet geïntegreerd (zie de nadere toelichting bij de leeswijzer).
II Comptabele rechtmatigheid en getrouwheid
Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen fouten en geen onzekerheden met betrekking tot de comptabele rechtmatigheid of getrouwheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het begrotingsartikel, van het totaal van de saldibalans, van het totaal van de baten-lastendiensten gezamenlijk of van de gehele departementale verantwoordingsstaat overschrijden.
III Totstandkoming van beleidsinformatie
Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen belangrijke tekortkomingen in de totstandkoming van beleidsinformatie.
IV Financieel en materieel beheer
Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer (AR)
De AR heeft in de rapporten bij het jaarverslag over 2010 van de voormalige Ministeries EZ en LNV geconcludeerd dat opnieuw vooruitgang is geboekt in het financieel beheer. Belangrijke aandachtspunten waren de toepassing van de Europese aanbestedings-voorschriften bij Agentschap NL (AgNL) en de verantwoordingsystematiek over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).
AgNL heeft in 2011 de interne procedures aangepast en de deskundigheid op het gebied van de inkoop en Europese voorschriften in een centrale adviesfunctie gebundeld.
Belangrijke ILG aandachtspunten waren het formuleren van sanctiebeleid, het instellen van een gegevensautoriteit en de aanbeveling om te komen tot één begrotingsartikel voor ILG. De begroting is conform aanbeveling aangepast waarbij alle ILG onderdelen zijn ondergebracht in één begrotingsartikel. Daarnaast is aan de hand van een waarschuwingsbrief van 23 december 2011 aan de provincies invulling gegeven aan de voorwaarden om te kunnen sanctioneren bij ILG wanprestatie. Op 20 september 2011 is een onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur getekend met daarin afspraken over de herijking van de ecologische hoofdstructuur en de afronding van het ILG. Inmiddels zijn ook afspraken gemaakt over de uitvoering van dit decentralisatieakkoord natuur. Het ILG wordt afgerekend per 1 januari 2011. Het instellen van een gegevensautoriteit voor verbeteren van kwaliteit van de ILG-verantwoordingsinformatie is daardoor in een ander perspectief komen te staan en wordt vooralsnog niet toegepast. In het decentralisatieakkoord zijn afspraken gemaakt over de monitoring van gegevens die in het kader van de rapportageplicht bij internationale verplichtingen noodzakelijk zijn. Hiermee is invulling gegeven aan de aanbevelingen.
Naar aanleiding van een onderzoek van de AR geeft EL&I in 2012 extra aandacht aan het tijdig en goed evalueren van subsidies. Uitgangspunt hierbij zijn de in dat kader aangepaste Rijksbegrotingsvoorschriften.
Overige aandachtspunten
Bij de DICTU, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en het Agentschap Telecom (AT) bleken in 2011 problemen ten aanzien de naleving van procedures rond opdrachtverlening en Europese aanbesteding.
Bij de NVWA is de beheersing van de volledigheid van de omzetverantwoording niet toereikend. Achteraf kon deze volledigheid wél worden vastgesteld. De realisatie van structurele beheersmaatregelen vergt aandacht in 2012.
Nationale verklaring (NV)
Met de NV verklaart de minister van Financiën aan de Tweede Kamer en de Europese Commissie dat het financieel beheer van Europese geldstromen op orde is. In februari 2012 heeft de Staatssecretaris de deelverklaringen voor de gezamenlijke Europese Landbouwfondsen, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Visserij Fonds (EVF) over voorgaande jaren afgegeven. In de auditrapportages over de werking van de systemen zijn een aantal belangrijke aanbevelingen geformuleerd waaraan in 2012 opvolging wordt gegeven.
EU-conformiteit
De Europese Commissie (EC) heeft in 2011 boetes opgelegd inzake in het verleden ingediende rekeningen. Om nieuwe boetes te voorkomen worden interpretatievragen over de uitvoering van EU-subsidieregelgeving meer dan voorheen met de EC afgestemd. Verder wordt ingezet op vereenvoudiging van nieuwe EU-regelgeving. De mogelijkheden van verhaal van boetes zijn beperkt, omdat er vaak geen juridisch verband kan worden gelegd met een onregelmatigheid op begunstigdenniveau.
Fonds Economisch Structuurversterking (FES)
De AR is van mening dat over 2010 – in aanvulling op het Jaarverslag FES 2010 – alsnog een verantwoording over de FES-waardigheid van alle afzonderlijke FES-projecten dient plaats te vinden in de vorm van assurance rapporten. De FES-beheerders hebben in aanvulling op het jaarverslag 2010 van het FES medio 2011 een brief gestuurd aan de betrokken ministers waarin zij wijzen op het feit dat deze vanaf 2011 zelf verantwoordelijk zijn voor het afleggen van verantwoording over uitgaven van (voorheen) FES-projecten. Daarmee is de afwikkeling van het FES naar de mening van de FES beheerders afgerond. De uitgaven in 2011 zijn onderdeel van de reguliere verantwoording van de departementale begrotingen.
Toezichtshandhaving AGNL
Afgelopen jaren heeft voormalig EZ een nieuw subsidiebeleid ingevoerd, gebaseerd op meer vertrouwen en minder administratieve lasten. De Bestuursraad van EL&I heeft in september 2010 een nieuw toezichtskader vastgesteld. De implementatie is nog niet gerealiseerd en wordt in 2012 opgepakt.
Groen Onderwijs
EL&I maakt voor de uitvoering van het Groen Onderwijs gebruik van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van OCW. De AD van OCW heeft een goedkeurende controleverklaring bij de verantwoording afgegeven (financieel belang circa € 535 mln). Er zijn fouten en onzekerheden in de verplichtingen en uitgaven vastgesteld naar aanleiding daarvan zullen OCW en EL&I de dienstverleningsovereenkomst (DVO) aanscherpen.
Betaalgedrag
Een aantal onderdelen van EL&I hebben in de eerste vier maanden van 2011 niet voldaan aan de 30-dagen norm voor het tijdig betalen van facturen. Er zijn aanvullende maatregelen genomen waaronder een analyse van oorzaken, het opstellen van richtlijnen inclusief monitoring en maandelijkse rapportage aan de departementsleiding. Over geheel 2011 is een percentage tijdige betalingen van 90% gerealiseerd.
Reviews op controleverklaring specifieke uitkeringen
Uit onderzoek in IODAD-verband naar de werkzaamheden van accountants inzake specifieke uitkeringen bij gemeenten (en provincies) is gebleken dat er een onzekerheid bestaat met betrekking tot de accountantscontrole van de specifieke uitkeringen in de jaarrekeningen 2010 van gemeenten en provincies. Daardoor kan niet in voldoende mate op die accountantscontrole worden gesteund.
De SISA-bijlage vormt de basis voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan los van de SISA-bijlage en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SISA-bijlage is vermeld. Samen met mijn ambtsgenoten van BZK en Financiën worden er maatregelen uitgewerkt die tot verbetering van de werking van de SISA-systematiek moeten leiden. Deze zijn opgenomen in de BVP van het ministerie van BZK, omdat BZK beleidsverantwoordelijke is voor SISA.
Inhuur Externen
De inhuuruitgaven van EL&I zijn ten opzichte van 2010 met € 32 mln gedaald. Het inhuurpercentage van EL&I (inclusief de reguliere inhuuruitgaven en exclusief de flexibele schil inhuuruitgaven bij AgNL en DR) over geheel 2011 is uitgekomen op 8,7% en daarmee onder de norm van 10% van de motie Roemer valt. De flexibele schil betreft het gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur waarvan AgNL en Dienst Regelingen structureel gebruik maken om het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aan te passen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van het opdrachtenpakket. Het inhuurpercentage van EL&I inclusief flexibele schil over 2011 komt uit op 14%.
V Overige aspecten in de bedrijfsvoering
Krimptaakstelling
De krimptaakstelling van het kabinet Balkenende IV betekent voor EL&I (exclusief ZBO's) dat in vier jaar het aantal ambtenaren met 1 646 fte moet worden teruggebracht. De departementsleiding geeft aan het mobiliteitsbeleid de nodige aandacht. Per eind 2011 heeft EL&I, met het aanwijzen van herplaatsingskandidaten, de taakstelling Balkenende IV gerealiseerd.
Bedrijfsvoeringsystemen
Voor de ICT-systemen geldt dat 2011 in het teken stond van de voorbereiding op integratie en vernieuwing. Dit gold voor kantoorwerkplekken, documentmanagement en financiën/inkoop. Een groot aantal van de systemen zal in 2012 daadwerkelijk in gebruik genomen worden. Tot die tijd wordt gewerkt met bestaande systemen. De ambitie rond informatiebeveiliging krijgt in 2012 nadrukkelijk aandacht.
Gebruik open standaarden
EL&I werkt zoveel mogelijk met open standaarden voor informatietechnologie. Bij oude applicaties wordt nog niet altijd gebruik gemaakt van open standaarden. In een aantal gevallen zijn er initiatieven om dit in de toekomst te verbeteren. In 2011 is bij EL&I bij het inkopen of bouwen van applicaties niet afgeweken van de lijst voor Open Standaarden. Ook bij de bouw en aankoop van websites zijn de webrichtlijnen als eis gespecificeerd. Bij toetsing bleken echter niet alle websites aan de webrichtlijnen te voldoen. Er is een plan om alle websites van EL&I in 2012 te laten voldoen aan de webrichtlijnen.
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Stand ISB (+of–) dep. herindeling |
Realisatie |
Verschil realisatie en stand ISB |
||||||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
||
TOTAAL |
3 151 958 |
10 283 564 |
5 900 781 |
10 744 887 |
5 943 642 |
11 947 018 |
42 861 |
1 202 131 |
|||||
Beleidsartikelen |
3 045 261 |
10 281 264 |
5 521 293 |
10 429 031 |
5 319 662 |
11 668 684 |
– 201 631 |
1 239 653 |
|||||
1 |
Goedfunctionerende economie en markten in Nederland en Europa |
87 172 |
87 034 |
43 204 |
87 172 |
87 034 |
43 204 |
89 759 |
92 452 |
30 501 |
2 587 |
5 418 |
– 12 703 |
2 |
Een sterk innovatievermogen |
639 731 |
655 432 |
42 519 |
890 520 |
809 210 |
42 519 |
969 465 |
878 128 |
44 462 |
78 945 |
68 918 |
1 943 |
3 |
Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat |
2 302 641 |
486 241 |
105 772 |
2 252 034 |
490 134 |
105 772 |
1 343 832 |
415 372 |
77 797 |
– 908 202 |
– 74 762 |
– 27 975 |
4 |
Doelmatige en duurzame energiehuishouding |
324 331 |
1 397 280 |
10 049 911 |
334 493 |
1 408 098 |
10 049 911 |
3 174 394 |
1 046 540 |
11 299 393 |
2 839 901 |
– 361 558 |
1 249 482 |
5 |
Internationale economische betrekkingen |
144 284 |
128 912 |
11 815 |
140 784 |
128 912 |
11 815 |
111 817 |
124 783 |
9 094 |
– 28 967 |
– 4 129 |
– 2 721 |
8 |
Economische analyses en prognoses |
12 997 |
12 997 |
1 643 |
12 997 |
12 997 |
1 643 |
13 964 |
13 964 |
2 256 |
967 |
967 |
613 |
9 |
Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken |
187 431 |
187 431 |
187 431 |
187 431 |
191 676 |
191 676 |
4 245 |
4 245 |
0 |
|||
10 |
Elektronische communicatie en post |
83 579 |
89 934 |
26 400 |
83 279 |
89 834 |
26 400 |
105 945 |
86 699 |
52 232 |
22 666 |
– 3 135 |
25 832 |
31 |
Duurzaam ondernemen |
301 001 |
277 871 |
11 966 |
414 643 |
322 486 |
30 979 |
113 642 |
44 615 |
19 013 |
|||
32 |
Agrarische ruimte |
18 032 |
53 368 |
44 231 |
24 332 |
58 458 |
44 754 |
6 300 |
5 090 |
523 |
|||
33 |
Natuur |
345 570 |
565 272 |
44 394 |
217 520 |
648 416 |
28 605 |
– 128 050 |
83 144 |
– 15 789 |
|||
34 |
Landschap en recreatie |
82 324 |
257 823 |
7 560 |
68 987 |
236 037 |
13 405 |
– 13 337 |
– 21 786 |
5 845 |
|||
35 |
Voedselkwaliteit en diergezondheid |
66 301 |
67 211 |
1 247 |
107 425 |
111 198 |
2 953 |
41 124 |
43 987 |
1 706 |
|||
36 |
Kennis en innovatie |
963 326 |
979 039 |
10 441 |
949 231 |
996 498 |
14 488 |
– 14 095 |
17 459 |
4 047 |
|||
37 |
Bodem, water en reconstructie zandgebieden |
19 625 |
107 059 |
27 928 |
18 515 |
96 955 |
17 765 |
– 1 110 |
– 10 104 |
– 10 163 |
|||
Niet-beleidsartikelen |
106 697 |
2 300 |
379 488 |
315 856 |
623 980 |
278 334 |
244 492 |
– 37 522 |
|||||
21 |
Algemeen-EZ |
98 560 |
103 922 |
2 300 |
98 848 |
104 210 |
2 300 |
96 902 |
105 903 |
2 980 |
– 1 946 |
1 693 |
680 |
22 |
Nominaal en onvoorzien-EZ |
2 775 |
2 775 |
2 775 |
2 775 |
0 |
0 |
0 |
– 2 775 |
– 2 775 |
0 |
||
38 |
Nominaal en onvoorzien-LNV |
4 019 |
4 019 |
0 |
0 |
0 |
– 4 019 |
– 4 019 |
0 |
||||
39 |
Algemeen-LNV |
268 488 |
268 484 |
313 556 |
518 782 |
518 077 |
275 354 |
250 294 |
249 593 |
– 38 202 |
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
Dienst ICT Uitvoering |
||||
Totale baten |
100 088 |
124 383 |
24 295 |
127 921 |
Totale lasten |
99 905 |
124 049 |
24 144 |
128 016 |
Saldo van baten en lasten |
183 |
334 |
151 |
– 95 |
Totale kapitaaluitgaven |
26 654 |
23 584 |
– 3 070 |
20 759 |
Totale kapitaalontvangsten |
12 000 |
9 927 |
– 2 073 |
9 430 |
Dienst Landelijk Gebied |
||||
Totale baten |
126 365 |
136 500 |
10 135 |
136 365 |
Totale lasten |
126 365 |
136 042 |
9 677 |
139 460 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
458 |
458 |
– 3 095 |
Totale kapitaaluitgaven |
13 948 |
4 120 |
– 9 828 |
8 845 |
Totale kapitaalontvangsten |
9 010 |
2 945 |
– 6 065 |
5 095 |
Dienst Regelingen |
||||
Totale baten |
129 190 |
173 214 |
44 024 |
179 546 |
Totale lasten |
129 190 |
172 606 |
43 416 |
178 733 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
608 |
608 |
813 |
Totale kapitaaluitgaven |
29 314 |
13 678 |
– 15 636 |
35 242 |
Totale kapitaalontvangsten |
15 000 |
3 022 |
– 11 978 |
2 743 |
Agentschap Nederland |
||||
Totale baten |
268 097 |
267 841 |
– 256 |
280 810 |
Totale lasten |
268 047 |
267 185 |
– 862 |
282 405 |
Saldo van baten en lasten |
50 |
656 |
606 |
– 1 595 |
Totale kapitaaluitgaven |
9 900 |
4 847 |
– 5 053 |
6 479 |
Totale kapitaalontvangsten |
9 050 |
15 |
– 9 035 |
29 |
Agentschap Telecom |
||||
Totale baten |
32 249 |
32 294 |
45 |
34 368 |
Totale lasten |
32 249 |
31 039 |
– 1 210 |
32 493 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1 255 |
1 255 |
1 875 |
Totale kapitaaluitgaven |
3 898 |
2 760 |
– 1 138 |
3 745 |
Totale kapitaalontvangsten |
425 |
0 |
– 425 |
0 |
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
||||
Totale baten |
240 811 |
304 205 |
63 394 |
285 193 |
Totale lasten |
240 811 |
303 945 |
63 134 |
290 780 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
259 |
259 |
– 5 587 |
Totale kapitaaluitgaven |
30 958 |
25 148 |
– 5 810 |
24 984 |
Totale kapitaalontvangsten |
18 763 |
13 888 |
– 4 875 |
14 595 |
Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
99 276 |
106 822 |
7 546 |
122 372 |
Omzet overige departementen |
73 |
73 |
281 |
|
Omzet derden |
812 |
4 935 |
4 123 |
4 817 |
Rentebaten |
453 |
453 |
451 |
|
Vrijval voorzieningen |
200 |
200 |
||
Bijzondere baten |
11 900 |
11 900 |
||
Totaal baten |
100 088 |
124 383 |
24 295 |
127 921 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
39 541 |
50 688 |
11 147 |
65 595 |
– materiële kosten |
49 989 |
59 416 |
9 427 |
48 195 |
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
6 162 |
6 203 |
41 |
4 607 |
– materieel |
3 268 |
2 959 |
– 309 |
4 661 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
0 |
0 |
2 246 |
|
– rentelasten |
945 |
844 |
– 101 |
1 120 |
– bijzondere lasten |
3 939 |
3 939 |
1 592 |
|
Totaal lasten |
99 905 |
124 049 |
24 144 |
128 016 |
Saldo van baten en lasten |
183 |
334 |
151 |
– 95 |
2011 heeft voor DICTU in het teken gestaan van:
– Afronding van het programma vernieuwing kantoorautomatisering.
– Samenvoeging van de voormalige ministeries EZ en LNV tot EL&I.
– Het verder verbeteren van kwaliteit en betrouwbaarheid van ICT-services.
– De informatiebeveiliging op het niveau brengen van de aangescherpte eisen voor de Europese betaalorganen.
– Het verder verbeteren van het applicatielandschap om ook in de toekomst betrouwbare en kostenefficiënte ICT dienstverlening te kunnen blijven bieden.
Toelichting op de baten
Opbrengst moederdepartement
De hogere omzet ad € 7,5 mln hangt samen met niet begrote werkzaamheden in het kader van ICT-harmonisatie EL&I en de overkomst van het ICT-dienstencentrum van voormalig EZ naar DICTU per 1 november 2011.
Voor de onderverdeling van de omzet naar producten wordt verwezen naar de doelmatigheidsparagraaf DICTU.
Opbrengst derden
De hogere omzet derden hangt samen met de outsourcing van een deel van de kantoorautomatisering EL&I en een hogere bijdrage van Staatsbosbeheer dan begroot
Bijzondere baten
Bijzondere baten betreft een bijdrage vanuit het moederdepartement ter financiering van de eenmalige kosten die samenhangen met de outsourcing van een deel van de kantoorautomatisering EL&I. Daarnaast is een bijdrage ontvangen voor afwaardering van activa als gevolg van de samenvoeging tot het Ministerie van EL&I.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De personele kosten zijn hoger dan begroot door de extra werkzaamheden in het kader van de ICT-harmonisatie EL&I, de overkomst van het ICT-dienstencentrum en het tijdelijk aanhouden van outsourcingsbesluiten vanwege de fusie EL&I.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn hoger dan begroot door de migratie van de kantoorautomatisering en de ICT-harmonisatie EL&I.
Saldo van baten en lasten
DICTU heeft over 2011 een financieel resultaat behaald van € 0,3 mln. Het vaststellen van de resultaatbestemming is een verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal van EL&I.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
31-12-2010 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
24 411 |
23 533 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
||
– installaties en inventarissen |
7 157 |
5 862 |
– overige materiële vaste activa |
||
Debiteuren |
7 030 |
18 962 |
Nog te ontvangen |
7 912 |
3 914 |
Liquide middelen |
4 846 |
1 120 |
Totaal Activa |
51 356 |
53 391 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
– exploitatiereserve |
1 044 |
1 139 |
– onverdeeld resultaat |
334 |
– 95 |
Voorzieningen |
836 |
2 633 |
Leningen bij het ministerie van Financiën |
20 571 |
20 421 |
Crediteuren |
6 420 |
10 236 |
Nog te betalen |
22 151 |
19 057 |
Totaal Passiva |
51 356 |
53 391 |
Eigen vermogen
De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 6,1 mln. Met een eigen vermogen van € 1,4 mln blijft DICTU ruim binnen dit plafond.
Voorzieningen
Boekwaarde 1 januari 2011 |
2 633 |
Dotaties |
|
Onttrekkingen |
– 1 597 |
Vrijval |
– 200 |
Boekwaarde 31 december 2011 |
836 |
Dit betreft de reorganisatievoorziening voor per 31 december 2011 bekende en aangewezen herplaatsingskandidaten als gevolg van de uitvoer van het bedrijfsplan DICTU 2008–2011.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1 |
Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen |
0 |
1 120 |
1 120 |
2 |
Totaal operationele kasstroom |
14 654 |
17 383 |
2 729 |
3a |
Totaal investeringen (–/–) |
–12 000 |
– 15 188 |
– 3 188 |
3b |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
0 |
0 |
3 |
Totaal investeringskasstroom |
– 12 000 |
– 15 188 |
– 3 188 |
4a |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
0 |
4b |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
4c |
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 14 654 |
– 8 396 |
6 258 |
4d |
Beroep op leenfaciliteit (+) |
12 000 |
9 927 |
– 2 073 |
4 |
Totaal financieringskasstroom |
– 2 654 |
1 531 |
4 185 |
5 |
Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
0 |
4 846 |
4 846 |
Per balansdatum 31-12-2011 bedraagt het saldo van de Rekening-courant € 4,8 mln.
Investeringen en desinvesteringen
In 2011 is meer geïnvesteerd in generieke activa dan begroot; dit vanwege de harmonisatie ICT-bedrijfsvoorzieningen binnen EL&I.
In 2011 is een bedrag van € 4,3 mln geïnvesteerd in ICT-gerelateerde materiële vaste activa en € 10,9 mln in immateriële vaste activa (voornamelijk software ontwikkeling).
Aflossingen op leningen
De aflossingen op de leningen is lager dan begroot omdat DICTU in de loop van 2010 heeft besloten om minder te investeren. Dit heeft geleid tot lagere afroep van leningen en resulteert in lagere aflossingen op de leningen.
Omschrijving |
2009 |
2010 |
2011 |
---|---|---|---|
1. Kostprijzen per product (groep) |
|||
a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €) |
2 450 |
2 225 |
2 420 |
b. Aantal Werkplekken |
9 500 |
10 000 |
8 900 |
c. Infrastructuur (x € 1 000) |
19 100 |
23 844 |
21 214 |
d. Productieve uren (norm = I= 77%) |
689 000 (74%) |
694 000 (80%) |
640 000 (82%) |
2. Tarieven/uur |
|||
a. Projectleider /Delivery manager |
142 |
138 |
139 |
b. Senior medew. (Ontwikkeling en Kwal. begeleiding) |
142 |
132 |
133 |
b. Senior medew. |
142 |
132 |
130 |
c. Medior medew. (bouw) |
117 |
107 |
108 |
d. Junior medew. (test en beheer) |
100 |
97 |
98 |
3. Omzet per prod.groep (pxq) |
|||
a. Werkplekservices |
22 825 |
21 793 |
23 286 |
b. Infrastructuur |
22 757 |
24 696 |
22 313 |
c. Applicatieservices incl. outsourcing |
19 437 |
17 396 |
18 352 |
d. Ontwikkeling incl. detachering |
32 949 |
36 742 |
30 548 |
e. Overige omzet incl. directe doorbelastingen en vanaf 2010 incl. werkplekmigratie. |
16 359 |
26 843 |
17 332 |
Totaal |
114 327 |
127 470 |
111 831 |
4. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
297 |
284 |
275 |
5. Saldo baten en lasten |
0,5% |
– 0,1% |
0,3% |
1) Voor de vergelijkbaarheid van cijfers is hier uitgegaan van het aantal werkplekken voormalig LNV. In 2011 is het aantal werkplekken met ruim 10% gereduceerd. Dit hangt samen met de gerealiseerde krimp op departementsniveau. Eind 2011 is ook het beheer van de werkplekken voormalig EZ ondergebracht bij DICTU.
2) Deze indicator betreft de productiviteit in het primair proces DICTU en zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter de inzet van beschikbare uren. De gerealiseerde productiviteit is in 2011 verder verbeterd.
3) In 2011 is de ambtelijke formatie DICTU verder teruggebracht. In november 2011 is echter 36 fte ambtelijk personeel overgeheveld naar DICTU; dit in verband met de overkomst ICT-dienstencentrum. Hierdoor is visueel de reductie beperkt.
Dienst Landelijk Gebied (DLG)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
|
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
94 977 |
107 432 |
12 455 |
110 252 |
Bijzondere bijdrage moederdepartement |
0 |
7 000 |
7 000 |
|
Omzet overige departementen |
5 806 |
10 347 |
4 541 |
7 515 |
Omzet derden |
25 532 |
11 603 |
– 13 929 |
18 433 |
Rentebaten |
50 |
14 |
– 36 |
0 |
Vrijval uit voorzieningen |
0 |
104 |
104 |
165 |
Totaal baten |
126 365 |
136 500 |
10 135 |
136 365 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personeel |
82 663 |
79 830 |
– 2 833 |
87 501 |
– materieel |
37 152 |
36 598 |
– 554 |
39 738 |
–Rentelasten |
500 |
348 |
– 152 |
541 |
Afschrijvingskosten |
||||
– materieel |
1 650 |
1 267 |
– 383 |
1 353 |
– immaterieel |
4 300 |
2 625 |
– 1 675 |
8 867 |
Overige lasten |
||||
– dotaties aan voorzieningen |
100 |
15 374 |
15 274 |
1 460 |
– bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
126 365 |
136 042 |
9 677 |
139 460 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
458 |
458 |
– 3 095 |
Toelichting op de baten
In 2011 zijn de totale baten van DLG uitgekomen op € 136,5 mln. Ten opzichte van de begroting is er € 10,1 mln meer omzet geboekt. DLG heeft in 2011 een positief resultaat geboekt van € 0,5 mln.
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement is € 12,5 mln hoger dan begroot. Dit houdt verband met hogere kosten als gevolg van onder andere extra opdrachten in het kader van Natura 2000 (€ 4,1 mln) en het project programmatische aanpak stikstof (€ 1,1 mln). Daarnaast is het budget bijgesteld voor uitvoeringskosten ILG (€ 4 mln) en looncompensatie.
Het restant van de vooruit ontvangen bijdrage voor organisatieontwikkeling (€ 1,2 mln) is in 2011 vrijgevallen. Deze middelen hebben betrekking op het transitieproces naar de nieuwe organisatie en maken nu deel uit van de reorganisatievoorziening.
Bijzondere bijdrage moederdepartement
In 2011 heeft DLG eenmalig een bijdrage van € 7,0 mln ontvangen ter dekking van de kosten voor de reorganisatievoorziening. De post is afzonderlijk gepresenteerd van de omzet uit opdrachten.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen is hoger dan begroot. Dit is het gevolg van meer opdrachten tegen een gemiddeld hoger tarief dan begroot. De belangrijkste opdrachtgevers zijn het ministerie van I&M (€ 4,9 mln) en RWS (€ 2,9 mln).
Omzet derden
De omzet derden is € 13,9 mln lager dan begroot. Hiervan is € 7,4 mln het gevolg van minder omzet uit opdrachten voor provincies. In 2011 bedroegen de opbrengsten voor provincies € 4,7 mln terwijl in 2010 € 10,8 mln aan opdrachten werd gerealiseerd. De provincies zijn in 2011 terughoudend geweest in de opdrachtverstrekking in afwachting van duidelijkheid over het decentralisatieakkoord natuur.
Het resterende verschil van € 6,5 mln heeft betrekking op de geraamde bijdrage van de provincies voor uitvoeringskosten ILG. Deze is deels (€ 4 mln) via het moederdepartement ontvangen.
Toelichting op de lasten
Personele lasten
De personele kosten over 2011 bedragen € 79,8 mln (€ 82,7 mln begroot). Hiervan is € 78,7 mln besteed aan ambtelijk personeel (€ 81,2 mln begroot) en € 1,1 mln aan inhuur (€ 1,5 mln begroot).
De lagere ambtelijke personeelskosten van € 2,5 mln worden met name veroorzaakt door een lagere ambtelijke bezetting dan begroot. DLG hield in de begroting rekening met een gemiddelde ambtelijke bezetting van 1 247 fte. De gemiddelde bezetting over 2011 is uitgekomen op 1 216 fte. Dit leidt tot € 2,0 mln lagere salariskosten. De overige € 0,5 mln wordt veroorzaakt door een lichte afwijking tussen de gemiddelde gerealiseerde en begrote salariskosten.
De inhuur is € 0,4 mln lager dan begroot. DLG streeft er naar de inhuur te beperken. Dit heeft met name geresulteerd in een lagere inhuur met betrekking tot uitzendkrachten.
Materiële lasten
De materiële lasten zijn in 2011 € 0,6 mln lager dan begroot. De voornaamste oorzaak kan worden gevonden in € 0,8 mln lagere kosten voor huisvesting. Eind 2010 is er een voorziening getroffen voor verlieslatende huurcontracten, waardoor de betreffende huurkosten ten laste van de voorziening worden gebracht. Daarnaast zijn de beheerskosten van DICTU € 0,3 mln lager dan begroot.
Daar staat tegenover dat DLG € 0,5 mln hogere kosten voor informatiebeveiliging heeft gemaakt.
Rentelasten
De rentelasten vallen € 0,2 mln lager uit dan begroot. De lagere investeringen in 2010 leiden tot een lagere financieringsbehoefte in 2010 en tot minder en lagere leningen en rentelasten.
Afschrijvingskosten
DLG heeft in 2010 en 2011 de investeringen beperkt gehouden. De afschrijvingskosten zijn in 2011 € 2,1 mln lager dan begroot.
De afschrijvingskosten van immateriële vaste activa bedraagt in 2011 € 2,5 mln tegen een begroting van € 4,3 mln. Dit resulteert in € 1,8 mln lagere afschrijvingslasten. Dit is een direct gevolg van de afwaardering van immateriële vaste activa in 2010 van € 4,6 mln.
Voorzieningen
In 2011 heeft DLG een reorganisatiebesluit genomen. Op basis hiervan is een reorganisatievoorziening getroffen van € 13,6 mln. DLG heeft van het moederdepartement hiervoor een bijdrage van € 7,0 mln ontvangen. De resterende dotatie van € 6,6 mln aan de reorganisatievoorziening draagt DLG zelf bij.
In 2011 is het personeelsbestand met 161 fte afgenomen. Het personeelsbestand zal de komende jaren teruglopen, tot ca. 750 fte in 2015. In 2011 heeft DLG daarom besloten een aantal kantoorlocaties af te stoten of delen van kantoorlocaties vrij te maken. Voor de onvermijdelijke contractuele kosten heeft DLG een voorziening getroffen voor verlieslatende huurcontracten en bijbehorende servicekosten van € 1,8 mln.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
31-12-2010 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
983 |
3 488 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
1 714 |
2 045 |
– installaties en inventarissen |
1 408 |
1 683 |
– overige materiële vaste activa |
731 |
672 |
Voorraden |
0 |
0 |
Debiteuren |
3 496 |
6 542 |
Nog te ontvangen |
5 292 |
6 451 |
Liquide middelen |
27 376 |
8 824 |
Totaal activa |
41 000 |
29 705 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
– exploitatiereserve |
3 045 |
6 140 |
– verplichte reserves |
0 |
0 |
– onverdeeld resultaat |
458 |
– 3 095 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën |
5 243 |
4 969 |
Voorzieningen |
16 109 |
1 681 |
Crediteuren |
842 |
2 190 |
Nog te betalen |
15 303 |
17 820 |
Totaal passiva |
41 000 |
29 705 |
Activa
Per 31-12-2011 bedraagt het balanstotaal van DLG € 41 mln. Ten opzichte van 2010 is er sprake van een toename van € 10,3 mln.
Immateriële en materiële vaste activa
De boekwaarde van de activa bedraagt per balansdatum € 4,8 mln (2010: € 7,9 mln). De afname bij de immateriële vaste activa ad € 2,5 mln is het gevolg van de afwaarderingen die op basis van de impairment in 2010 zijn doorgevoerd.
Liquide middelen
De voornaamste oorzaak van de toename is de bijdrage van EL&I van € 7,0 mln ten behoeve van de reorganisatievoorziening. Daarnaast heeft DLG € 2,4 mln ontvangen van het moederdepartement voor de kosten van sociaal flankerend beleid over 2011. Dit bedrag staat grotendeels op de balans als vooruit ontvangen bijdrage, omdat de meeste kosten en premies nog in 2012 worden uitgekeerd.
Daarnaast zijn de debiteuren ten opzichte van 2010 met € 3,0 mln afgenomen en is een positief resultaat geboekt van € 0,5 mln. Dit verklaart voor een groot deel de toename van de liquide middelen. Zie voorts het kasstroomoverzicht.
Passiva
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Per 31-12-2011 is de openstaande schuld bij het Ministerie van Financiën met € 0,3 mln toegenomen. In 2011 heeft DLG € 1,8 mln geleend ten behoeve van de inrichting van een nieuw kantoor in Utrecht. Dit pand is kleiner en goedkoper dan de huidige kantoorlocatie en kent een lagere flexfactor (0,8 werkplek per fte). DLG bespaart hiermee meer dan evenredig op zijn huisvestingskosten in relatie tot de krimpende organisatie.
Voorzieningen
DLG heeft per 31-12-2011 de volgende voorzieningen voor een boekwaarde van € 15,6 mln op de balans staan. In 2011 heeft DLG een reorganisatievoorziening van € 13,6 mln en een voorziening voor verlieslatende huurcontracten getroffen.
Het verloop van deze posten is als volgt:
Aansprakelijkheid |
Reorganisatie Voorziening |
Verlieslatende huurcontracten |
|
---|---|---|---|
Boekwaarde 1 januari 2011 |
152 |
0 |
1 529 |
Dotaties |
0 |
13 613 |
1 286 |
Onttrekkingen |
– 9 |
0 |
– 840 |
Vrijval1 |
0 |
0 |
– 96 |
Boekwaarde 31 december 2011 |
143 |
13 613 |
1 879 |
Eigen vermogen
De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar. Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 6,9 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2011 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 3,5 mln en blijft daarmee binnen het toegestane maximum. De Secretaris-Generaal besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2011 |
5 392 |
8 824 |
3 432 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
5 950 |
19 780 |
13 830 |
3a. |
Totaal investeringen (–/–) |
– 9 010 |
– 840 |
8 170 |
3b. |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
169 |
169 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 9 010 |
– 672 |
8 338 |
4a. |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
0 |
4b. |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
4c. |
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 4 938 |
– 3 333 |
1 605 |
4d. |
Beroep op leenfaciliteit (+) |
9 010 |
2 776 |
– 6 234 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
4 072 |
– 557 |
– 4 629 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4) |
6 404 |
27 376 |
20 972 |
Per balansdatum 31-12-2011 bedraagt het saldo van de Rekening-courant € 27,4 mln.
Operationele kasstroom
Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde operationele kasstroom bedraagt € 13,8 mln. De voornaamste oorzaak van de toename van de operationele kasstroom zijn de incidentele bijdragen voor de reorganisatievoorziening en Sociaal Flankerend Beleid van in totaal € 9,0 mln. Daarnaast heeft DLG een resultaat geboekt van € 0,5 mln. Het overige verschil van € 3,9 mln. is het gevolg van de afgenomen schulden en vorderingen, waaronder de debiteuren en crediteuren.
Investeringen en desinvesteringen
DLG heeft er voor gekozen om minder te investeren in gebouwen en systemen. De geplande investeringen in materiële vaste activa van € 5,3 mln is beperkt gebleven tot € 0,4 mln.
In 2011 is er in totaal € 0,8 mln geïnvesteerd in activa. De desinvesteringen bedragen € 0,2 mln voor materiële vaste activa die in 2011 zijn afgevoerd.
Aflossingen op leningen
De aflossingen op de leningen is lager dan begroot omdat DLG in de loop van 2010 heeft besloten om minder te investeren. Dit heeft geleid tot lagere afroep van leningen en resulteert in lagere aflossingen op de leningen.
Beroep op leenfaciliteit
In 2011 is er € 2,8 mln aan financiering bij het Ministerie van Financiën geleend, waarvan € 1,8 mln is bestemd voor de financiering van de verbouwing van de kleinere en goedkopere kantoorlocatie in Utrecht.
Doelmatigheid
De omzet per produktgroep is met € 7,4 mln afgenomen ten opzichte van 2010. De afname concentreert zich met name op de verwerving en vervreemding van gronden en de planvorming.
Het aantal fte dat DLG eind 2011 in dienst had (excl. externe inhuur en 3 directeuren) bedraagt 1 117 fte. Ten opzichte van 2010 is er sprake van een afname van 161 fte. DLG staat de komende jaren voor een krimpopgave. In de loop van 2011 is DLG zogenaamde fase 2 organisatie geworden. In deze fase wordt het voor medewerkers mogelijk om aanspraak te maken op de mogelijkheden die het sociaal flankerend beleid biedt.
DLG hield in de begroting – conform de krimptaakstelling van Balkenende IV – rekening met 1 202 fte ultimo 2011.
Op dit moment zijn de gegevens van het klanttevredenheidsonderzoek niet beschikbaar. De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek komen naar verwachting in maart 2012 beschikbaar.
Omschrijving generieke deel |
2009 |
2010 |
2011 |
---|---|---|---|
Kostprijzen per product (groep) |
– |
||
Tarieven/uur |
€ 101,22 |
€ 105,33 |
103,39 |
Omzet* per produktgroep (pxq) |
|||
* excl. additionele opbrengsten |
|||
Verwerving en vervreemding grond |
22 644 |
20 084 |
15 914 |
Exploitatie grond |
1 523 |
1 722 |
1 137 |
Planvorming |
23 094 |
21 759 |
17 945 |
Planuitvoering |
41 110 |
43 577 |
40 908 |
Adviezen aanvragen |
6 675 |
3 856 |
3 334 |
Uitvoeren subsidie regelingen |
10 047 |
11 019 |
12 046 |
Adviezen algemeen en beleid |
24 448 |
26 214 |
29 689 |
Informatieverstrekking |
1 499 |
988 |
809 |
Totaal |
131 040 |
129 219 |
121 781 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
1 352 |
1 278 |
1 117 |
Saldo van baten en lasten (%) |
0,05% |
– 2,27% |
0,34% |
Klanttevredenheid |
6,9 |
– |
PM |
Dienst Regelingen (DR)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
107 690 |
156 171 |
48 481 |
160 867 |
Omzet overige departementen |
5 300 |
2 003 |
– 3 297 |
1 551 |
Omzet derden |
16 000 |
15 002 |
– 998 |
17 088 |
Rentebaten |
200 |
38 |
– 162 |
40 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
Bijzondere baten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal baten |
129 190 |
173 214 |
44 024 |
179 546 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
65 803 |
100 555 |
34 752 |
95 291 |
– materiële kosten |
47 087 |
56 488 |
9 401 |
64 364 |
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
14 700 |
14 105 |
– 595 |
16 994 |
– materieel |
600 |
509 |
– 91 |
415 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
– rentelasten |
1 000 |
949 |
– 51 |
1 669 |
– bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
129 190 |
172 606 |
43 416 |
178 733 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
608 |
608 |
813 |
Toelichting op de baten
Opbrengst moederdepartement
De opbrengst moederdepartement is bijna € 48,5 mln hoger dan initieel begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt, doordat de overeengekomen opdracht hoger lag dan initieel begroot door EL&I (€ 36,5 mln). Dit houdt met name verband met de uitvoering van EU-regelingen. De uitvoering van de subsidieregeling Natuur en Landschap was arbeidsintensiever dan voorzien, dit vanwege de doorwerking hersteloperatie percelen (€ 8,8 mln). Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de uitvoering van twee projecten door DR van het ICT-programma «digitale dienstverlening» (€ 2,5 mln) en is de bijdrage voor de werkzaamheden voor voormalig EZ (€ 0,8 mln) verantwoord als opbrengst moederdepartement (was begroot als opbrengst overige departementen).
Toelichting op de lasten
Personele en materiële kosten
De uitvoering van de opdracht moederdepartement vertaalt zich in hogere personele en materiële kosten dan begroot. De stijging personele kosten betreft vooral inzet van uitzendkrachten.
Saldo van baten en lasten
Het vaststellen van de financiële verantwoording en resultaatbestemming is de verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal van EL&I, in zijn hoedanigheid van eigenaar van DR. Vooruitlopend op de besluitvorming hieromtrent is het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2011 van € 0,6 mln, gerubriceerd onder het eigen vermogen.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
31-12-2010 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
27 082 |
37 796 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
748 |
759 |
– installaties en inventarissen |
1 404 |
1 423 |
– overige materiële vaste activa |
0 |
0 |
Voorraden |
0 |
0 |
Debiteuren |
3 628 |
2 051 |
Nog te ontvangen |
13 480 |
13 137 |
Liquide middelen |
7 317 |
15 726 |
Totaal Activa |
53 659 |
70 892 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
||
– exploitatiereserve |
4 554 |
3 741 |
– onverdeeld resultaat |
608 |
813 |
Voorzieningen |
0 |
0 |
Leningen bij het MvF |
8 098 |
14 262 |
Crediteuren |
4 020 |
2 353 |
Nog te betalen |
36 379 |
49 723 |
Totaal Passiva |
53 659 |
70 892 |
Eigen vermogen
De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt voor 2011 € 8,9 mln. Met een eigen vermogen van € 5,2 mln blijft DR ruim binnen dit plafond.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen |
18 452 |
15 726 |
– 2 726 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
15 300 |
2 247 |
– 13 053 |
3a. |
Totaal investeringen (–/–) |
– 15 000 |
– 3 892 |
11 108 |
3b. |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
22 |
22 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 15 000 |
– 3 870 |
11 130 |
4a. |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
0 |
4b. |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
4c. |
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 14 314 |
– 9 786 |
4 528 |
4d. |
Beroep op leenfaciliteit (+) |
15 000 |
3 000 |
– 12 000 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
686 |
– 6 786 |
– 7 472 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
19 438 |
7 317 |
– 12 121 |
Toelichting
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde operationele kasstroom is € 13,1 mln lager dan begroot. Dit hangt vooral samen met de afname van de kortlopende schulden met € 11,1 mln.
De gerealiseerde investeringen zijn € 11,1 mln lager dan begroot wat voornamelijk wordt veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de investeringsbegroting en het terughoudend investeringsbeleid dat in 2011 door DR gevoerd is. De investeringen hebben grotendeels betrekking op ICT-systemen (ca 90%).
De financieringskasstroom is hoger dan begroot, omdat meer aflossing heeft plaatsgevonden dan dat er geleend is. Dat de aflossing op leningen lager uitvalt dan begroot, heeft een praktische oorzaak (31 december viel op een zaterdag. Hierdoor zijn een aantal leningen effectief pas op 2 januari 2012 afgelost).
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
|
---|---|---|---|
Doelmatigheidsindicatoren |
|||
Tarieven/uur |
|||
Voorcalculatorisch integraal uurtarief |
€ 93,80 |
€ 90,50 |
€ 96,00 |
Index ten opzichte van 2009 (2009 = 100) |
100 |
96,5 |
102,3 |
Omzet per productgroep (x € 1 000) (1) |
|||
Omzet GLB |
45 520 |
42 229 |
|
Omzet Programma Beheer |
30 265 |
38 245 |
|
Omzet NMB |
17 138 |
16 801 |
|
FTE-totaal |
|||
FTE-totaal (excl. externe inhuur) |
1 080,8 |
1 064,5 |
976,2 |
Saldo van baten en lasten |
|||
Saldo van baten en lasten (x € 1 000) |
3 291 |
813 |
608 |
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten |
1,9% |
0,5% |
0,4% |
Productiviteit (2) |
|||
Facturabele / productieve uren |
75,8% |
76,8% |
76,1% |
Overzicht kwaliteitsindicatoren |
|||
Gegrond verklaarde bezwaarschriften (%) (3) |
28% |
22% |
51% |
Aandeel digitaal verwerkte aanvragen DR (4) |
74% |
85% |
90% |
Betaalschema BTR (5) |
86,3% |
43% |
81% |
Klanttevredenheid begunstigden DR (6) |
6,8 |
6,8 |
6,3 |
1. Om een goede vergelijking te kunnen maken, zijn in de realisatie de incidentele kosten die samenhangen met het herstel perceelsregister niet meegenomen.
2. Deze indicator betreft de productiviteit van ambtelijke medewerkers en zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces van beschikbare naar productieve uren. De gerealiseerde productiviteit is in 2011 licht gedaald tot 76,1%.
3. Het percentage gegrond verklaarde bezwaarschriften ligt met 51% ruim boven de norm van 25%. Dit is vooral veroorzaakt door het grote aantal gegronde bezwaren gericht tegen de perceelregistratie, de vleeskuikens en het mestbeleid.
4. DR wil de dienstverlening naar de doelgroep optimaliseren door zoveel mogelijk informatie digitaal uit te wisselen. De indicator heeft betrekking op aanvragen die binnen GDI worden ingewonnen. In de begroting was uitgegaan van 80%.
5. Uitbetaling van de BTR vindt plaats binnen de vastgestelde EU-regelgeving. De indicator heeft betrekking op de uitbetaling per 31 december. In de begroting 2011 was rekening gehouden met een percentage van 80%.
6. Het betreft hier de score van een tweejaarlijks klanttevredenheidsonderzoek. Het onderzoek is in 2011 gehouden onder ruim 2 000 relaties.
Agentschap NL (AgNL)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)–(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
|
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
176 343 |
182 926 |
6 583 |
179 864 |
Bijzondere bijdrage moederdepartement |
– |
11 546 |
11 546 |
– |
Omzet overige departementen |
84 354 |
67 004 |
– 17 350 |
93 404 |
Omzet derden |
6 900 |
5 251 |
– 1 649 |
7 481 |
Rentebaten |
– |
38 |
38 |
– |
Vrijval voorzieningen |
– |
948 |
948 |
61 |
Bijzondere baten |
500 |
128 |
– 372 |
– |
Totaal baten |
268 097 |
267 841 |
– 256 |
280 810 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
180 390 |
173 960 |
– 6 430 |
195 116 |
– materiële kosten |
82 697 |
75 091 |
– 7 606 |
80 725 |
Afschrijvingskosten |
||||
– materieel |
4 800 |
4 000 |
– 800 |
3 412 |
– immaterieel |
– |
769 |
769 |
872 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
– |
11 907 |
11 907 |
2 259 |
– rentelasten |
160 |
128 |
– 32 |
21 |
– buitengewone lasten |
– |
1 330 |
1 330 |
– |
Totaal lasten |
268 047 |
267 185 |
– 862 |
282 405 |
Saldo van baten en lasten |
50 |
656 |
606 |
– 1 595 |
Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
Toelichting op de baten
Algemeen
Bij het opstellen van de begroting 2011 was uitgegaan van een omzetdaling van 8,2% als gevolg van de rijksbrede taakstelling. De gerealiseerde omzet is € 12,4 mln lager dan de begroting door een sterk krimpend opdrachtenpakket.
Omzet moederdepartement
Bij het opstellen van de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met de samenvoeging van de ministeries van Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hierdoor is de omzet van voormalig LNV (€ 5,3 mln) in de ontwerpbegroting onder de omzet van overige departementen opgenomen.
Indien er rekening met de bovengenoemde verschuiving wordt gehouden, is de omzet van het moederdepartement ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met € 1,3 mln gestegen. De stijging wordt veroorzaakt door de overgang van een aantal regelingen (zoals Stralingsbescherming en Hybride en Elektrisch Rijden) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu naar het moederdepartement. Het aandeel van EL&I in de totale omzet van AgNL bedraagt 71,7%.
Bijzondere bijdrage moederdepartement
Het moederdepartement heeft in 2011 bijgedragen aan de kosten voor dotatie aan de voorziening personeel in verband met de aangekondigde afvloeiing van personeel (€ 10,5 mln) ter voorkoming van een negatief eigen vermogen van Agentschap NL. Daarnaast heeft het moederdepartement bijgedragen in de kosten van het herhuisvestingsproject divisie EVD Internationaal (€ 1 mln).
Omzet overige departementen
De omzet van overige departementen is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting (exclusief LNV) met 15,3% gedaald. De afname van het opdrachtenpakket doet zich bij alle opdrachtgevers voor, behalve bij het ministerie van Buitenlandse zaken. Bij Buitenlandse Zaken is een groei te zien door een intensivering van de bestaande portefeuille en een aantal aanvullende/nieuwe opdrachten zoals Transitiefaciliteit en Water OS. Bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu daalt het opdrachtenpakket door de invulling van taakstellingen sterker dan in de ontwerpbegroting aangenomen is. Daarnaast zijn een aantal regelingen in 2011 overgegaan naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Het aandeel in de totale omzet van de overige departementen bedraagt 26,2%.
Omzet derden
De omzet derden betreft de opbrengst die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd. De opbrengst derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie en diverse overige opdrachtgevers. De omzet overige opdrachtgevers is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gedaald met 23,9% doordat de afname van het opdrachtenpakket bij de Europese Unie groter is dan begroot en de uitbreiding van werkzaamheden voor Regionale Uitvoeringsdiensten in 2011 lager is dan oorspronkelijk verwacht was. Het aandeel in de totale omzet bedraagt 2,1%.
Rentebaten
In 2011 is rentevergoeding over het positieve saldo bij de Rijkshoofdboekhouding en de afgesloten deposito’s ontvangen.
Vrijval voorzieningen
De vrijval voorzieningen bedraagt € 0,9 mln en wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van de voorziening debiteuren als gevolg van een lagere inschatting van oninbaarheid van de posten die langer dan 1 jaar open staan.
Bijzondere baten
De medefinanciering van het meerjarenprogramma eDienstverlening (VRD gelden en PRIMA subsidie) loopt via het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en is hierdoor onder de omzet van het moederdepartement gepresenteerd. In de oorspronkelijke begroting waren deze onder de bijzondere baten opgenomen.
De bijzondere bate betreft het nog te ontvangen bedrag van de NIVR inzake de voorziening voor tussentijdse afvloeiing, overgangsregeling VUT en afkoop afschaffing VUT.
Toelichting op de lasten
Algemeen
De lasten zijn 0,3% lager dan begroot.
Personele kosten
De totale personeelskosten zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 3,6% lager. De loonkosten zijn 3,1% lager. Dit wordt veroorzaakt door de lagere omvang van het personeelsbestand als gevolg van de afname van het opdrachtenpakket. De overige personeelskosten zijn 14,8% lager in verband met de lagere realisatie op de opleidingskosten.
Het gemiddelde aantal fte’s is ten opzichte van de begroting (2 235 fte: 1 492 ambtenaar en 743 inhuur) gedaald met 85,6 fte naar 2 149,4 fte (1 502,8 ambtenaar en 646,6 inhuur). Deze daling betreft voornamelijk een lager aantal inhuurkrachten als gevolg van afname van het opdrachtenpakket. De afname van de ambtelijke bezetting is door de tegenvallende natuurlijke uitstroom lager dan begroot. In 2010 waren nog 1 520 fte ambtenaren in dienst.
De gemiddelde loonkosten per fte bedragen in 2011 € 78 275, voor ambtenaren € 75 558 en voor inhuurkrachten € 84 589.
Materiële kosten
De materiële kosten liggen per saldo 9,2% onder de raming. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door lagere directe uitvoeringskosten (– € 7,9 mln door afname van het opdrachtenpakket), communicatiekosten (– € 0,7 mln) en kantoorkosten (– € 0,4 mln).
Dotatie voorzieningen
De dotatie aan de voorzieningen bedraagt € 11,9 mln als gevolg van met name de noodzakelijke dotatie aan de voorziening personeel in verband met de aangekondigde afvloeiing van het personeel.
Rentelasten
De rentelasten bedragen € 0,1 mln. Deze betreffen de wettelijke rente.
Agentschap NL heeft geen uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën.
Bijzondere lasten
Als gevolg van het verlieslatende personeelscontract is in 2011 € 1,1 mln aan bijzondere lasten gemaakt. Dit betreft de kosten, die gemaakt zijn voor de afvloeiing van het personeel. Van de bijzondere lasten is € 0,17 mln voor schadeloosstelling aan opdrachtgevers.
Saldo van baten en lasten
Het Agentschap NL sluit het jaar met een positief resultaat van € 0,66 mln.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
31-12-2010 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
710 |
1 271 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
– |
|
– installaties en inventarissen |
15 607 |
15 420 |
– overige materiële vaste activa |
2 268 |
2 015 |
Voorraden |
– |
– |
Debiteuren |
11 201 |
8 607 |
Nog te ontvangen |
13 088 |
7 075 |
Liquide middelen |
65 733 |
56 723 |
Totaal Activa |
108 607 |
91 111 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
– exploitatiereserve |
11 226 |
12 821 |
– onverdeeld resultaat |
656 |
–1 595 |
Leningen bij het MvF |
– |
– |
Egalisatierekening |
302 |
487 |
Voorzieningen |
17 713 |
8 904 |
Crediteuren |
15 045 |
14 862 |
Nog te betalen |
63 665 |
55 632 |
Totaal Passiva |
108 607 |
91 111 |
Voorzieningen
Voorzieningen 1 januari 2011 |
Dotatie |
Onttrekking |
Vrijval |
Voorzieningen 31 december 2011 |
|
---|---|---|---|---|---|
Voorziening Ambtsjubilea |
5 053 |
433 |
– 303 |
– |
5 183 |
Voorziening Verlieslatende contracten/personeel |
364 |
9 388 |
– 62 |
– 14 |
9 676 |
Voorziening Verlieslatende contracten/projecten |
1 439 |
– |
– 455 |
– 39 |
945 |
Voorziening reorganisatie |
708 |
262 |
– 249 |
– 217 |
504 |
Voorziening Wachtgelden |
1 340 |
275 |
– 338 |
– |
1 277 |
Voorzieningen NIVR postactieven |
– |
128 |
– |
– |
128 |
Totaal |
8 904 |
10 486 |
– 1 407 |
– 270 |
17 713 |
De totale dotatie aan de voorzieningen (inclusief te verrekenen met opdrachtgevers en debiteuren) bedraagt € 11,9 mln en de vrijval € 0,9 mln.
Eigen vermogen
De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen twee jaar. Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 13,4 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2011 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 11,9 mln en blijft daarmee binnen het toegestane maximum.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)–(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2010 |
36 595 |
56 723 |
20 128 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
4 910 |
13 843 |
8 933 |
3a. |
totaal investeringen (–/–) |
– 9 400 |
– 4 847 |
4 553 |
3b. |
totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
15 |
15 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 9 400 |
– 4 832 |
4 568 |
4a. |
eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– 260 |
– |
260 |
4b. |
eenmalige storting door moederdepartement (+) |
4 250 |
– |
– 4 250 |
4c. |
aflossingen op leningen (–/–) |
– 240 |
– |
240 |
4d. |
mogelijk beroep op leenfaciliteit (+) |
4 800 |
– |
– 4 800 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
8 550 |
– |
– 8 550 |
5. |
Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december (= 1+2+3+4) |
40 655 |
65 733 |
25 078 |
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde operationele kasstroom is € 8,9 mln hoger dan begroot door het hogere saldo van baten en lasten en doordat de bijdrage van het moederdepertement in de dotatie aan voorzieningen personeel als baten is verwerkt.
De gerealiseerde investeringen zijn € 4,6 mln lager dan begroot wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de lagere uitgaven voor het herhuisvestingsproject van de divisie NL EVD Internationaal. Daarnaast zijn de voorziene investeringen in de toegangstechniek in het kader van het project Rijkspas uitgesteld naar 2012.
De financieringskasstroom is lager dan begroot. Voor de financiering van de investeringen in huisvesting is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De begrote éénmalige storting door het moederdepartement is opgenomen onder operationele kasstroom doordat de bijdrage aan de kosten in het staat van baten en lasten is verwerkt.
Realisatie 2009 |
2010 |
2011 |
|||
---|---|---|---|---|---|
Inputindicatoren |
SN |
EVD |
OCNL |
AGNL |
AGNL |
Kernindicatoren |
|||||
Verhouding direct/indirect personeel in fte’s |
1 504 fte/261 fte |
362 fte/93 fte |
86 fte/33 fte |
2 018 fte/409 fte |
1 825,3 fte/ 343,9 fte |
Verklarende variabelen |
|||||
Loonkosten per fte |
€ 75 514 |
€ 70 295 |
€ 74 000 |
€ 78 149 |
€ 78 275 |
Totaal aantal fte’s |
1 765 fte |
479 fte |
119 fte |
2 451,5 fte |
2 169,2 fte |
Kosten inhuur externen op basis van PAO-definitie (x 1 000) |
€ 54 857 |
€ 13 930 |
€ 1 430 |
€ 76 887 |
€ 54 697 |
Outputindicatoren |
SN |
EVD |
OCNL |
AGNL |
AGNL |
Kernindicatoren |
|||||
Uurtarief |
2,4% reële tariefstijging |
3,4% reële tariefstijging |
– 3,6% reële tariefstijging |
1% reële tariefstijging |
0,7% reële tariefstijging |
Aantal declarabele uren per fte en totaal |
1 444 uren per fte/2,53 mln uren totaal |
1 434 uren per fte/552 090 uren totaal |
1 146 uren per fte/136 329 uren totaal |
1 468 uren per fte / 2,96 mln uren totaal |
1 441 uren per fte / 2,6 mln uren totaal |
Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren |
2 032 werkbare uren |
2 032 werkbare uren |
2 032 werkbare uren |
2 040 werkbare uren |
2 040 werkbare uren |
1 656 bruto |
1 659 bruto |
1 663 bruto |
1 671 bruto |
1 671 bruto |
|
1 568 bruto |
1 568 bruto |
1 592 bruto |
1 579 netto |
1 579 netto |
|
Verklarende variabelen |
|||||
Bedrijfsresultaat / omzet (x 1 000) |
€ 5 080 € 168 692 |
€ 0 € 42 000 |
€ 387 € 16 791 |
– € 1 595 € 280 749 |
€ 656 € 255 181 |
Kwaliteitsindicatoren |
SN |
EVD |
OCNL |
AGNL |
AGNL |
Kernindicatoren |
|||||
Klanttevredenheid |
7,5 |
7 |
7,8 |
7,3 |
7,5 |
Doorlooptijd processen |
Verleningen: 86%. |
Declaraties <50%: 23 dagen. |
Vastgelegd in wettelijke bepalingen |
Doorlooptijd handelstransacties: 92% |
Doorlooptijd handelstransacties: 92% |
Declaraties: 95,5% |
Declaraties >50%: 32 dagen |
Doorlooptijd verleningen: 81,1% |
Doorlooptijd verleningen: 88% |
||
Doorlooptijd octrooien: 100% |
Doorlooptijd octrooien: 100% |
||||
Gehonoreerde bezwaarschriften |
605 (32,3%) |
10 (20%) |
83 (<0,1%) |
954 (36,3% van het totaal) |
773 (30,3% van het totaal) |
Aantal klachten |
23 |
3 |
Nvt |
53 |
24 |
Medewerker-tevredenheid |
7,5 |
7,6 |
7,4 |
7,2 |
Geen meting |
Verklarende variabelen |
|||||
Ziekteverzuim % |
4,3% |
4% |
4,3% |
4,1% |
5,1% |
Inputindicatoren
In 2011 heeft de afname van het opdrachtenpakket geleid tot een sterke daling van de omvang van het personeelbestand, voornamelijk zichtbaar in de daling van het aantal inhuurkrachten. De kosten inhuur externen (inclusief de structurele inhuur) zijn hierdoor gedaald naar € 55 mln. Door de genomen maatregelen is de verhouding direct/indirect ten opzichte van vorig jaar verbeterd.
Outputindicatoren
In 2011 is de declarabiliteit lager dan begroot met gemiddeld 1 441 declarabele uren per fte door het hogere ziekteverzuim en krimp van de organisatie. Dit gemiddelde ligt ruimschoots boven de richtlijn volgens de handleiding overheidstarieven van het Ministerie van Financiën (1 372 uur).
Kwaliteitsindicatoren
Het Agentschap streeft naar een zo efficiënt mogelijke afhandeling van aanvragen, betalingen en bezwaarschriften. De doorlooptijd van de verleningen is in 2011 88%; een verbetering van ongeveer 7% ten opzichte van 2010. Op afzonderlijk opdrachtniveau wordt continue gewerkt aan het verbeteren van de doorlooptijd.
De doorlooptijd van de betalingen van de handelstransacties is in 2011, net als in 2010, 92% en ligt hiermee boven de EL&I-norm van 90% betalingen binnen 30 dagen.
De afhandeling van bezwaarschriften ligt in 2011 op het niveau van 2010 (2 554 stuks tegenover 2 626 over 2010). Bij een aantal regelingen werd de verwachte instroom fors overschreden. Het gaat hier met name om de BEW+, MWA, VKB, WBSO en TSI.
Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is 30,3%. Een groot aandeel in dit percentage is te zien bij BEW+ (42%), VKB (54%) en WBSO (36%).
In 2011 zijn er 24 klachten ontvangen (tegenover 53 in 2010). In totaal zijn er 29 klachten afgehandeld, aangezien er nog een aantal klachten uit 2010 in 2011 zijn afgehandeld. Van deze 29 klachten zijn er 22 binnen zes weken afgehandeld, 5 binnen 10 weken en bij 2 klachten is de termijn, na instemmen van de klager, verlengd.
De klanttevredenheid is met 7,5% in 2011 iets hoger dan in 2010. In 2011 is voor 14 programma’s een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd conform het stramien «KTO Agentschap NL».
Agentschap Telecom (AT)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3) = (2)–(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011 |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
|
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
11 783 |
11 885 |
102 |
12 395 |
Omzet overige departementen |
0 |
58 |
58 |
470 |
Omzet derden |
20 154 |
19 803 |
– 351 |
21 245 |
Rentebaten |
7 |
249 |
242 |
63 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
4 |
4 |
31 |
Bijzondere baten |
305 |
295 |
– 10 |
164 |
Totaal baten |
32 249 |
32 294 |
45 |
34 368 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
20 434 |
19 200 |
–1 234 |
19 728 |
– materiële kosten |
9 112 |
9 239 |
127 |
8 649 |
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
0 |
66 |
66 |
7 |
– materieel |
2 295 |
2 345 |
50 |
2 060 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
300 |
116 |
– 184 |
1 909 |
– rentelasten |
108 |
73 |
– 35 |
140 |
– bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
32 249 |
31 039 |
–1 210 |
32 493 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
1 255 |
1 255 |
1 875 |
Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
Toelichting op de baten
Omzet derden
Aan de ene kant is op de categorie Omroep een lagere opbrengst gerealiseerd door een wijziging van de beleidsregel waarin nu is bepaald dat het reële zendvermogen in rekening mag worden gebracht bij Middengolf in plaats van het maximale zendvermogen. Dit heeft geleid tot een opbrengstderving van circa € 0,9 mln.
Bij de categorie Vaste verbindingen is het aantal verlengingen voor straalverbindingen lager geweest dan voorzien. Het effect hiervan was een minderopbrengst van circa € 0,2 mln.
Aan de andere kant was bij de begroting geen rekening gehouden met de opbrengst van ruim € 0,8 mln voor Caribisch Nederland. De opbrengst heeft betrekking op de feitelijke uitvoering van het telecommunicatie- en postbeleid en het toezicht op de telecommunicatie- en postsector in Caribisch Nederland.
Rentebaten
De rentebaten zijn hoger dan oorspronkelijk begroot omdat de resultaten over de afgelopen jaren positiever waren dan voorzien. Daarnaast heeft het moederdepartement relatief lang gewacht met het ophalen van gelden, zoals boetes en dwangsommen, die AT namens haar ontvangt. In 2011 zijn daarover procedureafspraken gemaakt. De extra liquide middelen zijn gebruikt om meer gelden in deposito te zetten.
Bijzondere baten
Onder de bijzondere baten zijn onder meer opgenomen de inruilwaardes van vervangen activa, de opbrengst uit onderverhuur van een aantal parkeerplaatsen en de opbrengst van gedetacheerd personeel.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
Ten eerste was de gemiddelde bezetting in 2011 lager dan begroot. Hierdoor vielen de totale loonkosten lager uit dan voorzien. Daarnaast werd bij de begroting nog rekening gehouden met een loonindexatie van 1,75% (€ 0,3 mln) Tenslotte was bij het opstellen van de begroting geen rekening gehouden met de inhuurgrens van 10%. Agentschap Telecom heeft bij de uitvoering ruim voldaan aan deze inhuurgrens en daarmee € 0,6 mln minder besteed aan inhuur dan begroot.
Materiële kosten
Na het opstellen van de begroting bleek dat de prijzen voor OV-jaarkaarten voor 2011 behoorlijk verhoogd waren. Als gevolg hiervan zijn de reis- en verblijfkosten gestegen met circa € 0,3 mln.
Daarnaast waren de kosten voor Caribisch Nederland ad € 0,6 mln niet begroot.
Saldo van baten en lasten
Het onverdeelde resultaat over 2011 bedraagt € 1,3 mln. Door meevallers in met name de personele kosten is het resultaat positiever uitgevallen dan begroot.
Met een balanswaarde ultimo 2011 van € 1,6 mln heeft de exploitatiereserve het toegestane maximum bereikt. De Secretaris-generaal van EL&I besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
31-12-2010 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
601 |
332 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
0 |
0 |
– installaties en inventarissen |
1 453 |
1 818 |
– overige materiële vaste activa |
5 589 |
6 317 |
Voorraden |
0 |
0 |
Debiteuren |
3 223 |
3 126 |
Nog te ontvangen |
9 163 |
9 453 |
Liquide middelen |
7 717 |
15 003 |
Totaal Activa |
27 746 |
36 049 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
– exploitatiereserve |
1 550 |
1 550 |
– onverdeeld resultaat |
1 255 |
1 875 |
Voorzieningen |
2 387 |
2 729 |
Leningen bij het MvF |
1 410 |
1 940 |
Crediteuren |
1 012 |
2 900 |
Te verrekenen met vergunninghouders c.a. |
5 882 |
4 650 |
Nog te betalen |
14 250 |
20 405 |
Totaal Passiva |
27 746 |
36 049 |
Eigen vermogen
Per 31 december 2011 bedraagt het eigen vermogen, inclusief het onverdeelde resultaat, € 2,8 mln.
Voorzieningen
Boekwaarde |
Dotaties |
Onttrekkingen |
Vrijval |
Boekwaarde |
|
---|---|---|---|---|---|
1-1-2011 |
31-12-2011 |
||||
Wachtgeld en FLO |
2 453 |
0 |
– 315 |
– 4 |
2 134 |
Ambtsjubilea |
276 |
19 |
– 42 |
0 |
253 |
Totaal |
2 729 |
19 |
– 357 |
– 4 |
2 387 |
Op grond van de best mogelijke inschatting van de risico’s per balansdatum is gedoteerd aan de voorziening Ambtsjubilea, op basis van de contante waarde van de benodigde voorziening.
De voorziening dubieuze debiteuren is niet in de tabel opgenomen, maar verwerkt in de post Debiteuren.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)–(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011 |
Realisatie 2011 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen |
3 132 |
12 128 |
8 996 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
2 453 |
–1 651 |
–4 104 |
3a. |
totaal investeringen (–/–) |
–3 053 |
–1 587 |
1 466 |
3b. |
totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
0 |
0 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
–3 053 |
–1 587 |
1 466 |
4a. |
eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
– 643 |
– 643 |
4b. |
eenmalige storting door moederdepartement (+) |
425 |
0 |
– 425 |
4c. |
aflossingen op leningen (–/–) |
– 845 |
– 530 |
315 |
4d. |
beroep op leenfaciliteit (+) |
0 |
0 |
0 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 420 |
–1 173 |
– 753 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
2 112 |
7 717 |
5 605 |
In 2011 zijn met het moederdepartement afspraken gemaakt over de afdracht van namens hen ontvangen middelen. Dat heeft bijgedragen aan een substantiële afname van de kortlopende schulden, met als gevolg een negatieve operationele kasstroom.
De investeringskasstroom is lager dan begroot. Investeringen in ICT zijn uitgesteld in verband met de overgang naar het Dienstencentrum/Dictu. Daarnaast bleken sommige investeringen in inrichting en elektronische apparatuur niet noodzakelijk in 2011 en zijn deze doorgeschoven naar 2012.
De financieringskasstroom is negatief omdat in 2011 geen leningen zijn afgesloten voor de investeringen en een deel van het resultaat over 2010 is afgedragen aan het moederdepartement.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren |
Realisatie 2009 |
realisatie 2010 |
realisatie 2011 |
|
---|---|---|---|---|
Inputindicatoren |
||||
Kernindicatoren |
||||
Verhouding direct/indirect (in fte) |
175,7 / 90,4 |
183,0 / 93,6 |
175,5 / 94,5 |
|
Verklarende / achterliggende variabelen |
||||
Personeelskosten per fte |
€ 73 316 |
€ 71 323 |
€ 71 111 |
|
Totaal aantal fte's |
266,0 |
276,6 |
270,0 |
|
Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1 000) |
2 479 |
1 867 |
1 570 |
|
Outputindicatoren |
||||
Uurtarief (wijziging in reële termen) |
– 0,01% |
2,90% |
0,00% |
|
Aantal declarabele uren (per fte en totaal) |
1 420/1 660 |
1 429/1 667 |
1 453/1 667 |
|
Aantal werkbare /beschikbare uren: |
||||
– werkbare uren |
1 829 |
1 836 |
1 836 |
|
– bruto beschaikbare uren |
1 660 |
1 667 |
1 667 |
|
– netto beschikbare uren |
1 578 |
1 588 |
1 588 |
|
Verklarende/achterliggende variabelen |
||||
Bedrijfsresultaat (x € 1 000) |
776 |
1 875 |
1 255 |
|
Omzet |
32 094 |
34 368 |
32 294 |
|
Kwaliteitsindicatoren |
||||
Kernindicatoren |
||||
Klanttevredenheid: |
(schaal 5,0) |
|||
• doelgroep hoog belang |
niet in 2009 |
3,8 |
niet in 2011 |
|
• doelgroep midden belang |
niet in 2009 |
4,0 |
niet in 2011 |
|
• doelgroep laag belang |
niet in 2009 |
4,0 |
niet in 2011 |
|
Doorlooptijd primaire processen: |
||||
Vergunningaanvragen 95% binnen |
8 weken |
98% |
93% |
96% |
6 weken |
97% |
89% |
||
4 weken |
95% |
83% |
||
2 weken |
89% |
63% |
||
Reactietijd storingsklachten |
norm |
|||
Klachten van levensbelang ≤ 4 uur |
100% |
100% |
100% |
98% |
Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur |
98% |
98% |
97% |
95% |
Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen |
80% |
92% |
92% |
99% |
Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal |
norm |
18 |
25 |
21 |
≤ 5% |
10,8% |
14,3% |
11,3% |
|
Aantal klachten |
7 |
14 |
7 |
|
Medewerkertevredenheid |
7 |
7,6 |
niet in 2011 |
|
Verklarende/achterliggende variabelen |
||||
Ziekteverzuim |
≤ 4,3% |
4,7% |
4,0% |
4,6% |
Doorlooptijd primaire processen
Voor 2011 beperkt AT zich tot het melden van de doorlooptijd binnen de wettelijke termijn van 8 weken.
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA)
Staat van baten en lasten
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
(4) |
|
---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2010 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
99 823 |
132 073 |
32 250 |
132 195 |
Omzet overige departementen |
72 537 |
73 424 |
887 |
81 970 |
Omzet DGF |
500 |
680 |
180 |
4 687 |
Omzet derden |
65 951 |
61 908 |
– 4 027 |
66 091 |
Bijzondere bijdrage moederdepartement |
0 |
22 500 |
22 500 |
0 |
Rentebaten |
0 |
6 |
6 |
46 |
Vrijval voorzieningen |
0 |
6 318 |
6 318 |
204 |
Bijzondere baten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige baten |
2 000 |
7 296 |
5 296 |
0 |
Totaal baten |
240 811 |
304 205 |
63 394 |
285 193 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
153 117 |
198 416 |
45 299 |
207 774 |
– materiële kosten |
73 445 |
72 084 |
– 1 361 |
71 869 |
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
5 547 |
3 974 |
– 1 573 |
3 251 |
– materieel |
6 540 |
5 820 |
– 720 |
6 384 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
850 |
22 675 |
21 825 |
403 |
– rentelasten |
1 312 |
976 |
–336 |
1 099 |
– bijzondere lasten |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal lasten |
240 811 |
303 945 |
63 134 |
290 780 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
259 |
259 |
–5 587 |
Omzet moederdepartement.
De omzet van het moederdepartement is aanzienlijk hoger dan begroot. De omzet kan als volgt worden gespecificeerd:
– jaarplanbijdrage conform begroting ad € 99,8 mln.
– dekking frictiekosten ad € 6,0 mln.
– dekking fusiekosten en exploitatietekort ad € 13,9 mln.
– financiering niet kostendekkende tarieven ad € 3,4 mln.
– uitvoering aanvullende opdrachten ad € 8,9 mln. (Programma Cliënt Export, antibioticabeleid, SNL, fytosanitaire inspecties op export Rusland)
Omzet DGF
De opbrengst DGF bedraagt totaal € 0,7 mln. Deze opbrengsten betreft de afhandeling van verdenkingen en uitbraken van dierziekten. De opbrengsten DGF kunnen als volgt worden gespecificeerd:
– Afhandeling Aviaire Influenza ad € 0,2 mln.
– Monitoring BSE/TSE ad € 0,1 mln.
– Overige uitbraken en verdenkingen ad € 0,4 mln.
Omzet derden
De opbrengsten retributie ad € 61,9 mln is € 4,0 mln lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door niet kostendekkende tarieven van onder andere de keuring roodvlees. Dit wordt grotendeels gecompenseerd door het ministerie ELI middels de bijdrage voor niet kostendekkende tarieven ad € 3,4 mln. Verder is er sprake van minder omzet bij import/export ivm economische terugval.
Bijzondere baten moederdepartement
In verband met de reorganisatie van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) is een voorziening ad € 22,5 mln getroffen. De voorziening wordt in de komende jaren aangewend ter dekking van de kosten van herplaatsingskandidaten, inclusief de kosten van sociaal flankerend beleid. Aan deze voorziening hebben EL&I (€ 12,5 mln) en VWS (€ 10 mln) bijgedragen. Het totale bedrag ad € 22,5 mln is betaald door EL&I.
Vrijval voorzieningen
De vrijval van voorzieningen is niet in de begroting opgenomen. De vrijval van de voorzieningen ad € 6,3 mln kan als volgt worden gespecificeerd:
– vrijval voorziening claims inzake ad € 0,9 mln.
– vrijval voorziening leegstand ad € 5,4 mln.
– vrijval voorziening personeel ad € 0,05 mln.
Overige baten
De overige baten ad € 7,3 mln zijn € 5,3 mln hoger dan begroot. Deze baten betreffen met name de uitvoering van door derden gefinancierde projecten. Dit betreft grotendeels door de Europese Unie gefinancierde projecten. De opbrengsten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
– opbrengst verkoop auto’s leaseplan ad € 0,9 mln.
– doorbelasting ICT kosten aan Plantkeur ad € 0,7 mln.
– projecten EVD ad € 1,9 mln.
– projecten Electronische Dienstverlening ad € 0,8 mln.
– overige projecten derden ad € 3,0 mln.
Personele kosten
De personele kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een bezetting boven de formatie en anderzijds door hogere kosten van inhuur derden.
De bezetting per 1 januari 2011 ad 2 422 FTE was hoger dan de toegestane formatie ad 2 148 FTE. Het bevorderen van de uitstroom was een belangrijk speerpunt in 2011. Tegelijkertijd moest de fusie en de reorganisatie in 2011 worden afgerond. Totaal is de bezetting eind 2011 aanzienlijk gekrompen. Deze uitstroom is grotendeels pas aan het eind van het jaar gerealiseerd middels de inzet van Sociaal Flankerend Beleid. Ondanks deze uitstroom zijn er per 1 januari 2012 van de 2 298 fte nog 152 medewerkers (138 FTE) herplaatsingskandidaten.
De overschrijding op de personele kosten ad € 45,3 mln kan dan ook als volgt worden verklaard.
– hogere bezetting personeel nVWA en hoger gemiddelde personeelskosten ad € 28,0 mln.
– hogere kosten inzet practitioners ad € 2,3 mln.
– inhuur derden ad € 15,0 mln.
De inhuur derden is voor een belangrijk deel ingezet voor het realiseren van de fusie (onder andere programma personeel en huisvesting), voor de uitvoering van de DHT controles (leeftijdsgrenzen), voor ICT en financiën.
Afschrijvingskosten immaterieel.
De afschrijvingskosten immaterieel (software en systeemontwikkeling) zijn € 1,6 mln lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de investeringen zowel in 2010 als in 2011 lager zijn dan begroot. Hierdoor zijn de afschrijvingskosten eveneens lager dan begroot.
Afschrijvingskosten materieel
In 2011 is een investering in dienstauto’s ad € 3,5 mln uitgesteld tot 2012. Mede hierdoor zijn de afschrijvingskosten lager dan begroot.
Balans per 31 december 2011
31-12-2011 |
1-1-2011 |
|
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
13 948 |
10 977 |
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
2 071 |
2 313 |
– installaties en inventarissen |
5 639 |
4 876 |
– overige materiële vaste activa |
14 984 |
16 068 |
Voorraden |
1 238 |
1 248 |
Debiteuren |
12 418 |
11 831 |
Nog te ontvangen |
19 924 |
13 185 |
Liquide middelen |
38 431 |
34 419 |
Totaal Activa |
108 653 |
94 918 |
Passiva |
||
Eigen vermogen |
||
– exploitatiereserve |
3 661 |
9 249 |
– onverdeeld resultaat |
259 |
– 5 587 |
Voorzieningen |
39 208 |
24 565 |
Leningen bij het ministerie van Financiën |
20 253 |
19 806 |
Crediteuren |
6 111 |
7 124 |
Nog te betalen |
39 161 |
39 761 |
Totaal Passiva |
108 653 |
94 918 |
Voorzieningen
Voorzieningen |
Boekwaarde 1-jan-2011 |
Dotatie |
Onttrekking |
Vrijval |
Boekwaarde 31-12-2011 |
---|---|---|---|---|---|
Claims, geschil, rechtsgeding |
1 357 |
175 |
– 50 |
– 875 |
607 |
Leegstand gebouwen |
22 513 |
0 |
– 1 405 |
– 5 395 |
15 713 |
Reorganisatie |
0 |
22 500 |
0 |
0 |
22 500 |
Personele kosten |
357 |
0 |
– 10 |
– 47 |
300 |
Projecten |
338 |
0 |
– 250 |
0 |
88 |
Totaal |
24 565 |
22 675 |
– 1 715 |
– 6 317 |
39 208 |
Eigen vermogen
De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 14,6 mln.
De Secretaris-Generaal besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming. Vooruitlopend op de besluitvorming hieromtrent is het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2011 gerubriceerd onder het eigen vermogen.
Kasstroomoverzicht over 2011
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
||
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen |
34 419 |
34 419 |
0 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
11 086 |
15 272 |
4 186 |
3a. |
Totaal investeringen (–/–) |
– 18 763 |
– 15 025 |
3 738 |
3b. |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
2 823 |
2 823 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 18 763 |
– 12 202 |
6 561 |
4a. |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
0 |
4b. |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
0 |
0 |
4c. |
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 12 195 |
– 10 123 |
2 072 |
4d. |
Beroep op leenfaciliteit (+) |
18 763 |
11 065 |
– 7 698 |
4. |
Totaal financieringskasstroom |
6 568 |
942 |
– 5 626 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
33 310 |
38 431 |
5 121 |
Toelichting
De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde kasstroom is positiever dan voorzien met name door de bijzondere bijdrage van € 22,5 mln van het moederdepartement ten behoeve van de voorziening reorganisatiekosten.
De totale investeringen zijn lager dan begroot. Dit is het gevolg van een terughoudend investeringsbeleid met name op de aanschaf van dienstauto’s. Ook de leningen zijn hierdoor lager dan begroot. De afgeroepen leningen zijn ook lager dan de investeringen in 2011. Een deel van de investeringen is gefinancierd uit eigen middelen.
De investeringen hebben betrekking op systeemontwikkeling (€ 6,3 mln), software (€ 0,7 mln) grond en gebouwen (€ 1,7 mln), installaties en inventaris is (€ 2,8 mln) en overige materiële vaste activa (€ 3,6 mln) met name gedaan vervanging van dienstauto’s.
Realisatie 2010 |
Begrotingscijfers |
Realisatie 2011 |
|
---|---|---|---|
Tarieven |
|||
Index in reële termen t.o.v. 2011 (2011 = 100) |
Nvt |
100 |
100 |
Omzet per productgroep (x € mln) |
|||
Klantinteractie en dienstverlening |
13 |
19,4 |
|
Toezicht |
164 |
159 |
|
Inlichtingen en opsporing |
13 |
11,9 |
|
Laboratoriumonderzoek |
20 |
20,4 |
|
Kennis en expertise |
10 |
11,3 |
|
FTE |
|||
Aantal FTE (excl. externe inhuur) |
2 250 |
2 347 |
|
Verhouding FTE direct/indirect |
1 800 / 450 |
1 802 / 545 |
|
Personeelskosten per fte |
€ 70 000 |
€ 64 869 |
|
Saldo van baten en lasten |
|||
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten |
0 % |
0,09% |
|
Productiviteit |
|||
Declarabele / productieve uren1 |
70 % |
73,6% |
|
Kwaliteit |
|||
Gegrond verklaarde bezwaarschriften (aantal en in %) |
100 (5%) |
50 (18%)1 |
|
Aantal klachten over handelen nVWA |
110 |
52 |
|
Aantal verzoeken, klachten en meldingen |
40 000 |
14 5972 |
|
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen2 |
95 % |
96,8% |
|
Aantal boetebeschikkingen per wet |
|||
– Warenwet |
2 500 |
2 275 |
|
– Tabakswet |
1 000 |
1 382 |
|
– Drank en horecawet |
200 |
331 |
|
– Wet gewasbescherming biociden |
300 |
330 |
|
– Gezondheid en Welzijnswet voor Dieren |
50 |
2183 |
|
– Geneesmiddelenwet |
10 |
24 |
|
Naamsbekendheid |
|||
–spontaan |
20 % |
17% |
|
–geholpen |
80 % |
75% |
Inclusief bezwaarschriften tegen bestuurlijke maatregelen VWS/I&M,
Bezwaarschriften geënt op ELI wetgeving n=40 % = 16.
Aantal verzoeken, klachten en meldingen en afhandelingsnelheid heeft alleen betrekking op de verzoeken die bij het klantcontactcentrum te Utrecht binnenkomen en worden geregistreerd in Moss.
1) |
Uitgave ten laste van de begroting 2011 |
2 955 512 573,79 |
2) |
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011 |
11 518 714 515,54 |
3) |
Liquide middelen |
7 769 581,52 |
|||
4) |
Rekening-courant RHB |
8 615 343 215,94 |
|||
4b) |
Te verrekenen begrotings-reserves |
132 714 345,84 |
4c) |
Begrotingsreserves |
132 714 345,84 |
5) |
Uitgaven buiten begrotingsverband (=intracomptabele vorderingen) |
12 827 381,95 |
6) |
Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden) |
72 738 237,66 |
7) |
Openstaande rechten |
0,00 |
7a) |
Tegenrekening openstaande rechten |
0,00 |
8) |
Extra-comptabele vorderingen |
1 406 595 284,86 |
8a) |
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen |
1 406 595 284,86 |
9a) |
Tegenrekening extra-comptabele schulden |
0,00 |
9) |
Extra-comptabele schulden |
0,00 |
10) |
Voorschotten |
7 394 740 897,28 |
10a) |
Tegenrekening voorschotten |
7 394 740 897,28 |
11a) |
Tegenrekening garantieverplichtingen |
4 924 452 971,61 |
11) |
Garantieverplichtingen |
4 924 452 971,61 |
12a) |
Tegenrekening openstaande verplichtingen |
18 528 765 971,24 |
12) |
Openstaande verplichtingen |
18 528 765 971,24 |
13) |
Deelnemingen |
1 420 566 263,95 |
13a) |
Tegenrekening deelnemingen |
1 420 566 263,95 |
TOTAAL |
45 399 288 487,98 |
TOTAAL |
45 399 288 487,98 |
Toelichting op de saldibalans
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.
Toelichting per balanspost
Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2011 |
2 955 512 573,79 |
De uitgaven over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 10, 21 en 22. |
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011 |
11 518 714 515,54 |
De ontvangsten over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 10, 21 en 22. |
Balanspost 3 Liquide middelen |
7 769 581,52 |
De post liquide middelen is samengesteld uit de aanwezige kas- en banksaldi van de kasbeheerders. Tevens is hierin opgenomen het saldo van de bankrekeningen welke worden aangehouden in het kader van BBMKB per 31 december 2011 ad € 6 736 599,77. |
Toelichting
Saldo 31-12-11 |
(x € 1 000) |
---|---|
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ |
1 |
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders |
6 740 |
Saldo rekening-courant TWA/CBIN |
1 029 |
Totaal |
7 770 |
Balanspost 4 Rekening Courant RHB |
8 615 343 215,94 |
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen EZ en het Ministerie van Financiën per 31 december 2011. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2011 van het Ministerie van Financiën. |
Balanspost 4c Begrotingsreserves |
132 714 345,84 |
De begrotingsreserves zijn een meerjarige budgettaire voorzieningen die EZ aanhoudt op afzonderlijke rekening-couranten bij het Ministerie van Financiën. |
Toelichting
EZ maakt gebruik van een viertal interne begrotingsreserves. De toevoegingen aan en onttrekkingen van deze reserves die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting plaatsvinden zijn in het jaarverslag toegelicht bij de artikelen 3, 4 en 5.
Deze post is per 31 december 2011 als volgt opgebouwd: |
|
---|---|
Reserves artikel 3 |
|
Begrotingsreserve scheepsbouwgarantie |
25 000 000,00 |
Begrotingsreserve groeifaciliteit GO |
63 357 865,84 |
Reserve artikel 4 |
|
Begrotingsreserve garantieregeling geothermie |
11 356 480,00 |
Reserve artikel 5 |
|
Begrotingsreserve SENO/GOM |
33 000 000,00 |
Totaal |
132 714 345,84 |
Balanspost 5 Uitgaven buiten begrotingsverband |
12 827 381,95 |
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend. |
Toelichting
De uitgaven buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag (x € 1 000) |
---|---|
Vorderingen op andere ministeries |
10 605 |
Vorderingen met betrekking tot beleidsuitgaven |
1 297 |
Vorderingen met betrekking tot apparaatsuitgaven |
925 |
Totaal |
12 827 |
Vorderingen op andere Ministeries
Het bedrag van € 10,6 mln onder vorderingen op andere Ministeries is met name afkomstig van het Agentschap NL (€ 10,1 mln) vanwege voor andere departementen uitgevoerde regelingen. De overige € 0,5 mln betreft vorderingen van het kerndepartement.
Vorderingen met betrekking tot beleidsuitgaven
Het bedrag van € 1,3 mln is voornamelijk het saldo van met opdrachtgevers van agentschappen te verrekenen posten.
Vorderingen met betrekking tot apparaatsuitgaven
Het bedrag van € 0,9 mln betreft voornamelijk de openstaande vordering op NWO (€ 0,3 mln) en overige salarisdebiteuren (€ 0,5 mln).
Balanspost 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband |
72 738 237,66 |
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten met derden zullen worden verrekend. |
De ontvangsten buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag (x € 1 000) |
---|---|
Schulden aan andere ministeries |
45 955 |
Schulden met betrekking tot beleidsuitgaven |
2 740 |
Schulden met betrekking tot apparaatsuitgaven |
24 043 |
Totaal |
72 738 |
Schulden aan andere Ministeries
Het bedrag van € 45,9 mln betreft met name door AGNL vooruit ontvangen bedragen voor de uitvoering van regelingen voor andere Ministeries. Het betreft voornamelijk het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een bedrag van € 37,3 mln en het Ministerie van Onderwijscultuur en Wetenschap voor een bedrag van € 7,9 mln.
Schulden met betrekking tot apparaatsuitgaven
Het bedrag van € 24,0 mln bestaat ondermeer uit de per 31 december 2011 af te dragen loonbelasting (€ 6,9 mln), af te dragen premies € 3,9 mln en een schuld van AgNL aan derden (o.a. depothouders) van € 2,4 mln wegens vooruit ontvangen octrooitaxen. De intracomptable schulden ad € 2,7 mln bestaan uit voornamelijk vóórgefinancierde bijdragen van andere medefinanciers dan departementen.
Balanspost 8 Extra-comptabele vorderingen |
1 406 595 284,86 |
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend. |
Toelichting
De extra-comptabele vorderingen zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag (x € 1 000) |
|
---|---|---|
Stand vorderingen 31.12.2010 |
1 330,3 |
|
Bij |
||
In 2011 ontstane vorderingen |
257,7 |
|
Bijgeschreven dividend/rente |
5,0 |
|
262,7 |
||
1 593,0 |
||
Af |
||
Ontvangsten |
–/– 137,8 |
|
Ontvangsten dividend/rente |
–/– 9,6 |
|
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding |
–/– 39,0 |
|
–/– 186,4 |
||
Stand vorderingen 31.12.2011 |
1 406,6 |
Uit het bovengenoemde verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2011 ontstane vorderingen € 262,7 mln is. De ontvangsten (incl. ontvangen dividend en rente) zijn voor € 29,7 mln door de NMa-CA gegenereerd. Op kredieten is door Agentschap NL € 7,8 mln ontvangen alsmede € 6,3 mln op BMKB. Een bedrag van € 25,5 mln komt uit GSMvergunningen.
De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 22,3 mln de BMKB en voor € 10,3 mln de TOK/TOP/MPO/KRE (incl. kwijtschelding van voorwaardelijke rente). De overige € 6,4 mln betreft de overige regelingen.
De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het Agentschap NL, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.
Direct opeisbare vorderingen
Het overzicht per artikel is als volgt:
Bedrag (x € 1 000) |
||
---|---|---|
Art 1 |
Diverse |
3,7 |
Art 2 |
EVD inzake afrekening jaarprogramma 2010 |
370,2 |
Vordering op NIVR na invaren Agentschap NL |
4 666,6 |
|
Art 3 |
Vordering gemeente Enschede en intrekking subsidie MKB. |
485,8 |
Art 4 |
Diverse |
110,0 |
Art 5 |
Diverse |
104,9 |
Art 8 |
Vordering op CPB |
113,2 |
Art 9 |
Afrekening CBS meerjarenprogramma |
159,3 |
Art 21 |
Diverse |
179,8 |
Overig apparaat |
2,1 |
|
AGNL |
Terug te vorderen subsidies |
18 557,8 |
Totaal |
24 753,4 |
Van de direct opeisbare vorderingen heeft een bedrag van 7,5 mln betrekking op 2011. De resterende vorderingen zijn van 2010 en ouder.
Bedrag (x € 1 000) |
||
---|---|---|
Art 1 |
Vorderingen van de Consumentenautoriteit |
892,1 |
Art 2 |
Renteloze lening aan Marin |
6 806,7 |
Lening aan Commanditaire Vennootschap Biopartner |
13 524,5 |
|
Kredietfaciliteit CVO aan het NIVR |
12 569,4 |
|
Lening aan Biomedbooster |
3 000,0 |
|
Art 3 |
Leningen aan EIM |
769,7 |
Leningen aan NESEC |
1 934,2 |
|
Renteloze lening aan het LIOF |
17 088,2 |
|
Vordering op de NOM |
372,6 |
|
Renteloze lening BOM |
4 880,0 |
|
Renteloze lening Stichting Microkredieten |
16 966,2 |
|
Lening aan Nedermaas Hightech |
8 542,0 |
|
Lening aan de Gemeente Eindhoven |
7 000,0 |
|
Diverse |
89,9 |
|
Art 5 |
Leningen aan Indonesië en Egypte beheerd door het NIO |
9 527,5 |
Art 10 |
Te vergoeden termijnen inzake GSM vergunningen |
25 457,3 |
Art 21 |
Diverse |
296,5 |
AGNL |
Te innen aflossingen op (innovatieve) kredieten |
83 125,8 |
Vorderingen inzake ontwikkelingskredieten |
89 185,5 |
|
Vorderingen inzake luchtvaartkredieten |
58 330,1 |
|
Vorderingen inzake UK, SEED en innovatiekredieten |
28 738,4 |
|
Totaal |
389 096,6 |
Van de op termijn opeisbare vorderingen is een bedrag van 84 580,4 mln opeisbaar binnen 1 jaar. Het resterende bedrag is na 1 jaar of meer opeisbaar.
Kredietfactiliteit CVO aan het NIVR
In 2012 zal de verevening met het NIVR moeten plaatsvinden.
AgentschapNL
Het merendeel van de vorderingen van Agentschap NL (161 471,3) heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.
Geconditioneerde vorderingen
Bedrag (x € 1 000) |
||
---|---|---|
Art 2 |
Revolving fund van het NIVR (mogelijk in 2012 afrekening) |
11 181,6 |
Art 2 |
Diverse |
567,2 |
Art 3 |
Consortium bijdrage JSF |
278 755,0 |
Vordering op United Nations University |
6 806,7 |
|
Lening aan Volvo |
396,1 |
|
Diverse |
9 693,3 |
|
Art 4 |
Vordering op COVRA |
18 200,0 |
Borgen radioactiviteit |
4 773,6 |
|
AGNL |
Investeringsfaciliteit opkomende markten door FMO |
97 656,5 |
BBMKB-regeling |
201 344,7 |
|
Faillissementen en niet gerealiseerde omzetten |
133 406,4 |
|
Diverse |
8 215,5 |
|
NMA |
Diverse opgelegde boetes |
221 748,7 |
Totaal |
992 745,3 |
Revolving fund van het NIVR
In het revolving fund van het NIVR werden aflossing op kredieten en royalties gestort. Het NIVR mocht het revolving fund aanwenden voor activiteiten. Door de overgang van het NIVR naar AGNL valt het fonds toe aan EL&I. Naar verwachting zal in 2012 het revolving fund worden afgerekend met EL&I. De stand is te hoog omdat enkele posten nog niet zijn geboekt. De vordering zou € 4 404,0 mln moeten zijn.
Consortium bijdrage JSF
Deze vordering inzake de Nederlandse bijdrage aan de JSF is een inschatting van de toekomstige opbrengsten op grond van de herziene omzetprognoses. De vordering is berekend op basis van het prijspeil 2011.
Balanspost 10 Voorschotten |
7 394 740 897,28 |
Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. |
Toelichting
Beleidsartikelen |
2007 en eerder |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|
01 Markten |
0 |
0 |
1 005 |
3 423 |
16 092 |
20 520 |
02 Innovatie |
77 386 |
66 693 |
146 043 |
329 354 |
710 960 |
1 330436 |
03 Ondernemersklimaat |
101 875 |
56 535 |
127 576 |
177 901 |
257 677 |
721 564 |
04 Energie huishouding |
64 496 |
1 758 367 |
679 358 |
799 102 |
846 127 |
4 147 450 |
05 Internationale Economische Betrekkingen |
7 013 |
4 291 |
5 206 |
14 693 |
73 637 |
104 840 |
09 Statistiek |
0 |
0 |
195 420 |
192 269 |
191 676 |
579 365 |
10 Elektronische Communicatie |
2 722 |
2 411 |
3 116 |
26 627 |
57 881 |
92 757 |
99 Buiten Begrotingsverband |
12 965 |
14 405 |
47 859 |
100 148 |
222 430 |
397 808 |
Totaal |
266 457 |
1 902 702 |
1 205 583 |
1 643 517 |
2 376 480 |
7 394 741 |
Op artikel 4 zijn onder andere de voorschotten verantwoord inzake bijdrage MEP voor een bedrag van € 3 583,9 mln.
Op artikel 9 zijn de voorschotten inzake bijdrage CBS verantwoord voor de jaren 2008 tot en met 2010 voor een bedrag van € 579,4 mln. De voorschotten CBS worden per programmeringsperiode afgerekend. Het jaar 2008 valt in het meerjarenprogramma 2004 – 2008 en zal naar verwachting in 2012 worden afgerekend. De jaren 2009 en 2010 vallen in programma 2009 – 2013 waardoor afrekening na 2013 zal plaatsvinden.
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2011 |
Bedrag |
---|---|
Beginstand 1 januari 2011 |
6 722 124 546,80 |
Verstrekte voorschotten |
2 538 634 398,71 |
Afgerekende voorschotten |
– 1 866 018 048,23 |
Eindstand 31 december 2011 |
7 394 740 897,28 |
De betaalde bedragen aan Loyalis zijn niet meer in de voorschotten verantwoord. De in voorgaande jaren opgenomen voorschotten aan Loyalis zijn daarom technisch eindafgerekend.
Balanspost 11 Garantieverplichtingen |
4 924 452 971,61 |
De garantieverplichtingen per 31 december 2011 zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen aan derden die pas tot uitbetaling leiden als bij de wederpartij zich bepaalde omstandigheden voordoen. |
Toelichting
Het verloop van de garantieverplichtingen in 2011 was als volgt:
Saldo garantieverplichtingen tot en met 2010 |
4 591,1 |
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2011 |
1 198,3 |
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2011 |
–/– 78,1 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties |
–/– 786,8 |
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2011 |
4 924,5 |
Circa de helft van dit bedrag (€ 2 567,8 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 908,8 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 498,1 mln. Aan verliesafdekking is € 73,6 mln betaald.
De andere helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2011 bestaat uit voornamelijk garanties Groeifinancieringsfaciliteit € 869,5 mln ( art 3), COVA (art. 4) € 1 325,0 mln en garanties ten behoeve het CBS (art 9) van € 81 mln en OPTA (art 10) van € 9 mln.
Balanspost 12 Verplichtingen |
18 528 765 971,24 |
De openstaande verplichting per 31 december 2011 kunnen vanaf 2012 tot betaling leiden. |
Toelichting
Het verloop van de verplichtingen in 2011 was als volgt:
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 2010 |
17 162,9 |
Bij: Aangegane verplichtingen in 2011 |
5 264,2 |
Af: Betalingen op verplichtingen in 2011 |
–/– 3 209,3 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties |
–/– 689,0 |
Saldo verplichtingen ultimo 2011 |
18 528,8 |
In 2011 is de administratie opgeschoond voor de overgang naar Oracle. Er is € 689,0 mln ingetrokken. Dit bedrag is inclusief verplichtingen buiten begrotingsverband. Van de in 2011 aangegane verplichtingen vloeit een bedrag van € 3,0 miljard voort uit «verduurzaming van de energiehuishouding».
Omvangrijke negatieve bijstellingen
In onderstaande tabel zijn de reguliere bijstellingen (intrekkingen) per artikel opgenomen.
Art. |
Omschrijving |
(x € 1 mln) |
---|---|---|
1 |
Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa |
0,1 |
2 |
Een sterk innovatievermogen |
61,6 |
3 |
Concurrerend ondernemingsklimaat |
841,3 |
4 |
Doelmatige en duurzame energiehuishouding |
482,7 |
5 |
Internationale economische betrekkingen |
21,3 |
10 |
Elektronische communicatie en post |
2,0 |
21 |
Algemeen |
0,5 |
Buiten begrotingsverband |
66,3 |
|
Totaal |
1 475,8 |
De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.
Een belangrijk deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door Agentschap NL worden uitgevoerd. Op innovatievouchers is € 13,1 mln ingetrokken.
De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 15,1 mln betrekking op aan BZK overgedragen TOPPERdossiers en voor € 8,9 mln op BSRI. Op bedrijventerreinen is € 13,9 mln ingetrokken en op Innovatiedossiers € 28 mln. Het Bio Science Park ging voor € 10 mln niet door. Op de MKB en de groeifaciliteit is € 498,1 mln respectievelijk € 288,7 mln ingetrokken.
De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op MEP 352,6 mln, «wind op land» € 18,1 mln, zonnenergie 27,9 mln, vergisting € 48,1 mln, El. Coverg 20,6 mln.
Bovendien is er voor € 17,2 mln aan regelingen van VROM overgenomen (Straling en Elektrische auto)
De intrekkingen van artikel 5 betreffen voor € 5,0 mln Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 7,8 mln viel vrij op Economische Samenwerking PSO.
De intrekkingen op artikel 10 bedroegen € 2,0 mln. Het betreft voornamelijk bijdrage aan OPTA, PRIMA en ICT/frequenties.
De intrekkingen op «verplichtingen buiten begrotingsverband» hadden voornamelijk betrekking op door Agentschap NL voor BUZA, I&M (V&W) en OCW uitgevoerde regelingen. (€ 57,1)
Balanspost 13 Deelnemingen |
1 420 566 263,95 |
Toelichting
Naam |
Nominaal |
Betaald |
|||
---|---|---|---|---|---|
Ultimo 2010 |
Ultimo 2011 |
Ultimo 2010 |
Ultimo 2011 |
Deeln.% |
|
N.V. NOM |
51 879,8 |
51 879,8 |
51 879,8 |
51 879,8 |
99,9 |
N.V. LIOF |
50 373,2 |
50 373,2 |
50 373,2 |
50 373,2 |
94,4 |
Oost N.V. |
26 263,5 |
26 263,5 |
35 714,1 |
35 714,1 |
65,2 |
N.V. BOM |
19 153,6 |
19 153,6 |
21 090,2 |
21 090,2 |
57,6 |
GasTerra B.V. |
18 000,0 |
18 000,0 |
18 151,2 |
18 151,2 |
10 |
EBN NV |
128 137,5 |
128 137,5 |
1 243 357,8 |
1 243 357,8 |
100 |
NOVEM B.V. |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Totaal |
293 807,6 |
293 807,6 |
1 420 566,3 |
1 420 566,3 |
In 2011 waren er geen mutaties op deelnemingen.
1) |
Uitgaven ten laste van de begroting 2011 |
2 988 121 752,36 |
2) |
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011 |
428 302 945,93 |
3) |
Liquide middelen |
132 625 608,67 |
4a) |
Rekening-courant RHB |
3 170 373 205,95 |
4b) |
Te verrekenen begrotings-reserves |
284 974 187,74 |
4c) |
Begrotingsreserves |
284 974 187,74 |
5) |
Uitgaven buiten begrotingsverband (=intracomptabele vorderingen) |
649 558 268,14 |
6) |
Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden) |
171 629 477,29 |
7) |
Openstaande rechten |
0,00 |
7a) |
Tegenrekening openstaande rechten |
0,00 |
8) |
Extra-comptabele vorderingen |
1 696 191 425,40 |
8a) |
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen |
1 696 191 425,40 |
9a) |
Tegenrekening extra-comptabele schulden |
9 353,88 |
9) |
Extra-comptabele schulden |
9 353,88 |
10) |
Voorschotten |
3 476 720 522,80 |
10a) |
Tegenrekening voorschotten |
3 476 720 522,80 |
11a) |
Tegenrekening garantieverplichtingen |
949 966 813,25 |
11) |
Garantieverplichtingen |
949 966 813,25 |
12a) |
Tegenrekening openstaande verplichtingen |
2 623 057 890,15 |
12) |
Openstaande verplichtingen |
2 623 057 890,15 |
13) |
Deelnemingen |
0,00 |
13a) |
Tegenrekening deelnemingen |
0,00 |
Totaal |
12 801 225 822,39 |
Totaal |
12 801 225 822,39 |
Toelichting op de saldibalans
Algemeen
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.
Toelichting per balanspost
Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2011 |
2 988 121 752,36 |
De uitgaven over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 31 t/m 39 |
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011 |
428 302 945,93 |
De ontvangsten over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 31 t/m 39 |
Balanspost 3 Liquide middelen |
132 625 608,67 |
De post liquide middelen is samengesteld uit de aanwezige banksaldi bij kasbeheerders inzake contante waarborgen en enkele kleine kassen. Tevens is hierin opgenomen het saldo van de bankrekening van LNV bij het Groenfonds per 31 december 2011 ad. € 125 877 820,31. |
Balanspost 4a Rekening-Courant RHB-Financiën |
3 170 373 205,95 |
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen LNV en het Ministerie van Financiën per 31 december 2011. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2011 van het Ministerie van Financiën. |
Toelichting
Het saldo rekening-courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: |
|
---|---|
Bedrag |
|
LNV |
2 256 334 071,05 |
LNV / EOGFL / EM (LEF) |
914 039 134,90 |
Totaal |
3 170 373 205,95 |
Op de rekening-courant LNV / EOGFL / EM (LEF) vindt verantwoording plaats van de Europese regelingen van het Europees LandbouwGarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor de PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Bij een deel van deze regelingen vindt nationale financiering plaats waardoor de rekening-courant niet gelijk is aan de vordering op de Europese Commissie. |
Balanspost 4c Begrotingsreserves |
284 974 187,74 |
De begrotingsreserves zijn een meerjarige budgettaire voorziening die LNV aanhoudt op afzonderlijke rekening-couranten bij het Ministerie van Financiën. |
Toelichting
LNV maakt gebruik van een viertal interne begrotingsreserves. De toevoegingen aan en onttrekkingen van deze reserves die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting plaatsvinden zijn in het jaarverslag toegelicht bij artikel 31 en 39.
Deze post is per 31 december 2011 als volgt opgebouwd: |
|
---|---|
Reserves artikel 31 |
|
Begrotingsreserve Landbouw |
38 916 828,05 |
Begrotingsreserve Visserij |
26 870 965,21 |
Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit |
49 186 394,48 |
Reserve artikel 39 |
|
Begrotingsreserve apurement/rechtszaken |
170 000 000,00 |
Totaal |
284 974 187,74 |
Balanspost 5 Uitgaven buiten begrotingsverband |
649 558 268,14 |
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend. |
Toelichting
De uitgaven buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag |
---|---|
Vorderingen DLG inzake POP |
23 509 646,32 |
Vordering DGF inzake BSE |
1 911 198,57 |
EU uitgaven ELGF |
584 739 033,37 |
EU uitgaven ELFPO |
33 751 638,69 |
Gefinancierde interventievoorraad |
5 307 517,52 |
Diverse |
339 233,67 |
Totaal |
649 558 268,14 |
Vorderingen DLG inzake POP
Het betreft met name vorderingen op co-financiers van Dienst Landelijk Gebied naar aanleiding van de uitvoering van het Plattelands Ontwikkelings Programma.
Te verrekenen met DGF inzake BSE
Dienst Regelingen is belast met de uitvoering van de dierziektebestrijding. De financiële middelen voor de dierziektebestrijding zijn in het DierGezondheidsFonds beschikbaar. De vordering zal in 2012 verrekend worden.
EU uitgaven ELGF en ELFPO
De gelden die LNV voor de Europese fondsen ELGF en ELFPO voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 – 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2012 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabellen geven inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF en ELFPO van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
Omschrijving |
Bedrag |
|
---|---|---|
Restant ELGF vordering voorgaande dienstjaar |
714 045,17 |
|
Boekjaar 2011, in 2010 gerealiseerde uitgaven1 |
223 076 978,66 |
|
Vordering 31 december 2010 |
223 791 023,83 |
|
Boekjaar 2011, in 2011 gerealiseerde uitgaven |
654 074 956,95 |
|
Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2011 |
–/– 876 800 061,94 |
|
Nog te vorderen boekjaar 20112 |
1 065 918,84 |
|
Boekjaar 2012, in 2011 gerealiseerde uitgaven |
583 673 114,53 |
|
Vordering 31 december 2011 |
584 739 033,37 |
Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.
Te vorderen als gevolg van correcties in de jaaraangifte 2010 (€ 714 045,17) en 2011 ( € 351 873,67). Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2010 en 2011 in 2012 definitief vaststellen en de correcties verrekenen.
Omschrijving |
Bedrag |
|
---|---|---|
Restant ELFPO schuld voorgaande dienstjaar |
–/– 3 210 696,59 |
|
Boekjaar 2011, in 2010 gerealiseerde uitgaven1 |
25 772 316,23 |
|
Vordering 31 december 2010 |
22 561 619,64 |
|
Boekjaar 2011, in 2011 gerealiseerde uitgaven |
45 664 561,65 |
|
Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2011 |
–/– 66 459 914,92 |
|
Afrekening 2010 |
3 210 696,59 |
|
Nog te vorderen2 |
4 976 962,96 |
|
Boekjaar 2012, in 2011 gerealiseerde uitgaven |
28 774 675,73 |
|
Vordering 31 december 2011 |
33 751 638,69 |
Het boekjaar voor het ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar
Te vorderen als gevolg van correcties in de jaaraangifte 2011. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2011 in 2012 definitief vaststellen en de correctie verrekenen.
Magere melkpoeder |
Pallets |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Beginvoorraad |
22 262 118,26 |
161 830,00 |
22 423 948,26 |
Waardevermeerdering |
12 499 216,13 |
0,00 |
12 499 216,13 |
Aankopen |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
Verkopen |
–/–29 489 166,87 |
–/– 126 480,00 |
–/–29 615 646,87 |
Eindvoorraad |
5 272 167,52 |
35 350,00 |
5 307 517,52 |
Diverse
Dit betreft ondere andere personeelsgerelateerde vorderingen.
Balanspost 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband |
171 629 477,29 |
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend. |
Toelichting
De ontvangsten buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag |
---|---|
Diverse |
8 281 889,78 |
Contante waarborgen productschappen |
6 060 162,41 |
Reservering bezwaar SFSH |
1 551 919,07 |
Werkkapitaal ELFPO |
34 056 481,69 |
Bommenregeling |
11 422 012,16 |
Vooruitbetaling uitvoering ILG |
36 495 545,78 |
Vooruitbetaling derden diverse projecten |
73 761 466,40 |
Totaal |
171 629 477,29 |
Diverse
Het betreft hier ontvangen gelden voor diverse projecten (Pin Matra, EU projecten) die door LNV worden uitgevoerd en gelden die bestemd zijn voor DGF en de productschappen.
Contante waarborgen productschappen
De productschappen ontvangen per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten en uitvoerrestituties. Als aan de voorwaarden voor de certificaten en restituties is voldaan dan betalen de productschappen op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.
Reservering bezwaar SFSH
In het kader van de superheffing voor melkproducenten wordt het aan het ELGF verschuldigde bedrag bepaald op basis van de landelijke overschrijding van het melkquotum. De som van de door de individuele heffingplichtige verschuldigde bedragen is in de regel hoger dan de landelijke overschrijding. Regelgeving schrijft voor dat de som van de individuele heffingsopleggingen niet kleiner mag zijn dan het aan het ELGF verschuldigde bedrag. De op deze wijze ontstane extra heffing wordt het «schommelfonds» genoemd. Het «schommelfonds» kan gebruikt worden in die gevallen waarbij als gevolg van een beslissing op bezwaar aan een heffingplichtige eerder opgelegde heffing moet worden gecorrigeerd.
Werkkapitaal ELFPO
In verordening (EG) nr. 1290/2005 (art 25 lid 1) is bepaald dat na vaststelling door de commissie van het programma voor plattelandsontwikkeling (2007 – 2013) een voorfinanciering van 7% zal plaatsvinden van de bijdrage uit het ELFPO voor het betreffende programma. In 2007 heeft de commissie het programma voor plattelandsontwikkeling van Nederland goedgekeurd en de voorfinanciering aan LNV betaald. Bij de afsluiting van het programma zal het werkkapitaal worden verrekend.
Bommenregeling
Dienst Regelingen voert in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bommenregeling uit. Voor de uitgaven van deze regeling stelt het Ministerie van Binnenlandse Zaken vooraf gelden beschikbaar aan Dienst Regelingen.
Vooruitbetaling uitvoering ILG
Dienst Landelijk Gebied draagt zorg voor de uitvoering van de ILG. De provincies stellen gelden beschikbaar voor deze uitvoering. Per balansdatum heeft DLG voor twee provincies een bedrag van € 394 844,02 voorgefinancierd en door tien provincies is een bedrag van € 36 890 389,80 vooruitbetaald.
Vooruitbetaling derden diverse projecten
Deze post betreft onder andere door DLG ontvangen bedragen van I&M en RWS voor de sanering van asbestwegen in Oost-Nederland en voor het project Millenwaard.
Balanspost 8 Extra Comptabele Vorderingen |
1 696 191 425,40 |
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen. |
Toelichting
De extra comptabele vorderingen zijn als volgt te specificeren: |
Bedrag |
---|---|
Diverse |
107 974 977,80 |
Vorderingen uit garantiestellingen |
24 940 982,97 |
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen |
2 234 246,00 |
Landbouwgronden |
928 220 834,71 |
Leningen |
102 562 586,33 |
Gestelde zekerheden |
530 257 797,59 |
Totaal |
1 696 191 425,40 |
Diverse
Betreft diverse vorderingen onder andere van Dienst Regelingen in het kader van de uitvoering van Europese regelingen en nationale regelingen (slachtpremieregeling, taxatiekosten, superheffingen, mestbeleid, suikerheffingen).
Vorderingen uit garantiestellingen
In 2010 heeft LNV de rechten en verplichtingen van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw overgenomen. Het gaat hier om vorderingen op agrarische ondernemingen die overgenomen zijn van kredietinstellingen. Deze vorderingen komen voort uit leningen waarop garantstellingen van LNV van toepassing waren.
Mineralen Boekhouding Bureau Heffingen
Betreft vorderingen in het kader van de uitvoering en inning van de mineralen-, varkens- en overschotheffing.
Landbouwgronden
Het saldo van de landbouwgronden bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van LNV aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 441 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden gronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 389 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd. Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 98 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.
Bedrag |
|
---|---|
WUR (Stichting DLO) |
80 919 723,09 |
WUR Praktijkonderzoek |
17 938 499,03 |
WUR IAC/ILRI |
3 704 364,21 |
Totaal |
102 562 586,33 |
Gestelde zekerheden
Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij:
Bedrag |
|
---|---|
Productschappen Vee, Vlees en Eieren |
370 621 137,26 |
Productschap Tuinbouw |
17 324 882,47 |
Dienst Regelingen |
142 311 777 86 |
Totaal |
530 257 797,59 |
Balanspost 9 Extra comptabele schulden |
9 353,88 |
Balanspost 10 Voorschotten |
3 476 720 522,80 |
Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2011 nog niet waren verrekend. |
Toelichting
Beleidsartikelen |
2007 en eerder |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|
31 Duurzaam ondernemen |
12 895 |
4 631 |
13 453 |
22 654 |
67 618 |
121 251 |
32 Agrarische ruimte |
20 595 |
38 094 |
65 801 |
70 565 |
40 382 |
235 437 |
33 Natuur |
296 151 |
314 170 |
292 041 |
297 158 |
504 628 |
1 704 148 |
34 Landschap en recreatie |
117 040 |
114 479 |
44 493 |
72 166 |
198 262 |
546 440 |
35 Voedselkwaliteit & Diergezondheid |
3 472 |
460 |
1 145 |
3 931 |
15 302 |
24 310 |
36 Kennis en innovatie |
48 472 |
46 072 |
53 199 |
63 874 |
304 724 |
516 341 |
37 Bodem, water en reconstructie zandgebieden |
45 458 |
48 366 |
56 702 |
73 000 |
78 347 |
301 873 |
39 Algemeen |
0 |
0 |
130 |
871 |
25 920 |
26 921 |
Totaal |
544 083 |
566 272 |
526 964 |
604 219 |
1 235 183 |
3 476 721 |
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2011 |
Bedrag |
---|---|
Beginstand 1 januari 2011 |
2 896 541 829,95 |
Verstrekte voorschotten |
1 308 563 120,04 |
Eindafgerekende voorschotten |
– 728 384 427,19 |
Eindstand 31 december 2011 |
3 476 720 522,80 |
De voorschotten in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied op de artikelen 32, 33, 34 en 37 worden pas in 2014 of later eindafgerekend. Het totaal van de voorschotten voor de ILG bedraagt per 31 december 2011 € 2 481,2 mln.
Balanspost 11 Garantieverplichtingen |
949 966 813,25 |
De garantieverplichtingen per 31 december 2011 zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen aan derden die pas tot uitbetaling als bij de wederpartij zich bepaalde omstandigheden voordoen. |
Toelichting
Artikel |
a) ten behoeve van |
Ingangsdatum |
looptijd in jaren |
Maximaal verleend |
Lopende verplichting |
---|---|---|---|---|---|
b) aan |
|||||
31 |
Garantieverplichtingen |
814 559 953,60 |
468 100 532,40 |
||
33 |
a)Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen |
||||
b) Alg. Spaarbank voor Nederland |
01-04-1992 |
30 |
3 630 241,73 |
2 157 151,83 |
|
05-06-1992 |
30 |
4 537 802,16 |
2 697 460,13 |
||
11-07-1997 |
19 |
6 096 874,52 |
2 327 463,58 |
||
b) Bank Nederlandse Gemeenten |
02-06-1997 |
18 |
5 912 147,70 |
1 862 418,34 |
|
22-10-1998 |
30 |
4 991 582,38 |
3 665 109,23 |
||
15-03-1999 |
30 |
4 084 021,94 |
3 079 740,43 |
||
30-06-1999 |
20 |
2 362 505,84 |
1 199 044,09 |
||
30-01-2001 |
20 |
2 834 516,70 |
1 772 142,16 |
||
28-02-2001 |
30 |
9 075 604,32 |
7 418 933,20 |
||
01-10-2001 |
20 |
5 230 000,00 |
3 258 137,48 |
||
19-11-2001 |
30 |
9 075 000,00 |
7 271 682,63 |
||
24-12-2002 |
10 |
9 100 000,00 |
9 100 000,00 |
||
18-09-2003 |
20 |
18 513 818,97 |
10 115 869,48 |
||
b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis |
15-12-1997 |
20 |
2 359 657,12 |
1 006 583,34 |
|
b) Ned. Waterschaps Bank |
16-09-2002 |
10 |
12 942 443,00 |
8 570 442,99 |
|
b) Ministerie van Financiën |
15-12-2003 |
10 |
9 076 000,00 |
7 666 000,00 |
|
01-04-2004 |
10 |
21 452 780,72 |
11 822 780,72 |
||
15-11-2004 |
10 |
9 076 000,00 |
7 766 000,00 |
||
15-12-2004 |
10 |
24 100 000,00 |
20 570 000,00 |
||
05-01-2005 |
10 |
22 100 000,00 |
19 370 000,00 |
||
15-09-2005 |
10 |
16 064 658,84 |
13 545 000,00 |
||
30-12-2005 |
10 |
9 076 000,00 |
7 906 000,00 |
||
19-01-2006 |
10 |
45 000 000,00 |
40 190 000,00 |
||
26-01-2006 |
10 |
21 110 000,00 |
18 850 000,00 |
||
14-03-2006 |
10 |
9 076 000,00 |
8 176 000,00 |
||
31-01-2007 |
10 |
65 090 000,00 |
60 150 000,00 |
||
31-01-2007 |
10 |
9 076 000,00 |
8 386 000,00 |
||
02-07-2007 |
10 |
8 967 515,48 |
8 335 000,00 |
||
31-01-2008 |
10 |
9 076 000,00 |
8 566 000,00 |
||
02-06-2008 |
10 |
2 586 310,86 |
2 322 310,86 |
||
23-06-2008 |
10 |
22 000 000,00 |
20 880 000,00 |
||
02-02-2009 |
10 |
9 076 000,00 |
8 746 000,00 |
||
27-02-2009 |
10 |
20 000 000,00 |
19 250 000,00 |
||
11-09-2009 |
10 |
3 678 465,17 |
3 307 000,17 |
||
30-09-2009 |
10 |
10 000 000,00 |
9 607 000,00 |
||
01-12-2009 |
10 |
15 000 000,00 |
14 404 000,00 |
||
23-12-2009 |
26 |
13 610 000,00 |
12 600 000,00 |
||
23-12-2009 |
26 |
12 140 000,00 |
11 290 000,00 |
||
16-07-2010 |
10 |
1 545 796,70 |
1 485 195,69 |
||
01-04-2010 |
10 |
9 076 000,00 |
8 896 000,00 |
||
01-04-2010 |
10 |
15 000 000,00 |
14 700 000,00 |
||
06-08-2010 |
10 |
15 000 000,00 |
14 700 000,00 |
||
03-11-2010 |
10 |
15 000 000,00 |
14 660 000,00 |
||
Subtotaal artikel 33 |
542 799 744,15 |
463 648 466,35 |
|||
36 |
b) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs |
30 630 241,73 |
18 217 814,50 |
||
Totaal generaal |
1 387 989 939,48 |
949 966 813,25 |
Balanspost 12 Openstaande verplichtingen |
2 623 057 890,15 |
---|---|
De openstaande verplichtingen per 31 december 2011 kunnen vanaf 2012 tot betaling leiden. |
Toelichting
Beleidsartikelen |
Stand per 01-01-2011 |
In 2011 aangegaan + |
Negatieve bijstelling –/– |
Uitgaven –/– |
Stand per 31-12-2011 |
---|---|---|---|---|---|
31 Duurzaam ondernemen |
224 302 |
355 905 |
26 006 |
322 485 |
231 716 |
32 Agrarische ruimte |
113 279 |
24 331 |
10 719 |
58 458 |
68 433 |
33 Natuur |
1 172 315 |
217 520 |
4 128 |
648 416 |
737 291 |
34 Landschap en recreatie |
442 428 |
68 986 |
3 396 |
236 036 |
271 982 |
35 Voedselkwaliteit & Diergezondheid |
24 097 |
107 424 |
1 435 |
111 198 |
18 888 |
36 Kennis en innovatie |
966 129 |
949 231 |
14 218 |
996 498 |
904 644 |
37 Bodem, water en reconstructie zandgebieden |
267 314 |
18 514 |
2 578 |
96 954 |
186 296 |
39 Algemeen |
2 390 |
518 781 |
230 |
518 077 |
2 864 |
Subtotaal |
3 212 254 |
2 260 692 |
62 710 |
2 988 122 |
2 422 114 |
Buiten begrotingsverband |
204 568 |
106 282 |
70 272 |
39 634 |
200 944 |
Totaal generaal |
3 416 822 |
2 366 974 |
132 982 |
3 027 756 |
2 623 058 |
Financiering (realisatiecijfers X € 1 000) |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Externe organisatie (met wettelijke en/of bestuurlijke taak) |
RWT |
ZBO |
Functie |
Begrotings- artikel(en) |
Begroting |
Premies |
Tarieven |
Verwijzing( URL-link) naar website RWT/ZBO |
Verwijzing (URL-link) naar toezichtsvisies/- arrangementen1 |
het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is |
|
1 |
Agrarische Opleidingscentra (13) |
X |
X 2 |
De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau. |
36 |
492 275 |
|||||
2 |
Bureau Beheer Landbouwgronden/ Commissie Beheer Landbouwgronden |
X |
X 3 |
BBl is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu |
33, 34 |
||||||
3 |
College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB) |
X |
X |
Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op basis van Europees geharmoniseerde wet- en regelgeving. |
31 |
2 239 |
5 360* |
V * |
|||
4 |
AOC Raad (Bureau Erkenningen) |
X |
Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad, in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming. |
Geen bijdrage |
|||||||
5 |
Faunafonds |
X |
X3 |
Taken FF: het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; het in daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten; gedeputeerde staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken die hen zijn opgedragen krachtens de Flora- en Faunawet; de minister van advies dienen bij het ontwerp van algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. |
33 |
20 853 |
|||||
6 |
Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën 5 |
X3 |
34 |
Geen bijdrage |
|||||||
7 |
Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen |
X |
X2 |
De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau. |
36 |
79 165 |
|||||
8 |
Kamer voor de Binnenvisserij |
X6 |
Geen bijdrage |
||||||||
9 |
Raad voor de Plantenrassen |
X |
De Raad voor Plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht). |
39 |
1 056 |
||||||
10 |
Reconstructiecommissie Midden Delfland5 |
X3 |
34 |
Geen bijdrage7 |
|||||||
11 |
Regionale Grondkamers (5) |
X6 |
Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde. |
Geen bijdrage |
|||||||
12 |
Rendac BV |
X |
Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie). |
35 |
Geen bijdrage |
||||||
13 |
Staatsbosbeheer |
X |
X3 |
Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen: het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer; het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer; het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout. |
33, 34 |
89 392 |
V * |
||||
14 |
Stichting Bloembollenkeuringsdienst |
X |
X |
Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen, de Plantenziektenwet en aan Europese wetgeving m.b.t. bloembollen. |
Geen bijdrage |
7 273 |
V * |
||||
15 |
Stichting Borgstellingsfonds Landbouw 8 |
X |
Geen bijdrage |
||||||||
16 |
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel |
X |
X |
Controle en inspectie, erkenningen, keuringen van zuivelproducten en het uitreiken van merken, tekenen van bewijsstukken op basis van de Landbouwkwaliteitswet. |
35 |
Geen bijdrage |
6 540* |
V * |
|||
17 |
Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten |
X |
X |
Controle op grond van het Landbouwkwaliteitsbesluit (LKB) Eieren en het LKB Eiproducten van de naleving van de wettelijke regels voor eieren vastgelegd in onder andere het Legkippenbesluit en de EU-verordening voor de handelsnormen voor eieren. |
Geen bijdrage |
1 170* |
V * |
||||
18 |
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
X |
In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied. |
36 |
|||||||
19 |
Stichting Fonds MKZ-AI |
X |
Geen bijdrage |
||||||||
20 |
Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden |
X |
X |
Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden. |
Geen bijdrage |
2 943 |
V * |
||||
21 |
Stichting Kwaliteitscontrolebureau Groente en Fruit |
X |
X |
Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Plantenziektenwet en de Landbouwkwaliteitsregeling Controle Groenten en Fruit voor import en export. |
31 |
Geen bijdrage |
10 585* |
V * |
|||
22 |
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw |
X |
X |
Stichting NAK-tuinbouw geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. tuinbouwteeltmateriaal in de sectoren bloemisterij-, fruit- en groentegewassen. |
Geen bijdrage |
15 500 |
V * |
||||
23 |
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) |
X |
X |
Stichting NAK geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen. |
Geen bijdrage |
17 994* |
V * |
||||
24 |
Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Landbouw |
X |
Het doel is de bevordering van de ontwikkeling en sanering van de landbouw. (art. 2 statuten). Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de landbouw. |
Geen bijdrage |
|||||||
25 |
Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Visserij8 |
X |
Geen bijdrage |
||||||||
26 |
Wageningen Universiteit |
X |
X2 |
Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving. |
165 340 |
||||||
27 |
Centraal Bureau voor de Statistiek |
X |
X |
Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek». |
9 |
191 676 |
V |
||||
28 |
Centrale Commissie voor de Statistiek |
X |
Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS. De CCS houdt toezicht m.b.t. het CBS op de aanname van werk-voor-derden in verband met concurrentievervalsing, op de hoeveelheid administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen bij de verwerving van gegevens en op het beschikbaar stellen van verzamelingen van gegevens (microbestanden) ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek door het CBS. |
Geen bijdrage |
|||||||
29 |
Kamers van Koophandel en fabrieken |
X |
Het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Taken volgens de Wet op de Kamers van Koophandel en de Handelsregisterwet: voeren van het Handelsregister, het loket voor ondernemers, voorlichting en het stimuleren van de regionale ontwikkeling. |
Geen bijdrage |
157 428* |
V * |
|||||
30 |
Stichting COVA |
X |
Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag. |
4 |
89 292 |
||||||
31 |
VSL |
X |
Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de minister van EZ hiervoor aangewezen. |
1 |
14 923 9 |
V * |
|||||
32 |
Verispect |
X |
X |
Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet. |
1 |
Zie VSL |
V |
||||
33 |
Aangewezen instanties als bedoeld in art. 12 Metrologiewet. |
X3 |
Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten. |
Geen bijdrage |
|||||||
34 |
WaarborgHolland |
X |
X |
Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen). Deze taak is vastgelegd in de Waarborgwet 1986. De stempelmerken worden alleen aangebracht nadat het juiste gehalte aan edelmetaal door onderzoek is vastgesteld. |
Geen bijdrage |
||||||
35 |
Edelmetaal Waarborg Nederland |
X |
X |
Zie functiebeschrijving Waarborg Holland. |
Geen bijdrage |
||||||
36 |
Raad voor de Accreditatie |
X |
X |
Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. |
1 |
169 |
10 689 |
V |
|||
37 |
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit |
X |
X |
Het zorgen voor concurrentie en vertrouwen in de communicatiesector in het belang van de consument. De taken van OPTA volgens de Telecommunicatiewet en de Postwet: 1) concurrentiebevordering door het uitvoeren van marktanalyses, het stimuleren van investeringen en innovaties en het garanderen van de bereikbaarheid van diensten en de communicatiemogelijkheden van eindgebruikers onderling; 2) consumentenbescherming door bijv. bewaking van privacy en het vergroten van internetveiligheid; 3) waarborgen van de benodigde randvoorwaarden op de communicatiemarkten, zoals het beheer van nummerplannen en de registratie van marktpartijen. |
10 |
1 925 |
15 492 |
V |
|||
38 |
Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005) 11 |
X |
De uitvoering van de Mededingingswet: toezien op een eerlijke concurrentie in alle sectoren van de Nederlandse economie, handhaving van het verbod op kartels of misbruik van een economische machtspositie en toetsing van fusies en overnames. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en sectorspecifiek (mededingings)toezicht op de spoorsector en overig openbaar vervoer als tram-, metro- en busvervoer. |
1 |
970 |
V |
|||||
39 |
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet 12 |
X3 |
Het afgeven van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten. |
Geen bijdrage |
|||||||
40 |
Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 |
X |
Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte. |
Geen bijdrage |
Het Ministerie van EL&I heeft geen openbare URL-links naar toezichtsvisies en/of -arrangementen. Op dit moment wordt gewerkt aan een toezichtsvisie voor het nieuwe Ministerie van EL&I.
De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.
Valt niet onder de Kaderwet ZBO. Voor de aanlevering van bijvoorbeeld de jaarrekening gelden andere regels.
Bijdrage in opgenomen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied en loopt daarom via de provincies.
In de bijlage bij de begroting 2011 is hier abusievelijk een bedrag opgenomen. Moet zijn «geen bijdrage».
Dit bedrag is niet alleen bedoeld voor dit instituut maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.
Omdat de waarborginstellingen kleine privaatrechtelijke zbo’s zijn, hun werkzaamheden een sterk technisch karakter hebben en hun jaarverslagen dus ook, worden deze jaarverslagen niet naar de Tweede en Eerste kamer gezonden. de verslagen worden wel toegezonden aan de minister.
Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMA). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EL&I en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere managementcontrol-systematiek van EL&I.
Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Dare!! Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BV, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.
Deze EU-bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van EL&I. Deze bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de cofinanciering met EL&I-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het EU-Structuurbeleid.
Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat voor een klein deel nog uit het klassieke markt- en prijsbeleid en voor het grootste deel uit de zogenaamde (merendeels ontkoppelde) inkomenssteun. De tweede pijler is het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en -inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties en interventiemaatregelen. Dit klassieke markt- en prijsbeleid is de laatste jaren stap voor stap afgebouwd en inmiddels grotendeels vervangen door een generiek systeem, de van de productie ontkoppelde directe inkomenssteun, die is verbonden aan maatschappelijke prestaties op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Het plattelandsbeleid richt zich op versterking van de concurrentiekracht van de landbouw, op diversificatie van de plattelandseconomie en op het zorgdragen voor natuur- en landschapsbeheer.
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt. Het EU-structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.
Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van EL&I zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. Vanaf oktober 2006 bestaan er twee fondsen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, te weten het Europese Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De geldstromen uit de eerste pijler worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale cofinanciering door de overheid.
Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau. De gezamenlijke afspraken en regelgeving uit het GVB worden vanuit Brussel ondersteund door subsidies verbonden aan het Europees Visserij Fonds (EVF).
Voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid zijn meerjarige afspraken over doelstellingen gemaakt (Doelstelling 2, D2). De afspraken verbonden aan Doelstelling 2 worden deels medegefinancierd vanuit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO).
In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programmagelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid en de inkomenssteun geschieden buiten begrotingsverband en komen via officieel erkende betaalorganen in Nederland (DR en DLG) rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de EL&I-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door EL&I wel op de EL&I-begroting verantwoord.
Begroting 2011 |
Realisatie 2011 |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|
Financieringsbron Beleid |
EU1 |
EL&I |
Overig2 |
EU 1 |
EL&I |
Overig2 |
GLB |
||||||
Inkomens- en productiesteun/markt – en prijsbeleid |
1 000,0 |
n.v.t. |
n.v.t. |
877,0 |
n.v.t. |
n.v.t. |
Waarvan Artikel 68 |
(22,0) |
2,7 |
n.v.t. |
13,6 |
1,9 |
n.v.t |
Plattelandsontwikkelingsprogramma POP-2 2007–2013 |
||||||
Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector (as 1) |
33,3 |
9,9 |
14,9 |
13,7 |
8,3 |
4,9 |
Verbetering van het Milieu en het platteland (as 2) |
27,9 |
0,6 |
23,5 |
16,6 |
3,9 |
12,8 |
De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie (as 3) |
22,0 |
0 |
21,0 |
25,0 |
0 |
25,0 |
Uitvoering leader-aanpak (as 4) |
6,8 |
0 |
6,8 |
10,7 |
0 |
10,7 |
Kosten technische bijstand |
0,4 |
0,2 |
0,2 |
0,5 |
0,2 |
0,2 |
Totaal |
1 090,4 |
13,4 |
66,4 |
957,1 |
14,3 |
53,6 |
waarvan POP-NU (Nieuwe uitdagingen) |
19,8 |
4,2 |
2,3 |
0,8 |
0,3 |
0,0 |
De EU-bijdragen worden buiten begrotingsverband geraamd en verantwoord. De EU-ontvangsten betreffen de bij de EC gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2010 t/m 15 oktober 2011.
De post «Overig» betreft de nationale cofinanciering door andere overheden dan het Rijk (provincies, gemeenten, waterschappen etc.)
Toelichting
Inkomenssteun- en productiesteun
De bij de EU gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2010 tot en met 15 oktober 2011 bedraagt € 947 mln. Hiervan heeft € 817 mln betrekking op uitbetalingen voor rechtstreekse steun aan agrariërs in de vorm van de Bedrijfstoeslagregeling (BTR) en heeft een bedrag van € 130 mln betrekking op exportrestituties en steunmaatregelen van landbouwproducten. In dezelfde periode heeft Nederland € 70 mln afgedragen aan het Landbouwgarantiefonds. Dit betreffen zogenaamde bestemmingsontvangsten (financiële correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen, terugvorderingen in verband met onregelmatigheden en superheffing).
POP
Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet. POP2 is op 20 juli 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd en in 2009 op basis van het Health Check besluit en het economisch herstelplan aangepast. De uitgaven kunnen middels de N+2-regeling worden ingelopen. Tot en met 2011 is er € 235 mln bij de EU gedeclareerd. De tot en met 2011 gerealiseerde bijdrage van de EU blijft op enkele onderdelen achter bij de raming. De oorzaak ligt hierbij vooral bij as 1 Verbetering concurrentiekracht (achterblijvende uitgaven voor verduurzaming en verbetering infrastructuur circa € 20 mln) en bij as 3 Leefkwaliteit platteland (€ 9 mln).
Douane-rechten op landbouwproducten en productieheffingen
Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor EL&I relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen. Deze douanerechten en productieheffingen zijn een deel van de totale afdrachten van Nederland aan de Europese Unie. Verantwoording over de EU-afdrachten vindt plaats via het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Begroting |
Realisatie |
|
---|---|---|
Douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen |
303 |
258 |
Toelichting
Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 39 van de EL&I-begroting. De lagere ontvangsten zijn het gevolg van de economische crisis waardoor de invoer van landbouwproducten is afgenomen.
Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en -inkomens. Sinds 1992 is regelmatig sprake van hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenssteun. In 2006 heeft de ontkoppeling van de productie plaatsgevonden. Een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van de slachtpremies) zijn daarbij opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.
In november 2008 heeft de EU in het kader van de Health Check het landbouwbeleid opnieuw aangepast. Op voorstel van de Commissie is de EU verder gegaan op de weg die was ingeslagen in de Mid Term Review van 2003 met het doel het GLB verder te moderniseren en bij te sturen zodat de EU-landbouw beter in kan spelen op de groeiende vraag naar landbouwproducten. Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgeslankt.
Artikel 68
Met het Health Check-akkoord is een zogenaamd artikel 68 geïntroduceerd waarmee een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen. Van belang is daarbij dat gebruik van artikel 68 betekent dat de betreffende middelen behouden blijven in de eerste pijler. Afgesproken is dat het vanaf 2010 mogelijk wordt om artikel 68 toe te passen. Verschillende doelen, waaronder dierenwelzijnmaatregelen, kunnen met het nu gecreëerde artikel 68 worden gediend.
In 2011 hebben € 13,6 mln uitgaven plaatsgevonden in het kader van artikel 68. De wettelijke termijn voor uitbetaling is 30 juni 2011. Deze maatregelen worden in 2012 en 2013 voortgezet, aangevuld met maatregelen om diervriendelijke productiemethoden verder te stimuleren en maatregelen om precisielandbouw te bevorderen.
Zuivel
In 2011 zijn voor de zuivel in hoofdlijnen onderstaande aanpassingen doorgevoerd :
De interventiemechanismen voor boter en magere melkpoeder.
In de huidige regeling kan tegen vaste prijzen en voor een vastgestelde periode (1 maart tot en met 31 augustus) magere melkpoeder en boter ter interventie worden aangeboden tot max. 109 000 respectievelijk 30 000 ton (maxima voor de hele EU samen). Dit systeem kan (nadat voornoemde maximum hoeveelheden zijn aangeboden) aangevuld worden met interventie via een inschrijvingsprocedure waarbij het maximumprijsniveau niet het huidige interventieprijsiveau mag overschrijden.
In 2011 werd geen boter en geen magere melkpoeder uit de markt genomen. Er werd van de beschikbare voorraad melkpoeder bijna 14 000 ton verkocht. Aan het eind van het kalenderjaar was er nog ruim 3 500 ton in voorraad. Deze hoeveelheid is gereserveerdvoor toepassing van uitvoeringsverordening(EG)Nr.562/2011(financiële jaar 2012). Dit betreft de «minstbedeeldenregeling». Het melkpoeder zal worden overgedragen aan Italië (2750 ton), Slovenië (288 ton) en Finland (489 ton)
Particuliere opslagregeling voor boter
Particuliere opslag van boter is een regeling waarbij door natuurlijke of rechtspersonen met Dienst Regelingen contracten kunnen worden afgesloten om boter tijdelijk uit de markt te nemen en voor eigen rekening en risico op te slaan in vrieshuizen. De contractant ontvangt voor de opslag van Dienst Regelingen een vergoeding. Deze vergoeding bestaat uit een vast bedrag voor de inslag en uitslag én een bedrag per dag van opslag voor de opslagkosten (inclusief de rentekosten). De regeling kent een inslag- en uitslagperiode. Boter kan contractueel worden ingeslagen van 1 maart 2011 tot en met 15 augustus 2011. De uitslag kan plaatsvinden vanaf 16 augustus 2011 tot en met 29 februari 2012. In kalenderjaar 2011 werd bijna 30 000 ton boter ingeslagen en ruim 27 000 ton uitgeslagen. Van deze hoeveelheid heeft ruim 5 500 ton betrekking op boter die in 2010 (PO-regeling 2010/2011) werd ingeslagen. Aan het eind van het kalenderjaar was ruim 8 000 ton boter in de particuliere opslag aanwezig.
Afzetsteun voor melkeiwit
De steunmaatregel voor melkeiwit is door de goede marktsituatie in 2011 niet toegepast. De Europese Commissie heeft aangekondigd deze regeling per 2014 te willen beëindigen.
Melkquotering
Het besluit om de melkquotering te laten eindigen op 1 april 2015 is niet ter discussie gesteld. Wel heeft een aantal lidstaten informeel laten weten ook na 2015 een vorm van quotering te willen handhaven.
Door de quota jaarlijks uit te breiden wordt een zachte landing van het systeem bewerkstelligd. In het quotum jaar 2011/2012 is het melkquotum in Nederland met 1% verhoogd (116960 ton). Het totale quotum voor Nederland bedraagt daarmee 11 813 050 ton
Het Plattelandontwikkelingsprogramma (afgekort POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. In de uitvoering ervan is sprake van EU- en nationale cofinanciering. Het POP 2007–2013 (ook wel POP2) volgt op de eerste periode 2000–2006.
Programmadocument POP2
Nederland heeft voor de programmeringperiode 2007–2013 een landsdekkend POP opgesteld, zonder opdeling in regionale of provinciale programma’s. Dit programma is in juni 2007 goedgekeurd door de Europese Unie. De uitvoering van dit programma loopt in grote lijnen via twee sporen: een sectoraal spoor (via het ondernemersprogramma van EL&I) en een gebiedsgericht programma (deels via het Investeringsbudget Landelijk Gebied).
In het EU-plattelandsbeleid is sprake van vier hoofddoelen, «assen» genoemd, waarbinnen Europa een aantal maatregelen voorstelt. Elke lidstaat maakt een programma waarin de vier assen terugkomen:
As 1. Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector.
As 2. Verbetering van het milieu en het platteland.
As 3. De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.
As 4: Invoeren van de Leader-aanpak
Het aan de Health Check besluiten aangepaste Nederlandse Plattelandsontwikkelings Programma is eind 2009 goedgekeurd, waardoor de komende jaren aanvullend circa € 150 mln beschikbaar komt voor ondersteuning van maatschappelijke waarden op het gebied van natuur-, milieu-, gebied- en waterkwaliteit, innovatie en duurzame energie. De uitvoering van de maatregelen zal voor een belangrijk deel door de provincies ter hand worden genomen, inclusief de nationale cofinanciering.
Financiële verordening (EG) nr. 1290/2005
Bij de (inhoudelijke) verordening hoort de verordening met betrekking tot financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die op 21 juni 2005 door de Europese Commissie is vastgesteld. In de financiële verordening is onder meer bepaald dat voor POP het N+2 regime gaat gelden. De financiële verordening bevat daarnaast (gedetailleerde) bepalingen met betrekking tot toezicht, evaluatie, beheer en controle. Nederland ontvangt voor het POP in de periode 2007–2013 ruim € 593 mln EU financiering (incl. Health Check middelen). Voor een groot deel van deze gelden mag de EU financiering maximaal 50% bedragen. Derhalve dient Nederland de Europese gelden altijd op te hogen met een minstens even grote bijdrage. In het programmadocument is hierin voorzien. Tegelijk met de Health Check voorstellen is het oorspronkelijk budget met € 9 mln opgehoogd waarvoor de nationale financiering van 50% ook van toepassing is.
Met het health-check akkoord zijn extra modulatiegelden (€ 97 mln) toegevoegd aan het POP-2 plafond. Afgesproken is dat de lidstaat hier zorg draagt voor 25% co-financiering en dat het EU-aandeel 75% bedraagt.
De Europese Commissie heeft, in het kader van het Europees Visserij Fonds (EVF), een communautaire bijdrage van € 48,6 mln toegekend aan Nederland voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland een nationale bijdrage van € 72,1 mln. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de uitgaven in 2011.
Begroting 2011 |
Realisatie 2011 |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|
EU1 |
EL&I2 |
Overig3 |
EU |
EL&I |
Overig |
|
Europees Visserij Fonds (EVF) |
5,2 |
6,1 |
1,0 |
3,87 |
6,47 |
1,8 |
Duurzame visserijmethodes (As 1 EVF) |
0,2 |
0,4 |
– |
0,02 |
0,02 |
|
Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (As 2 EVF) |
1,4 |
1,6 |
– |
0,8 |
1,0 |
|
Innovatieve proefprojecten (As 3 EVF) |
2,2 |
3,7 |
– |
1,1 |
5,3 |
|
Gebiedsgerichte activiteiten (As 4 EVF) |
1,0 |
1,0 |
1,8 |
1,8 |
||
Technische bijstand (As 5 EVF) |
0,4 |
0,4 |
0,15 |
0,15 |
De nationale bijdrage voor het EVF wordt verantwoord op begrotingsartikel U31.14 «Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren».
Toelichting
De realisatie van As 2 is lager als gevolg van minder gerealiseerde kasuitgaven van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.
Voor As 3 is de realisatie nationaal hoger door de verstrekte nationale voorschotten.
As 4 betreft projecten die door de provincies worden voorgedragen. Hier is meer uitbetaald omdat er meer projecten zijn afgerond waarvan de verplichting in voorgaande jaren zijn aangegaan.
totaal EL&I |
|
---|---|
apparaat en programmakosten |
|
1. Interim-management |
1 950 |
2. Organisatie- en Formatieadvies |
2 237 |
3. Beleidsadvies |
5 756 |
4. Communicatieadvisering |
701 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) |
10 644 |
5. Juridisch Advies |
1 644 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering |
15 633 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie |
9 007 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) |
26 284 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) |
86 655 |
ondersteuning bedrijfsvoering (som 8) |
86 655 |
Totaal uitgaven inhuur externen (som 1 t/m 8) |
123 583 |
Noten:
– De kosten voor inhuur uit hoofde van de flexibele schil bij de baten-lastendiensten, zijn opgenomen onder 8 (uitzendkrachten). De flexibele schil bij deze diensten is onderdeel van de aanpak ten behoeve van adequate en flexibele uitvoering van opdrachten EL&I en andere ministeries/overheden.
– Het komt incidenteel voor dat de programma-uitgaven uitgaven bevatten die conform RBV definitie als externe inhuur moeten worden gekwalificeerd maar niet als zodanig zijn geadministreerd.
Toelichting op het inhuurpercentage 2011
De uitgaven aan externe inhuur van EL&I in 2011 zijn ten opzichte van 2010 met € 32 mln afgenomen tot € 123,6 mln. Het inhuurpercentage 119 van EL&I in 2011 is daarmee uitgekomen op 14,0%. Abstraherend van de inhuuruitgaven uit hoofde van de flexibele schil bij Agentschap NL (AgNL) en Dienst Regelingen (DR), is het inhuurpercentage in 2011 uitgekomen op 8,7% en is daarmee onder de rijksbrede norm van 10% gebleven (motie Roemer).
De flexibele schil betreft het gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur waarvan AgNL en DR gebruik maken om het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aan te passen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van het opdrachtenpakket.
Per brief van 22 november 2010 (TK, 2010–2011, 32 504, nr. 6) heb ik de Tweede Kamer reeds toegelicht waarom de flexibele schil nodig is en dat het, gegeven de gemaximeerde omvang van de ambtelijke bezetting van AgNL en DR en de bestaande opdrachtenportefeuille niet mogelijk is om voor de flexibele schil van inhuur aan de inhuurnorm te voldoen. Zo kan zonder de flexibele schil bij AgNL een deel van de beleidsinstrumenten van EL&I en andere opdrachtgevers niet meer uitgevoerd worden. Tevens kan zonder de flexibele schil DR de piekwerkzaamheden niet langer meer opvangen en zal dit bij de frontoffice kunnen leiden tot langere wachttijden. De afhandeling van beschikkingen zal dan onder druk komen te staan, waardoor burgers langer moeten wachten op afdoening van de voor hun geldende beschikkingen. Overigens zal het invullen van de subsidie- en apparaatstaaktellingen uit het Regeerakkoord die bij AgNL en DR zijn belegd, zich vertalen in een verdere reductie van de flexibele schil.
Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten
In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2011 door het ministerie buiten de mantelcontracten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).
Inhuur externen buiten mantelcontracten |
2011 |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumtarief |
1 |
Toelichting: Het betreft 64 uur bemiddeling, ad. € 19.220,– in problematiek elektriciteitsvoorziening te Bonaire. |
ABA |
Aanvullend Beleids Akkoord |
ACM |
Autoriteit Consument en Markt |
AD |
Audit Dienst |
AgNL |
Agentschap Nederland |
AI |
Aviaire influenza |
AOC |
Agrarisch Opleidingscentrum |
AR |
Algemene Rekenkamer |
ASF |
African Swine Fever |
BBP |
Bruto Binnenlands Product |
BES |
Bilaterale Economische Samenwerking |
BIRK |
Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit |
BIZ |
Bedrijfsinvesteringszones |
BMKB |
Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf |
BOL |
Beroepsopleidende leerweg |
BRIC-landen |
Brazilië, Rusland, India en China |
BSE |
Bovine Spongiform Encephalopathy |
BSRI |
Besluit subsidies regionale inversteringsprojecten |
BVP |
Bedrijfsvoeringsparagraaf |
BZK |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CA |
Consumentenautoriteit |
CAET |
CapaciteitsAnalyse Elektriciteit en Telecom |
CBB |
College van Beroep voor het bedrijfsleven |
CBS |
Centraal Bureau Statistiek |
CCS |
Carbon Capture Storage |
CE |
Certificeerbare eenheid |
CEC |
Centrale Economische Commissie |
CEPT |
Conférence européenne des administrations des postes et télécommunications |
CIF |
CoInvesteringsFaciliteit |
CITO |
Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling |
CPB |
Centraal Plan Bureau |
CPC |
Centrale Plancommissie |
CSA |
Cluster Strategische Acquisitie |
CVO |
Civiele Vliegtuig Ontwikkelings-programma |
DGF |
Diergezondheidsfonds |
DICTU |
Dienst ICT Uitvoering |
DIS |
Defensie Industrie Strategie |
DLG |
Dienst Landelijk Gebied |
DLO |
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
DR |
Dienst Regelingen |
DTB |
Dutch Trade Board |
DTE |
Dienst Toezichtenergie |
EC |
Europese Commissie |
ECN |
Bijdrage aan Energieonderzoek Centrum Nederland |
EFRO |
Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling |
EHS |
Ecologische Hoofd Structuur |
EIM |
Economisch Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf |
EL&I |
Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
ELFPO |
Europees Landbouwfonds voor de Plattelands Ontwikkeling |
ELGF |
Europees Landbouwgarantiefonds |
EOS |
Energie Onderzoek Subsidies regeling |
EP |
Europees Parlement |
EPAn |
Eenheid Planning en Advies nucleair |
EPO |
European Patent Organisation |
ESA |
European Space Agency |
ETS |
Emission Trading System |
EU |
Europese Unie |
EVD |
Economische Voorlichtingdienst |
EVF |
Europese Visserij Fonds |
EZ |
Ministerie van Economische Zaken |
FES |
Fonds Economische Structuurversterking |
FIOV |
Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij |
FTA |
Free Trade Agreement |
G2G |
Government2Government |
GCI |
Global Competitiveness Index |
GLB |
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid |
GMO |
Gemeenschappelijke Marktordeningsregeling |
GO |
Garantie Ondernemingsfinanciering |
GPA |
Government Procurement Agreement |
GTI |
Grote Technologische Instituten |
HBO |
Hoger Beroeps Onderwijs |
HHI |
Herfindahl Hirschman Index |
HTSM |
HighTech Systems & Materials |
I&M |
Ministerie van Infrastructuur en Milieu |
IBO |
Investeringsbeschermingsovereenkomsten |
ICES |
International Council for the Exploration of the Sea |
ICT |
Informatie Communicatie Technologie |
ILG |
Investeringsbudget Landelijk Gebied |
IMVO |
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
IPC |
Innovatie Prestatie Contracten |
IPO |
Interprovinciaal Overleg |
ISP |
Internet Service Providers |
ITU |
International Telecommunication Union |
KP7 |
7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling |
KVP |
Klassieke Varkens Pest |
LEI |
Landbouw Economisch Instituut |
LNV |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LWOO |
Leerweg Ondersteunend Onderwijs |
M2M |
Machine-to-Machine |
MBO |
Middelbaar beroepsonderwijs |
MEI |
Marktintroductie Energie Innovaties |
MEP |
Subsidieregeling Milieukwaliteit elektrischeteitsproductie |
MER |
Milieueffectrapportage |
MIA |
Milieu- Investeringsaftrek |
MJA |
Meerjaren afspraken |
MJP |
Meerjaren Plan |
MKB |
Midden- en Kleinbedrijf |
MVO |
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
NABSO |
Netherlands Agriculture Business Support Office |
NBSO |
Netherlands Business Support Offices |
NBTC |
Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen |
NCP |
Nationaal Contact Punt |
NeCen |
Nederlands Centrum voor Elektronen Nanoscopie |
NFIA |
Netherlands Foreign Investment Agency |
NFP |
Nationaal Frequentieplan |
NFP |
Nationaal Frequentieplan |
NIVR |
Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart |
NLR |
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim |
NMa |
Nederlandse Mededingenautoriteit |
NME |
Natuur- en milieueducatie |
NMI |
Nationale Milieu-Indicator |
NPO |
Nederlandse Publieke Omroep |
NURG |
Nadere Uitwerking Rivierengebied |
NV |
Nationale verklaring |
NVAO |
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie |
NVWA |
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit |
OBN |
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit |
OCW |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
OD |
Operationele Doelstelling |
OECD |
Organisation for Economic Co-operation and Development |
OESO |
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OIE |
Office Internationale des Epizoöties |
OPTA |
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit |
P4G |
Package4Growth |
PAS |
Programmatische Aanpak Stikstof |
PASO |
Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving |
PIANOo |
Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers |
PIB |
Partners for International Business |
POP |
Plattelands Ontwikkelings Programma |
PPS |
Publiek-private samenwerking |
PRIMA |
Programma Implementatie ICT-agenda |
PSTVD |
Potato spindle tuber viroid (aardappelspindelknolviroïde) |
PUM |
Programma Uitzending managers |
R&D |
Research and Development |
R&TTE |
Radio en Telecommunications Terminal Equipment Richtlijn |
RCR |
Rijkscoördinatie Regeling |
RDA |
R&D-stimuleringsregeling Research & Development Afrek |
RIVM |
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu |
ROA |
Rijksoverheid Architectuur |
RODS |
Recreatie om de Stad |
ROOS |
Stichting Regionale Omroep Overleg & Samenwerking |
SAN |
Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer |
SAU |
Strategische Acquisitie Unit |
SBB |
Staatsbosbeheer |
SBIR |
Small Business Innovation Research Programma |
SDE |
Stimulering Duurzame Energieproductie |
SISA |
Single Information Single Audit |
SIZ |
Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw |
TASK |
Tijdelijke Aanvullende Staatskredietverzekering |
TDAB |
Terrestrial-Digital Audio Broadcasting |
TEA |
Total Entrepreneurial Activity |
TNO |
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek |
TOP |
Technische Ontwikkelingsprojecten |
TSE |
Transmissible Spongiform Encephalopathies |
TWA |
Technisch Wetenschappelijk Attachées |
UILNN |
Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland |
UKP |
Unieke Kansen Programma |
UKR |
Unieke Kansen Regeling |
Vamil |
Regeling Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen |
VBO |
Voortgezet Beroepsonderwijs |
VGI |
Voedings- en Genotsmiddelen Industrie |
VHR |
Vogel- en Habitatrijchtlijn |
VMBO |
Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs |
VO |
Voortgezet onderwijs |
VOA |
Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten |
VROM |
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu |
VWS |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WBSO |
Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk |
WEF |
World Economic Forum |
WTO |
World Trade Organization |
WU |
Wageningen Universiteit |
WUR |
Wageningen Universiteit Researchcentrum |
ZBO |
Zelfstandig Bestuursorgaan |