Wetsartikelen 1 en 2
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2011 wijzigingen aan te brengen in:
a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
b. de begrotingsstaat inzake de baten-lastendiensten van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen te verhogen met € 157,9 miljoen. De uitgaven worden verlaagd met € 83,6 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 16,0 miljoen. De aansluiting van dit wetsvoorstel met de ontwerpbegroting en de 1e en 2e suppletoire begroting 2011 is als volgt:
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
|
---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2011 |
36 363 728 |
36 780 263 |
2 135 821 |
Nota van wijziging |
19 602 |
20 602 |
– 138 833 |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011 |
36 383 330 |
36 800 865 |
1 996 988 |
Mutaties Incidentele suppletoire begroting 2011 |
– 3 121 692 |
– 3 131 132 |
– 927 695 |
Mutaties eerste suppletoire begroting 2011 |
279 516 |
261 428 |
137 629 |
Mutaties tweede suppletoire begroting 2011 |
696 705 |
116 695 |
81 |
Mutaties slotwet 2011 opgenomen in dit wetsvoorstel |
157 854 |
– 83 595 |
– 15 991 |
Stand rekening 2011 |
34 395 713 |
33 964 261 |
1 191 012 |
Algemene toelichting op de mutaties
In deze slotwet worden alleen de mutaties groter dan € 2,2 miljoen toegelicht waar het gaat om mee- en tegenvallers. Mutaties van boekhoudkundige aard die voornamelijk zijn ontstaan door overboekingen van en naar andere departementen en die voor het totaal van de rijksbegroting budgettair neutraal zijn, worden niet toegelicht. In het algemeen is er in de begroting sprake van een vaste verhouding tussen de verplichtingen en uitgaven die gerelateerd is aan het bekostigingsmoment voor scholen/instellingen. Er wordt daarom alleen een aanvullende aparte toelichting voor de verplichtingmutaties opgenomen als er sprake is van een opmerkelijk verschil met de uitgavenmutaties.
De beleidsartikelen
Artikel 1: Primair onderwijs
Op artikel 1 worden de uitgaven verlaagd met € 47,3 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 5,6 miljoen. Het verschil tussen verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt veroorzaakt doordat in 2011 meerjarige verplichtingen zijn aangegaan. Dit betreft o.a. de verplichting voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid voor 2012.
De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– Doordat er minder rugzakleerlingen zijn dan geraamd is er op het budget voor 2011 € 19 miljoen minder uitgegeven.
– Voor een aantal projecten is minder aangevraagd dan oorspronkelijk geraamd. Om deze reden is het beschikbare budget niet uitgegeven. Dit geldt o.a. voor: de WIA regeling, de conciërgeregeling, humanistisch vormend en godsdienstonderwijs, brede scholen. Hierdoor is van het beschikbare budget in 2011 circa € 15 miljoen niet uitgegeven.
– Het Participatiefonds heeft meer (circa € 4 miljoen) ontvangen op het onderdeel negatief getoetsten dan geraamd. De bandbreedte van de reserve van het Participatiefonds (PF) is niet overschreden. Gelet hierop wordt het bedrag aan het PF teruggestort.
– Om scholen in staat te stellen tijdig te starten met taal- en rekentrajecten is in 2010 het volledige bedrag voor het schooljaar 2010/2011 betaald. Hierdoor is in 2011 minder betaald.
De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– In verband met de afwikkeling van de jaarrekeningen van schoolbesturen over 2009 is € 2,4 miljoen meer ontvangen dan geraamd.
– Het participatiefonds heeft meer (circa € 4 miljoen) ontvangen op het onderdeel negatief getoetsten. Zie ook bovenstaande uitgavenmutatie.
Artikel 3: Voortgezet Onderwijs
Op artikel 3 worden de uitgaven verhoogd met € 1,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,0 miljoen. Het verschil verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt veroorzaakt doordat in 2011 voor diverse budgetten meerjarige verplichtingen zijn aangegaan. Dit betreft o.a. de verplichting voor het leerplusarrangement VO (is in 2011 voor twee jaar aangegaan, 2011 en 2012).
Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Op artikel 4 worden de uitgaven verhoogd met € 16,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 3,0 miljoen.
De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– Een incidentele meevaller van € 4,4 miljoen als gevolg van inhoudingen bij instellingen vanwege een correctie op 850 urennorm voor de onderwijstijd over de jaren 2009 en 2010.
– Een eindafrekening van € 2,9 miljoen van het innovatiearrangement met de Stichting Platform Beroepsonderwijs. Dit is veroorzaakt door lagere uitvoeringskosten, een vrijval aan verplichting van projecten, renteopbrengsten en een subsidie voor het stimuleringsinitiatief bij deze stichting. Na 2011 zal het innovatiearrangement worden beëindigd.
– In 2011 is de VSV regeling op het onderdeel programmagelden regio's met 1 jaar verlengd tot en met 2012. Het bijbehorende budget voor het jaar 2012 is na de aanvraagprocedure in 2011 ook verplicht en betaald in het jaar 2011. Hierdoor is het budget voor 2011 met € 19,2 miljoen overschreden.
De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– Het betreft een eindafrekening van € 2,9 miljoen van het innovatiearrangement. Zie ook bovenstaande uitgavenmutatie.
Artikel 5: Technocentra
Op artikel 5 worden de uitgaven verlaagd met € 0,02 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,2 miljoen.
Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs
Op artikel 6 worden de uitgaven verhoogd met € 0,6 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 3,0 miljoen.
De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– In 2011 zijn meerdere projectsubsidies afgerekend waaronder het vernieuwingsfonds. De batige saldi zijn geboekt op het ontvangsten artikel. Ook hebben er verrekeningen plaatsgevonden op voorschotten die in eerdere jaren zijn toegekend aan hogescholen.
Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs
Op artikel 7 worden de uitgaven verlaagd met € 0,4 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,1 miljoen.
Artikel 8: Internationaal beleid
Op artikel 8 worden de uitgaven verlaagd met € 0,6 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 0,1 miljoen.
Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Op artikel 9 worden de uitgaven verlaagd met € 8,4 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 4,1 miljoen. Het verschil verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt veroorzaakt doordat in 2011 verplichtingen zijn aangegaan voor de regelingen «functie-/salarismix Randstadregio’s vo/mbo», die tot uitgaven leiden zowel in 2011 als in 2012.
De uitgaven groter dan € 2,2 miljoen:
– Op de regeling Tegemoetkoming kosten Opleidingsscholen doet zich een meevaller voor van € 3,9 miljoen. Dit omdat het aantal studenten niet het maximum heeft bereikt waarmee in de regeling en in de raming 2011 is gerekend.
– Op de Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren «Krachtig meesterschap» is in 2011 € 3,1 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit omdat projecten later zijn gestart dan gepland of vertraging hebben opgelopen.
De ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– Betreft in 2011 door leraren/scholen terugbetaalde lerarenbeurzen/studieverlofkosten 2008 t/m 2010, dit omdat leraren hun (meerjarige) studie niet hebben afgemaakt.
Artikel 11: Studiefinanciering
Op artikel 11 worden de uitgaven verlaagd met € 39,7 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 19,4 miljoen.
De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– De relevante uitgaven basisbeurs en aanvullende beurs zijn in totaal € 21,1 miljoen lager uitgevallen. De meevaller is het saldo van diverse posten:
• voor het bol niveau 1 en 2 is € 6,2 miljoen minder uitgegeven;
• bij direct gift bol niveau 3 en 4 en ho is € 3,6 miljoen extra uitgegeven;
• bij de omzettingen in gift voor bol niveau 3 en 4 en ho is door een lager volume € 9,2 miljoen minder uitgegeven en
• bij de eerstejaars aanvullende beurs (bol niveau 3 en 4 en ho) is € 9,3 miljoen minder uitgegeven dan geraamd.
– De relevante uitgaven voor de reisvoorziening zijn € 8,3 miljoen lager dan geraamd. Dit houdt voornamelijk verband met een groter volume aan toegekende OV-prestatieleningen dan geraamd (€ 2,3 miljoen) en minder omzettingen in gift (€ 4,5 miljoen).
– De meevaller op de post «Overige relevante uitgaven» bedraagt € 12,7 miljoen. Deze meevaller houdt voornamelijk verband met minder uitgaven dan geraamd in relatie tot achterstallige lagere rechten op studiefinanciering. Per saldo is ruim € 10,0 miljoen meer achterstallig lager recht omgezet in langlopende vorderingen dan geraamd.
– De niet-relevante uitgaven voor de prestatiebeurs zijn € 22,6 miljoen lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat er voor het ho minder basis- en aanvullende (prestatie)beurs is toegekend dan geraamd.
– De niet-relevante uitgaven voor de rentedragende leningen zijn € 21,0 miljoen hoger dan geraamd. Er is € 4,0 miljoen meer geleend dan geraamd. Daarnaast is ruim € 10,0 miljoen meer achterstallig lager recht omgezet in langlopende vorderingen. Het restant van circa € 7,0 miljoen vloeit voort uit overige posten.
De ontvangstenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– De renteontvangsten bij de rentedragende lening zijn € 8,6 miljoen lager.
– Bij de kortlopende schulden zijn de ontvangsten € 6,1 miljoen lager dan geraamd, voornamelijk door een lagere opbrengst incasso OV-kaart en door minder ontvangsten vanwege achterstallig lager recht.
– De tegenvaller op de niet-relevante ontvangsten bedraagt € 4,7 miljoen. Er zijn minder aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen ontvangen dan geraamd.
Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Op artikel 12 worden de uitgaven verlaagd met € 15,4 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,1 miljoen.
De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– De meevaller t.o.v. de stand NJN op de uitgaven voor tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aan deelnemers vo en bol jonger dan 18 jaar (WTOS TS17-) bedraagt € 7,0 miljoen. Er zijn bij de WTOS 17- (voor minderjarige mbo-ers) minder toekenningen dan verwacht.
– De uitgaven tegemoetkoming leraren opleiding (WTOS TS18+ tlo) zijn € 2,2 miljoen lager uitgevallen dan voorzien. Er is minder gebruik gemaakt van de regeling dan geraamd.
– De realisatie uitgaven tegemoetkoming schoolkosten voor deelnemers in het vo van 18 jaar en ouder (WTOS VO18+) is € 3,1 miljoen lager dan geraamd.
Artikel 13: Lesgelden
Op artikel 13 worden de uitgaven verlaagd met € 0,9 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 7,1 miljoen.
De ontvangstenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– Er is een tegenvaller van € 7,1 miljoen op de lesgeldontvangsten die met name wordt veroorzaakt door een lager aantal lesgeldplichtigen dat over het vorige en huidige schooljaar lesgeld heeft betaald.
Artikel 14: Cultuur
Op artikel 14 worden de uitgaven verhoogd met € 6,4 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 10,2 miljoen. Het verschil verplichtingen en uitgaven (zie begrotingsstaat) wordt veroorzaakt doordat de verplichtingraming aangepast is vanwege de definitieve bijstelling van de garanties (indemniteitswet en verdere additionele afboekingen van de Cuno-verplichtingen periode 2009–2012)
De uitgavenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– De lagere uitgaven hebben de volgende oorzaken. Bij het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) is een bedrag van € 2,5 miljoen vrijgevallen. Daarnaast het niet/gedeeltelijk uitkeren van de loon- en prijsbijstelling 2011 (€ 1,2 miljoen), lagere slotbetalingen op afrekeningen bibliotheekvernieuwingen a.g.v. lager ingediende verantwoordingen (€ 0,5 miljoen) en lagere toekenningen voor de implementatieregeling bibliotheekvernieuwing (€ 0,9 miljoen).
– Een bijdrage van het ministerie van VenJ van € 2,5 miljoen die bedoeld is voor het uitbreiden van depotruimten waarmee een opnamestop van archieven door het Nationaal Archief wordt voorkomen. Dit bedrag is doorgeschoven naar 2012.
– In verband met de uitvoering van projecten (o.a. KiMoMo en digitalisering) is vanuit het NRF € 5,8 miljoen toegevoegd. Daarnaast is de doorbelasting van de exploitatiekosten van het Rijksbedrijvencentrum Rijswijk verwerkt en extra financieringen opgenomen waaronder EU-subsidies en NWO bijdragen voor een totaal van € 2,6 miljoen.
De ontvangstenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– Betreft uitvoering van projecten, doorbelasting exploitatiekosten en extra financiering.
– Zie ook uitgavenmutatie.
Artikel 15: Media
Op artikel 15 worden de uitgaven verhoogd met € 7,0. De ontvangsten worden verlaagd met € 19,1 miljoen.
De uitgavenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– Dit betreft met name een eerste bijdrage van het Ministerie van BZ in de frictiekosten, die ontstaan door de verlaging van de bekostiging van de Wereldomroep. De totale frictiekosten zijn geraamd op € 35 miljoen en worden gezamenlijk gedragen door OCW en BZ.
De ontvangstenmutatie groter dan € 2,2 miljoen:
– De vordering, die aan het begin van 2011 nog open stond op dit budget, had met name betrekking op de frequenties van Arrow (Crosspoints en Rokit). Uit correspondentie met Agentschap Telecom blijkt dat concurrerende schuldeisers niets meer zullen ontvangen. Hierdoor vervallen dus de openstaande vorderingen van OCW en zal ook het ontvangstenbudget volledig worden afgebouwd naar het niveau van het t/m 2011 ontvangen bedrag.
Artikel 16: Onderzoek en wetenschapsbeleid
Op artikel 16 worden de uitgaven verlaagd € 2,9 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,4 miljoen.
De uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen:
– De door OCW gereserveerde middelen voor Kenniswerkers van € 3,6 miljoen zijn niet benodigd.
– Doordat het ministerie van EL&I de door OCW gereserveerde middelen voor valorisatie niet heeft opgevraagd, is er sprake van een meevaller van € 2,5 miljoen.
Artikel 25: Emancipatie
Op artikel 25 worden de uitgaven verhoogd € 0,2 miljoen.
Niet-beleidsartikelen
Artikel 17: Nominaal en onvoorzien
Artikel 17 dient als intermediair totdat de exacte verdeling over de betrokken artikelen bekend is.
Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.
Artikel 18: Ministerie algemeen
Op artikel 18 worden de uitgaven verhoogd met € 2,0 miljoen. De ontvangsten zijn verhoogd met € 0,3 miljoen.
Artikel 19: Inspecties
Op artikel 19 worden de uitgaven verlaagd met € 1,9 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,5 miljoen.
Artikel 20: Adviesraden
Op artikel 20 worden de uitgaven verlaagd met € 0,2 miljoen.