Vastgesteld 11 juni 2012
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie, Integratie en Asiel over het Jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2011 (Kamerstuk 33 240 VII, nr. 1).
De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Wolbert
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Welke wetten en andere maatregelen zijn tot stand gekomen op de portefeuille Immigratie, Asiel en Integratie?
Formele wetgeving en Amvb's die in 2011 tot stand zijn gekomen of zijn voorbereid:
Formele wetgeving:
– Wijziging Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen 31 549 (Aangenomen door EK, nog te plaatsen in het Staatsblad)
– Wet van 15 december 2011 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europese Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) (Stb. 2011, 663)
Amvb's:
– Besluit van 2 april 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de nadere implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU 2004, L 229) (Stb. 2012, 159)
– Besluit van 25 februari 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf (Stb. 2012, 147)
– Besluit van 22 februari 2012, houdende een tijdelijke voorziening ter implementatie van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europese Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Tijdelijk besluit uitzonderingen terugkeerrichtlijn) (Stb. 2012, 103)
– Besluit van 22 december 2011, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europese Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU, L 348) (Stb. 2011, 664)
– Besluit van 15 juni 2011 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van het Besluit modern migratiebeleid en tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit inburgering in verband met die inwerkingtreding (Stb. 2011, 291)
– Besluit van 30 mei 2011, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met nadere regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding (Stb. 2011, 262)
Amvb's, (nog) niet in werking getreden:
– Besluit van 26 maart 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal (Stb. 2012, 158)
– Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid en het Besluit inburgering (aanscherping eisen gezinsmigratie) (Stb. 2012, 148)
Naast deze formele wetgevingstrajecten zijn initiatieven ontwikkeld in beleid en uitvoering die bijdragen aan de doelstellingen van het departement. Voor een deel betreft dit nuances de uitvoering van staand beleid (met bijvoorbeeld meer aandacht voor bepaalde groepen in de uitvoering), in andere gevallen wordt er nieuw beleid gevoerd binnen de bestaande juridische kaders. Enkele voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn:
– Terugkeer: een uitgebreide brief met beleidsinitiatieven op het gebied van terugkeer heeft uw Kamer in juli 2011 bereikt. Een brief met alternatieven voor vreemdelingenbewaring heb ik u eind december 2011 gestuurd. De initiatieven zien ondermeer op de intensivering van de zelfstandig terugkeer, het voeren van beleid voor bepaalde doelgroepen, het prioriteren van de terugkeer van gezinnen met kinderen, intensivering van de samenwerking met gemeenten en de verbetering van de internationale samenwerking en een aantal pilots voor alternatieven voor vreemdelingenbewaring, zoals de borgsom en de meldplicht.
– Mensenhandel: IND verzamelt signalen van misbruik van verblijfsprocedures door mensenhandelaren. Daarnaast heeft de IND ingezet op het versnellen van de doorlooptijden van de aanvragen om voortgezet verblijf na B9.
– Uitbreiding politieliaisons bij ambassades: is in 2011 op verschillende plaatsen gerealiseerd.
– Bescherming in de regio: in samenwerking met de UNHCR is in Kenia een groot project opgezet waarbij vluchtelingenbescherming wordt geboden in dat land. Nederland heeft in 2011 500 vluchtelingen hervestigd, waarvan een deel uit Kenia en Oost-Soedan.
– De herschikking van de kwalificatierichtlijn is in Europees verband aangenomen (2011/95/EU); de voorbereiding voor de implementatie is ter hand genomen.
– Intensiveren handhaving vreemdelingenwetgeving door IND; enkel voorbeelden hiervan betreffen: trajectcontroles in reguliere vreemdelingenzaken, simultaan horen van vreemdelingen en hun (huwelijks-)partners om schijnhuwelijken /-relaties op te sporen (pilot in Istanbul), ontwikkeling van een ketenbrede aanpak om fraude en misbruik van het asiel- en nareisbeleid door Somalische vreemdelingen te voorkomen, aanpak van fraude bij kennis- en arbeidsmigranten, met name door Chinese migranten, dubieuze au pair bureaus zijn aangepakt.
– Verblijfsbeëindiging van EU-burgers die niet (langer) aan de voorwaarden voldoen: een eerder gevoerde pilot is uitgerold tot staande praktijk – de verblijfsbeëindiging en eventueel gedwongen verwijdering van EU-burgers wordt nu effectief uitgevoerd.
– Kwaliteitscheck (en waar mogelijk -verbetering) van beslissingen (ook inwilligende) door de IND.
Een beleidsvoornemen dat apart genoemd moet worden is het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures. Onder de paraplu van dit programma zijn veel voorgenomen beleidswijzigingen opgepakt. Op 22 februari 2011 heeft uw kamer de beleidsvisie «Stroomlijning toelatingsprocedures» ontvangen. In deze visie werden de contouren geschetst van maatregelen die procedures moeten verkorten en het stapelen van procedures tegen moet gaan. Op 22 mei 2012 heeft uw Kamer een gedetailleerde uitwerking van dit pakket ontvangen. Hierop vooruitlopend zijn in de eerste helft van 2011 maatregelen ingevoerd die de mogelijkheid tot het afwachten van een voorlopige voorziening in Nederland beperken en de bewijslast voor ongedocumenteerden voor zover mogelijk verzwaren en verschuiven.
2
Wanneer zal de inkoop gebundeld zijn in 19 inkoopuitvoeringscentra?
Eind 2011 is een 19-tal inkoopuitvoeringscentra aangewezen. Inmiddels is een inkoopuitvoeringscentrum voor forensische zorg toegevoegd als 20e inkooppunt. In deze 20 inkooppunten wordt de inkoop van het rijk gebundeld. De implementatie van de inkooppunten is gestart in 2012 en wordt naar verwachting eind 2013 afgerond. Per 1 januari 2012 is het eerste inkooppunt (Haagse Inkoop Samenwerking) gestart.
3
Wanneer wordt verwacht dat het moment wordt bereikt waarop vingerafdrukken verwijderd worden kort nadat het paspoort is uitgegeven? Welke stappen zijn inmiddels gezet om vingerafdrukken en overige gegevens te verwijderen?
Verwezen wordt naar de brief van 22 september 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 25 764 nr 52) waarin is beschreven hoe de verwijdering van de vingerafdrukken uit de decentrale reisdocumentenadministratie wordt aangepakt. In het AO van 15 mei 2012 is de stand van zaken hieromtrent vermeld, zijnde dat momenteel de zogenaamde systeemupdate (waarmee de vingerafdrukken worden verwijderd uit de database van de decentrale administraties) nog wordt getest. De planning is om de systeemupdate in de zomer van 2012 op alle reisdocumentenadministraties te hebben doorgevoerd. De verwijdering van de residusporen van vingerafdrukken alsmede de overige aanvraaggegevens waarvan de bewaartermijn (11 jaar) verstrijkt volgt daarna. De planning is dat de aanpassing van de programmatuur die daarvoor nodig is in oktober van dit jaar gereed is.
4
Is in het wetsvoorstel «herschikking asielgronden» opgenomen dat hoger beroep en de voorlopige voorziening in het buitenland moeten worden afgewacht?
Nee, deze onderwerpen komen niet aan de orde in het genoemde wetsvoorstel.
Overigens heeft hoger beroep geen opschortende werking en moet dus in het buitenland worden afgewacht. Voor wat betreft de situaties waarin een voorlopige voorziening in Nederland mag worden afgewacht wijs ik u op de brief aan de Tweede Kamer van 11 januari 2011 «Situaties waarin een verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland mag worden afgewacht».
5
Bent u van mening dat het Wetsvoorstel «Herschikking asielgronden» nog voor de verkiezingen op 12 september 2012 behandeld kan worden?
Het wetsvoorstel «Herschikking Asielgronden» zal op korte termijn aan uw Kamer worden aangeboden. Het wetsvoorstel is dan klaar om door uw Kamer behandeld te worden.
6
Wordt het ontwerpbesluit met betrekking tot de aanscherping van de gezinsmigratie nog ingevoerd, nu u heeft aangegeven de PVV-eisen voor gezinsmigratie te laten rusten?
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanscherping eisen gezinsmigratie is gepubliceerd in het Staatsblad op 11 april jl. (Stb. 2012, 148). Uw Kamer heeft op 5 juni besloten mijn reactie op het schriftelijk verslag niet controversieel te verklaren (Kamerstukken II, 2011–12, 32 175, nr. 29). Het besluit treedt binnenkort in werking.
7
Hoe zal men in de toekomst omgaan met de samenloop van strafbaarstelling op grond van verblijf in weerwil van het reisverbod, en met de strafbaarstelling van illegaliteit zelf? Krijgt men een dubbele straf?
Als illegaliteit strafbaar wordt gesteld, dan kan inderdaad de situatie ontstaan dat een illegale vreemdeling aan wie een inreisverbod is opgelegd twee strafbare feiten pleegt: het zich in weerwil van het inreisverbod op Nederlands grondgebied bevinden en het zich illegaal in Nederland bevinden.
In die gevallen is sprake van een zogenoemde ééndaadse samenloop en zal betrokkene enkel worden gesanctioneerd voor het in weerwil van het inreisverbod in Nederland zijn, aangezien hierop een zwaardere sanctie staat.
8
Wanneer kunnen de resultaten van de experimenten door de politie met mobiele identificatie toepassingen worden verwacht en hoe wordt de Kamer geïnformeerd?
De leertuinen met mobiele toepassingen voor identificatie worden binnen een aantal politieregio's uitgevoerd vanaf oktober 2011 en lopen tot 1 juli 2012. De resultaten van de leertuinen worden zo spoedig na beëindiging van de leertuinen met de Kamer gedeeld.
9
Kan inzake de ingezette wijziging van EU-regelgeving per betreffende richtlijn (Gezinsherenigingrichtlijn, Kwalificatierichtlijn, Procedurerichtlijn, Opvangrichtlijn en de Dublinverordening) een overzicht worden gegeven van de huidige stand van zaken bij de herziening van de richtlijnen? Kan tevens een tijdpad worden gegeven waarin de verdere (verwachte) gang van zaken met betrekking tot deze wijzigingen per richtlijn wordt gegeven?
Gezinsherenigingrichtlijn
Aangezien het initiatiefrecht voor aanpassing van Europese regelgeving uitsluitend bij de Europese Commissie is belegd, is er geen formeel traject tot aanpassing van de richtlijn gestart in 2011; op 15 november 2011 heeft de Europese Commissie het Groenboek over de richtlijn gepubliceerd. Nederland heeft in voorbereiding op de beantwoording van de vragen in het Groenboek een consultatiebijeenkomst georganiseerd waaraan 19 lidstaten hebben deelgenomen. Op dit moment is er geen zicht op het moment waarop (en de vraag of) de richtlijn zal worden aangepast.
Kwalificatierichtlijn
De herschikking van de kwalificatierichtlijn is afgerond en op 13 december 2011 gepubliceerd. De termijn voor implementatie in nationale wetgeving loopt af op 21 december 2013. Het door Nederland voorgestane punt van omkering van de bewijslast indien er sprake is van een veilig vluchtalternatief is in de herschikking opgenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brieven van 27 januari 2012 en 29 februari 2012.
Opvangrichtlijn
De onderhandelingen over de herschikking van de opvangrichtlijn verlopen voorspoedig; op dit moment is de informele triloog tussen voorzitterschap (namens de Raad), Europese Commissie en Europees Parlement aangevangen op grond van een gezamenlijk raadsstandpunt. De onderhandelingen in de Raad zijn voor Nederland goed verlopen en de belangrijkste punten staan nu zodanig in de concept richtlijn verwoord, dat deze goed aansluiten bij de wijze waarop in Nederland het asielstelsel is ingericht en de zaken die Nederland van belang acht (waarbij een goede balans tussen bescherming van asielzoekers en vluchtelingen enerzijds en een effectieve, snelle en zorgvuldige procedure anderzijds voorop staat). De onderhandelingen over deze richtlijn worden naar verwachting voor het einde van het lopende kalenderjaar afgerond.
Dublinverordening
Het is het Deense voorzitterschap gelukt een raadspositie in eerste lezing te bereiken op basis waarvan de informele triloog met het Europese Parlement is aangevangen. In de gesprekken met het EP gaat het met name over het opnemen van een «mechanisme van vroegtijdige waarschuwing» in de verordening, de termijnen voor het indienen van rechtsmiddelen, de bewaringsgronden en het samenbrengen van familieleden. De ambitie blijft dat nog in 2012 een politiek akkoord tussen de Raad en het EP wordt bereikt. In mei 2012 heeft de de Europese Commissie een nieuw voorstel voor de Eurodac-verordening gepubliceerd. Met dit voorstel wordt de inzage van rechtshandhavingautoriteiten in de Eurodac-datebase geregeld. Ook voor deze verordening geldt dat het streven is om een politiek akkoord te bereiken voor het einde van het lopende kalenderjaar.
Procedurerichtlijn
De enige richtlijn waarop nog geen concrete resultaten (in de vorm van een gezamenlijk raadsstandpunt) zijn bereikt, is de herschikking van de procedurerichtlijn. Door het Deense voorzitterschap wordt geen mogelijkheid onbenut gelaten om ook op deze richtlijn betekenisvolle stappen te zetten. De onderhandelingen bewegen zich inderdaad, zowel voor wat betreft de voortgang als voor wat betreft de inhoud, in de goede richting. Nederland is tevreden over de compromisteksten die de basis moeten vormen voor de raadspositie (het eenstatus-stelsel kan behouden blijven, een snelle afwikkeling van vervolgaanvragen en van aanvragen in AC Schiphol blijft mogelijk), maar blijft zich inzetten voor een inrichting van de procedure die recht doet aan zowel de vreemdeling die bescherming zoekt, als de overheid die gebaat is bij snelle, effectieve en zorgvuldige procedures. De inzet van alle partijen, ook van Nederland, is erop gericht om ook de onderhandelingen over deze richtlijn af te sluiten voor het einde van het lopende kalenderjaar.
10
Wat zijn tot nu toe de totale kosten van de Nederlandse inzet van asielondersteuningsteams in Griekenland in het kader van het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO)? Wat zijn de begrote kosten in dit verband voor de komende twee jaar?
Op 1 april 2011 hebben de Griekse autoriteiten en de directeur van het EASO het (tweejarige) operationele plan voor de inzet van de EASO-asielondersteuningsteams in Griekenland ondertekend. De teams zijn samengesteld uit experts uit verschillende lidstaten en geven de Griekse regering adviezen met betrekking tot de herstructurering en verbetering van het Griekse asielstelsel. Ook Nederland heeft enkele experts geleverd. De hiermee gepaarde loonkosten van deze experts betreffen tot dusver ongeveer 50 000 euro. De vlucht-, hotel- en dagvergoedingkosten van deze medewerkers worden door het EASO bekostigd. Voorts zijn enkele Nederlandse ambtenaren gedetacheerd op het hoofdkantoor van EASO en vanuit dien hoofde betrokken bij de ondersteuning van Griekenland. De verwachte kosten voor 2012 vallen, gezien de planning lager uit dan 2011. Voor 2013 is er nog geen planning bekend.
11
Wanneer wordt de conceptwijziging van het Vreemdelingenbesluit tot aanscherping van de glijdende schaal naar de Kamer gestuurd?
Het voornemen tot aanscherping van de glijdende schaal is op 6 februari 2012 per brief aan uw Kamer meegedeeld (Kamerstukken II, 19 637-1494) en op 21 maart 2012 tijdens het algemeen overleg over Opvang en Terugkeer met de Kamer besproken.
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit tot aanscherping van de glijdende schaal is op 26 maart 2012 gepubliceerd (stb. 2012, nr. 158).
12
Hoe kan het dat de AIVD in 2011 werd «geconfronteerd» met de trends «internationalisering» en «technologiesering»? Had de AIVD deze trends niet kunnen voorzien? Welke specifieke en significante ontwikkelingen vonden plaats die maakten dat de AIVD met deze trends werd geconfronteerd? Welke specifieke voorbeelden zijn hier te noemen?
Er is geen sprake van onvoorziene ontwikkelingen. Wat de AIVD heeft willen aangeven is dat de dienst bij de uitvoering van zijn wettelijke taken sinds enige jaren moet inspelen op twee belangrijke (meerjarige) trends. Voorbeelden en een toelichting op de wijze waarop de AIVD op deze trends inspeelt kunnen worden gevonden in het jaarverslag 2011 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 33 240 VII, nr. 1).
13
Zijn alle mensen die in Nederland een vertrouwensfunctie vervullen door de AIVD onderzocht? Geldt dit ook voor alle mensen die binnen de Belastingdienst een vertrouwensfunctie vervullen? Zo nee, waarom niet? Welk percentage van de mensen met een vertrouwensfunctie is onderzocht? Indien er geen exact percentage gegeven kan worden, waarom is dat? Indien het percentage geen 100% is, waarom is dat?
Nee, uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat niet alle medewerkers op een vertrouwensfunctie afdoende gescreend zijn, terwijl dat op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken vereist is. Het is de verantwoordelijkheid van de betreffende vakminister om te zorgen dat iemand die een vertrouwensfunctie gaat bekleden, wordt aangemeld voor een veiligheidsonderzoek.
Namens de minister van Financiën kan ik u informeren dat het overzicht van vertrouwensfuncties bij de Belastingdienst is in 2005 voor het laatst vastgesteld en in 2007 voor het laatst in kaart is gebracht welke personen op die vertrouwensfuncties zitten. Sinds 2010 wordt gewerkt aan de actualisatie van de lijst van vertrouwensfunctie en de bezetting. Inmiddels zijn de conceptlijsten actueel en deze zullen ter toetsing na de zomer worden aangeboden aan de AIVD. Naar verwachting kan nog in 2012 de formele vaststelling van de lijst van vertrouwensfuncties plaatsvinden. Een uitzondering hierop betreft de FIOD. De AIVD en de BVA's van de ministeries met een Bijzondere Opsporingsdienst zijn een werkgroep gestart om de aanwijzing van vertrouwensfuncties bij deze diensten beter op elkaar en op de aanwijzing van vertrouwensfuncties bij de Politie en het OM af te stemmen. Het doel is om in 2013 de vertrouwensfuncties aan te wijzen.
Het voorgaande laat onverlet dat in de periode van 2005–2011 voor de FIOD en de douane veiligheidsonderzoeken zijn uitgevoerd. Deze twee onderdelen van de Belastingdienst kennen de meeste vertrouwensfuncties.
Uit het voorgaande vloeit voort dat exacte percentages niet te geven zijn.
14
Waarom heeft na 2010 geen meting meer plaatsgevonden van de gemeentelijke administratieve lasten voor burgers?
De VNG heeft in 2010 een meting verricht naar de administratieve lasten voor burgers met een vooruitzicht naar 2011. Met de VNG heeft BZK afgesproken dat in 2012 een nieuwe meting zal plaatsvinden om bestuursafspraken te kunnen monitoren. De meting zal eind 2012 gereed zijn.
15
Waarom heeft na 2010 geen meting van de merkbaarheid van de vermindering van regeldruk voor professionals meer plaatsgevonden?
In 2011 zijn geen nieuwe metingen verricht naar de vermindering van de regeldruk voor professionals. Inmiddels is de minister van OC&W een meting gestart naar de beleving van regeldruk door leraren en heeft Actal verschillende onderzoeken gedaan naar de regeldruk bij politie, de zorg en bij directeuren in het onderwijs. Deze rapporten zijn gebruikt om te komen tot nieuwe maatregelen voor minder regeldruk voor professionals.
16
Hoeveel gemeenten voldoen aan de webrichtlijnen? Houden zij zich aan de afspraken uit «Nederland Open in Verbinding»?
Het programma «Nederland Open in Verbinding» heeft zijn werkzaamheden eind 2011 beëindigd. De implementatie van de webrichtlijnen door gemeenten is opgenomen in de overheidsbrede implementatieagenda dienstverlening e-overheid (i-NUP). Binnen het i-NUP is voor de webrichtlijnen met de gemeenten de volgende bestuursafspraak gemaakt: vóór 1-1-2013 voldoen aan de minimale eisen van toegankelijkheid, vóór 1-1-2015 voldoen aan de volledige set webrichtlijnen.
Om inzicht te krijgen of en in hoeverre gemeenten zullen voldoen aan het eerste deel van deze bestuursafspraak, heb ik in het algemeen overleg over ICT-onderwerpen van 1 maart jongstleden aan de vaste commissie voor binnenlandse zaken toegezegd de Tweede Kamer ná de zomer een voortgangsbericht toe te sturen over de overheidsbrede toepassing van de webrichtlijnen.
Daarop vooruitlopend kan alvast aangegeven worden dat eind mei 24 gemeenten aantoonbaar voldeden aan de bestuursafspraak om vóór 1-1-2013 te voldoen aan de minimale eisen van toegankelijkheid. Van de andere gemeenten is nog niet vastgesteld in hoeverre ze voldoen; daartoe zal op korte termijn een inventarisatie plaatsvinden binnen i-NUP met het oog op het voortgangsbericht aan de Tweede Kamer ná de zomer.
17
Waarom wordt er in het jaarverslag gesproken over diversiteit en waarom hebben er projecten op het gebied van diversiteitbevordering plaatsgevonden? Is dit niet in strijd met de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regeerakkoord en het gedoogakkoord?
In welk opzicht kan diversiteit als «kwaliteit» worden gedefinieerd? Is het nastreven van een afspiegeling per definitie hetzelfde als het nastreven van kwaliteit?
Voor de diversiteitprojecten binnen de sectoren gemeenten, provincies en waterschappen zijn verplichtingen aangegaan in november 2009 en voor het hoger onderwijs in augustus 2010. Deze projecten lopen door tot en met juli 2013. Na de afspraken in het regeerakkoord en het gedoogakkoord zijn er geen nieuwe diversiteitprojecten gestart waarbij gestuurd is op kwantiteit. Alleen een lichte vorm van monitoring is gehandhaafd. Zie ook de brief aan de Kamer van 19 januari 2011 (kenmerk; 2011-0000035710). In deze brief wordt ook gewezen op het belang van diversiteit voor de publieke sectoren en dat diversiteit een element is van kwaliteit en herkenbaarheid van de overheid. Bij de kwaliteitsbenadering gaat het om de vraag: welke voordelen kan diversiteit opleveren voor het functioneren van de overheid? De kwaliteitsbenadering gaat in tegenstelling tot het nastreven van een afspiegeling uit van het benutten van zowel zichtbare als niet zichtbare verschillen, zoals normen, waarden, overtuigingen, behoeften en werkstijlen. De relatie tussen diversiteit als «kwaliteit» en het nastreven van een afspiegeling is dat het benutten van verschillen beter mogelijk is als de overheid ook divers samengesteld is. De kwaliteitsbenadering vraagt bovendien om een ander type interventies dan streefcijfers en richt zich vooral op leiderschap (managen van verschillen) en het werken aan een organisatiecultuur waar elke medewerker zich betrokken voelt en waar er ruimte is voor verschillende perspectieven om te kunnen komen tot innovatie.
18
Hoeveel fte's moeten in 2011 nog worden opgeheven in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst? Moeten er ook in 2012 nog fte's worden opgeheven in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst?
Het programma Vernieuwing Rijksdienst voorzag in een taakstelling, die gefaseerd in vier jaren (2008 t/m 2011) moest leiden tot een voorgenomen vermindering van circa 12 800 rijksambtenaren, gerekend in fulltime equivalent (FTE). Het jaar 2011 was dus het laatste jaar, waarin de ministeries de taakstelling moesten realiseren. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2011 is de slotrapportage opgenomen met daarin de conclusie, dat de omvang van de rijksdienst zelfs ruimschoots onder de beoogde doelstelling is uitgekomen.
Het programma VRD is eind 2011 beëindigd: in dat kader is er geen taakstelling in fte’s meer voor het jaar 2012.
19
Wanneer zijn de cijfers realisatie 2011 (tabel 35.2) beschikbaar?
De toelichting op de realisatie in 2011 wordt opgenomen in de begroting voor 2013.
20
Wat zijn de gevolgen van de toestroom van arbeidsmigranten op de beschikbaarheid van betaalbare woonruimte?
Op 15 september 2011 heeft mijn ambtsvoorganger u een brief gezonden over de schatting van het aantal EU-arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa in 2008 en 2009. Voor 2009 werd de omvang van deze groep geschat op 286 000 tot 325 000. Er is landelijk geen zicht op hoe de arbeidsmigranten zijn gehuisvest. Wel is er op basis van een steekproef onder een beperkt aantal arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije in het rapport «Arbeidsmigratie in vieren» een inschatting gemaakt. Dit rapport is op 18 november 2011 aan Uw Kamer gezonden. Dit rapport schat dat 96% van de EU-arbeidsmigranten woonruimte huurt, tegenover 4% die een koopwoning bezit. Van de huurders huurt slechts 4% een woning via een woningbouwcorporatie. De andere 96% huurt een kamer of woning via de private sector of de werkgever. Ook blijkt dat 6% van de huurders op een camping of recreatiecomplex woont.
In het antwoord op vraag 25 is aangegeven, dat er geen inzicht is in de vraag of, en zo ja in hoeverre, er sprake is van verdringing. Wel blijkt bij handhaving door gemeenten dat mensen worden gehuisvest in woningen en op plekken waar dat niet mag. Alleen handhaven is niet voldoende: er dient ook een legaal alternatief te zijn voor mensen die gehuisvest zijn op plekken waar dat niet mag. Voor de realisatie van huisvesting zijn partijen vaak afhankelijk van elkaar. Sommige partijen, zoals huisvesters en werkgevers, lijken het lastig te vinden om zelf het initiatief te nemen als ze het idee hebben dat anderen achter blijven. Daardoor komen er te weinig projecten van de grond. Om in navolging van de commissie «Lessen uit recente arbeidsmigratie» de «sense of urgency» bij betrokken partijen te vergroten, heb ik het initiatief genomen om met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen te komen tot een «Nationale Verklaring». Door ondertekening van deze verklaring onderkennen we gezamenlijk de problematiek rond de huisvesting en onderstrepen we het belang van het gezamenlijk optrekken. Afgesproken is dat alle ondertekenaars actief bevorderen dat hun leden eind van dit jaar in 8 regio’s afspraken gemaakt hebben over aantallen extra plekken voor tijdelijke huisvesting, locaties en afspraken over welke huisvesters gaan (om)bouwen. Bij brief van 11 april 2012 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.
21
Welk deel van de beschikbare plaatsen in de opvang voor daklozen wordt ingenomen door daklozen uit het buitenland? Klopt het dat er sprake is van een grote toename van daklozen uit het buitenland? welke gevolgen heeft dit voor de capaciteit van de opvang voor dak- en thuislozen?
De gevraagde gegevens worden door de bij Federatie Opvang aangesloten opvangvoorzieningen niet bijgehouden.
Wel sturen gemeenten erop dat «aan de deur» strenger gekeken wordt of de dakloze recht heeft op de opvang. In overleggen met het Rijk, geven zij aan dat het aandeel daklozen uit het buitenland afneemt. Echter bij kou in de winter geldt dit criterium niet.
22
Hoe groot is de huisvestingsbehoefte voor arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 20.
23
Wat zijn de gevolgen van de toestroom van tijdelijke arbeidsmigranten op de beschikbaarheid voor tijdelijk huisvesting
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 20.
24
Is het waar dat ook corporatiewoningen worden verhuurd aan uitzendbureaus voor het huisvesten van tijdelijk arbeidsmigranten?
Ja. Corporaties hebben vaak weinig ervaring met verhuur voor kortdurend verblijf en dus met een hoge omloopsnelheid van de huurders per woning, of per kamer. Om die reden besteden zij soms de verhuur voor kortdurend verblijf uit aan derden, waaronder ook aan uitzendbureaus.
25
Is het waar dat de toestroom van arbeidsmigranten en de toegenomen tekorten aan betaalbare en tijdelijke huisvesting ook het tekort aan geschikte studentenhuisvesting vergroten?
Voor het realiseren van extra studentenhuisvesting is in 2011 het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting met de G4, Kences, de Vereniging Nederlandse Universiteiten, Vastgoedbelang, de HBO-raad, de Kennissteden, de Landelijke studentenvakbond en mijn ambtsvoorganger ondertekend. Hierbij gaat het om specifieke studentenhuisvesting gerealiseerd door studentenhuisvesters waarbij de meeste van deze woningen aangeboden worden met een campuscontract.
Het reguliere aanbod, buiten het aanbod van de specifieke studentenhuisvesters om, is toegankelijk voor alle doelgroepen, zoals studenten, tijdelijke arbeidsmigranten en mensen die vanwege bijvoorbeeld scheiding of terugkeer van een verblijf in het buitenland tijdelijke woonruimte zoeken. Voor dit type huisvesting geldt een vrije markt van vraag en aanbod. Er is geen inzicht in de onderlinge verdeling daarvan en dus ook niet in de vraag of er al dan niet sprake is van verdringing.
26
Hoe vaak is er in 2011 een beroep gedaan op de Nationale Hypotheekgarantie? Is er sprake van een toename, en zo ja, hoe groot is die toename?
In 2011 heeft de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen in totaal 2 021 (2010: 1 335) verliesdeclaraties van geldgevers ontvangen in verband met de gedwongen verkoop van een woning gefinancierd met NHG. Dat is 51% meer dan in 2010. Weliswaar is in 2011 sprake van een toename van het aantal gedwongen verkopen met verlies, maar tegen de achtergrond van de kredietcrisis en het totale volume aan actieve hypotheekgaranties mag de totale omvang hiervan bescheiden worden genoemd.
In 2011 heeft de stichting in totaal 136 529 (2010: 130 248) leningen met NHG geregistreerd. Dat is een stijging van 5% ten opzichte van 2010.
27
Waarom worden studenten niet genoemd als kwetsbare of bijzondere aandachtsgroep?
Studenten worden wel degelijk als aandachtsgroep gezien. Dit is waarom het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting in november 2011 met alle betrokken partijen is ondertekend. Met het actieplan wordt voor de periode 2011–2016 de realisatie van extra studentenhuisvesting beoogd, waarvoor Kences 16 000 extra nieuwe studentenwoningen heeft toegezegd. Anderzijds wordt op landelijk en lokaal niveau een proces in gang gezet, waarbij betrokken partijen directer met elkaar gaan samenwerken om tot een goede invulling van het tekort aan studentenhuisvesting te komen.
28
Binnen welke termijn kunnen immigranten op zijn vroegst aan de inburgeringplicht voldoen?
Immigranten kunnen op verschillende manieren aan de inburgeringplicht voldoen. Als zij beschikken over een vrijstellend diploma hoeven zij het inburgeringexamen niet te maken. Immigranten die niet beschikken over een vrijstellend diploma kunnen kiezen voor zelfstudie of voor het volgen van een inburgeringcursus zodat zij hun inburgeringdiploma kunnen halen. Als er wordt gekozen voor het volgen van een inburgeringcursus wordt er vanuit gegaan dat zij gemiddeld ongeveer 1,5 jaar nodig hebben om hun inburgeringdiploma te behalen. De termijn om aan de plicht te voldoen is 3,5 jaar.
29
Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken met de maatschappelijke partijen over het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van migranten voor hun integratie? Welke acties gaat de regering ondernemen?
De subsidies voor maatschappelijke partijen gericht op integratie worden in principe afgebouwd. Het is aan migranten zelf om te zorgen dat ze participeren in onze samenleving. Met de acht LOM-Samenwerkingsorganisaties worden sinds vorige zomer gesprekken gevoerd over de wijze waarop zij vanuit een zelfstandige positie kunnen blijven bijdragen aan de integratie van migranten in Nederland. De LOM organisaties hebben inmiddels verschillende initiatieven ontwikkeld voor toekomstige organisaties. Zij hebben deze ook met het ministerie besproken. In de bestuurlijke overleggen is aangegeven dat er veel waardering is voor de omslag die de LOM-Samenwerkingsverbanden momenteel maken en aansluiten bij de manier waarop de overheid vorm geeft aan de dialoog met de samenleving over integratievraagstukken. De komende tijd richt de regering zich bij dit transformatieproces op de afbouw van de subsidie en het in gesprek blijven met – en erkennen van de organisaties als zijnde relevante en waardevolle partners waarbij er echter geen sprake meer is van een exclusieve positie.
30
Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken met de maatschappelijke partijen over het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van migranten voor hun integratie? Welke acties gaat de regering ondernemen?
Zie mijn antwoord op vraag 29.
31
Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken met de maatschappelijke partijen over het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van migranten voor hun integratie? Welke acties gaat de regering ondernemen?
Zie mijn antwoord op vraag 29.
32
Welke technische correctie betreft het die bij 47.1 bij de uitvoering van de wet Inburgering wordt gemeld? Wordt dit geld nu ingezet om er alsnog voor te zorgen dat de doelstellingen uit het Deltaplan Inburgering behaald gaan worden?
Het betreft een boekhoudkundige correctie van een in het verleden aangegane meerjarige verplichting naar DUO.
Met de beëindiging van het Deltaplan Inburgering is het behalen van de daarin opgenomen doelstellingen geen prioriteit meer van dit kabinet.
33
Waardoor is de daling veroorzaakt die bij 47.2 wordt gemeld?
De verwachting was dat het aantal aanvragen zou gaan stijgen door de aangekondigde wijziging van de Remigratiewet (o.a. verhoging leeftijdsvoorwaarde van 45 naar 55 jaar). Het betreft personen die door de wetswijziging (voorlopig) niet meer in aanmerking zouden komen voor een uitkering. Het wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Een eventuele aanvraaghausse die door een dergelijke aankondiging kan ontstaan, is vooralsnog uitgebleven.
34
Waarom zijn er geen gegevens beschikbaar over de jaren 2010 en 2011 van het aantal niet-westerse verdachten per 10 000 van de bevolking van 12 jaar en ouder? Graag dit alsnog aanleveren.
Op het moment van verschijnen van het jaarverslag waren er nog geen definitieve gegevens van het CBS beschikbaar voor 2010. Er zijn wel voorlopige cijfers beschikbaar. Over 2011 zijn op dit moment nog geen gegevens beschikbaar.
2007 |
2008 |
2009 |
20101 |
Streefwaarde 2011 |
Realisatie 2011 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Niet Westerse Migranten |
44 |
41 |
38 |
33 |
Nnb |
|
Autochtonen |
12 |
11 |
10 |
9 |
Nnb |
|
Verschil |
32 |
30 |
28 |
24 |
afname |
Nnb |
Bron CBS
De cijfers in bovenstaande tabel wijken enigszins af van de cijfers in het jaarverslag. Per abuis waren in het jaarverslag verkeerde cijfers opgenomen.
35
Hoeveel Turken in Nederland hoeven door het associatieverdrag tussen Turkije en de Europese Unie niet meer in te burgeren?
Medio februari 2012 hadden iets minder dan 25 000 in het Informatiesysteem Inburgering geregistreerde inburgeringsplichtige Turken nog niet aan hun inburgeringplicht voldaan. Zij hoeven als gevolg van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet meer in te burgeren. Dit betekent overigens niet dat de hierboven genoemde groep Turken ook daadwerkelijk is gestopt met de inburgering. Ze zijn echter niet meer inburgeringsplichtig.
36
Hoeveel procent van de in Nederland verblijvende MOE-landers heeft de inburgeringcursus met succes afgerond?
In 2010 begonnen 7 180 arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa aan een inburgeringtraject via de gemeente, in 2011 waren het er 4 391 en in 2012 (t/m mei) 1 032. In totaal betreft het 12 603 personen. In totaal hebben 3 153 daarvan een volledig inburgeringexamen afgerond. Een deel zal nog examen doen in de loop van dit jaar of komende jaren. Daarmee heeft op dit moment ongeveer 25% van degenen die deel hebben genomen de cursus afgerond met een examen. Veel EU-arbeidsmigranten nemen wel deel aan een cursus, maar ronden het niet altijd af omdat zij vaak verhuizen naar een andere werkgever en omdat zij niet verplicht zijn in te burgeren maar wel de taal willen leren. Het niet afronden met een examen wil dus niet zeggen dat zij de taal niet geleerd hebben.
Ervan uit gaande dat er ultimo 2011 ongeveer 340 000 EU-arbeidsmigranten in Nederland bevonden, zou dit ongeveer 3,7% zijn die op deze wijze een cursus heeft gevolgd en ongeveer 1% dat examen heeft afgelegd. Het aantal van 340 000 is echter een schatting en betreft een moment opname.
Niet meegerekend zijn: degene die zelf een cursus hebben gevolgd bij een taalaanbieder, degenen die via de werkgever een taaltraining hebben gevolgd, degenen die een zelfstudiepakket hebben gekocht. Over deze categorieën zijn geen gegevens bekend.
37
Wat is de oververtegenwoordiging van MOE-landers in de schooluitval, bijstandsafhankelijkheid en criminaliteit over de periode 2010–2011?
Er is geen geaggregeerd overzicht beschikbaar van de vertegenwoordiging van MOE-landers in criminaliteit over de periode 2010–2011. Wel is uw Kamer onlangs door de minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd over de aard en omvang van mobiele bendes (TK 2011/2012, 29 911, nr. 64). In de jaren 2009–2011 betrof één op de zestig veroordeelden (1,6%) een van vermogensmisdrijven verdachte Oost-Europeaan zonder vaste woon- of verblijfplaats in ons land. Dit waren met name winkel- en ladingdiefstal, inbraak in woningen en bedrijven, oplichting, skimming en zakkenrollerij.
In de VSV atlas (Atlas Voortijdig SchoolVerlaten) worden geen aparte cijfers over MOE-landers opgenomen. MOE-landers worden gerekend tot de groep westerse allochtonen. Deze groep wordt niet verder onderscheiden naar land of gebied van afkomst. Het uitvalpercentage onder leerlingen van 12–23 jaar van westerse allochtone afkomst is in 2010–2011 (voorlopige cijfers1) gedaald naar 3,9% ten opzichte van 5,1% in schooljaar 2005–2006. Van dit percentage is dus niet aan te geven om hoeveel MOE-landers het gaat. Het uitvalpercentage onder alle leerlingen van 12–23 jaar, ongeacht afkomst, is 2,9% in schooljaar 2010–2011.
Wel zijn er gegevens over het beroep dat MOE-landers doen op de WWB of de WIJ. In 2010 betrof het ongeveer 12.302 personen uit alle Midden- en Oost Europese landen op het totaal van 345 240 personen die een WWB of WIJ uitkering verkregen. Daarvan waren 289 770 Nederlanders (1,7% van alle Nederlanders). Naar schatting ontving 0,4% van de ultimo 2010 in Nederland verblijvende MOE-landers een uitkering (gerelateerd aan 300 000 arbeidsmigranten die naar schatting in Nederland verbleven). In 2011 ontvingen 1 380 personen uit alle Midden- en Oost-Europese landen een uitkering, een toename van 160 personen. In totaal ontvingen 356 280 personen een uitkering, waarvan 298 450 Nederlander (1,8% van alle Nederlanders) en 0,5% van de MOE-landers. Hierbij zij aangetekend dat het hier gaat om MOE-landers op basis van huidige nationaliteit. Er zijn meer MOE-landers met een WWB uitkering op basis van het land van herkomst: dan betreft het in 2010 in totaal 3 170 personen. De minister van SZW heeft uw Kamer hierover geïnformeerd in februari jongstleden.
38
Is het waar dat de gerealiseerde verplichtingen over 2011, € 1 274 925 000 bedroegen en de begrootte verplichtingen over 2011, € 765 573 000,–?
Het klopt dat de gerealiseerde verplichtingen over 2011 € 1 274 925 000 bedroegen en de begrootte verplichtingen over 2011 € 765 573 000,–. Het verschil wordt verklaard door toevoeging van intensiveringen uit het Regeerakkoord, door actualisatie van de toerekening van de kosten voor eerstejaars opvang van asielzoekers aan het ODA-budget en door de verplichting die jegens het COA voor het jaar 2012 is aangegaan in het begrotingsjaar 2011 (€ 366 mln.)
39
Waarom zijn de kosten van de in het regeerakkoord afgesproken intensiveringen onvoldoende ingecalculeerd?
In tegenstelling tot wat in de vraag wordt gesteld, is het niet zo dat de kosten van de in het regeerakkoord afgesproken intensiveringen onvoldoende zijn ingecalculeerd. Wel zijn de uitgaven hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot, door toevoeging van intensiveringmiddelen in het voorjaar van 2011.
40
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking tussen de IND en het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (IMMO)? In hoeverre zal het IMMO worden betrokken bij het medisch advies tijdens de rust- en voorbereidingstermijn?
In december 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de IND en het IMMO. Zoals ik de Tweede Kamer tijdens het dertigledendebat op 28 februari jongstleden heb bericht, is tijdens dit gesprek afgesproken dat er een vervolggesprek zou plaatsvinden wanneer het IMMO enige tijd operationeel zou zijn. Dit vervolggesprek heeft nog niet plaatsgevonden.
Het medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn wordt verzorgd door MediFirst en ziet op de vraag in hoeverre er sprake is van medische beperkingen die van invloed kunnen zijn op het horen en beslissen. Door MediFirst wordt enkel onderzoek gedaan naar de lichamelijke en psychische toestand van de asielzoeker. Er worden geen vragen gesteld over het asielrelaas.
Onderzoeken door het IMMO vinden plaats op verzoek van de vreemdeling c.q. zijn gemachtigde en zijn in beginsel bedoeld als medisch steunbewijs voor het asielverzoek. Dit kan in elke fase van de asielprocedure gebeuren. Door de artsen die het onderzoek uitvoeren, wordt beoordeeld in hoeverre de medische problematiek van de vreemdeling past binnen het asielrelaas.
De medische adviezen van MediFirst en de medische rapportages van het IMMO zijn derhalve niet met elkaar te vergelijken.
Wanneer een vreemdeling een IMMO-rapportage inbrengt in de asielprocedure, dan wordt de inhoud van deze rapportage meegenomen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Wanneer er in voorkomende gevallen onduidelijkheid bestaat over de verhouding tussen een advies van MediFirst en een IMMO-rapportage, hebben IND-medewerkers de mogelijkheid om hierover vragen te stellen aan MediFirst.
41
Wat bedoelt u wanneer u aangeeft dat bij de nieuwe asielprocedure «in principe» in alle gevallen continuïteit van de rechtsbijstand is gerealiseerd? Wat ging er verkeerd in de gevallen waar dit niet werd gerealiseerd?
In de verbeterde asielprocedure is het uitgangspunt dat er zoveel mogelijk continuïteit is in de rechtbijstand. Dit betekent dat de vreemdeling, daar waar mogelijk wordt ondersteund en vertegenwoordigd door één en dezelfde rechtsbijstandverlener.
Dit is echter niet in alle gevallen mogelijk. Bijvoorbeeld waar de vreemdeling er niet voor kiest om naar een rechtsbijstandverlener toe te reizen of dat de rechtsbijstandverlener de zaak heeft overgedragen (al dan niet tijdelijk) aan een collega, bijvoorbeeld omdat het qua planning niet past om bij alle fasen van de asielprocedure aanwezig te zijn.
Dit betekent niet dat er de vreemdeling zonder rechtsbijstand zit, maar dus niet wordt vertegenwoordigd door dezelfde rechtsbijstandverlener.
42
Kan met betrekking tot de Europese harmonisatie van het asielbeleid een nadere precisering worden gegeven van wat wordt verstaan onder de «zekere mate van procedurele autonomie» die lidstaten zouden moeten behouden, zolang wordt voldaan aan de gezamenlijk vastgestelde procedurele waarborgen? Welke grenzen worden door Nederland gesteld om de betreffende procedurele autonomie te beschermen?
Nederland hecht aan verdere Europese harmonisatie, ook op het terrein van het asielbeleid, op een wijze die proportioneel is. Dit betekent dat zoveel mogelijk moet worden gekomen tot gelijkluidende beoordelingen van asielverzoeken en toegekende rechten, zonder dat noodzakelijkerwijs het hele systeem van bestuursrecht in alle lidstaten op alle details gelijkluidend moet zijn. Deze vorm van procedurele autonomie kan ook tot verschillen leiden in bijvoorbeeld door de overheid te hanteren procedurele termijnen of de wijze waarop de rechtsbescherming door middel van toegevoegde advocaten is vorm gegeven. Wel kunnen er afspraken gemaakt worden over het feit dat er termijnen moeten worden vastgelegd (bijvoorbeeld voor voorgeleiding voor de rechter in geval van detentie «binnen redelijke termijn») zonder dat noodzakelijkerwijs is vastgelegd welke termijn dan exact moet gelden.
43
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn er sedert de invoering van het beleid dat de mogelijkheden om deze amv’s in vreemdelingenbewaring te plaatsen beperkt (in maart 2011), toch in vreemdelingenbewaring gesteld? Welk percentage van het totaal aantal amv’s betreft dit?
In het Algemeen Overleg over alleenstaande minderjarige asielzoekers van 24 mei 2011 heb ik uw Kamer toegezegd om de effecten van deze nieuwe aanpak in kaart te brengen. Op dit moment bereid ik deze brief voor. In die brief zal nader worden ingegaan op de hier gestelde vragen. Uw Kamer ontvangt deze brief nog deze zomer.
44
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen zitten nu in totaal in vreemdelingenbewaring? Kunt u deze ook onderverdelen in genoemde vier categorieën? Hoe lang zitten zij gemiddeld in detentie?
In het Algemeen Overleg over alleenstaande minderjarige asielzoekers van 24 mei 2011 heb ik uw Kamer toegezegd om de effecten van deze nieuwe aanpak in kaart te brengen. Op dit moment bereid ik deze brief voor. In die brief zal nader worden ingegaan op de hier gestelde vragen. Uw Kamer ontvangt deze brief nog deze zomer.
45
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de knelpunten binnen de «Spekmanroute»? Wanneer kan de Kamer de conclusies verwachten?
Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg over opvang en terugkeer op 21 maart jl. heb toegezegd zal ik in de tweede helft van 2012 uw Kamer informeren over de knelpunten in de Spekmanprocedure inzake opvang medisch. Het onderzoek naar de knelpunten loopt. Ik kan daar op dit moment nog geen mededelingen over doen, of op de conclusies vooruit lopen.
46
Kunnen er al resultaten aan de Kamer worden gezonden met betrekking tot de in 2011 gestarte trajectcontrole in het reguliere proces?
De door de IND uitgevoerde trajectcontroles in het reguliere proces vonden in 2011 in pilotvorm plaats. In het kader van deze pilot zijn meer dan 10 000 verblijfsvergunningen handmatig gecontroleerd op het nog voldoen aan de voorwaarden. Deze voorwaarden zijn:
– blijven voldoen aan het middelenvereiste;
– voldoen aan de wettelijke criteria rond openbare orde;
– samenwonen (voor de relevante verblijfsdoelen, bijvoorbeeld verblijf bij partner).
Op basis van de uitkomsten van deze controles heeft de IND 45 voornemens tot intrekken van de verblijfsvergunning opgestart. Mede op basis van de zienswijzen die de vreemdelingen hebben uitgebracht naar aanleiding van deze voornemens, heeft de IND in 9 zaken de verblijfsvergunning daadwerkelijk ingetrokken. Er zijn thans daartegen vier bezwaarschriften ingediend, waarvan er één gegrond is verklaard. Op de andere drie heeft de IND nog geen beslissing genomen.
47
Wanneer treedt INDIGO in werking en op welke datum wordt thans verwacht dat INDiGO volledig operationeel zal zijn?
Ik verwijs u in dit verband naar mijn brief van 13 maart 2012. Daarin heb ik u gerapporteerd over de laatste stand van zaken van INDiGO (Kamerstukken II, 2011, 30 573, nr. 100).
Hierin heb ik u meegedeeld dat mijn doelstelling voor 2012 is dat eind dit jaar INDiGO het primaire systeem is waarin de IND alle zaken afhandelt.
48
Is de vertraagde invoering van INDIGO er debet aan dat de termijn die voor bezwaar geldt in de praktijk lastig is te realiseren? Is de streefwaarde van 100% voor de doorlooptijden regulier wel te realiseren? Zijn er niet altijd zaken die dusdanig ingewikkeld zijn dat deze meer tijd nodig hebben?
De invoering van INDiGO heeft geen impact op de doorlooptijden van bezwaar. Als uitvoeringsorganisatie is het streven van de IND erop gericht om doorlooptijden voor 100% binnen de wettelijke termijn te realiseren.
In de praktijk wordt dit niet in alle gevallen gerealiseerd, onder meer omdat er zaken zijn waarin onderzoek wordt verricht naar bijvoorbeeld medische aspecten.
49
Hoeveel bedraagt de opgelopen schade door de vertraging van de invoering van INDIGO? Welke meerkosten denkt u de komende jaren nog te moeten maken? Hoeveel mensen zijn er extern ingehuurd als gevolg van de vertraagde invoering van INDIGO? Waarom is ervoor gekozen om externen in te huren voor implementatie van INDIGO in plaats van (eventueel meer) ambtelijk personeel tijdelijk in te zetten?
De meerkosten die zijn ontstaan doordat INDiGO niet per 1 januari 2011 operationeel was, bedroegen ongeveer 42,5 miljoen euro (brieven van 30 maart 2011, Kamerstukken II, 2011, 30 573, nr. 66 en 27 september 2011, Kamerstukken II, 2011, 30 573, nr. 77).
Het betreft zowel directe als indirecte kosten. De directe kosten betreffen de inrichting van de INDiGO Tijdelijk Beheer Organisatie en de meerkosten voor verdere verbetering van het systeem. Daarnaast zijn er indirect gerelateerde kosten als het langer in de lucht houden van het bestaande ICT systeem (INDIS) en de vertraging in de geplande krimp van het personeel. Van de ICT kosten betreft ca € 4 mln. externe inhuur.
De IND maakt bij de ontwikkeling en bouw van INDiGO gebruik van hiervoor in de markt beschikbare en voor de IND noodzakelijke expertise. Het traject van kennisoverdracht naar IND-medewerkers is in volle gang.
De kosten van 2011 zullen in 2012 doorlopen.
50
Zijn de totale kosten voor de opvang van opvanggerechtigden lager dan vorig jaar?
De totale uitgaven aan de opvang bedroegen in 2010 € 463 mln. In 2011 was dat € 482 mln. Dit laatste bedrag is inclusief een nabetaling aan het COA van € 26 mln. over 2010.
51
Waarom was bij de invoering van mobiel grenstoezicht sprake van een dusdanige urgentie dat er geen tijd was voor een formele ex ante uitvoeringstoets?
Jurisprudentie heeft tot gevolg gehad dat de juridische basis voor het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) moest worden herzien. Tijdens de periode waarin de reparatiewetgeving werd voorbereid heeft tijdelijk op een andere wettelijke basis beperkt toezicht door de KMar nabij de Schengen-binnengrens plaatsgevonden. Het streven was om zo snel mogelijk het MTV weer zo volledig mogelijk in te zetten. Een formele ex ante uitvoeringstoets heeft niet plaatsgevonden.
52
Wordt er in de gesprekken met Irak over de gedwongen terugkeer ook gepraat over eventuele sancties voor dit land bij het niet meewerken aan terugkeer?
De gesprekken met Irak worden aangegaan vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid die Nederland en Irak voelen voor de terugkeer van afgewezen Irakese asielzoekers naar Irak. Daarbij zal worden benadrukt dat Nederland de afgelopen jaren veel voor Irak en zijn bevolking heeft gedaan en dat medewerking aan terugkeer ook in het belang is van Irak. De Irakese autoriteiten stellen strikte voorwaarden aan gedwongen terugkeer en Nederland is niet het enige land vanwaar Irakezen (moeten) terugkeren. Het is mijn intentie om samen met Irak een oplossing te vinden om uit de huidige impasse te geraken. Daarbij zal vooral worden gezocht naar thema's binnen het migratieterrein waar Nederland extra ondersteuning kan bieden aan Irak.
53
Kan een nadere uitleg worden gegeven van wat wordt bedoeld met ondersteuning in natura van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven om hun terugkeer te bevorderen? Kan een overzicht worden gegeven van de verschillende vormen van ondersteuning in natura die worden of zijn geboden? Hoe lang wordt dergelijke ondersteuning geboden? Zijn er financiële grenzen aan deze hulp gesteld? Welke eisen worden er aan de betreffende vreemdelingen gesteld om voor dergelijke ondersteuning in aanmerking te komen? Hoe wordt vastgesteld of een vreemdeling in aanmerking komt voor dergelijke ondersteuning? Welke maatregelen zijn er getroffen om misbruik van deze ondersteuning te voorkomen of aan te pakken? Wordt te allen tijde overgegaan tot terugvordering van de geboden ondersteuning wanneer de betrokken vreemdeling weer terug komt naar Nederland?
Kan een nadere uitleg worden gegeven van wat wordt bedoeld met ondersteuning in natura van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven om hun terugkeer te bevorderen?
In de brief «Terugkeer in het vreemdelingenbeleid» van 1 juli 2011 heb ik samen met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aangekondigd een nieuw kader te ontwikkelen dat zelfstandige terugkeer van ex-asielzoekers moet bevorderen. Binnen dit subsidiekader, dat op 16 december 2011 in werking is getreden, kunnen ex-asielzoekers zelfstandig terugkeren met financiële ondersteuning of met ondersteuning in natura in het land van herkomst. De ondersteuning in natura wordt geboden door vanuit Nederland opererende niet-gouvernementele of intergouvernementele organisaties, die daarvoor subsidie ontvangen op grond van het Migratie- en Ontwikkelingsprogramma 2012 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Kan een overzicht worden gegeven van de verschillende vormen van ondersteuning in natura die worden of zijn geboden?
De ondersteuning in natura richt zich op thema’s die de herintegratie bevorderen, bijvoorbeeld opleiding, training, arbeidsbemiddeling, bemiddeling bij huisvesting en gezondheidszorg, hulp bij het opzetten van een onderneming.
Hoe lang wordt dergelijke ondersteuning geboden?
Ondersteuning die in Nederland wordt geboden, wordt binnen de wettelijke termijnen benut, te weten de vertrektermijn ex art. 62 Vw met eventuele vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 56 Vw. Dit betekent dat een ex-asielzoeker een ondersteuningstraject in Nederland binnen uiterlijk 16 weken afgerond dient te hebben. Ondersteuning in natura die in het land van herkomst wordt geboden, wordt voltooid binnen 1 jaar te rekenen vanaf de eerste dag nadat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling is geëindigd, maar dient wel binnen 3 maanden na afloop van de vertrektermijn ex art. 62 Vw te zijn geaccepteerd. NB: Deze verplichting geldt niet in geval de steun wordt geboden aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling. Hier geldt dat de ondersteuning in natura wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.
Zijn er financiële grenzen aan deze hulp gesteld?
Per ex-asielzoeker, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen, wordt maximaal € 1 500 besteed aan ondersteuning in natura. Voor gezinnen met minderjarige kinderen kan daarnaast maximaal € 1 000 per minderjarig kind extra worden besteed aan ondersteuning in natura. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt geen maximumbedrag. Hier geldt dat de ondersteuning in natura (opvang, medische zorg, kleding, onderwijs, scholing) voor de alleenstaande minderjarige wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.
Welke eisen worden er aan de betreffende vreemdelingen gesteld om voor dergelijke ondersteuning in aanmerking te komen?
Het betreft ex-asielzoekers die zich binnen de wettelijke vertrektermijn zoals bepaald in art. 62 van de Vreemdelingenwet 2000, dat wil zeggen maximaal 28 dagen nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd, of binnen de termijn van een eventuele vrijheidsbeperkende maatregel zoals bepaald in art. 56 Vw, dat wil zeggen maximaal 12 op een vrijheidsbeperkende locatie, aanmelden voor de ondersteuning. Ex-asielzoekers mogen niet aan meer dan één in natura ondersteuningsproject deelnemen. Ex-asielzoekers die veroordeeld zijn voor hals- of zedenmisdrijven, zijn van deelname uitgesloten.
Hoe wordt vastgesteld of een vreemdeling in aanmerking komt voor dergelijke ondersteuning?
De DT&V toetst of een vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van ondersteuning in natura. Elke subsidieontvanger is verplicht elke deelnemer aan een project voor ondersteuning in natura aan te melden bij de DT&V. Projectactiviteiten zijn alleen subsidiabel in zoverre zij betrekking hebben op door de DT&V geaccordeerde deelnemers.
Welke maatregelen zijn er getroffen om misbruik van deze ondersteuning te voorkomen of aan te pakken?
De DT&V ziet erop toe dat ex-asielzoekers niet aan meer dan één in natura ondersteuningsproject deelnemen. Daarnaast kunnen ex-asielzoekers uit bepaalde herkomstlanden bij sterke aanwijzingen van misbruik worden uitgesloten van projecten voor ondersteuning in natura. Op dit moment zijn Georgië en Wit-Rusland uitgesloten.
54
Kan er, in verband met de alternatieven voor vreemdelingenbewaring, per pilot worden aangegeven wat de stand van zaken is? Hoe zal de pilot met de borgsom in de praktijk worden uitgevoerd?
Op 22 december 2011 heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de te starten pilots in het kader van het onderzoek naar alternatieven voor vreemdelingenbewaring. De pilots worden in 2012 uitgevoerd en zullen in 2013 worden geëvalueerd. Sinds de implementatie van de Terugkeerrichtlijn eind december 2011 is het juridisch mogelijk om als alternatief voor bewaring een borgsom te vragen van de vreemdeling, die bij aantoonbaar vertrek aan de vreemdeling wordt geretourneerd. Voor deze pilot komen in aanmerking vreemdelingen die zich al in bewaring bevinden dan wel worden staande gehouden door de vreemdelingenpolitie. Ik zal uw Kamer begin 2013 informeren over mijn ervaring met de pilots en de resultaten daarvan.
55
Wilt u een lijst geven conform bijlage topinkomens met personen die meer dan 100% van het ministersalaris verdienen? Wat is het totaalbedrag aan uitgaven die boven de 100% van het ministersalaris wordt uitgegeven?
De rapportage Beloningsgegevens 2011 komt conform de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens in december 2012 beschikbaar. Het melden van de beloningsgegevens is mede afhankelijk van de jaarverslagleggingcyclus van de individuele instellingen.
56
Waardoor is de lagere productie, dan wel de lagere instroom van verzoeken bij de dienst van de huurcommissie veroorzaakt?
In de Begroting 2011, die is voorbereid in de zomer van 2010, werd rekening gehouden met een totale instroom van verzoeken van 14 850; deze verwachting was mede gebaseerd op de realisatie in 2009, die dat jaar 15 649 bedroeg.
Uiteindelijk bedroeg de instroom in 2011 9 149 verzoeken.
In onderstaande tabel zijn de aantallen van de onderscheiden stromen vermeld in de periode 2008–2011.
Instroom 2008 |
Instroom 2009 |
Instroom 2010 |
Instroom 2011 |
|
---|---|---|---|---|
Huurprijs-geschillen |
4 901 |
6 561 |
5 910 |
5 270 |
Servicekostengeschillen |
4 184 |
4 288 |
4 049 |
3 078 |
Huurverhogingsgeschillen |
1 181 |
2 224 |
668 |
458 |
Huurtoeslag-verklaringen |
1 106 |
2 576 |
801 |
343 |
Totaal |
11 372 |
15 649 |
11 428 |
9 149 |
Over de oorzaak van de daling in 2010 en 2011 ten opzichte van 2009 is het volgende op te merken. Er zijn meerdere factoren die van invloed zijn op de omvang van de instroom, zoals de hoogte van de leges en de hoogte van de jaarlijkse huurverhoging. Deze laatste was in 2011 relatief laag. Naar het effect van de nieuwe legesregeling die op 1 april 2010 is ingegaan, heeft de Huurcommissie in 2011 onderzoek laten uitvoeren. Kern van die nieuwe legesregeling is dat natuurlijke personen € 25 en rechtspersonen € 450 moeten betalen indien ze door de Huurcommissie in het ongelijk worden gesteld.
Het onderzoek concludeert dat voor huurders de verhoogde leges geen te hoge drempel vormen. Van de leges voor rechtspersonen (altijd verhuurders) gaat wel een zekere drempelwerking uit. Grote verhuurders maken een afweging tussen de legeskosten en het financiële belang van hun zaak. Zij proberen ook vaker een zaak te voorkomen.
De lagere instroom van verzoeken heeft geleid tot de lagere productie: een verzoek dat niet ingediend wordt, kan ook niet afgewikkeld worden in de vorm van een uitspraak.
57
Welke besluiten inzake de reorganisatie en systemen bij de Dienst van de Huurcommissie betreft het hier om het eigen vermogen weer onder de 5% te brengen en waarom vloeit dit geld niet gewoon terug naar het resultaat van het moederdepartement?
In 2011 heeft het bestuur van de Huurcommissie een voorgenomen besluit genomen inzake een reorganisatie van de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Deze reorganisatie beoogt DHC flexibeler en doelmatiger in te richten. Na ontvangst van het advies van de Ondernemingsraad van DHC, zal het bestuur in 2012 het definitieve besluit tot reorganisatie nemen. Tevens zullen, in samenhang met in voorbereiding zijnde wijziging van wet- en regelgeving, de systemen van DHC aanpassing behoeven.
Ten behoeve van deze veranderingen en de daarmee gepaarde kosten, is het gewenst om voorzieningen te treffen. De daarvoor benodigde gelden zijn eind 2011 door BZK ter beschikking gesteld, en zullen in 2012 aangewend worden.
De verlaging van het eigen vermogen onder de 5% is geen doel op zich, maar vloeit voort uit het treffen van deze noodzakelijke voorzieningen.
58
Nu in de toelichting twee verschillende percentages worden genoemd, te weten 14% en 14,9% is de vraag hoeveel procent van de totale uitgaven ambtelijk personeel hebben het ministerie plus de baten-lastendiensten uitgegeven aan externen?
De realisatie van de totale uitgaven ambtelijk personeel (inclusief baten-lastendiensten) over 2011 was 14,0%. Realisatie ligt dus lager dan het verwachte uitgavenpercentage van 14,9%.
59
Wat gaat u doen om in 2012 wel onder de rijksbrede norm van 10% te komen?
Per brief d.d. 18 mei 2011 is de Kamer geïnformeerd over hoe ik om wil gaan met de rijksbrede norm van 10% (Kamerstukken II, 32 501, nr. 16). Voorop staat dat externe inhuur, in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering, tot het absoluut noodzakelijke moet worden beperkt. Voor wat betreft de reguliere bedrijfsvoering van het kerndepartement is het in 2011 gelukt om aan de rijksbrede norm van 10% te voldoen. In 2012 zal ik voor wat betreft het kerndepartement hier ook aan blijven voldoen. In de verantwoording zijn ook uitgaven voor externe inhuur van de uitvoerende diensten van het ministerie opgenomen. Met name baten- en lastendiensten zijn ingesteld om op de meest doelmatige wijze door klanten gevraagde producten en diensten tot stand te brengen. In een aantal gevallen wordt afgeweken van de norm, omdat sprake is van een fluctuerende werkstroom, of omdat specifieke deskundigheid nodig is. Indien er redenen of oorzaken zijn om af te wijken van de overeengekomen norm, dan zal BZK zich daarover via het comply-or-explain-beginsel verantwoorden.