Vastgesteld 12 juni 2012
De vaste commissie voor Financiën heeft een vraag voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van het Provinciefonds 2011 (Kamerstuk 33 240 IXA, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vraag beantwoord bij brief van 11 juni 2012. Vraag en antwoord zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Aptroot
De griffier van de commissie, Berck
1
De Algemene Rekenkamer oordeelt dat de transparantie over de financiering van de AWBZ onvoldoende is omdat een deel van de financiering een rijksbijdrage is. Zit het transparantieprobleem volgens de Algemene Rekenkamer enkel in de financieringswijze, of kan het mogelijk ook liggen aan de communicatie omtrent de financieringswijze in relatie tot de stijging van de AWBZ-kosten? De minister geeft aan dat de transparantie voldoende is, welke alternatieven stelt de Algemene Rekenkamer voor om de transparantie te vergroten?
In ons rapport Uitgavenbeheersing in de zorg 1 schrijven wij dat er in de AWBZ sprake is van een structureel tekort. Deze jaarlijkse exploitatietekorten worden gedekt met een lening uit de schatkist. Er ontstaat zo een groot en groeiend vermogenstekort in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Bij ongewijzigd beleid loopt het jaarlijkse tekort op tot een vermogenstekort dat rond 2020 groter zal zijn dan de jaaruitgaven van de AWBZ. De Ministeries van VWS en van Financiën vinden dit geen probleem, omdat de zorguitgaven worden betaald en de vermogenstekorten worden opgeteld bij het EMU-saldo. Naar ons oordeel ontbreekt zo transparantie over de financiering van de AWBZ. Het gaat om een rijksbijdrage in de vorm van een lening die nooit zal worden terugbetaald. Dit behoort duidelijk in de rijksbegroting tot uitdrukking te komen en wel in de jaren dat deze uitgaven gedaan worden en niet vele jaren later.
Wij hebben als alternatief aanbevolen om de Tweede Kamer het besluit voor te leggen het jaarlijkse tekort in de AWBZ te bekostigen uit de algemene middelen. De facto ontstaat dan een situatie die vergelijkbaar is met de Algemene Ouderdomswet (AOW). Het premiepercentage kent een vastgestelde bovengrens en de resterende financieringsbehoefte wordt aangevuld met een rijksbijdrage.