Kamerstuk 33240-IV-1

Jaarverslag Koninkrijksrelaties 2011

Dossier: Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2011

Gepubliceerd: 16 mei 2012
Indiener(s): Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33240-IV-1.html
ID: 33240-IV-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN KONINKRIJKSRELATIES (IV)

Aangeboden 16 mei 2012

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (in mln. €)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (in mln. €)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

7

 

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot déchargeverlening

7

 

2. Leeswijzer

11

     

B.

Beleidsverslag

13

 

1. Beleidsprioriteiten 2011

13

 

2. Beleidsartikelen

16

 

3. Niet-beleidsartikelen

26

 

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

27

     

C.

Jaarrekening

29

 

1. De departementale verantwoordingsstaat 

29

 

2. De saldibalans

30

 

3. Topinkomens

39

     

D.

Bijlagen

40

 

1. Overzicht niet financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

40

 

2. Afkortingenlijst

41

 

3. Trefwoordenregister

42

A. ALGEMEEN

A.1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2011 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2011 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

A.2. LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2011

De begroting van Koninkrijksrelaties kent een vertrouwde opbouw waarbij het jaarverslag de opbouw van de begroting 2011 volgt.

Het jaarverslag 2011 bestaat uit vier delen:

  • A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • B. Het beleidsverslag 2011 over de prioriteiten en de beleidsartikelen;

  • C. De jaarrekening 2011;

  • D. De bijlagen.

Het beleidsverslag 2011

In het beleidsverslag 2011 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2011.

In de paragraaf beleidsprioriteiten 2011 wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (prioriteiten) voor 2011. Ook wordt ingegaan op een aantal urgente onderwerpen die in 2011 specifieke aandacht hebben gekregen.

In de paragraaf «De beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

  • 1. algemene beleidsdoelstelling, doelbereiking en maatschappelijke effecten;

  • 2. externe factoren;

  • 3. meetbare gegevens;

  • 4. budgettaire gevolgen van beleid;

  • 5. operationele doelstellingen;

  • 6. overzicht afgeronde onderzoeken.

In paragraaf 4 budgettaire gevolgen van beleid, wordt de realisatie 2011 afgezet tegen de oorspronkelijke vastgestelde begroting 2011 en worden opmerkelijke verschillen toegelicht.

In paragraaf 5 operationale doelstellingen, wordt per operationele doelstelling nader ingegaan op de behaalde resultaten in 2011. Hierbij wordt aandacht besteed aan de gerealiseerde instrumenten/ activiteiten en de prestatieindicatoren. De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden per operationele doelstelling nader toegelicht.

Het jaarverslag Koninkrijksrelaties 2011 bevat ook een bedrijfsvoeringsparagraaf. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke bedrijfsvoeringpunten voor Koninkrijksrelaties (IV). Voor het verslag over de bedrijfsvoering in algemene zin wordt verwezen naar het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

Groeiparagraaf

In het jaarverslag is zoveel mogelijk aandacht gegeven aan de koppeling van meetbare gegevens (prestatie-indicatoren en kengetallen) en doelstellingen.

De jaarrekening 2011

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaat voor de begroting van Koninkrijksrelaties en de saldibalans met toelichting. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd.

De bijlagen

Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn ook een overzicht van gebruikte afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

B.1. BELEIDSPRIORITEITEN 2011

2011: jaar van de uitvoering

2011 was het eerste jaar van de nieuwe staatkundige verhoudingen. De drie eilanden van Caribisch Nederland maken veel veranderingen door. De rijksoverheid werkt samen met de eilandelijke overheden aan verbeteringen die stap voor stap worden doorgevoerd. Hierbij zijn de verschillende bewindspersonen verantwoordelijk voor hun beleidsterreinen. Voor de huisvesting en bedrijfsvoering maken de departementen gebruik van de gemeenschappelijke shared serviceorganisatie Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). De uitdaging voor de komende jaren is ervoor te zorgen dat veranderingen leiden tot verbeteringen die merkbaar zijn voor de bevolking van de eilanden.

Voor de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten is een tijdperk met nieuwe uitdagingen aangebroken. In 2011 is er vooral gewerkt om de instanties gereed te maken voor de nieuwe taken en bevoegdheden. Er zijn nog veel inspanningen nodig om de autonome landen adequaat te laten functioneren en daar waar nodig verder op te bouwen, zodat duurzame verbeteringen op sociaal, economisch en bestuurlijk gebied merkbaar worden.

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) zijn per transitiedatum openbare lichamen, met een structuur die vergelijkbaar is aan die van Nederlandse gemeenten. De Nederlandse rijksoverheid en de openbare lichamen dragen samen de politieke verantwoordelijkheid voor het functioneren van het openbaar bestuur en het welzijn van haar burgers.

Sinds 10-10-10 zijn de verschillende Nederlandse bewindspersonen verantwoordelijk voor de respectieve beleidsterreinen in Caribisch Nederland. Net zoals zij voor die terreinen verantwoordelijk zijn in het Europese deel van ons land. De Nederlandse regering heeft sinds die datum dan ook formeel het stokje overgenomen van de regering van de voormalige Nederlandse Antillen.

De verdeling van taken en bevoegdheden tussen de eilandelijke en rijksoverheid is vastgelegd en beschreven in de verschillende wetten en regelingen die op Caribisch Nederland van toepassing zijn. De Rijksvertegenwoordiger vormt de bestuurlijke schakel tussen het Rijk en de openbare lichamen. Voor de vrije uitkeringen aan Caribisch Nederland is een apart begrotingshoofdstuk (BES-fonds) opgericht.

De departementen hebben ruim voor de transitiedatum kwartiermakers naar de drie eilanden gestuurd om de overgang naar de nieuwe status voor te bereiden. Hiertoe is nauw samengewerkt met de drie eilandbesturen en lokale ambtelijke apparaten. Op ieder eiland bevindt zich een vestiging van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), de gemeenschappelijke shared service organisatie van de rijksoverheid die de departementen ondersteunt bij de uitvoering van hun taken op de eilanden.

De departementen werken hard aan de implementatie van alle afspraken en regelgeving die in het kader van de transitie zijn vastgesteld. Hierbij loopt men soms aan tegen onvoorziene (neven)effecten. Een flexibele opstelling van de departementen is dan gewenst. Stap voor stap werkt de rijksoverheid – samen met de drie eilandbesturen – aan verbeteringen voor de inwoners van Caribisch Nederland.

Curaçao en Sint Maarten

In 2011 is uitvoering gegeven aan de Algemene Maatregel van Rijksbestuur «Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» (Staatsblad 2010, nr. 344). Curaçao en Sint Maarten zijn gestart met het uitvoering geven aan de plannen van aanpak zoals die in 2010 zijn vastgesteld. Het gaat om plannen voor het Korps Politie en de gevangenis op Curaçao en voor Sint Maarten om de afdeling burgerzaken, het Korps Politie, de Landsrecherche, de gevangenis, de toelatingsorganisatie, de afdeling juridische zaken en wetgeving en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur. De Voortgangscommissie Curaçao en de Voortgangscommissie Sint Maarten, die rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak, zijn in 2011 ingesteld om de voortgang van de plannen van aanpak te monitoren. Over Sint Maarten is vier maal en over Curaçao is een maal gerapporteerd. Naar aanleiding van deze rapportages hebben er Ministeriële Overleggen tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister-President van het betreffende land plaatsgevonden. In deze overleggen is gesproken over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak en de knelpunten die worden ondervonden bij het opbouwen van de organisaties.

Aruba

Op 26 september 2011 is het WODC-onderzoeksrapport naar de Staat van Bestuur op Aruba aangeboden aan de Staten van Aruba en aan de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000-IV, nr. 4). Gezien de verantwoordelijkheid van het land Aruba voor de deugdelijkheid van bestuur en de rechtshandhaving, is het primair aan de Arubaanse regering om invulling te geven aan de aanbevelingen die voortvloeien uit het rapport. Nederland zal als medeopdrachtgever van het onderzoek kritisch naar de situatie blijven kijken en de bestuurlijke vernieuwing op Aruba ondersteunen.

Op 27 oktober 2011 is een Samenwerkingsprotocol tussen Aruba en Nederland ondertekend om een nieuwe impuls, op basis van een gelijkwaardige relatie en onderling vertrouwen, te geven aan de samenwerking tussen Nederland en Aruba (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 850, nr. 4). Gebieden waar de samenwerking geïntensiveerd zullen worden zijn bijvoorbeeld bestuurlijke vernieuwing, openbare financiën, onderwijs, cultuur, wetenschap en emancipatie, zorg en politie. Het Samenwerkingsprotocol komt onder andere voort uit de toekomstvisies die zijn geformuleerd door de regeringen van Aruba en Nederland.

Visie op de toekomst van het Koninkrijk

Op 15 juli 2011 is de notitie De Toekomst van het Koninkrijk aangeboden aan de Eerste en de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 850, nr. 1). Deze notitie behelst de visie van het Nederlandse kabinet op de toekomst van het Koninkrijk. Uitgangspunt in deze notitie is dat het Koninkrijk vooral een toekomst heeft als ieder van de samenstellende delen er belang aan hecht en door samenwerking wederzijdse belangen worden behartigd, doelen worden gerealiseerd en toekomst wordt gecreëerd. In de Toekomstvisie wordt benadrukt dat Nederland verschillende belangen heeft bij het Koninkrijk; economische, politieke en culturele belangen. Daarnaast wordt het streven van het kabinet uiteengezet om de betrekkingen en samenwerking te ontwikkelen met die landen die daartoe de wil en bereidheid aangeven. Tevens bevat de Toekomstvisie enkele randvoorwaarden die nodig zijn om te komen tot het realiseren van de mogelijkheden en belangen van de landen van het Koninkrijk, waaronder politieke stabiliteit in de waardering van de onderlinge betrekkingen, goed bestuur en rechtszekerheid en een stabiele economie.

Waarborgfunctie

De doelstelling van de waarborgfunctie is het borgen van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Dit komt vooral tot uitdrukking in de aandacht van de directie Koninkrijksrelaties voor rechtshandhaving en goed bestuur binnen het Koninkrijk. Het beleid van de directie Koninkrijksrelaties richt zich veeleer op het voorkomen van toepassing van de waarborgfunctie dan op het daadwerkelijk toepassen daarvan. Hiermee is het beleid op het terrein van de rechtshandhaving wellicht meer te typeren als preventief en ondersteunend; hoe wordt voorkomen dat aan de waarborgfunctie daadwerkelijk invulling moet worden gegeven? Als gevolg van een motie van het lid Van Raak bij de behandeling van hoofdstuk IV van de begroting 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 IV, nr. 9) heeft het Nederlandse kabinet een nota over de waarborgfunctie van het Koninkrijk opgesteld. Hierin is de visie van de Nederlandse regering op de toepassing van de waarborgfunctie uiteen gezet.

Financieel Toezicht

De begrotingen 2011 van de landen Curaçao en Sint Maarten zijn de eerste begrotingen van de nieuwe landen geweest. Dat maakt dat er aanloopvraagstukken zijn. De conceptbegroting 2011 van Curaçao is op basis van de criteria van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten door het College financieel toezicht (Cft) positief beoordeeld. Ook de eerste begrotingswijziging van januari 2011 veranderde niets aan het eerdere oordeel van het Cft. De begroting 2011 van Sint Maarten kende een moeizame totstandkoming. De begroting kon pas in augustus 2011 een positief oordeel van het Cft verkrijgen.

Het Cft heeft geïnvesteerd in de samenwerking en rol en positie van het Cft met de landen. Het jaar 2011 laat zien dat de landen sterker dan voorheen aan de slag moeten met de adviezen van het Cft, zodat het toezicht op basis van de Rijkswet op termijn overbodig wordt.

B.2. BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1. WAARBORGFUNCTIE

Algemene beleidsdoelstelling

Het waarborgen van de rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en de mensenrechten in de Nederlandse Antillen en Aruba

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het waarborgen van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur is ook in de nieuwe staatkundige verhoudingen een aangelegenheid van het Koninkrijk (artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden). In verband met deze waarborgfunctie heeft de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, terrorisme en de grensbewaking een hoge prioriteit. Nederland heeft hiertoe ook in 2011 nauw samengewerkt met Aruba, Curaçao en Sint Maarten in het Recherchesamenwerkingsteam (RST) en met de Kustwacht in het Caribisch gebied van het Koninkrijk. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2011 bijgedragen aan de instandhouding van deze twee organisaties.

Daarnaast is ook in 2011 vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties bijgedragen aan de ondersteuning van de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie. Dit alles om de rechtszekerheid en veiligheid voor de burgers te verhogen. In de nieuwe staatkundige verhouding, en met de inwerkingtreding van de rijkswet Gemeenschappelijk Hof en de rijkswet Openbaar Ministerie, is Nederland direct partij bij de rechtspleging in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Externe factoren

Zorgelijk voor de werkzaamheden van de verschillende opsporingsdiensten is het ontbreken van een wettelijke basis voor de inzet van bijzondere opsporingsmethoden. Ondanks het voornemen van de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen om de daartoe gemaakte landsverordening nog voor transitie te behandelen in de Staten, is deze wettelijke basis in 2011 nog niet gerealiseerd. De Bob-wetgeving is in Curaçao inmiddels door de Staten aangenomen. Met de inwerkingtreding moet echter worden gewacht op Sint Maarten en Aruba.

Budgettaire gevolgen van beleid

1.1 Waarborgfunctie

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

 

Realisatie

Vastgestelde

begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

37 221

60 355

51 071

57 227

66 730

57 575

9 155

               

Uitgaven

37 094

59 711

50 890

55 957

57 888

57 575

313

1.1 Rechterlijke macht en samenwerkingsmiddelen

37 094

59 711

50 890

55 957

57 888

57 575

313

* Bijdrage baten- en lastendienst KLPD

     

17 100

17 118

17 779

– 661

               

Ontvangsten

4 348

4 618

2 557

10 025

2 460

4 857

– 2 397

Financiële toelichting

De uitgaven voor de ondersteuning van de rechterlijke macht en samenwerkingsmiddelen zijn in 2011 iets hoger uitgevallen dan aanvankelijk begroot.

De ontvangsten hebben betrekking op de individuele bijdragen van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan de Kustwacht Caribisch Nederland. De bedragen worden jaarlijks achteraf gedeclareerd, gebaseerd op de werkelijke uitgaven van de Kustwacht. De ontvangsten zijn in 2011 lager uitgevallen omdat het grootste deel (tot en met 10-10-10) van de ontvangsten over 2010 al in 2010 in plaats van 2011 zijn ontvangen.

Realisatie meetbare gegevens

1.2 Kengetallen
 

Basiswaarde 2005

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Tactische opsporingsonderzoeken

50

43

20

38

1

Bron: Jaarverslag RST (Recherche Samenwerkingsteam)

 

 

 

 

 

X Noot
1

De cijfers van 2011 worden bekend na publicatie jaarverslag.

1. Operationele doelstelling 1

Het versterken en waarborgen van rechtszekerheid en de mensenrechten door het bevorderen en in stand houden van structurele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk

Doelbereiking

Op Aruba, Curaçao en Sint Maarten is sprake van grensoverschrijdende (drugs)criminaliteit. Omdat deze problematiek de eigen capaciteit van de drie landen overstijgt, werken zij op structurele wijze samen met (Caribisch) Nederland in het kader van de waarborgfunctie. Het betreft hier de activiteiten van de Kustwacht, het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en de ondersteuning van de zittende en staande magistratuur en de ondersteuning van de lokale diensten door de KMar op Curaçao en Sint Maarten. De Kustwacht en het RST spelen een belangrijke rol in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en werken hiertoe ook internationaal samen.

Instrumenten

Bijdragen aan het functioneren van de Kustwacht

Met middelen uit de begroting van Koninkrijksrelaties en Defensie en met bijdragen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (hierna: Kustwacht) in 2011 in staat gesteld zijn taken uit te voeren. De Kustwacht heeft ook in 2011 bijgedragen aan de maritieme rechtshandhaving, waarbij drugsbestrijding, mensenhandel en mensensmokkel en illegale immigratie prioriteiten waren. Daarmee was de Kustwacht voor het Caribische deel van het Koninkrijk een onmisbare schakel in de rechtshandhavingsketen. Daarnaast heeft de Kustwacht een belangrijke bijdrage geleverd aan de veiligheid op het water door het uitvoeren van zoek- en reddingsoperaties (Search and Rescue) en zijn er taken uitgevoerd als maritieme rechtshandhavinginstantie, onder andere visserij- en milieu-inspecties.

Door de inzet van eigen personeel en geavanceerd varend en vliegend materieel hebben de vier landen van het Koninkrijk ook in 2011 via dit unieke samenwerkingsverband goede resultaten geboekt.

In stand houden van het recherchesamenwerkingsteam (RST)

Het Recherche Samenwerkingsteam (RST) heeft in 2011 evenals in voorgaande jaren als kerntaak de bestrijding van zware, grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is ondersteuning geleverd aan de lokale korpsen van Curaçao en Sint Maarten. Door het grote aantal levensdelicten op Sint Maarten in 2011 is relatief veel van de capaciteit van het RST op Sint Maarten ingezet voor de ondersteuning van het politiekorps in deze zaken. Dit heeft geleid tot verschillende arrestaties van verdachten.

Leveren van ondersteuning aan de rechterlijke macht

Om een goed niveau van rechtshandhaving en rechtspleging in de drie landen en Caribisch Nederland te garanderen, is volledige bezetting van het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie van groot belang. Omdat bij de landen de personele capaciteit ontbreekt, draagt Nederland hieraan bij. Het OM in Nederland stelt magistraten ter beschikking en vanuit het ministerie van BZK wordt een «tropentoelage» gefinancierd. In 2011 zijn gemiddeld 20 rechters en 15 officieren van justitie uitgezonden.

Koninklijke Marechaussee

Evenals in voorgaande jaren zijn vanuit een flexibel inzetbare pool medewerkers van de Koninklijke Marechaussee (KMar) ingezet voor de ondersteuning van de lokale diensten van Curaçao en Sint Maarten. In voorgaande jaren was de KMar vanuit de pool ook op Bonaire actief. De KMar levert nu nog steeds een bijdrage in Caribisch Nederland, maar na de staatkundige transitie wordt dit (met uitzondering van incidentele bijstand voor niet eigenstandige taken op grond van de Veiligheidswet BES) niet langer vanuit de flexibele pool gedaan en wordt deze inzet gefinancierd door het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Onder het lokaal gezag heeft de KMar de lokale politiekorpsen ondersteund bij strafrechtelijke onderzoeken naar onder meer levensdelicten, geweldscriminaliteit, mensensmokkel en migratiecriminaliteit. Daarnaast heeft de KMar vanuit de flexpool deelgenomen aan het gemeenschappelijke grenscontroleteam op Hato-airport in Curaçao. Ook op Sint Maarten ondersteunt de KMar in de grensbewaking. Daar is met ondersteuning van de KMar in 2011 een kwaliteitsslag gemaakt met de invoering van de 2e lijnscontrole binnen het grensbewakingsproces op de luchthaven Princess Juliana International Airport.

1.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Tabel 1.3
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Het versterken en waarborgen van rechtszekerheid en de mensenrechten door het bevorderen en in stand houden van structurele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk.

AD 1

A:2011

 

B: 2012

De beleidsdoorlichting is als gevolg van de transitie op 10-10-2010 begin 2011 gestart. De doorlichting wordt in het eerste kwartaal van 2012 afgerond en aan de Tweede Kamer verzonden.

BELEIDSARTIKEL 2. BEVORDEREN AUTONOMIE KONINKRIJKSPARTNERS

Algemene beleidsdoelstelling

Het ondersteunen van de Nederlandse Antillen en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het doel van het beleid is een grotere effectiviteit van het eigen beleid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland op de genoemde beleidsterreinen en goed functionerende «checks and balances» op bestuurlijk gebied. De belangen van de burgers staan hierbij centraal. Zij moeten de overheid kunnen aanspreken op een goede uitoefening van haar taken.

Om de doelstellingen te bereiken is ook in 2011 gewerkt met een aantal samenwerkingsprogramma’s: Institutionele Versterking & Bestuurskracht (IVB), Onderwijs & Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) en het Sociaal Economisch Initiatief (SEI), het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA), het meerjarenprogramma van Aruba en het Nationaal Veiligheidsplan 2008–2012. Deze programma’s waren in 2011 volop in uitvoering. In 2011 heeft een tussentijdse (mid-term) evaluatie plaatsgevonden. De laatste stortingen van de samenwerkingsprogramma’s zullen in het begrotingsjaar 2012 worden verricht, waarna de uitvoering van de programma’s nog tot en met 2014–2015 doorloopt.

Om een gezonde financiële uitgangspositie voor de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten en voor Caribisch Nederland te realiseren is de eerder gestarte schuldsanering in 2011 voortgezet. Het loket om in aanmerking te komen voor schuldsanering is per 1 oktober 2011 gesloten.

Externe factoren

Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn zelf verantwoordelijk voor goed bestuur, rechtszekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs en overheidsfinanciën. Er is sprake van een gezond spanningsveld tussen de wens van grote autonomie, zoals die bij de Koninkrijkspartners leeft, en de wens vanuit Nederland om de samenwerkingsprogramma’s zoveel mogelijk te concretiseren. Er wordt steeds gezocht naar een voor alle partijen aanvaardbare balans.

Budgettaire gevolgen van beleid

2.1 Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

       

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

214 450

411 392

620 010

3 593 418

151 728

65 277

86 451

waarvan garantieverplichtingen

     

56 106

     
             

 

Uitgaven

210 734

436 813

556 984

1 688 040

378 666

75 118

303 548

2.1 Apparaat

6 618

8 564

11 617

20 513

11 674

9 216

2 458

2.2 Bevordering autonomie

127 505

417 821

102 943

129 460

90 816

65 387

25 429

2.3 Bevorderen staatskundige relaties

76 611

10 428

4 176

1 490

294

515

– 221

2.4 Schuldsanering

0

0

438 248

1 536 577

275 882

0

275 882

             

 

Ontvangsten

10 119

9 338

125 192

1 162 967

45 794

3 613

42 181

Financiële toelichting

  • 2.1 De hogere uitgaven op dit artikelonderdeel zijn voor een groot deel te wijten aan achterstallige salariskosten van ambtenaren van het voormalig land Nederlandse Antillen.

  • 2.2 In 2011 hebben er op artikelonderdeel verschillende overhevelingen plaatsgevonden om de affinanciëring van het hiaat in de duurtetoeslag van het Pensioenfonds Caribisch Nederland van € 29,9 mln. te kunnen bekostigen. Daarnaast worden de in 2011 niet bestede middelen (€ 9,6 miljoen) voor het programma Rechtshandhaving Aruba (de zogeheten Arubadeel) conform bestaande afspraken toegevoegd aan de begroting 2012.

  • 2.4 Met het in werking treden van de nieuwe staatkundige verhoudingen is de schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen afgerond. De schuld die niet voor de transitiedatum gesaneerd is, is vanuit oogpunt van gelijke behandeling van crediteuren geheel door Nederland opgenomen in de Nationale Schuld. Voor zover daardoor meer schuld is overgenomen dan afgesproken, heeft Nederland een vordering op de nieuwe landen gekregen. De reeks betalingen aan rente en aflossingen die samenhangt met de overname van de restschuld wordt via een bijdrageconstructie van dit begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV) aan het begrotingshoofdstuk Nationale Schuld IXA) verantwoord.

De vordering van de restschuld hebben de autonome landen kunnen financieren door op de kapitaalmarkt geld te lenen. Nederland heeft zich verplicht om bij voorrang op deze nieuwe schuldtitels in te schrijven (lopende inschrijving). De renteontvangsten op deze lopende inschrijvingen zijn dit jaar tegengevallen.

Op dit artikel is € 42,2 miljoen meer ontvangen dan geraamd. Deze ontvangsten hangen samen met de schuldsanering van de autonome Landen van het Koninkrijk en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Curaçao.

Realisatie meetbare gegevens

2.2 Kengetallen
 

Waarde 20071

Waarde 20081

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

1. Economische groei Nederlandse Antillen (reële groei in % BBP)

3,20%

2,40%

-0,50%

0,00% 

2

2. Werkloosheid Nederlandse Antillen (% beroepsbevolking)

11,50%

9,70%

10,00%

10,00% 

2

3. Schuldquote Antillen (in % BBP)

84,80%

82,20%

74,00%

61,9% 

2

4. Economische groei Aruba (reële groei in % BBP)

1,80%

-0,10%

-10,50%

-3,70%

2

5. Schuldquote Aruba (in % BBP)

45,70%

41,70%

49,60%

54,1%

2

Bron 1: CBS Nederlandse Antillen

Bron 2: Bank Nederlandse Antillen

Bron 3: Bank Nederlandse Antillen

Bron 4: Centrale Bank van Aruba

Bron 5: Centrale Bank Aruba

X Noot
1

Waarden 2007 en 2008 zijn bijgesteld door de Centrale Bank van Aruba ten opzichte van de begroting 2010.

X Noot
2

Cijfers zijn bij publicatie van het jaarverslag nog niet beschikbaar.

2. Operationele doelstelling 1

Samenwerken met de Nederlandse Antillen en Aruba om daar de bestuurskracht, de rechtsorde, de economie en het onderwijs te versterken.

Doelbereiking

De samenwerking heeft tot doel de bestuurskracht van de landen te versterken, opdat de landen hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de economie, rechtsorde en het onderwijs kunnen waarmaken. De samenwerking geschiedt in de vorm van samenwerkingsprogramma’s die gefinancieerd worden via de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) en het Fondo Desaroyo Aruba (FDA). De samenwerkingsmiddelen worden mede met het oog op de nieuwe staatkundige verhoudingen geleidelijk afgebouwd. 2012 is het laatste jaar waarin een storting in de fondsen SONA en de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) zal plaatsvinden.

Instrumenten

Samenwerkingsbeleid Curaçao en Sint Maarten

Met SONA en AMFO zijn de gesprekken gestart over de manier waarop de subsidierelatie tussen BZK en de stichtingen kan worden afgerond. Aan Curaçao en Sint Maarten is het aanbod gedaan om trapsgewijs de financiering van AMFO over te nemen, waarbij de looptijd van de laatste subsidie tot en met 2013 verlengd wordt. Hoe dan ook is 2012 het laatste jaar waarin subsidievoorschotten aan beide stichtingen worden verleend.

Onderwijs en Jongerenproblematiek

In 2011 is de mid-termevaluatie van het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) afgerond en naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 568, nr. 84). Uit de evaluatie blijkt dat «de goede dingen» gebeuren, maar ook dat de doelen op het terrein van onderwijsvernieuwing en onderwijsverbetering ambitieus zijn en dat er maatregelen nodig zijn om de effectiviteit, efficiëntie en de duurzaamheid van de investeringen te vergroten. Daarom is besloten om voor Curaçao en Sint Maarten actieplannen vast te stellen om de resterende looptijd van het OJSP zodanig in te vullen dat de beoogde resultaten van het OJSP zoveel mogelijk worden gerealiseerd. De doelen in de actieplannen zijn zo veel mogelijk gericht op wat er merkbaar verandert in de klas en op duurzame verbeteringen. De actieplannen zijn eind 2011 aan de Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 90).

Bijdragen aan sociale ontwikkeling via subsidiëring van non-governementele organisaties

Voor de financiering van projecten op het gebied van de armoedebestrijding of duurzame maatschappelijke ontwikkeling heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2011 ANG 20 miljoen (€ 6,5 miljoen) beschikbaar gesteld aan de Stichting Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO). Evenals in voorgaande jaren heeft de AMFO in 2011 het volledige bedrag toegewezen aan projecten.

Sociaal Vormende Dienstplicht (voorheen Toekomst Antilliaanse Militie)

Het project Toekomst Antilliaanse Militie is conform de uitvoeringsregeling tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geëindigd op 1 februari 2011. Vanuit de begroting voor Koninkrijksrelaties is alleen voor de maand januari een bijdrage geleverd ter afronding van dit project. De regering van Curaçao heeft het project voortgezet onder de noemer Dienstplicht Pais Korsou. Dit project wordt door het land Curaçao gefinancierd.

Sociaal Economische Ontwikkeling

De uitvoering van het samenwerkingsprogramma Sociaal Economisch Initiatief (SEI) loopt volgens de planning tot eind 2014. Voor het SEI zijn in december 2010 en januari 2011 met elk eiland afzonderlijke afspraken gemaakt over een beperkte verlenging van de periode voor het kunnen aangaan van verplichtingen ten laste van de nog resterende SEI-gelden. In 2011 zijn voor het SEI alle middelen toegewezen aan projectvoorstellen, op een klein restant voor het SEI van Curaçao na.

Voor het SEI van Curaçao is in 2011 een tussenevaluatie («quick-scan») uitgevoerd. Deze rapportage is op 11 oktober 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 88). Hieruit komt onder andere het volgende naar voren.

  • 1. Hoewel het draagvlak voor het SEI groot is, is er een reëel risico dat de doelstellingen niet volledig behaald zullen worden door problemen op uitvoeringsniveau.

  • 2. De duurzaamheid van de maatregelen in het SEI is niet voldoende gewaarborgd, waarmee het risico bestaat dat het programma voor een deel slechts een eenmalig effect zal hebben.

  • 3. Er is te weinig aandacht geweest voor het definiëren en meetbaar maken van de resultaten van het SEI.

In 2011 is daarop door het ministerie van BZK met Curaçao en USONA overlegd hoe de conclusies van de tussenevaluatie kunnen worden geadresseerd. Ook is gesproken over de maatregelen die nog niet tot uitvoering zijn gekomen, zoals de toekomstvisie op de Isla raffinaderij.

Institutionele versterking en bestuurskracht

De samenwerkingsprogramma’s Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) 2008–2012 van Curaçao en Sint maarten zijn een vervolg op het Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling 2002–2006 (SBO). In 2011 zijn beide IVB-programma’s (separaat) tussentijds geëvalueerd en aan de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 90).

Uit de evaluatie van Sint Maarten blijkt dat de IVB projecten relevant zijn, maar ook dat in aanloop van de staatkundige transitie op 10-10-10 er binnen het IVB voornamelijk hard is gewerkt aan de nieuwe staatsinrichting van het land Sint Maarten. Nu de transitie van eilandgebied naar land heeft plaatsgevonden, is het volgens de evaluatie zaak de focus te verleggen naar het primaire ontwikkelingsdoel van IVB, namelijk deugdelijkheid van bestuur.

In het rapport van Curaçao is geconcludeerd dat de doelstellingen van het IVB-programma zeer breed zijn geformuleerd. Vanwege de breedte van de doelstellingen ontbreekt het aan een duidelijke focus in het programma en aan coherentie tussen de verschillende doelstellingen. Bovendien is de evaluator kritisch over de sturing en coördinatie van het IVB-programma.

Voor beide landen is besloten om een actieplan vast te stellen om de resterende looptijd van het IVB zodanig in te vullen dat de beoogde resultaten van het IVB zoveel mogelijk worden gerealiseerd. Het actieplan van Sint Maarten is reeds aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 90). Aan het actieplan van Curaçao wordt nog gewerkt; dit zal vermoedelijk begin 2012 aan de Kamer worden toegezonden.

Veiligheid

Eind 2011 is het Plan Veiligheid (PV) conform afspraak beëindigd. In 2011 is de aandacht dan ook uitgegaan naar de afronding van dit programma. Curaçao en Sint Maarten hebben projecten ingediend om ook de nog resterende financiële middelen te bestemmen. Deze projecten dragen, conform de afspraken die in 2010 gemaakt zijn, bij aan de uitvoering van de plannen van aanpak voor de politie en de gevangenissen op Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast is er in 2011 veel aandacht uitgegaan naar samenwerking op het gebied van ICT. De ministers van Justitie van Curaçao en Sint Maarten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en afronding van de projecten. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal de voortgang van de projecten blijven monitoren.

Verbetertraject Detentie- en Correctiecentrum Curaçao (DCC)

In 2009 is een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de toenmalige Nederlandse Antillen en Nederland om de situatie in het DCC te verbeteren en aan internationale normen te laten voldoen. Op basis van deze samenwerkingsovereenkomst biedt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gedurende drie jaar personele ondersteuning bij de uitvoering van het afgesproken verbetertraject. Het gaat hier om medewerkers van Dienst Justitiële Inrichtingen, zowel op management als op uitvoerend niveau. Met de oprichting van een eigen beveiligingsdienst, was ondersteuning bij de ringbeveiliging van uitvoerend personeel van DJI niet langer noodzakelijk. Deze ondersteuning is per 1 mei 2011 dan ook gestopt.

Samenwerkingsbeleid Aruba

Het samenwerkingsbeleid met Aruba beperkt zich in 2011 – net zoals in 2010 – tot de rechtshandhaving. De vrijgevallen schuldsaneringsmiddelen over de periode 2003–2007 worden gebruikt voor een bijdrage aan het National Security Plan Aruba 2008–2012. Bij dit programma ligt de nadruk op de verbetering van het Korps Politie Aruba en de noodzakelijke versterking van de vreemdelingenketen.

Nederland stelt sinds 2010 geen geld meer ter beschikking voor een breed samenwerkingsprogramma met Aruba. Het meerjarenprogramma 2006–2009 is nog niet afgerond, vandaar dat Nederland heeft ingestemd met een Meerjarenprogramma met een looptijd tot 2014. Voor nieuwe projecten heeft het land Aruba extra middelen vrijgemaakt en stelt het voortgangsrapportages op over de resultaten. Het (proces-)evaluatieonderzoek dat in 2012 halverwege het voorjaar van start gaat kan aanleiding zijn om nieuwe afspraken te maken met FDA en Aruba over de verantwoording van de recht- en doelmatigheid van deze subsidies.

Versterking vreemdelingenketen

De afspraken die in 2006 met Aruba zijn gemaakt over de vreemdelingenketen hebben in juli 2007 vervolg gekregen in de vorm van een Memorandum of Understanding (MoU). Hierin zijn afspraken gemaakt over verbeteracties bij de verschillende ketenpartners. Voorbeelden hiervan zijn het verhelderen en aanscherpen van de taken en bevoegdheden van betrokken instanties en het doen van aanpassingen op het gebied van automatisering om de uitvoering op een hoger niveau te krijgen. In januari 2011, tijdens het Bestuurlijk Overleg Vreemdelingenketen, is gesproken over een modernisering van de afspraken uit het MoU. Hieraan wordt verder uitwerking gegeven.

Dienstplicht Nieuwe Stijl Aruba (DNSA)

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt voor de duur van drie jaar maximaal € 1 miljoen per jaar bij aan het Sociale Vormingstraject Aruba (SVA). Het SVA is bedoeld voor werkloze, niet naar schoolgaande jongvolwassen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar. Het traject bestaat uit twee delen: een trainingtraject van vier maanden dat op militaire leest geschoeid is en een opleidingstraject van zes maanden. In november 2011 is de eerste lichting van 20 man van start gegaan met het traject.

Vereffeningscommissie boedelscheiding voormalig Nederlandse Antillen

Er is een vereffeningscommissie ingesteld die adviezen opstelt omtrent de verdeling van de boedel van het voormalige land Nederlandse Antillen. De adviezen hebben zowel betrekking op de vaststelling van de waarde van de onderdelen van de boedel en de feitelijke toedeling uit de boedel.

Als gevolg van de latere totstandkoming van de samenstelling van de vereffeningscommissie, zeven maanden later dan beoogd, is zij formeel eind april 2011 gestart met de werkzaamheden.

De commissie heeft in 2011 vele werkzaamheden verricht om begin 2012 de boedelbalans van de Nederlandse Antillen te presenteren, een conceptrapport van de stuurgroep APNA te presenteren en de stand van zaken inzake de betalingen van oude rekeningen en vorderingen te presenteren.

De bestaande boedelbalans per ultimo 2008 wordt geactualiseerd naar 9 oktober 2010. De vereffeningscommissie heeft in 2011 oude rekeningen afgedaan, vorderingen toegevoegd aan de (geactualiseerde ) boedelbalans en enkele zaken ter nadere beoordeling aan de betreffende ministers binnen het Koninkrijk voorgelegd. Vele zaken zijn, na controles, inmiddels afgehandeld. Wel zijn er enkele duizenden vorderingen van voormalige ambtenaren in dienst van het land Nederlandse Antillen ingekomen. Deze worden onder verantwoordelijkheid van de landen zelf (en dus niet van de vereffeningscommissie) uitgezocht.

Realisatie meetbare gegevens

2.3 Kengetallen
 

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

1. Schooluitval VSBO (leerlingen die het onderwijs hebben verlaten voor deelname aan het centraal examen)

NB

NB

NB

NB

1

2. Instroom SVP Curaçao

326

400

515

1

1

3. Jeugdwerkloosheid Curaçao (%)

24,2

26,3

24,7

1

1

Bron 1: CBS-NA

Bron 2: Jaarverslag 2009

Bron 3: Scan 3 monitor OJSP

X Noot
1

De monitor bevatte onvoldoende gegevens om dit cijfer vast te stellen. Tabel conform begroting.

2. Operationele doelstelling 2

Het ondersteunen van de nieuwe landen bij het opstellen en uitvoeren van de plannen van aanpak voor de nieuwe landsorganisaties, die op de transitiedatum nog niet of gebrekkig functioneren.

Doelbereiking

Werkbare staatkundige relaties binnen het Koninkrijk vloeien mede voort uit de staatkundige veranderingen van 10 oktober 2010. In de aanloop naar deze transitie zijn afspraken gemaakt over financieel toezicht, goed bestuur, adequate rechtshandhaving en investeringen in de economie van de eilanden in de slotakkoorden van 11 oktober 2006 en 2 november 2006. Een belangrijke reden voor de staatkundige veranderingen was de situatie voor de bevolking op de eilanden te verbeteren. Op 10 oktober 2010 zijn de nieuwe staatkundige veranderingen een feit geworden. Voor Curaçao en Sint Maarten zijn voor een aantal thema’s plannen van aanpak opgesteld. De komende jaren moeten uitwijzen of de staatkundige veranderingen daadwerkelijk de situatie voor de bevolking op de eilanden hebben verbeterd.

Instrumenten

De kosten van de uitvoering van de plannen komen in beginsel voor rekening van de landen Sint Maarten en Curaçao. Voor Sint Maarten geldt dat gedurende enige tijd arbeidscapaciteit uit Nederland nodig is, waarmee meer kosten gemoeid zijn. In het kader van de toegezegde ondersteuning van Sint Maarten is in 2011 een gedeelte van de kosten, voor zover zij volgden uit de uitvoering van de plannen van aanpak, ten laste van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) gebracht.

2.3 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Tabel 2.4
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

B Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting1

Het ondersteunen van de Nederlandse Antillen en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën.

AD 2

A:2014

 

B: 2014

X Noot
1

In 2012 wordt bezien op welk onderwerp de beleidsdoorlichting precies betrekking zal hebben. De beleidsdoorlichting vindt plaats in het laatste jaar van de uitvoering van de samenwerkingsmiddelen.

B.3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 3. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

3. Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen

0

0

0

0

0

1 449

– 1 449

 

           

 

Uitgaven

0

0

0

0

0

1 449

– 1 449

1. Loonbijstelling

       

0

0

0

2. Prijsbijstelling

       

0

889

– 889

3. Onvoorzien

       

0

560

– 560

Toelichting

Dit artikel is bij slotwet leeggeboekt.

B.4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage.

Voor de algemene en onderwerpen die het gehele ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffen, wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag Hoofdstuk VII BZK. In deze paragraaf komen de verplichte elementen en specifieke onderwerpen voor Hoofdstuk IV aan de orde, te weten de rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële informatie.

Rechtmatigheid

In 2011 is geen sprake van overschrijding van de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid en voor de getrouwe weergave.

Totstandkoming beleidsinformatie

Algemene aandachtspunten bij de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag Hoofdstuk VII BZK.

Een bijzondere categorie niet-financiële informatie zijn de beleidsdoorlichtingen. In de begroting voor 2011 stond een beleidsdoorlichting gepland voor het beleidsartikel 1 «Bijdragen aan het waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten op de Nederlandse Antillen en Aruba». Deze beleidsdoorlichting is in 2011 van start gegaan en heeft een doorlooptijd tot begin 2012.

Financieel en materieel beheer

Het financieel en materieel beheer van de directie Koninkrijksrelaties maakt onderdeel uit van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Opmerkingen over de kwaliteit van het financieel en materieel beheer zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag Hoofdstuk VII.

Het financieel en materieel beheer van de vertegenwoordigingen op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en het College Financieel Toezicht voldoet in het algemeen aan de gestelde eisen.

Rijksdienst Caribisch Nederland

In 2010 is de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) van start gegaan. Voor wat betreft administratieve organisatie en comptabele inrichting van de RCN zijn in 2011 grote stappen gezet. Het financieel- en materieelbeheer kan nog verder worden verbeterd. In 2012 zullen hier de inspanningen op gericht zijn.

Overige bedrijfsvoeringaspecten

Betalingsachterstanden

De betalingsachterstanden van het Land en de eilandgebieden, i.c. de tot en met 2005 opgebouwde en niet betaalde schulden door het Land, Curaçao en St. Maarten, zijn gesaneerd. De achterstanden van de BES eilanden tot en met 2005 zijn nagenoeg opgelost. De schulden zijn gecontroleerd en voorzien van een accountantsverklaring. Gesaneerde achterstanden ontstaan in de jaren 2006 en 2007 van de BES eilanden zijn voorzien van positieve adviezen van het College Financieel Toezicht. Voor de achterstanden uit hoofd van pensioenpremies e.d. is een aparte procedure gevolgd. De beoordeling van te saneren betalingsachterstanden is in 2011 afgerond. Het na afwikkeling van de laatste saneringen resterende saldo vloeit in 2012 terug naar Nederland.

In 2011 is een achterstand aan het APNA ter hoogte van € 12,5 miljoen gesaneerd met gebruikmaking van de zogenoemde «Kan-bepaling». Deze bepaalt dat sanering kan plaatsvinden bij afwezigheid van een goedkeurende accountantsverklaring, mits voldoende aannemelijk is gemaakt dat de betreffende achterstand per 31-12-2005 bestond en voortvloeide uit de taken en verantwoordelijkheden van het eilandbestuur. In 2011 zijn ook enkele achterstanden uit de jaren 2006 en 2007 gesaneerd met gebruikmaking van de bijzondere afspraken die voor APNA gelden.

Transitie-uitgaven

In 2011 is in afstemming met het ministerie van Financiën nog een beperkt aantal uitgaven ten behoeve van Caribisch Nederland ten laste van begrotingshoofdstuk IV gekomen. Het betreft transitiegerelateerde posten zoals de aanleg van de zeekabel, de apparaatskosten van de Rijksvertegenwoordiger, implementatiemiddelen WolBES/FinBES, de doeluitkeringen BES en de betaling aan het Pensioenfonds Caribisch Nederland.

C. JAARREKENING 2011

C.1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2011

Departementale verantwoordingsstaat 2011 van Koninkrijksrelaties (IV)
Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

134 142

8 470

 

436 554

48 254

 

302 412

39 784

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Waarborgfunctie

57 575

57 575

4 857

66 730

57 888

2 460

9 155

313

– 2 397

2

Bevorderen antonomie Koninkrijkspartner

65 277

75 118

3 613

151 728

378 666

45 794

86 451

303 548

42 181

                     
 

Niet-Beleidsartikelen

                 

3

Nominaal en onvoorzien

1 449

1 449

0

0

0

0

– 1 449

– 1 449

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.2. SALDIBALANS

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2011 VAN KONINKRIJKSRELATIES (IV)

1)

Uitgaven 2011

436 553 074

 

2)

Ontvangsten 2011

48 252 463

             

3)

Liquide middelen

98 192 888

 

3a)

Liquide middelen

 
             

4)

Rekening-courant RHB

 

 

4a)

Rekening-courant RHB

417 627 600

             

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

3 178 675

 

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

2 651 914

 

(intra-comptabele vorderingen)

     

(intra-comptabele schulden)

 
             
         

Begrotingsreserve schuldsanering

69 392 660

             

7)

Openstaande rechten

   

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

 
             

8)

Extra-comptabele vorderingen

842 087 270

 

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

842 087 270

             

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

   

9)

Extra-comptabele schulden

 
             

10)

Voorschotten

342 406 396

 

10a)

Tegenrekening voorschotten

342 406 396

             

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

54 003 607

 

11)

Garantieverplichtingen

54 003 607

             

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

1 724 209 822

 

12)

Openstaande verplichtingen

1 724 209 822

             

13)

Deelnemingen

2 306 000

 

13a)

Tegenrekening deelnemingen

2 306 000

             

 

TOTAAL

3 502 937 732

 

 

TOTAAL

3 502 937 732

Toelichting op de saldibalans van Koninkrijksrelaties (IV) over het jaar 2011

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2011

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2011).

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Het totaalbedrag van € 98 192 888 is als volgt opgebouwd:

Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen

88 570

Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba

98 766

College Financieel Toezicht Antillen

138 185

Regionaal Service Centrum Bonaire

10 179 023

Bank Nederlandse Antillen Schuldsanering BES

67 124 351

Bank Nederlandse Antillen Lopende Inschrijving

12 140 660

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Bonaire

3 015 154

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Saba

354 486

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake St. Eustatius

718 665

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Kredietfaciliteit BES

2 924 497

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Bijzondere Leenfaciliteit

1 410 531

Totaal

98 192 888

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het saldobiljet van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 3 178 675 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:

 
 

Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen

278 241

 

Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba

34 891

 

College Financieel Toezicht

25 317

 

Regionaal Service Centrum Bonaire

344 607

b.

Te vorderen van ministeries en derden

618 947

c.

Intra-comptabele voorschotten

155 664

d.

Intra-comptabele debiteuren

1 386 516

e.

Overige intra-comptabele vorderingen 

19 352

f. 

Kruisposten

315 140

Totaal

3 178 675

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

De vorderingen van de Vertegenwoordigingen van Nederland op Aruba, Curacao en St. Maarten bestaan uit diverse vorderingen op ministeries en derden.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

De vorderingen bestaan vooral uit kosten in het kader van uitgezonden personeel voor diverse projecten op de BES – eilanden ad. € 88 098 wordt hier ook verantwoord. Verder vallen de kosten van het Regionaal Service Centrum (RSC) op Bonaire aan de deelnemende departementen ad. € 530 849 onder deze post.

Ad c. Intra-comptabele voorschotten

Het saldo van € 155 664 heeft betrekking op de toelagen en verhuiskosten van uitgezonden personeel. De posten worden via de salarisadministratie in 2012 verrekend.

Ad d. Intra-comptabele debiteuren

De kosten van uitgezonden belastingambtenaren van Nederland naar Caribisch Nederland zullen volgens afspraak in 2012 worden verrekend met de Uitvoeringsorganisatie van de Stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen (USONA). De kosten van de uitzending van belastingambtenaren van Nederland naar Aruba zullen conform afspraak in 2012 worden verrekend met het Ministerie van Financiën. De doorberekening van de salariskosten projecten zal in 2012 plaatsvinden.

Ad. e. Overige intra-comptabele vorderingen

De post overige intra-comptabele vorderingen heeft betrekking op geblokkeerde salarisbetalingen.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 72 044 574 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.

Schulden kasbeheerders Rijksdiensten:

 
 

Vertegenwoordiging van Nederland in NA

587

 

Regionaal Service Centrum Bonaire

1 340 949

b.

Begrotingsreserve schuldsanering

69 392 660

c.

Overig intra-comptabele schulden

1 291 363

d.

Correcties in de salarissen

19 015

Totaal

72 044 574

Ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten

De schulden van de Vertegenwoordigingen van Nederland in de Nederlandse Antillen en van het Regionaal Service Centrum bestaan uit diverse af te dragen belastingen en betalingen die onderweg zijn.

Ad b. Begrotingsreserve schuldsanering

Het gereserveerde bedrag is bestemd voor de sanering van de betalingsachterstanden van het Land Nederlandse Antillen, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden. De schuldsanering vindt plaats volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in de slotverklaring van 2 november 2006. De belangrijkste voorwaarde om tot schuldsanering over te gaan is het aanwezig zijn van financieel toezicht door middel van een College financieel toezicht (Cft) en voor het Land, Curaçao en Sint Maarten het verkrijgen van een positief advies van het Cft bij hun begroting. De BES-eilanden hadden in november 2007 voldaan aan de voorwaarden voor schuldsanering en konden vanaf dat moment hun achterstanden vergezeld van een accountantsverklaring indienen bij Nederland. In 2010 zijn de eerste betalingsachterstanden voor Bonaire en Saba gesaneerd. Ook is eind 2010 voor het Land de eerste achterstand gesaneerd.

Het aandeel van de BES in de schuldtitels van het Land ad € 42,5 mln. is in 2010 vrijgevallen, omdat er op deze reserve geen betalingen meer zijn te verwachten.

In 2011 zijn ook betalingsachterstanden BES van na 2007 gesaneerd. Dit bedrag is opgenomen in de kolom gerealiseerde uitgaven 2011 over de jaren 2006 en 2007.

De beoordeling van te saneren betalingsachterstanden is in 2011 afgerond. Het na afwikkeling van de laatste saneringen resterende saldo op de rekeningen bij de CBCS en het Cft vloeit in 2012 terug naar Nederland.

Per 31-12-2011 is de opbouw van begrotingsreserve als volgt:

Jaar

BES

L/C/M

   

betalingsachterstanden

       

t/m 2005

2006/2007

Aandeel schuld

achterstand t/m 2005

Ontvangen rente BNA

Totaal

Vorming

           

2007

33 000 000

 

42 500 000

   

75 500 000

2008

     

203 000 000

1 427 676

204 427 676

2009

 

20 000 000

   

2 642

20 002 642

Totaal beschikbaar

33 000 000

20 000 000

42 500 000

203 000 000

1 430 318

299 930 318

             

Vrijval 2009

   

42 500 000

 

1 430 317

43 930 317

Besteding 2009

7 279 321

220 984

 

34 280 443

 

41 780 748

Kredietfaciliteit

     

20 000 000

 

20 000 000

Besteding 2010

19 136 664

10 531 710

 

78 014 013

– 43 441

107 638 946

Besteding 2011

1 208 404

5 729 025

 

10 222 323

27 895

17 187 647

Stand 31/12/2011

5 375 611

3 518 281

0

60 483 221

15 547 

69 392 660

Ad c. Overige intra-comptabele schulden

Dit betreft salariskosten van 2011 die in 2012 verrekend zullen worden.

Ad d. Correcties in de salarissen

Dit betreft teveel betaalde salarissen en verschillen in inhouding en afdracht.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2011 kan als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1 000
 

Totaalbedrag

Korte termijn

Lange termijn

Waarvan< 1 jaar

Waarvan> 1 jaar

1. Algemeen

18 622

18 622

0

18 622

0

2. Leningen

823 465

0

823 465

0

823 465

 

842 087

18 622

823 465

18 622

823 465

1. Algemeen

De onder dit punt vallende vorderingen hebben betrekking op doorberekening van kosten aan derden. Ten onrechte werd er aan Atradius € 5,4 mln betaald. Dit is teruggevorderd. Het bedrag bestaat verder uit liquide middelen van NPMNA (€ 8,2 mln.) en kustwachtbijdragen ( € 4,4 mln).

2. Leningen

De door Koninkrijksrelaties verstrekte geldleningen (niet zijnde voorschotten) worden, conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie, afzonderlijk weergegeven.

Bedragen x € 1 000
   

Gehanteerde koersen

 

Valuta

Euro

Begrotingssteun Aruba

   

 

12 706

Maatregel Tussenbalans

   

 

12 841

Water- en Energiebedrijf (akte 263-JZ/1995)

0,45

begrotingskoers in €

AFL

19 525

8 726

Leningen lopende inschrijving Curaçao

 

begrotingskoers in €

   

657 551

Leningen lopende inschrijving St. Maarten

 

begrotingskoers in €

   

131 641

Totaal

       

823 465

Begrotingssteun Aruba

In 1985 tot 1988 is aan Aruba een begrotingssteun verleend in de vorm van een lening van € 45,4 mln met een jaarlijkse rente van 2,5%. Vanaf eind 1994 vindt aflossing plaats in 25 jaarlijkse termijnen van € 1,8 mln. Eind 2018 zal de laatste aflossing plaatsvinden.

Maatregel Tussenbalans

In het kader van de maatregel Tussenbalans zijn met ingang van 1991 begrotingsleningen verstrekt aan Aruba ter financiering van projecten, waarvan een bepaald rendement verwacht mag worden. De leningen hebben een looptijd van 30 jaar waarvan de eerste acht jaar vrij van aflossing zijn. Het jaarlijkse rentepercentage is 2,5%. In 2025 zullen de laatste aflossingen plaatsvinden.

Alle leningsovereenkomsten met uitzondering van de OBNA zijn ondertekend.

De specificatie van de leningen is als volgt:

Bedragen x € 1 000
   

Bedrag hoofdsomper 31-12-2011

1991

Aruba

3 464 827

1992

Aruba

4 185 535

1993

Aruba

2 599 114

1994

Aruba

1 071 402

1995

Aruba

180 485

2000

Nederlandse Antillen (OBNA)

1 244 000

2001

Nederlandse Antillen (OBNA)

96 105

 

Totaal

12 841 468

Water- en Energiebedrijf Aruba

Begrotingslening ten behoeve van het Water- en Energiebedrijf NV gevestigd te Aruba. De lening is verstrekt voor het aldaar verrichten van een groot aantal investeringen voor de renovatie en uitbreiding van het Water- en Energiebedrijf. Deze leningsovereenkomst is opgesteld in Arubaanse valuta ad AFL 28 mln (€ 12,8 mln). De lening heeft een looptijd tot 30 juni 2026 waarvan de eerste acht jaar vrij van aflossing zijn. Het jaarlijkse rentepercentage is 2,5%.

Leningen lopende inschrijving Curaçao

Op 15 oktober 2010 heeft de Nederlandse Staat een vijftal leningen verstrekt aan het land Curaçao. De maximale looptijd van de langstlopende lening is 30 jaar. De Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën voert het beheer over deze leningen, de belasting vindt evenwel plaats op Hoofdstuk IV.

Leningen lopende inschrijving Sint Maarten

Op 21 oktober 2010 heeft de Nederlandse Staat een vijftal leningen verstrekt aan het land Sint Maarten. De maximale looptijd van de langstlopende lening is 30 jaar. Op 12 oktober 2011 heeft de Nederlandse Staat een lening verstrekt aan het land Sint Maarten. De maximale looptijd van deze lening is 5 jaar. De Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën voert het beheer over deze leningen, de belasting vindt evenwel plaats op Hoofdstuk IV.

Ad 10. Openstaande voorschotten

Ad 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2011 openstaande voorschotten en van de in 2011 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Bedragen x € 1 000

Jaar

Saldo 1 januari 2011

Bevoorschot 2011

Afgerekend 2011

Saldo 31 december 2011

t/m 2007

92 298

 

697

91 601

2008

4 801

 

963

3 838

2009

103 448

 

33 189

70 259

2010

116 761

 

42 611

74 150

2011

 

120 763

18 202

102 561

Totaal

317 308

120 763

95 665

342 406

De openstaande voorschotten zijn onder te verdelen in de navolgende begrotingsartikelen:

Artikel 01.01 Waarborgfunctie

Ten laste van dit artikel valt onder meer de inzet van de Kustwacht, de Koninklijke Nederlandse Marine en de Recherchesamenwerking. Afwikkeling van deze voorschotten geschiedt na ontvangst van de jaarrekening voorzien van een controleverklaring (€ 77,5 mln.).

Artikel 02.02 Bevordering autonomie

Ten laste van dit artikel worden projecten van verschillende beleidssectoren gefinancierd. Bij de afsluiting c.q. afrekening van deze projecten dient voldaan te zijn aan de voorwaarden die bij de financiering van deze projecten zijn gesteld. Pas dan kunnen de voorschotten definitief worden afgewikkeld. Het hier onder andere om de voorschotten van de Arubadeal (€ 83,5 mln.), de project/uitvoeringskosten voor de fondsen AMFO (€ 14,5 mln.) en SONA (€ 109,7mln.) en de suppletieregeling op de pensioenen van APNA en APFA (€ 18 mln.). De verwachting is dat de voorschotten van de Arubadeal afgewikkeld worden in 2012. De overige voorschotten worden afgewikkeld op basis van een jaarrekening voorzien van een controleverklaring van een externe accountant.

Derden

De voorschotten op derden bestaan voornamelijk uit de betalingen aan Loyalis over de jaren 2008 t/m 2011 (€ 0,4 mln.). Deze voorschotten zullen worden afgerekend nadat er een goedkeurend accountantsrapport is ontvangen.

Ad 11. Garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag ad € 54 003 607 aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

Garanties per 1 januari 2011

   

56 105 513

 

Verleende garanties in 2011

   

0

 

 

   

56 105 513

 

Vervallen garanties in 2011

0

     

Uitbetaalde garanties in 2011

2 101 906

     
     

2 101 906

-/-

Openstaande garanties per 31 december 2011

   

54 003 607

 

De openstaande garantieverplichtingen zijn als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1 000

1. Garantie van rente en aflossing van door de Nederlandse Investeringsbank voor ontwikkelingslanden NV (Atradius) verstrekte leningsgelden

10 404

   

2. Bankgarantie van de door de Europese Commissie aan Bonaire verstrekte leningen

43 600

Totaal

54 004

ad 1. Garantie NIO

De garantieverplichting bedraagt volgens de garantieovereenkomst van het Rijk per 31 december 2011 € 10 403 607. De door Aruba niet betaalde rente- en aflossingsverplichtingen op de Atradius leningen zijn uit hoofde van de garantieovereenkomst door Nederland betaald.

ad 2. Bankgarantie Europese Commissie

De bankgarantie ten behoeve van de leningen aan Bonaire bij de Europese Commissie hebben betrekking op het Sociaal Infrastructuur-programma en het Bonaire riolerings- en waterzuiveringsprogramma. Deze garantie loopt tot 31 december 2014.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 1 724 209 822 aan openstaande verplichtingen en de openstaande verplichtingen BBV is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen per 1 januari 2011

 

1 945 778 153

 

Aangegane verplichtingen in 2011

 

218 457 607

 
   

2 164 235 760

 

Tot betaling gekomen in 2011

436 553 073

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

9 803 813

   
   

446 356 886

-/-

       

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2011

 

1 717 878 874

 

Sinds medio 2011 is BZK gestart met het bijhouden van de verplichtingen Buiten Begrotingsverband.

Het betreft kosten die worden doorbelast. De verplichtingen RCN centraal (€ 2 492 328) betreft generieke kosten die zijn ingesteld niet specifiek voor bepaalde departementen. Doorbelasting geschiedt volgens een verdeelsleutel.

De verplichtingen RCN departementen bestaan uit specifieke kosten ten aanzien van de departementen en worden als zodanig doorbelast. (€ 3 838 620)

Verplichtingen BBV per 1 januari 2011

 

0

Aangegane verplichtingen BBV in 2011

 

6 330 948

   

6 330 948

Tot betaling gekomen in 2011

0

 

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

 
   

0

Totaal openstaande verplichtingen BBV per 31 december 2011

 

6 330 948

Ad 13. Deelnemingen

Ad 13a. Tegenrekening deelnemingen

Financiering Deelnemingen en Participaties

Het verwerven van aandelen door de Staat in privaatrechtelijke ondernemingen wordt conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie, tegen de oorspronkelijke aankoopprijs extra-comptabel vastgelegd. In onderstaande tabel wordt inzicht verkregen in de deelnemingen in privaatrechtelijke ondernemingen en nationale instellingen via de Nederlandse Participatie Maatschappij voor de Nederlandse Antillen (NPMNA). De opgave over 2011 werd ontvangen op 13 december 2011.

Bedragen x € 1 000
 

Valuta

Bedrag in Valuta

Bedrag in EUR

Deelnemingen

     

Aruba Investment Bank N.V.

AFL

5 123

2 306

Totaal

   

2 306

De deelnemingen zijn in het kader van de continuïteit gewaardeerd tegen de begrotingskoers (naf/afl/eur is 0,45).

In bovenstaande tabel is de portefeuille bestaande uit deelnemingen, participaties en leningen in beheer bij NPMNA.

C.3. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Staatsblad 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000,– (was in 2010 € 193 000,–).

Voor wat betreft het begrotingshoofdstuk IV was in 2011 geen sprake van topinkomens als bedoeld in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.

D. BIJLAGEN

D.1. Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

Inhuur externen is voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgenomen in de bijlagen van het begrotingshoofdstuk VII.

D.2. AFKORTINGENLIJST

AMFO

Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BBP

Bruto Binnenlands Product

BBV

Buiten Begrotingsverband

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CFT

College Financieel Toezicht

DCC

Verbetertraject Detentie- en Correctiecentrum Curaçao

DEO

Duurzame economische ontwikkeling

FDA

Fondo Desaroyo Aruba

GGCT

Gemeenschappelijke grenscontroles

GVP

Gemeenschappelijke Voorziening Politie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IVB

Institutionele Versterking & Bestuurskracht

KMAR

Koninklijke Marechaussee

MOU

Memorandum of Understanding

NA

Nederlandse Antillen

NGO

Non-gouvernementele Organisatie

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

OJSP

Onderwijs & Jongeren Samenwerkingsprogramma

OSNA

Dienstplicht Nieuwe Stijl Aruba

PV

Plan Veiligheid

PVNA

Plan Veiligheid Nederlandse Antillen

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland

RMR

Rijksministerraad

RST

Recherche Samenwerkingsteam

RTC

Ronde Tafel Conferentie

SEI

Sociaal Economische Initiatief

SONA

Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen

TAM

Toekomst Antilliaanse Millitie

USONA

Uitvoeringsorganisatie Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen

D.3. TREFWOORDENREGISTER

Arubadeal 35

BBP 20, 41

Begroting 7, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41

BZK 18, 21, 22, 27, 37, 41

DEO 41

FDA 21, 23, 41

GGCT 41, 42

Grenscontrole 18, 41

IMF 41

Kustwacht 16, 17, 33, 35

NIO 36, 41

Onderwijs 14, 19, 21, 24, 25, 41

Openbaar Ministerie 16

PVNA 19, 41

Rechtshandhaving 14, 15, 17, 18, 20, 23, 25

RMR 41

RST 16, 17, 18, 41

RTC 41

Samenwerking 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 25, 35, 41

Schuldsanering 19, 20, 23, 30, 32

SEI 19, 22, 41

Slotakkoord 25

SONA 21, 35, 41

Staatkundig 13, 16, 18, 20, 21, 22, 25

TAM 41

USONA 22, 31, 41

Vreemdelingenketen 23

Waarborgfunctie 15, 16, 17, 29, 35