Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 3 februari 2012 en het nader rapport d.d. 26 maart 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 26 januari 2012, no. 12.000127, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 2010, 165 en 239), met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 januari 2012, no. 12.000127, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 februari 2012, no. W03.12 0022/II/K, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel van rijkswet strekt tot goedkeuring van het Verdrag inzake de sluikhandel over zee (hierna: het Verdrag). Het Verdrag is een uitwerking van de in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen opgenomen grondslag voor regionale operationele samenwerking op het gebied van maritieme drugsbestrijding.2 Het Verdrag maakt mogelijk dat door partijen bij het Verdrag strafvorderlijk kan worden optreden tegen vaartuigen die zich buiten de territoriale zee van een partij bevinden en ten aanzien waarvan het vermoeden bestaat van betrokkenheid bij sluikhandel in verdovende middelen.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar maakt daarbij de volgende kanttekening over de tot stand te brengen uitvoeringswetgeving op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
De goedkeuring van het Verdrag wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd. In de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben aangegeven medegelding van het Verdrag voor hun land wenselijk te achten. Wanneer de wetgeving van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gereed is, zal het Verdrag ook voor die landen kunnen worden bekrachtigd.3 Gelet op het belang van de bestrijding van de sluikhandel van verdovende middelen over zee adviseert de Afdeling in de memorie van toelichting nader in te gaan op de tot stand te brengen uitvoeringswetgeving van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en te vermelden wanneer deze naar verwachting gereed zal zijn. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is de memorie van toelichting, paragraaf 6 met betrekking tot de Koninkrijkspositie, aangevuld met informatie over de tot stand te brengen uitvoeringswetgeving.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
J. P. H. Donner
Ik moge U, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten te zenden.
De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal