Ontvangen 26 oktober 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 10° door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
11° gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Paspoortwet.
2. Het eerste lid, onder a, onderdeel 5, komt te luiden:
5° gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling;
3. In het derde lid wordt «behoudens het bepaalde in artikel 2.57» vervangen door: behoudens het bepaalde in artikel 2.57 en behoudens de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 10° en 11°.
4. In het vierde lid wordt «de administratieve gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder b» vervangen door: de algemene gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 10° en 11°, en de administratieve gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder b.
B
In artikel 2.16 wordt «Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling» vervangen door: Gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling.
C
In artikel 2.20, tweede lid, tweede volzin, wordt «Het is bevoegd» vervangen door: Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd.
D
In artikel 2.22, eerste lid, wordt «het college van burgmeester en wethouders» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.
E
In artikel 2.30 wordt «de gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling» vervangen door: de gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling.
F
In artikel 2.36 wordt «de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onder 10» vervangen door: de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdelen 10° en 11°.
G
Artikel 2.39, tweede lid, komt te luiden:
2. Hij doet niet eerder aangifte dan vier weken vóór de beoogde datum van adreswijziging en niet later dan de vijfde dag na de adreswijziging. Hij doet in de aangifte mededeling van de datum van adreswijziging en van de gegevens over het nieuwe en het vorige adres.
H
In artikel 2.45, eerste lid, wordt «als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.43» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en artikel 2.43.
I
Artikel 2.57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de persoonslijst van die ouder de gegevens over dat kind» vervangen door: de persoonslijst van die ouder de algemene gegevens over dat kind.
2. In het vierde lid wordt «de geboorteakte van de ouder of het kind» vervangen door: de geboorteakte van de ouder, eerdere echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of het kind.
J
Artikel 2.69, eerste lid, onder a, onderdeel 3, komt te luiden:
3° gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling;
K
In artikel 2.74 wordt «De gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling» vervangen door: De gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling.
L
In artikel 2.78, eerste lid, wordt «basisadministratie» vervangen door: basisregistratie.
M
In artikel 3.11, eerste lid, vervalt de zinsnede «, tenzij de verstrekking van gegevens in de genoemde periode anderszins is te herleiden uit de basisregistratie».
N
In artikel 3.15 wordt «over het verblijfsrecht» vervangen door: in verband met het verblijfsrecht.
O
In artikel 4.9, vijfde lid, wordt «de verstrekking» vervangen door: de juiste verstrekking.
P
Na artikel 4.11 wordt in paragraaf 4.2.4 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.11a
De verplichting, bedoeld in artikel 2.81, eerste lid, is niet van toepassing na een inschrijving als bedoeld in artikel 2.66, indien de inschrijving geschiedt op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 2.68 en wordt gedaan ten aanzien van op het moment van inwerkingtreding van deze wet bij de aangewezen bestuursorganen bekende personen.
Q
Artikel 4.12 komt te luiden:
Artikel 4.12
Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro opleggen:
a. ter zake van overtreding van de artikelen 2.38, 2.39, 2.40, vijfde lid, 2.43 tot en met 2.47, 2.50, 2.51, 2.52 en 2.80;
b. aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij weet dat dit onjuist is.
R
Artikel 4.13 vervalt.
Onderdeel A, onder 1, 3 en 4 en F
De wijziging van artikel 2.7, eerste lid, onder a, vloeit voort uit het feit dat de centrale reisdocumentenadministratie, zoals voorzien in de Rijkswet van 11 juni 2009 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Stb. 2009, 252), (nog) niet is gerealiseerd. De desbetreffende onderdelen van die rijkswet zijn dan ook niet in werking getreden. In de memorie van toelichting op het voorliggende wetsvoorstel (paragraaf 4.3) is vermeld dat de bijhouding van de gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Paspoortwet, zoals die op dit moment in de Wet GBA plaatsvindt, in de basisregistratie personen niet meer aan de orde is door de ontwikkeling van de centrale reisdocumentenadministratie. Gezien het feit dat deze centrale reisdocumentenadministratie er op het moment dat de Wet BRP naar verwachting in werking zal treden niet zal zijn, dient de huidige registratie van de gegevens in de Wet GBA te worden voortgezet in de Wet BRP. Om die reden wordt artikel 2.7 uitgebreid met de gegevens, die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Paspoortwet.
De wijziging van het derde en vierde lid van artikel 2.7 maakt het mogelijk om, in afwijking van de overige algemene gegevens die, behoudens het bepaalde in artikel 2.57, opgenomen blijven in de basisregistratie, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een regeling te treffen voor de verwijdering en de vernietiging van de gegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de Kieswet of de Paspoortwet. In het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dienen gegevens niet langer in een registratie te worden verwerkt dan nodig is voor het doel waarvoor die gegevens in de registratie zijn opgenomen. Aangezien de opneming van de gegevens als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdelen 10° en 11°, slechts plaatsvindt in verband met de uitvoering van de Kieswet en de Paspoortwet, dienen zij te worden verwijderd indien zij voor die uitvoering niet meer noodzakelijk zijn. Dit is nu in artikel 2.7, derde en vierde lid, bepaald, waarbij er ten aanzien van de gegevens in verband met de uitvoering van de Kieswet op dit punt sprake is van het herstellen van een omissie.
Voorts is artikel 2.36 aangepast, zodat de daarin vermelde mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur aan overheidsorganen verplichtingen op te leggen tot het verschaffen van gegevens aan het college van burgemeester en wethouders, betrekking heeft op de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdelen 10° en 11°.
Onderdeel A, onder 2, en onderdelen B, E, J, K en N
De aanduiding «gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling» is, gelet op de gegevens die daarover nu in de GBA en straks ook onder het nieuwe wetsvoorstel zullen worden bijgehouden (zie bijlage 1A van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), een juistere aanduiding dan «gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling». In verband daarmee worden de artikelen 2.7, 2.30, 2.69, 2.74 en 3.15 aangepast.
Onderdelen C, D en L
De wijzigingen in de onderdelen C, D en L herstellen technische foutjes in de artikelen 2.20, 2.22 en 2.78.
Onderdeel G
De wijziging van artikel 2.39, tweede lid, beoogt een inconsistentie op te heffen in het wetsvoorstel. In artikel 2.20, derde lid, onder a, is geregeld dat indien een ingezetene zijn adres wijzigt, in de basisregistratie als datum van adreswijzing de datum wordt opgenomen die in de aangifte van betrokkene is vermeld, mits tijdig aangifte is gedaan. Artikel 2.39, tweede lid, derde volzin, legt aan de ingezetene echter ten onrechte uitsluitend in het geval deze vóór de adreswijziging aangifte doet, de verplichting op daarin mededeling te doen van de beoogde datum van adreswijziging, terwijl een aangifte binnen vijf dagen na de adreswijziging ook tijdig is gedaan. Door de wijziging van artikel 2.39, tweede lid, zal ook bij aangifte na de adreswijziging mededeling moeten worden gedaan van de datum van adreswijziging.
Onderdeel H
In artikel 2.45 wordt verwezen naar de aangifteplichten uit voorgaande artikelen. Per abuis was daarin ook verwezen naar de artikelen 2.41 en 2.42, waarin geen aangifteplicht is opgenomen.
Onderdeel I
De wijziging in het tweede lid van artikel 2.57 betreft het herstellen van een omissie. De verwijdering van gegevens in verband met een adoptie heeft betrekking op de algemene gegevens die over een persoon in de basisregistratie zijn opgenomen. Het huidige tweede lid zou hierover onduidelijkheid kunnen oproepen en wordt om die reden in bovenvermelde zin aangepast. In het vierde lid van artikel 2.57 krijgt de ingeschrevene die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt het recht om gegevens over zijn ouders, eerdere echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of kinderen te laten verwijderen, die zijn gewijzigd in verband met een geslachtswijziging van de ouder, eerdere echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of het kind. Per abuis waren de geboorteakte (waarin de geslachtswijziging is aangebracht) van de eerdere echtgenoot of eerdere geregistreerde partner in de bepaling niet vermeld.
Onderdeel M
De bedoeling van artikel 3.11 is om in verband met de veiligheid van de staat of de voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten van bepaalde verstrekkingen niet bij te houden dat ze zijn gedaan. Het bijhouden van het gegeven dat gegevens zijn verstrekt, ook wel aangeduid als protocolleren, kan geautomatiseerd geschieden op grond van de bij of krachtens artikel 1.10 te stellen regels ten aanzien van de basisregistratie. Die verstrekkingen zijn dan dus herleidbaar uit de basisregistratie. Voor die gevallen waarin verstrekking door een bestuursorgaan geschiedt op niet-geautomatiseerde wijze, bijvoorbeeld aan het loket, moet het bestuursorgaan daarvan zelf aantekening houden. Van beide vormen van protocolleren moet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen worden bepaald dat deze achterwege dient te blijven in verband met de veiligheid van de staat of de voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten. Derhalve wordt de bijzin in het eerste lid van artikel 3.11 geschrapt.
Onderdeel O
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State werd eerder in artikel 3.16 «de verstrekking» vervangen door «de juiste verstrekking». Deze wijziging hoort ook te worden doorgevoerd in het vergelijkbare artikel 4.9, vijfde lid.
Onderdeel P
Direct na inwerkingtreding van deze wet zal de zogenaamde initiële vulling plaatsvinden van de Brp met gegevens over niet-ingezetenen. Het betreft inschrijvingen op verzoek van de aangewezen bestuursorganen op grond van artikel 2.66 in samenhang met artikel 2.68 van de wet. De aangewezen bestuursorganen zullen gegevens aanleveren over personen van wie zij inschrijving wenselijk vinden, die op het moment van inwerkingtreding reeds zijn opgenomen in hun eigen bestanden en van wie de identiteitsvaststelling goed is verlopen. Het is moeilijk uitvoerbaar om aan al deze personen een (overzicht van de) persoonslijst te sturen, omdat hun adresgegevens mogelijk verouderd zijn. Om die reden wordt in een nieuw artikel 4.11a bepaald dat de verplichting om aan de ingeschrevene een volledig overzicht ter beschikking te stellen van zijn persoonslijst, voor die groep niet zal gelden.
Onderdelen Q en R
In artikel 4.12 zijn de bepalingen opgenomen over de mogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders om een bestuurlijke boete op te leggen. In onderdeel a zijn alle overtredingen genoemd die eerder waren opgenomen in artikel 4.13, waaraan de bepalingen zijn toegevoegd die eerder in artikel 4.12 strafrechtelijk waren gesanctioneerd. In onderdeel b is de mogelijkheid opgenomen om degene die bewust toelaat dat een ander ten onrechte op zijn woonadres is ingeschreven, een bestuurlijke boete op te leggen. Een en ander is nader toegelicht in paragraaf 2.4.3 van de nota naar aanleiding van het verslag.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies