Gepubliceerd: 13 juli 2012
Indiener(s): Leers
Onderwerpen: migratie en integratie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33192-6.html
ID: 33192-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vastgesteld 13 juli 2012

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om de gestelde vragen te beantwoorden en op een enkel punt een nadere toelichting te geven. Bij de beantwoording heb ik zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden en waar sprake was van vergelijkbare vragen heb ik deze gezamenlijk beantwoord.

Tegelijkertijd met de nota naar aanleiding van het verslag heb ik een nota van wijziging ingediend. Voor zover deze voortvloeit uit de vragen in het verslag heb ik daar in deze nota naar verwezen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen, onder verwijzing naar het regeerakkoord1 welke waarborgen er zijn voor de informatieveiligheid en bescherming van persoonsgegevens. Het kabinet heeft de beide Kamers der Staten-Generaal in een brief van 29 april 20112 bericht over de invulling van het voornemen uit het regeerakkoord «Vrijheid en verantwoordelijkheid» van 30 september 2010 dat op verschillende plaatsen krachtig wordt ingezet op meer aandacht voor de informatiebeveiliging en de bescherming van persoonsgegevens. In deze kabinetsbrief staat o.a. dat «voorgenomen wettelijke maatregelen die gericht zijn op de invoering en rechtvaardiging van grootschalige verwerkingen van persoonsgegevens door de overheid nadrukkelijker dan voorheen het geval is, moeten worden getoetst op effectiviteit. Over de technische en informationele effectiviteit moet op transparante wijze verantwoording worden afgelegd». Om in beeld te brengen welke effecten van de voorgenomen maatregelen in het wetsvoorstel betrekking op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hebben, is een privacy impact assessment uitgevoerd. In algemene zin kan uit het privacy impact assessment worden opgemaakt dat in het wetsvoorstel voldoende waarborgen zijn gegeven voor de bescherming van de privacy. Zo zijn de doelen waarvoor de biometrische gegevens mogen worden verzameld en verwerkt in het wetsvoorstel uitdrukkelijk omschreven, zijn de verstrekkingsgronden limitatief bepaald en is de bewaartermijn gerelateerd aan en noodzakelijk voor het doel waarvoor de gegevens worden verzameld en verwerkt. In het kader van beheer zal voldoende worden voorzien in maatregelen voor de beveiliging en het bewaken van de juistheid en nauwkeurigheid van de gegevens. Ten behoeve van de afstemming van het beheer waarvoor de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel verantwoordelijk is, zal een interne instructie tot stand worden gebracht, zodat alle ketenpartners op gelijke wijze zullen omgaan met de vereiste maatregelen voor het beheer van de gegevens en de rechten van betrokkenen, op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Verder zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven over de wijze van afnemen en verwerken van de biometrische gegevens. In voornoemde kabinetsbrief is ook aangegeven «dat wordt bezien of een evaluatiebepaling, en of het opnemen van een horizonbepaling aan de orde is». In het wetsvoorstel is om die reden in artikel II voorzien in een evaluatie- en horizonbepaling. Deze bepaling houdt in dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet een verslag over de doeltreffendheid en effecten van de wet wordt uitgebracht. Voorts is in datzelfde artikel bepaald dat indien het verslag met zich brengt dat een wijziging of intrekking van de wet gewenst is, Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel bevordert dat een daartoe strekkend wetsvoorstel binnen negen maanden na het uitbrengen van het verslag wordt ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de regering een overzicht kan verschaffen van het ontbreken van behoorlijke identiteitsdocumenten bij vreemdelingen. Er zijn vier organisaties die in de dagelijkse praktijk te maken hebben met de controle van identiteitsdocumenten van vreemdelingen: het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) voor het visumproces, de Koninklijke Marechaussee (KMar) voor het toegangsproces, de vreemdelingenpolitie (VP) voor het toezicht op vreemdelingen en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor het verblijf in Nederland. Het in 2010 verschenen advies «Het topje van de ijsberg?» van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken geeft een beeld van de problematiek die samenhangt met het ontbreken van behoorlijke identiteitsdocumenten. Zo blijkt onder meer dat de diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland te maken hebben met identiteits- en documentfraude in de visum- en in de mvv-procedure. Medewerkers op de diplomatieke posten constateren de fraude bij de controle van de identiteit en van de documenten die de vreemdeling in deze procedures moet overleggen. De totale omvang van de fraude is niet bekend omdat niet alle frauduleuze handelingen worden geregistreerd. BZ registreert wel het aantal afwijzingen van aanvragen voor visa kort verblijf op grond van valse of vervalste documenten. In 2008 waren dat er 1 364 op een totaal van 405 372. In 2008 heeft een aanpassing van de weigeringsgronden plaatsgevonden waardoor een directe vergelijking met de jaren daarna niet mogelijk is. Onder de nieuwe indeling zijn in 2011 van de totaal 435 134 visumaanvragen 3 722 geweigerd op grond van twijfel aan de echtheid van de getoonde documenten.

Uit het voornoemde advies blijkt voorts dat het aantal afwijzingen van reguliere verblijfsaanvragen wegens het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van relevante informatie door vreemdelingen, weliswaar wordt geregistreerd, maar dat hierbij niet wordt vermeld of er sprake is van kwade opzet. Dat betekent dat niet is vast te stellen in hoeveel van de gevallen daadwerkelijk sprake is van identiteits- of documentfraude. Over fraude bij verblijfsaanvragen meldt het voornoemde ACVZ-advies dat bij de IND jaarlijks tussen de 10 000 en 20 000 asielaanvragen worden ingediend waarvan er jaarlijks tussen de twintig en dertig worden afgewezen, omdat de asielzoeker eerder onder een andere naam een verblijfsaanvraag heeft ingediend. Daarnaast worden ieder jaar tussen de twee- en driehonderd aanvragen afgewezen omdat de asielzoeker valse of vervalste reis-of identiteitspapieren of andere niet-authentieke bescheiden heeft overgelegd en, bij ondervraging daarover, opzettelijk de echtheid daarvan volhoudt.

Minder dan tien asielaanvragen worden jaarlijks afgewezen omdat de aanvrager (authentieke) reis- of identiteitspapieren of andere bescheiden heeft overgelegd die niet op hem of haar betrekking hebben.

Voorts worden er jaarlijks door de IND rond de duizend asielaanvragen afgewezen, omdat de vreemdeling toerekenbaar geen of onvoldoende documenten heeft overgelegd. De IND heeft de laatste jaren jaarlijks rond de honderd verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken in verband met het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van relevante informatie.

Met betrekking tot fraude in het toegangsproces meldt het ACVZ-advies dat de KMar jaarlijks een paar duizend vreemdelingen de toegang tot Nederland aan

de buitengrenzen van het Schengengebied weigert. Tussen de 3 en 10% hiervan, een paar honderd vreemdelingen, wordt de toegang geweigerd omdat ze gebruik maken van valse of vervalste documenten.

In het kader van het toezicht op vreemdelingen wordt door de VP geen registratie bijgehouden van aangetroffen valse of vervalste documenten.

De leden van de VVD-fractie vragen verder of dit wetsvoorstel ook van toepassing is op vreemdelingen die zich al in de vreemdelingenketen bevinden. Dit wetsvoorstel zal ook van toepassing zijn op vreemdelingen die zich al in de vreemdelingenketen bevinden. Vreemdelingen die al in Nederland zijn en zich in de vreemdelingenketen bevinden, zullen op een natuurlijk moment alsnog tien vingerafdrukken moeten afgeven. Voor vreemdelingen die bijvoorbeeld al in Nederland verblijven op een verblijfsdocument en die hun oude document moeten inruilen voor een nieuw document met biometrische kenmerken zal dit plaatsvinden op het moment dat de vreemdeling zich bij de IND vervoegt voor het verlengen of het omzetten van zijn document. Op dat moment kunnen, voor zover dat niet al is gebeurd, de tien vingerafdrukken, zoals bedoeld in dit wetsvoorstel, worden afgenomen.

De leden van de VVD-fractie, maar ook de leden van de CDA-fractie in paragraaf 6 van het verslag, vragen de regering of de kwaliteit van de vingerafdrukken bij dit wetsvoorstel voldoende gewaarborgd is. In het wetsvoorstel wordt de bevoegdheid neergelegd om ten behoeve van het vaststellen en het verifiëren van de identiteit van vreemdelingen voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet tien vingerafdrukken af te nemen en te verwerken. Door het gebruik van tien vingerafdrukken is de kans op mismatches het kleinst. De combinatie van tien vingerafdrukken levert namelijk de meest unieke karakteristieken op voor een individuele vreemdeling. De kans dat alle tien vingers van twee vreemdelingen op elkaar lijken is aanzienlijk kleiner dan de kans dat één van de tien vingers van twee vreemdelingen op elkaar lijken. In de memorie van toelichting is al gemeld dat dactyloscopen ingezet kunnen worden indien er bij het zoeken met vingerafdrukken sprake is van een zogenaamde treffer. De dactyloscoop controleert vanuit een oogpunt van kwaliteitsborging de treffer. Voor de huidige toepassing van vingerafdrukken bij asielzoekers en ongedocumenteerden is dit al de praktijk. Bekend is dat het geautomatiseerde systeem van Eurodac dat in Europees verband wordt gebruikt voor de Dublinclaims sinds de ingebruikname in 2004 voor de Nederlandse bevraging nooit een onterechte treffer heeft opgeleverd. Dit is bekend omdat alle hits in Eurodac door een dactyloscoop gecontroleerd worden. Om de tien vingerafdrukken af te nemen wordt scanapparatuur gebruikt waarmee bij een scan steeds vier vingers van één hand of twee duimen tegelijk worden afgenomen. Dit reduceert de kans op verwisseling van vingers of duimen. De ketenpartners voeren de identiteitsvaststelling en verificatie met vingerafdrukken uit volgens een ketenbreed protocol. In het protocol zal worden opgenomen waar het nodig is om dactyloscopen in te zetten in aanvulling op geautomatiseerde vergelijking van vingerafdrukken.

Bij het uitvoeren van het identificatie- en verificatieproces zal de kwaliteit van de vingerafdrukken gemonitoord worden om waar nodig de kwaliteit te verbeteren.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering stelt dat het afnemen van twee vingerafdrukken onbetrouwbaar is. Zij vragen of de instrumenten die worden gebruikt voor het afnemen van vingerafdrukken niet goed zijn. En zo ja, waarom dan niet eerst bekeken is hoe deze methode verbeterd kan worden. Het afnemen van twee vingerafdrukken is als zodanig niet onbetrouwbaar. In de memorie van toelichting is beschreven dat twee vingerafdrukken in beginsel geschikt zijn voor verificatie waarbij de live opgenomen vingerafdrukken één op één vergeleken worden met de eerder opgeslagen vingerafdrukken van de betreffende vreemdeling op het document of in de Basisvoorziening vreemdelingen (BVV). Het gebruik van tien vingerafdrukken heeft te maken met het optimaliseren van de betrouwbaarheid bij het zoeken met vingerafdrukken, wat los staat van de instrumenten die worden gebruikt voor het afnemen van vingerafdrukken. Zoals ik hierboven al heb gesteld, levert de combinatie van tien vingerafdrukken uiteindelijk de meest unieke karakteristieken wat voor het zoeken met vingerafdrukken het best werkt. Bij verificatie is het bovendien mogelijk om tegen willekeurig welk van de tien opgeslagen vingers te verifiëren.

De leden van de SP-fractie vragen ook waarom met tien vingerafdrukken geen fraude mogelijk is. Deze leden denken hierbij vooral aan Somalische vreemdelingen die hun vingertoppen er dusdanig hadden afgeveild dat vingerafdrukken niet meer betrouwbaar waren en vragen of de regering niet vreest dat dit toe zal nemen. Het gebruik van tien vingerafdrukken maakt fraude niet onmogelijk. Het vermindert in elk geval wel de mogelijkheden daartoe. Het omwisselen van vingerafdrukken wordt belemmerd omdat steeds de vier vingers van één hand tegelijkertijd worden afgenomen en de twee duimen ook tegelijkertijd.

Wanneer een asielzoeker onjuiste gegevens verstrekt of de juiste gegevens verzwijgt om te bewerkstelligen dat hij in een gunstiger positie komt te verkeren, wordt dat als contra-indicatie beschouwd. Hiervan is onder andere sprake wanneer de asielzoeker met opzet zijn vingerafdrukken heeft gemanipuleerd. Deze contra-indicatie wordt meegewogen bij de beoordeling van de asielaanvraag. Dat betekent niet dat een asielaanvraag in deze gevallen niet in behandeling zal worden genomen. Aan de asielzoeker zal echter in die gevallen worden tegengeworpen dat hij het onderzoek naar de asielaanvraag frustreert. Hetgeen in de meeste gevallen zal leiden tot een afwijzing van de asielaanvraag.

In het geval van de mutilatie bij Somalische asielzoekers heeft het instellen van onderzoek en het afnemen van vingerafdrukken op een later tijdstip geleid tot een aanzienlijke afname van mutilatiegevallen.

De leden van de SP-fractie vragen voorts hoe het onderzoek naar betrouwbaardere manieren van identiteitsvaststelling is. Ook vragen deze leden waarom de ketenpartners zelf de vaststelling en registratie van de identiteit van vreemdelingen eigenlijk onbetrouwbaar vinden. De identiteitsvaststelling bij het eerste contact van een vreemdeling in de vreemdelingenketen, vindt momenteel plaats aan de hand van een buitenlands identiteitsdocument. Wanneer is vastgesteld dat het identiteitsdocument echt, eigen, geldig en gekwalificeerd is, worden de identiteitsgegevens van het document overgenomen. De betrouwbaarheid van identiteitsdocumenten is gelegen in de fraudebestendigheid van het document zelf en de betrouwbaarheid van het proces van afgifte van een document. Voor het herkennen van valse of vervalste identiteitsdocumenten is menselijke controle nog steeds de belangrijkste methode. Daarnaast is het zo dat deze technologie op zichzelf geen 100% zekerheid kan geven over de echtheid van het document. De ontwikkeling van apparatuur om de echtheid van identiteitsdocumenten te controleren is nog niet zo ver dat deze technologie werkt voor alle soorten documenten uit de hele wereld. Naast de echtheid van het document zelf is het in de vreemdelingenketen moeilijk om de betrouwbaarheid van het afgifteproces voor een individuele vreemdeling na te gaan omdat er geen gegevens over het individuele proces beschikbaar zijn.

Wanneer de identiteit van de vreemdeling is vastgelegd met dezelfde gegevens als die op het identiteitsdocument wordt de vreemdeling herkend in de vreemdelingenadministratie en is het mogelijk de unieke registratie met één vreemdelingennummer te waarborgen. Wanneer de vreemdeling is vastgelegd met afwijkende gegevens dan is het lastiger om de vreemdeling te herkennen in de administratie. Het voorkomen van afwijkende gegevens is op zich geen identiteitsfraude, dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van verschillende transliteraties die op opeenvolgende identiteitsdocumenten gebruikt kunnen zijn. Dit soort afwijkingen kunnen herkend worden door gebruik te maken van intelligente zoekfuncties. Het nadeel hiervan is echter dat het mogelijk is dat er een match wordt gevonden op de gegevens van een andere vreemdeling met bijna dezelfde identificerende gegevens.

Het hierboven beschreven proces laat, ook naar de mening van de ketenpartners, de mogelijkheid open voor bewuste identiteitsfraude met look-a-like documenten of authentieke documenten met een andere oneigenlijke identiteit. De vreemdeling zal in deze gevallen niet herkend worden in de vreemdelingenadministratie. Het voorkomen van aliassen die onopgemerkt blijven, omdat het verschil in gegevens te groot is met die van een eerdere registratie, leidt tot meervoudige registratie in de vreemdelingenketen en doet afbreuk aan het uitgangspunt van het verstrekken van één vreemdelingennummer aan een vreemdeling.

Het gebruik van vingerafdrukken bij asielzoekers toont aan dat het herkennen van vreemdelingen aan de hand van deze biometrische gegevens ertoe leidt dat het gebruik van aliassen in beeld komt, omdat het zoeken met vingerafdrukken leidt tot een herkenning die onafhankelijk is van de overige identiteitsgegevens op een document of in de vreemdelingenadministratie.

De leden van de SP-fractie vragen ook of kan worden toegelicht waarom de huidige middelen fraude niet kunnen voorkomen en in hoeverre dit wetsvoorstel wel effectief zal bijdragen aan vermindering van de fraudegevallen en of hier al onderzoek naar is gedaan. Vreemdelingen plegen doorgaans identiteitsfraude om de identiteit waarmee zij geregistreerd zijn en de daaraan gekoppelde informatie te omzeilen. Het gebruik van een andere identiteit voorkomt herkenning. Zij plegen bijvoorbeeld identiteitsfraude door hun identiteitsgegevens (zoals geboortegegevens of familienaam) zo te veranderen dat het hun kans op verblijfsrechten vergroot. Het kan ook zijn dat een vreemdeling fraudeert door misbruik te maken van de identiteit van een andere vreemdeling om zo aanspraak te maken op de daaraan gekoppelde rechten. Vreemdelingen die identiteitsfraude willen plegen gebruiken in veel gevallen een authentiek document van een ander met een foto die goed gelijkt (look-a-like-fraude), of zorgen voor een authentiek document dat is voorzien van hun eigen foto en een valse identiteit (een verzonnen identiteit of die van een ander). Het ontdekken van dit soort fraude is in de praktijk ingewikkeld aangezien de documenten die door de vreemdeling worden gebruikt authentieke documenten zijn waardoor de fraude aan het document zelf niet wordt herkend. Het is op dit moment vrijwel niet mogelijk om de vreemdeling op basis van deze valse identiteitsgegevens te herkennen in de vreemdelingenadministratie, ook als de vreemdeling daarin al met andere gegevens is vastgelegd. Het gebruik van meerdere identiteiten (aliassen) door een vreemdeling is aan de hand van de huidige opgeslagen gegevens niet te herkennen. Ook het misbruik van de identiteit van een andere (geregistreerde) vreemdeling kan niet herkend worden. Door het vastleggen van de biometrische kenmerken van de vreemdelingen bij de eerste registratie is het mogelijk deze vormen van identiteitsfraude wel te herkennen. Door te zoeken met vingerafdrukken kan duidelijk worden dat een vreemdeling al eerder geregistreerd is onder andere identiteitsgegevens. Het vergelijken van de vingerafdrukken van de vreemdeling tegen de in de BVV opgeslagen vingerafdrukken, kan duidelijk maken dat een vreemdeling niet bij de geregistreerde identiteit in de BVV hoort en brengt zo identiteitsfraude aan het licht.

Er is binnen de vreemdelingenketen geen bijzonder onderzoek uitgevoerd naar de vermindering van fraudegevallen, maar ervaringen met het gebruik van biometrische gegevens bij asielzoekers en ongedocumenteerde vreemdelingen laat zien dat identiteitsfraude wordt herkend en dat de beschreven aanpak

effectief is.

De leden van de D66-fractie vragen waaruit blijkt dat de toepassing van biometrische gegevens noodzakelijk is voor de vaststelling en verificatie van de identiteit van alle vreemdelingen met het oog op de uitvoering van de Vw 2000.

In de huidige situatie vindt de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen plaats aan de hand van reisdocumenten en buitenlandse brondocumenten die veelal niet dezelfde kwaliteitswaarborgen hebben als de documenten die binnen Nederland worden afgegeven. Omdat de identificatie aan de hand van buitenlandse documenten niet uitsluit dat eenzelfde persoon op een ander moment onder een andere identiteit een aanvraag voor verblijf kan doen, is het noodzakelijk om gebruik te maken van identificatiemethoden die de unieke identiteit van een persoon aantonen. Vingerafdrukken en digitale gezichtsopnames bieden hiertoe tot op heden de meeste waarborgen. Met de afname van tien vingerafdrukken die worden opgeslagen in een centraal bestand (de BVV) wordt aangesloten bij de VIS-verordening en de Visumcode. Ingevolge deze verordeningen worden van alle aanvragers van een visum voor kort verblijf in een van de Europese lidstaten eveneens tien vingerafdrukken en een foto afgenomen en opgeslagen in een europees centraal bestand (het visuminformatiesysteem). Een opslag in de vreemdelingenadministratie van alleen de twee vingerafdrukken die op het verblijfsdocument van onderdanen van derde landen zullen worden opgenomen, zal niet volstaan, omdat de betrouwbaarheid bij het zoeken met twee vingerafdrukken veel kleiner is dan bij tien vingerafdrukken. Zie in dit verband ook het eerdere antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar het waarborgen van de kwaliteit van de vingerafdrukken.

De leden van de D66-fractie stellen dat in het onderhavige voorstel wordt voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling en verificatie van de identiteit van de vreemdeling. Deze leden, maar ook de leden van de SP-fractie in paragraaf 4 van het verslag, geven aan dat deze zinsnede veronderstelt dat het afnemen van een gezichtsopname en vingerafdrukken niet in alle gevallen noodzakelijk wordt geacht. Dit is echter niet wat met deze bepaling is beoogd. In beginsel zullen van alle vreemdelingen bij een eerste contactmoment met een van de ketenpartners een gezichtsopname en tien vingerafdrukken worden afgenomen. Alleen van de categorieën vreemdelingen die worden genoemd in het voorgestelde artikel 106a, vierde lid, zullen geen vingerafdrukken en gezichtsopnames worden afgenomen. De in artikel 106a, eerste lid, voorgestelde zinsnede «voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit van de vreemdeling» zal ter verduidelijking bij nota van wijziging worden gewijzigd in «voor de vaststelling van de identiteit van de vreemdeling».

De leden van de D66-fractie constateren dat zowel de kwaliteit van opgeslagen vingerafdrukken, als de foutmarge en fraudegevoeligheid ertoe leidde dat de regering concludeerde dat de opslag van vingerafdrukken van Nederlanders op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie en om dezelfde reden opslag niet bruikbaar is voor identificatie. Deze leden vragen in hoeverre het gebruik van vingerafdrukken en een gezichtsopname bij vreemdelingen wel tot een zo betrouwbaar mogelijke vaststelling en registratie leidt. Ook vragen deze leden hoe de centrale opslag van vingerafdrukken van vreemdelingen zich verhoudt tot de controversiële en inmiddels gestaakte opslag van vingerafdrukken voor Nederlandse reisdocumenten. De huidige wijze van identiteitsvaststelling bij vreemdelingen kent problemen met betrekking tot de betrouwbaarheid zoals hiervoor in het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie is toegelicht. Daarbij is al aangegeven dat het gebruik van vingerafdrukken de betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling binnen de vreemdelingenketen verbetert. Ook is daarbij uitgelegd dat de toepassing van biometrische gegevens het probleem van look-a-like fraude of het gebruik van authentieke documenten met een valse identiteit zal verminderen.

In de vreemdelingenketen wordt ten behoeve van de identiteitsvaststelling van asielzoekers en ongedocumenteerden al geruime tijd gebruik gemaakt van vingerafdrukken in een centraal databestand, de BVV. Zoals hiervoor ook al is gemeld in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie en van de CDA-fractie naar de kwaliteit van de vingerafdrukken, is deze toepassing betrouwbaar gebleken. Het gebruik van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen is, anders dan bij de paspoorten, gericht op vergelijking van vingerafdrukken en een gezichtsopname met de biometrische gegevens in de BVV. Hiermee is de identificatie minder en niet meer alleen afhankelijk van de betrouwbaarheid van het identiteitsdocument.

Daarbij levert het opslaan en gebruik van tien vingerafdrukken minder kans op mismatches op dan de in eerste instantie beoogde vier vingerafdrukken bij de Nederlandse reisdocumenten. Een ander verschil is de omvang van het bestand. Het centrale bestand met vingerafdrukken voor de vreemdelingenketen zal aanzienlijk kleiner zijn dan die was beoogd voor de reisdocumenten. Het zoeken in een kleiner bestand geeft eveneens een kleinere kans op mismatches.

Ook is van belang dat in de vreemdelingenketen alle ketenpartners met dezelfde centraal werkende programmatuur zullen werken. Bij de reisdocumenten is dat onmogelijk, immers reisdocumenten zijn bedoeld om overal, wereldwijd, gecontroleerd te worden. Elk land en elke instantie bepaalt zelf welke opname- en verificatieprogrammatuur wordt gebruikt en welke instellingen daarbij worden gehanteerd om te bepalen of een verificatie lukt of niet.

De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe groot de foutmarge is bij vingerafdrukken en gezichtsopnames die voor de identificatie van vreemdelingen worden gebruikt. Ook vragen deze leden in hoeverre de opslag van tien vingerafdrukken tot minder mismatches leidt. Hierboven is in antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie en van de CDA-fractie naar de kwaliteit van vingerafdrukken al aangegeven dat de kans op mismatches het kleinst is bij het gebruik van tien vingerafdrukken. Bekend is dat het geautomatiseerde systeem van Eurodac dat in Europees verband wordt gebruikt voor de Dublinclaims sinds de ingebruikname in 2004 voor de Nederlandse bevraging nooit een onterechte treffer heeft opgeleverd.

De leden van de D66-fractie, maar ook in paragraaf 6 van het verslag de leden van de PVV-fractie en de SP-fractie hebben verder vragen gesteld over de bewaartermijn. Ik zal hier op deze vragen over de bewaartermijn van tien jaar ingaan. De leden van de D66-fractie en van de SP-fractie vragen naar de noodzakelijkheid van een maximale bewaartermijn van tien jaar. De biometrische gegevens worden in de eerste plaats afgenomen en verwerkt ten behoeve van de verbetering en vereenvoudiging van de identiteitsvaststelling en -verificatie van vreemdelingen in alle processen van de vreemdelingenketen. Door het unieke karakter van de gezichtsopname en de vingerafdrukken is het tevens mogelijk om identiteitsfraude en fraude met identiteitsdocumenten tegen te gaan. Ook de vreemdeling zelf is hiermee gebaat in het geval een ander zijn of haar identiteit misbruikt, al dan niet na diefstal van een identiteitsdocument, of indien er sprake is van verlies van een identiteitsdocument. Na de beëindiging van het rechtmatig verblijf kan het ook voor komen dat identiteitsgegevens van een vreemdeling door een ander worden misbruikt of juist dat een vreemdeling onder een andere identiteit opnieuw verblijf probeert aan te vragen. Het is om die reden noodzakelijk de biometrische gegevens, evenals overigens de andere identiteitsgevens, na beëindiging van het verblijf gedurende enige jaren te bewaren. De keuze voor een bewaartermijn van tien jaar is gemaakt vanwege het feit dat vreemdelingen veelal na langdurig verblijf een zodanige band met Nederland hebben opgebouwd dat het zeer wel mogelijk is dat zij ook nog na langere tijd terug zullen keren. Een bewaartermijn van vijf jaar wordt in dat verband te kort geacht. Een vergelijking met de bewaartermijn van vijf jaar bij het visuminformatiesysteem gaat niet op, omdat het daarbij gaat om houders van visa kort verblijf die kortdurend (niet meer dan zes maanden) in Nederland verblijven. De opslag in het visuminformatiesysteem vindt gedurende ten hoogste vijf jaar plaats, zodat bij de beoordeling van visumaanvragen rekening kan worden gehouden met de gegevens die bij eerdere aanvragen zijn verstrekt.3

De regering acht het voorstel van de leden van de PVV-fractie om de bewaartermijn alsnog op twintig jaar te stellen, mede gelet op de hiervoor genoemde overwegingen, niet noodzakelijk voor het doel waarvoor de biometrische gegevens worden opgeslagen en daarmee niet proportioneel.

De leden van de SP-fractie vragen of de kans aanwezig is dat gegevens een leven lang bewaard kunnen blijven en of deze kans niet zal toenemen naarmate de eisen aan naturalisatie steeds strenger worden. Van een vreemdeling die niet tot Nederlander naturaliseert zullen de biometrische gegevens, evenals de overige identiteitsgegevens, ten behoeve van de uitvoering van de vreemdelingenwet, in de vreemdelingenadministratie blijven opgeslagen. Dit is ook het geval indien de vreemdeling zijn leven lang met een verblijfsvergunning in Nederland blijft.

Naturalisatie is ter keuze aan het individu, onder de wettelijke voorwaarden. Deze voorwaarden beogen te garanderen dat diegenen die in de Nederlandse samenleving participeren en integreren kunnen naturaliseren. De eisen aan naturalisatie worden in het bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel aangescherpt. Deze aanscherping van de eisen zal naar verwachting niet leiden tot een definitieve uitsluiting van bepaalde vreemdelingen van naturalisatie.

In tegenstelling tot wat de leden van de SP-fractie menen, geldt de bewaartermijn van tien jaar niet vanaf het moment van het verlenen van een verblijfsstatus, maar pas vanaf het moment dat het rechtmatig verblijf is beëindigd.

De leden van de D66-fractie vragen of de biometrische gegevens ook beschikbaar blijven indien de vreemdeling een verblijfstitel voor onbepaalde tijd heeft verkregen. De biometrische gegevens blijven ten behoeve van de verificatie van de identiteit ook beschikbaar indien de vreemdeling een verblijfstitel voor onbepaalde tijd heeft gekregen. Deze gegevens blijven evenals de overige identiteitsgevens opgeslagen in de vreemdelingenadministratie. Daarnaast zijn, op grond van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, van deze vreemdelingen twee vingerafdrukken opgenomen op het verblijfsdocument.

Het proces van identificatie en verificatie

De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als iemand een identiteitsdocument komt afhalen en of dan ook de vingerafdrukken worden genomen om te kijken of diegene wel de eigenaar is van dat document.

Verordening (EG) nr. 380/2008 regelt het afnemen van biometrische identificatiemiddelen door de lidstaten ten behoeve van de opslag ervan op het uniforme verblijfsdocument. Op het moment dat de vreemdeling een verblijfsdocument met vingerafdrukken komt afhalen, kan de verificatie van de vingerafdrukken in eerste instantie tegen het document plaatsvinden. Zo wordt de authenticiteit van het document geverifieerd en kan worden gecontroleerd of de desbetreffende persoon de houder van het verblijfsdocument is. Voor biometrische verificatie tegen het document zijn alleen een vingerscan van de betreffende houder en het verblijfsdocument met daarop de vingerafdrukken nodig.

De leden van de SP-fractie vragen voorts in hoeverre vingerafdrukken nog betrouwbaar zijn in het geval de regering wil wachten met het afnemen van vingerafdrukken bij een tijdelijke onmogelijkheid wegens mutilatie wat er in de tussentijd met de verblijfsaanvraag van de vreemdeling gebeurt.

Bij het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning zullen de afdrukken van tien vingers van de aanvrager worden afgenomen. Bij het afnemen van de vingerafdrukken kan het voorkomen dat deze van onvoldoende kwaliteit zijn. Personen bij wie het afnemen van vingerafdrukken blijvend fysiek onmogelijk is, worden vrijgesteld van de verplichting om vingerafdrukken te laten afnemen. Er worden dan geen vingerafdrukken afgenomen en er wordt een aantekening gemaakt in de vreemdelingenadministratie. Indien van minder dan tien vingers afdrukken van voldoende kwaliteit kunnen worden afgenomen, worden uitsluitend de afdrukken van die vingers opgeslagen in de vreemdelingenadministratie

Als er sprake is van een tijdelijke onmogelijkheid, zal de aanvrager zijn of haar vingerafdrukken binnen een nader te stellen termijn alsnog moeten afgeven.

De Vreemdelingenadministratie

De leden van de VVD-fractie en, ook later in paragraaf 6 en 8 van het verslag, de leden van de CDA- en van de SP-fractie stellen vragen over de beveiliging van het systeem en de kosten daarvan. Ten eerste is van belang dat centrale opslag van vingerafdrukken van asielzoekers al geruime tijd plaatsvindt in de BVV. Voor wat betreft de uitbreiding hiervan in het kader van het onderhavige wetsvoorstel gaat het om een grotere hoeveelheid biometrische gegevens die wordt opgeslagen en het hergebruik van deze gegevens. De bestaande beveiliging van de vreemdelingenadministratie is daar al op voorbereid. De kosten van de vreemdelingenadministratie zijn veel minder afhankelijk van de hoeveelheid gegevens, dan van het soort gegevens dat in een register wordt opgeslagen. De beveiliging van de gegevens is op navolgende wijze technisch geregeld.

De BVV wordt technisch beheerd door de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN). De BVV is opgenomen in een apart netwerkdomein dat uitsluitend kan worden benaderd via de zogenaamde toegangsdienst BVV, ook in beheer bij vtsPN. Er zijn geen partijen of individuen buiten de vtsPN die, anders dan via de toegangsdienst BVV, toegang hebben tot de BVV. De beheerders van vtsPN hebben geen toegang tot de BVV, behalve voor onderhoudswerkzaamheden conform de daarover gemaakte afspraken met BZK. Gegevensuitwisseling vindt altijd plaats met vaste berichten, afkomstig van de aangesloten geautomatiseerde systemen van de ketenpartners. Een extra beveiliging van het systeem bij de uitbreiding van gebruik van vingerafdrukken is niet nodig. Voor de BVV geldt dat de bewerker (i.e. de vtsPN) een beveiligde toegang tot de verwerking biedt die voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Voorschift informatiebeveiliging Rijksoverheid, aan de Regeling Informatiebeveiliging Politie en Basis Beveiligingsniveau Nederlandse Politie. De verantwoordelijke beheerder (i.e. de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel) ziet toe op de naleving van de overeengekomen afspraken over de beveiliging.

Meerkosten voor de beveiliging worden niet verwacht.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de regering heeft gemeld dat de opslag van biometrische kenmerken in andere systemen zoals INDiGO niet wordt uitgesloten. In dit kader vragen deze leden hoe het toezicht op dit grootschalige informatiseringproject en het oplossen van automatiseringsproblemen worden aangescherpt en hoe de kwaliteit van de opslag wordt gemonitoord.

De kwaliteit van de vingerafdrukken die mogelijk in andere systemen zoals INDIGO worden opgeslagen, wordt gewaarborgd en gemonitoord omdat het kopieën zijn van de vingerafdrukken op de BVV en daarmee is de kwaliteit van deze kopieën gelijk aan die op de BVV.

Privacy impact assessment

De leden van de VVD-fractie vragen of, onder verwijzing naar de motie Franken c.s. (Kamerstuk I 31 051, D), de regering de mening is toegedaan dat de privacy voldoende gewaarborgd is nu er een privacy impact assessment is gemaakt.

Met het privacy impact assessment dat is gemaakt zijn niet alleen de risico’s, maar ook de maatregelen met betrekking tot het afnemen en het verwerken van de biometrische gegevens in kaart gebracht. De te treffen maatregelen zullen uiteindelijk ervoor moeten zorgen dat de privacy voldoende gewaarborgd is. Bij deze maatregelen wordt onder meer gedacht aan een heldere werkwijze bij het afnemen van de biometrische kenmerken waarvoor het Protocol identiteitsvaststelling en labeling zal worden aangepast. Op het gebruik van de biometrische gegevens zal worden toegezien door speciaal daarvoor aangewezen medewerkers van de ketenpartners die ook aandacht zullen hebben voor mogelijke fraude met vingerafdrukken. De autorisatievoorziening op de BVV waarborgt dat alleen geautoriseerde medewerkers van ketenpartners gebruik kunnen maken van de biometrische gegevens. In de beveiliging van de gegevens wordt voorzien door de Vtspn, waar de BVV is ondergebracht, en die handelt volgens het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksoverheid 2007. Voor het beheer van de gegevens (w.o. autorisatie, juistheid en actualiseren van de gegevens en vernietiging) in de vreemdelingenadministratie zullen nadere regels worden gegeven. Tot slot wordt voorzien in het toezicht door een functionaris voor de gegevensbescherming en door uit te voeren audits.

De leden van de SP-fractie lezen dat op basis van artikel 7.1d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) integriteit- en kwaliteitaudits kunnen worden uitgevoerd voor biometrische gegevens en vragen toe te lichten hoe dit in zijn werk gaat. De integriteit- en kwaliteitaudits die met betrekking tot de biometrische gegevens zullen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel voorzien in een systeemaudit. Hierbij wordt getoetst of de bevoegde ambtenaren zich houden aan de regels die gelden voor het gebruik van biometrische gegevens. Hierbij moet vooral worden gedacht aan de aanvullende regels die opgesteld zijn ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van vreemdelingen en interne regels over het gebruik en raadpleging van deze persoonsgegevens.

2. Nationale en internationale ontwikkelingen ten aanzien van het gebruik van biometrie

De leden van de SP-fractie merken op dat op dit moment al vingerafdrukken van asielzoekers worden geregistreerd in Eurodac. Zij vragen of andere EU-lidstaten dezelfde soort uitbreiding willen invoeren als Nederland. Van Denemarken, Finland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk is bekend dat zij evenals Nederland voornemens zijn om tien vingerafdrukken van alle vreemdelingen af te nemen om zo de identiteit beter te kunnen registreren en verifiëren.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming precies toezicht houdt op de verwerking van persoonsgegevens in de gegevensbank en de doorgifte ervan naar de EU-lidstaten en hoe de verschillende beschermings- en toezichtsautoriteiten met elkaar samenwerken. Deze leden vragen ook of het is voorgekomen dat er is ontdekt dat de gegevens ondeugdelijk werden bewaard of doorgegeven.

Doorgifte van persoonsgegevens uit de vreemdelingenadministratie naar de EU-lidstaten is niet aan de orde. Het voorstel van wet geeft daar geen grondslag voor. Het toezicht op de verwerking van gegevens in de vreemdelingenadministratie wordt op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens gehouden door het College bescherming persoonsgegevens. De Europese toezichthouder voor Gegevensbescherming heeft hierin geen taak. Wel heeft de Europese toezichthouder een taak met betrekking tot gegevensverwerking die betrekking heeft op Eurodac en het Visuminformatiesysteem. Het onderhavige voorstel van wet ziet echter niet op die gegevensverwerkingen.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie of de vingerafdrukken van kinderen vanaf zes jaar ook tien jaar mogen worden opgeslagen, wijs ik er op dat een algemene maatregel van bestuur wordt voorbereid waarin nadere regels worden gegeven over de wijze van afnemen en verwerken van de vingerafdrukken. Het voornemen is om bij of krachtens deze algemene maatregel van bestuur te regelen dat van kinderen, juist vanwege de lichamelijke ontwikkeling, opnieuw vingerafdrukken en een gezichtsopname worden afgenomen indien zij de leeftijd van twaalf en achttien jaar hebben bereikt.

De leden van de SP-fractie vragen verder of er al wat meer bekend is over het onderzoek dat het op grond van artikel 7, tweede lid, van bovengenoemde verordening zogenaamde artikel 6 Comité doet naar technische oplossingen voor het onderscheiden van documenten van familieleden van EU-burgers en wat de opvatting van de regering over dit onderscheid is. De regering heeft in het Europees Comité aandacht gevraagd voor verblijfsdocumenten voor familieleden van EU-burgers waarvoor tot op heden geen titel is aangeduid in de zin van bijvoorbeeld «familielid van een burger van de EU». Nederland heeft aangegeven het document voor deze doelgroep te willen gaan invoeren. De Europese Commissie heeft in het overleg met de lidstaten in juni 2012 gemeld deze mogelijkheid juridisch nader te onderzoeken.

De leden van de D66-fractie vragen welke ketenpartners, bij uitvoering van onderhavig voorstel, toegang hebben tot de opgeslagen biometrische gegevens en hoe de autorisatie van deze ketenpartners is geregeld. De zogenaamde identificerende ketenpartners hebben via de geautomatiseerde koppeling met de Basisvoorziening Vreemdelingen toegang tot het biometrieregister. Deze ketenpartners mogen, afhankelijk van hun taken, vreemdelingen bij een eerste aanmelding/contactmoment registreren in de BVV met de daarbij behorende biometrische gegevens. Al deze partijen hebben ook toegang tot de biometrische gegevens ten behoeve van zoeken, verifiëren en opvragen van gegevens bij het uitvoeren van de aan hen, op grond van de Vw 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap, toegewezen taken en bevoegdheden. Autorisaties op het niveau van de ketenpartner worden toegekend door de functioneel beheerder van de BVV en doorgevoerd door de technische beheerder (vtsPN) en zijn beperkt tot de ketenpartners en doelen die in dit wetsvoorstel zijn benoemd. Technische autorisatie wordt geregeld door een combinatie van organisatiecode/wachtwoord in de elektronische berichten.

3. Huidig gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen

De leden van de SP-fractie vragen welke contra-indicaties van crimineel gedrag direct kunnen leiden tot afwijzing van de asielaanvraag en hoe vaak dit voor komt. Verder vragen deze leden wat er gebeurt als een asielzoeker weigert om vingerafdrukken te geven en of dan de aanvraag bij voorbaat niet in behandeling wordt genomen, omdat het immers geen voorwaarde tot toelating is.

Zoals eerder aangegeven is het wetsvoorstel bedoeld ter versterking van een juiste, betrouwbare en zorgvuldige identiteitsvaststelling van vreemdelingen. Het voorstel is niet bedoeld om crimineel gedrag te sanctioneren.

In zijn algemeenheid kan ik u wel laten weten dat het als een contra-indicatie wordt beschouwd, wanneer een asielzoeker onjuiste gegevens verstrekt of de juiste gegevens verzwijgt om te bewerkstelligen dat hij in een gunstiger positie komt te verkeren. Hiervan is onder andere sprake wanneer de asielzoeker met opzet zijn vingerafdrukken heeft gemanipuleerd. Deze contra-indicatie wordt meegewogen bij de beoordeling van de asielaanvraag. Dat betekent niet dat een asielaanvraag in deze gevallen niet in behandeling zal worden genomen: aan de asielzoeker zal echter in die gevallen worden tegengeworpen dat hij het onderzoek naar de asielaanvraag frustreert, hetgeen in de meeste gevallen zal leiden tot een afwijzing van de asielaanvraag.

Bij de beoordeling van asielaanvragen wordt tevens meegewogen de omstandigheid dat de asielzoeker een gevaar vormt voor de openbare orde. Of het feit dat een asielzoeker criminele antecedenten heeft daadwerkelijk leidt tot een afwijzing van de asielaanvraag, wordt per individueel geval beoordeeld. Daarbij vormen de ernst van het misdrijf en de mate van benodigde bescherming een belangrijke afweging. Wanneer de asielzoeker een verdragsvluchteling is, wordt de asielaanvraag bijvoorbeeld enkel afgewezen indien er sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf of als betrokkene wordt beschouwd als een gevaar voor de nationale veiligheid. Het niet verstrekken van vingerafdrukken wordt bij de openbare orde toets niet meegerekend als crimineel gedrag.

Het informatiseringsysteem van de IND, Indis, biedt niet de mogelijkheid om op automatische wijze betrouwbare cijfers te generen over het aantal asielaanvragen dat is afgewezen omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde vormde of zijn vingerafdrukken heeft gemanipuleerd.

De leden van de SP-fractie vragen of bekend is hoeveel vingerafdrukken van vreemdelingen er op dit moment in de database zitten en in hoeveel procent van de gevallen foutieve gegevens zijn opgenomen. Deze leden wijzen erop dat de foutmarges bij de registratie van vingerafdrukken van mensen met een strafblad behoorlijk fors zijn. Zij vragen hoe dit zit in geval van asielzoekers.

In de strafrechtsketen is bekend dat mensen regelmatig gebruik maken van verschillende identiteiten, ofwel aliassen. Zoals toegelicht bij een eerdere vraag van deze leden in paragraaf 1 naar betrouwbare manieren van identiteitsvaststelling, is bij het registreren van alleen de gegevens zoals die op identiteitsdocumenten voorkomen, niet vast te stellen of iemand al bekend is onder een andere identiteit. Juist het gebruik van vingerafdrukken zorgt ervoor dat iemand herkend wordt aan de hand van een lichaamseigen kenmerk. Door in de strafrechtketen de verschillende identiteiten te registreren bij steeds dezelfde vingerafdrukken, wordt het gebruik van aliassen inzichtelijk gemaakt. De geregistreerde aliassen zijn geen foutieve gegevens, het betreft de gegevens waarvan een persoon gebruikmaakt en die gerelateerd aan die persoon worden opgeslagen. Omgekeerd wil de registratie van maar één identiteit niet zeggen dat de juiste identiteit van iemand bekend is.

Het gebruik van aliassen komt ook voor in de vreemdelingenketen. In de memorie van toelichting is aangegeven dat 20% van de vreemdelingen die nu al met vingerafdrukken geregistreerd zijn, twee of meer registraties heeft. Uit een steekproef is gebleken dat ongeveer 54% hiervan met een alias geregistreerd is.

4. De doelgroepen

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering met dit voorstel grensoverschrijdende criminaliteit denkt te kunnen opsporen en criminele EU-burgers te kunnen vervolgen. Ook vragen deze leden of de regering erkent dat dergelijke bendes een groter gevaar vormen voor de veiligheid dan criminele derdelanders en zo nee, waarom niet. In de eerste plaats wil ik benadrukken dat de doelstelling van het onderhavige wetsvoorstel is het versterken van een juiste, betrouwbare en zorgvuldige vaststelling van de identiteit van vreemdelingen voor de procesen in de vreemdelingenketen waardoor de vreemdelingenrechtelijke processen mede sneller kunnen verlopen. Door het gebruik van biometrische gegevens voor de identiteitsvastelling kan tevens identiteits- en documentfraude in de vreemdelingenketen worden voorkomen en tegengegaan. Met dit voorstel wordt niet beoogd om grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen en criminele EU-burgers te vervolgen. Een vergelijking van het gevaar voor de veiligheid is niet goed te maken, omdat de aard van de problematiek totaal verschillend is. Voor de aanpak van criminele EU-burgers verwijs ik u naar de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, van 26 maart 2012 over de problematiek en aanpak van rondtrekkende criminele bendes uit Oost-Europa (Kamerstukken II 2011/12, 29 911, nr. 64).

De leden van de SP-fractie vragen voorts wat er gebeurt als EU-burgers geen documenten bij zich hebben en hoe in dat geval wordt vastgesteld dat iemand EU-burger is. EU-burgers zijn verplicht een paspoort of identiteitkaart bij zich te dragen. Indien een EU-burger niet kan aantonen dat hij EU-onderdaan is, kan niet worden vastgesteld of hij rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dient hij Nederland te verlaten.

Het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie of de biometrische kenmerken van langdurig ingezetenen worden vernietigd, is dat dit niet het geval is. De biometrische gegevens worden evenals de overige identiteitsgegevens bewaard om zeker te kunnen stellen dat er geen misbruik kan worden gemaakt van identiteitsgegevens en identiteitsdocumenten.

5. De verschillende ketenprocessen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe onderstaand wetsvoorstel zich verhoudt tot het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht (Kamerstuk 32 528). Dat wetsvoorstel heeft tot doel de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen in het kader van vreemdelingentoezicht te verbeteren. Vaststelling van de identiteit van de vreemdeling is van cruciaal belang voor het terugkeerproces of de uitzetting. Het onderhavige wetsvoorstel ziet veel breder op de identiteitsvaststelling van alle vreemdelingen in de gehele vreemdelingenketen en niet alleen ten behoeve van het toezicht. Wel zal ook in het kader van vreemdelingentoezicht van de mogelijkheid tot het vaststellen van de identiteit door afname van vingerafdrukken gebruik kunnen worden gemaakt.

Daarbij zal de identiteitsvaststelling in eerste instantie plaatsvinden door het afnemen van vingerafdrukken welke worden vergeleken met de vingerafdrukken in de BVV. Indien daarbij blijkt dat er sprake is van rechtmatig verblijf (ook zonder het tonen van een verblijfs- of identiteitsdocument) is geen doorzoeking van een woning meer nodig.  Alleen indien de betreffende vreemdeling niet bekend is in de BVV zal, met inachtneming van de voorwaarden in bovengenoemd wetsvoorstel, doorzoeking van de woning kunnen plaatsvinden ten einde de identiteitsdocumenten te kunnen achterhalen.

De leden van de PVV-fractie vragen of er al maatregelen zijn getroffen om van mvv-plichtige vreemdelingen die niet inburgeringsplichtig zijn, biometrische kenmerken te verwerken. Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om biometrische kenmerken van mvv-plichtige vreemdelingen die niet inburgeringsplichtig zijn, af te nemen en te verwerken met het oog op de identiteitsvaststelling in de mvv-procedure. Daarnaast voorziet dit wetsvoorstel erin dat de thans in het kader van de Wet inburgering buitenland afgenomen vingerafdrukken ook kunnen worden gebruikt met het oog op de identiteitsvaststelling in het kader van de mvv-procedure.

De leden van de SP-fractie stellen dat op dit moment het Visuminformatiesysteem (VIS) en de BVV niet aan elkaar worden gekoppeld, omdat bij beide verschillende partijen bevoegd zijn om de verschillende gegevens in te zien. Deze leden vragen hoe dat straks zit als er meerdere biometrische gegevens worden opgeslagen die door nog meer partijen wel of niet mogen worden ingezien en hoe het inzien in de praktijk door de verschillende ketenpartners zal verlopen. Het wetsvoorstel heeft geen betrekking op het Visuminformatiesysteem (VIS). De toegang tot het VIS is gebaseerd op de verordening 767/2008. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het gebruik van biometrie op de BVV waarvoor ketenpartners een autorisatie krijgen op basis van bestaande bevoegdheden, terwijl het VIS een Europees dataregister is waartoe de lidstaten geautoriseerd zijn. Het VIS en de BVV zijn aldus verschillende gegevensbestanden met verschillende doelgroepen en hebben een volledig van elkaar gescheiden regime voor toegang en gebruik.

De leden van de SP-fractie vragen hoe het precies gaat met de gegevens die decentraal worden opgeslagen op de diplomatieke of consulaire posten.

Vingerafdrukken worden door de diplomatieke posten afgenomen en gekoppeld aan de aanvraaggegevens. Deze gegevens worden vervolgens verstuurd naar en opgeslagen in de BVV. Het enige wat raadpleegbaar blijft in de BZ-database (NVIS) zijn de alfanumerieke gegevens van de aanvraag en de pasfoto.

6. De verwerking van gegevens

De leden van de VVD-fractie vragen wat precies wordt bedoeld met in beginsel, waar de regering meldt dat de verkregen gegevens in beginsel alleen binnen de vreemdelingenketen en ten behoeve van het vreemdelingenbeleid worden gebruikt. Ook vragen deze leden in welke gevallen de gegevens buiten de vreemdelingenketen worden gebruikt en aan welke derden gegevens kunnen worden verstrekt.

Het doel waarvoor de biometrische gegevens mogen worden verwerkt is bepaald in het voorgestelde artikel 107, tweede lid, onder a. Daarin is bepaald dat verwerking mogelijk is voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap. De biometrische gegevens zullen binnen de vreemdelingenketen voornamelijk worden gebruikt voor de identiteitsvaststelling en verificatie van de identiteit van de vreemdelingen die bij vreemdelingrechtelijke processen steeds weer plaatsvindt.

In aanvulling op het primaire doel van de afname en verwerking van de biometrische gegevens in de vreemdelingenketen wordt in artikel 107, vijfde lid, voorgesteld om de biometrische gegevens uitsluitend aan derden beschikbaar te stellen met het oog op:

  • 1. Het verstrekken van een reisdocument door diplomatieke vertegenwoordigingen aan vreemdelingen ten behoeve van terugkeer. De gegevens kunnen in dat geval ten behoeve van het verstrekken van een laissez-passer beschikbaar worden gesteld aan een diplomatieke vertegenwoordiging van een land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft.

  • 2. De identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen. De gegevens kunnen in dat geval beschikbaar worden gesteld aan de politie. Veelal is dit een rampen- en identificatieteam van de politie.

  • 3. De opsporing en vervolging van strafbare feiten. De gegevens kunnen, op grond van het voorgestelde artikel 107, zesde lid, uitsluitend beschikbaar worden gesteld aan de officier van justitie en alleen in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is of in het belang van een opsporingsonderzoek dat op een dood spoor is beland of waarbij snel resultaat geboden is bij de opheldering van een misdrijf.

  • 4. De identiteitsvaststelling van een verdachte of veroordeelde. De gegevens kunnen met het oog daarop beschikbaar worden gesteld aan de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.

  • 5. De uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De gegevens kunnen in dat geval beschikbaar worden gesteld aan de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst of aan de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst.

Door de limitatieve bepaling van de verstrekkingsgronden, is het niet mogelijk biometrische gegevens beschikbaar te stellen op grond van algemene verstrekkingsgronden zoals onder meer artikel 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens of de artikelen in het Wetboek van strafvordering betreffende het vorderen van gegevens. Het oogmerk hiervan is rechtszekerheid te bieden en zogenaamde function creep tegen te gaan. Voorts is het van belang om in dit verband op te merken, dat het beschikbaar stellen van biometrische gegevens in de meeste gevallen niet leidt tot het verstrekken van vingerafdrukken. Het gaat veelal om het vergelijken van vingerafdrukken met vingerafdrukken in een ander bestand of met sporen waarbij verstrekking niet nodig is.

De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe wordt getoetst of een verzoek van een derde voldoet aan het bestaan van een redelijk vermoeden dat de betrokkene verdacht is en of hierbij wordt getoetst aan het Nederlandse criterium of dat de maatstaf van het land wordt gebruikt waar het verzoek van afkomstig is. Vervolgens vragen deze leden of er waarborgen zijn om er voor te zorgen dat de gegevens van betrokkene niet in de handen vallen van een mogelijk kwaadwillende overheid uit zijn land van herkomst.

Op de vraag van deze leden hoe getoetst wordt of er sprake is van een redelijk vermoeden dat de betrokkene verdacht is, wordt hierna in deze paragraaf ingegaan bij eenzelfde vraag van de leden van de SP-fractie. Een dergelijk verzoek kan, op grond van dit wetsvoorstel, alleen afkomstig zijn van een officier van justitie en niet van een ander land. Bovendien gaat het in deze situatie alleen om het vergelijken van vingerafdrukken en worden de vingerafdrukken niet aan de officier van justitie verstrekt.

De leden van VVD-fractie vragen tot slot of de regering kan aangeven wanneer de Wet modern migratiebeleid in werking treedt en of het niet in werking treden van de Wet modern migratiebeleid betekent dat het onderhavige wetsvoorstel niet in werking kan treden indien het door de Kamers is aangenomen. Wat betreft de vraag over de datum van inwerkingtreding van de Wet Modern migratiebeleid verwijs ik uw Kamer naar de voortgangsrapportages over INDiGO van 13 maart en 20 juni 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 30 573, nrs. 100 en 106).

Voor de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is het noodzakelijk dat artikel I, onderdeel X, van de Wet modern migratiebeleid (het gewijzigde artikel 107 van de Vw 2000) in werking is getreden.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel meer procedures de regering verwacht door inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en of hier extra capaciteit voor wordt vrijgemaakt. Voor zover nu bekend, is er door vreemdelingen nog geen bezwaar gemaakt tegen de afname en opslag van vingerafdrukken in het kader van het asielproces. Of het wetsvoorstel meer procedures tot gevolg zal hebben, zal blijken uit het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, dat vijf jaar na volledige inwerkingtreding van deze wet zal worden uitgebracht

De leden van de SP-fractie vragen of verificatie in eerste instantie bij elke vreemdeling gebeurt of alleen als deze een document heeft. Verificatie gebeurt bij elke vreemdeling op momenten in het vreemdelingenproces waarbij de identiteit van een persoon een rol speelt. Verificatie vindt bij voorkeur plaats door biometrische gegevens te verifiëren tegen de BVV en waar mogelijk worden in combinatie met het unieke V-nummer, ongeacht of de persoon een document bij zich draagt. Een verblijfsdocument draagt op voorhand bij aan de zekerheid omtrent de identiteit en status van de geverifieerde persoon, maar geeft niet de gewenste zekerheid over de actuele verblijfsstatus van de vreemdeling. Een vergunning kan ingetrokken zijn of er kan een wijziging hebben plaatsgevonden (bv. arbeid is inmiddels toegestaan maar het document is nog niet vervangen), terwijl dit uit de geldigheidsduur van het verblijfsdocument of de beperking die daarop is opgenomen (nog) niet blijkt. Door het verifiëren van biometrie tegen de database kan het mogelijk zijn deze actuele gegevens te achterhalen.

De leden van de SP-fractie vragen zich met betrekking tot het voorgestelde artikel 107, zesde lid, Vw 2000 af wanneer een redelijk vermoeden ontstaat dat een verdachte een vreemdeling is. De regering noemt in dat verband het voorbeeld indien een strafbaar feit dicht bij een asielzoekerscentrum (AZC) wordt gepleegd. De leden van de SP-fractie vragen of het de bedoeling is dat in dat geval het hele AZC wordt doorgelicht en zo ja, in hoeverre dat proportioneel is. Verder vragen zij of de regering de voorbeelden uit de memorie van toelichting verder kan toelichten of andere, duidelijkere voorbeelden kan noemen. Tevens vragen zij hoe de regering zal voorkomen dat bij het minste of geringste gegevens worden verstrekt en of de regering niet vreest dat mensen «met een kleurtje» eerder worden gepakt. Van een redelijk vermoeden dat een verdachte een vreemdeling is, is sprake indien op basis van objectiveerbare feiten of omstandigheden de verdenking berust dat een vreemdeling het strafbare feit heeft gepleegd. Of dat het geval is, is op grond van het voorgestelde zesde lid van artikel 107 Vw 2000 ter beoordeling aan de officier van justitie die daarvoor als leider van het opsporingsonderzoek bij uitstek geschikt is. Een redelijk vermoeden tegen een vreemdeling kan niet alleen ontstaan indien een strafbaar feit dicht bij een asielzoekerscentrum is gepleegd, maar bijvoorbeeld ook op basis van getuigenverklaringen waaruit blijkt dat de onbekende verdachte geen Nederlands sprak of dat een auto met een buitenlands kenteken wegreed van de plaats van het delict. Een redelijk vermoeden tegen een vreemdeling kan ook ontstaan indien op de plaats van het delict niet alleen sporen van vingerafdrukken, maar ook DNA-sporen zijn gevonden en op basis van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151d of artikel 195f van het Wetboek van Strafvordering met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat iemand van een bepaalde raciale of etnische afkomst het delict heeft gepleegd. In die gevallen kunnen vingerafdrukken die verkregen zijn uit sporen die bij het delict zijn achtergelaten vergeleken worden met de vingerafdrukken die zijn genomen ter uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Het risico dat gekleurde mensen sneller worden gepakt dan blanke mensen, zoals de leden van de SP-fractie vrezen, is hierdoor niet of nauwelijks aanwezig. Om te voorkomen dat bij het minste of geringste vingerafdrukken van vreemdelingen ten behoeve van de opsporing mogen worden vergeleken, is dat alleen maar toegestaan indien er sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en dus niet bij lichte misdrijven of overtredingen. Ik hoop dat ik hiermee heb verduidelijkt dat van een doorlichting van een specifiek AZC of een ongerechtvaardigde strafrechtelijke aanpak van vreemdelingen geen sprake zal zijn.

De leden van de SP-fractie merken tevens op dat aangegeven is dat vingerafdrukken ook mogen worden gebruikt wanneer een opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland. Zij vragen of op die passage een uitgebreidere toelichting kan worden gegeven.

Bij misdrijven met een onbekende dader is het opsporingsonderzoek gericht op het reconstrueren van de gebeurtenis en het identificeren van de dader. Per casus wordt beoordeeld welke aanknopingspunten voorhanden zijn om uit te rechercheren. Gedurende het onderzoek kunnen nieuwe aanknopingspunten zich aandienen die aan de oplossing van de zaak kunnen bijdragen. Indien de verschillende onderzoekslijnen niet tot een verdachte leiden, wordt het onderzoek beschouwd op een dood spoor te zijn beland en biedt het voorgestelde artikel 107, zesde lid, onder b, Vw 2000 de mogelijkheid om ingeval er sprake is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, op verzoek van de officier van justitie de vingerafdrukken uit sporen die in het kader van dat misdrijf zijn verkregen, te vergelijken met de vingerafdrukken die zijn genomen ter uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze precies wordt voorkomen dat gegevens ook voor andere doeleinden worden gebruikt. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel wordt in artikel 107 Vw 2000 voor de vreemdelingenadministratie aangewezen als de verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Vanuit die verantwoordelijkheid zullen binnen de organisatie maatregelen worden getroffen die waarborgen dat gegevens door de ketenpartners niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Ook is van belang zoals hiervoor ook al is opgemerkt, dat het beschikbaar stellen van biometrische gegevens in de meeste gevallen niet leidt tot het verstrekken van vingerafdrukken. Het gaat bij alle verstrekkingsgronden, met uitzondering van de voorgestelde verstrekkingsgrond, bedoeld in artikel 107, vijfde lid, onderdeel a, om het vergelijken van vingerafdrukken met vingerafdrukken in een ander bestand of met sporen waarbij verstrekking niet nodig is.

De leden van de D66-fractie vragen zich verder af hoe de bepaling op grond waarvan het mogelijk is biometrische gegevens van vreemdelingen te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, zich verhoudt tot internationale en Europese regelgeving aangaande vreemdelingen en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het bijzonder. Verder vragen zij op grond waarvan de regering tot de conclusie komt dat de ook in het verleden al gehanteerde regels voor toepassing in de strafrechtketen, ook voor het onderhavige voorstel voldoende waarborgen bieden.

Bij het gebruik van de vingerafdrukken van vreemdelingen is het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het geding. Dit grondrecht is voorzien in artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Ter uitwerking van artikel 8 van het EVRM is het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van personen met het oog op de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7) tot stand gekomen dat in artikel 4 aan iedere Verdragspartij de verplichting oplegt om in de nationale wetgeving een niveau van gegevensbescherming te verwezenlijken dat ten minste gelijk is aan het niveau dat voortvloeit uit de verwezenlijking van de algemene beginselen van gegevensbescherming die zijn neergelegd in het verdrag. Richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG van 24 oktober 1995, L 81) bouwt voort op het genoemde verdrag en kent soortgelijke algemene beginselen van gegevensbescherming als die het verdrag noemt.

Het verdrag en de EU-privacyrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) die waarborgen bevat voor een zorgvuldig gebruik van persoonsgegevens die vingerafdrukken zijn. Nu een specifieke wettelijke regeling op dit moment ontbreekt voor het verwerken van de vingerafdrukken van vreemdelingen, is de Wbp daarop van toepassing. Een van de belangrijkste beginselen uit de EU-privacyrichtlijn en de Wbp is dat persoonsgegevens niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor ze zijn verkregen. Dat volgt uit artikel 6, eerste lid, onder b, van de richtlijn en artikel 9 van de Wbp. Op grond van artikel 13 van de richtlijn en artikel 43 van de Wbp kunnen de vingerafdrukken van vreemdelingen voor een ander, niet-verenigbaar doel dan het oorspronkelijke doel worden gebruikt indien dit noodzakelijk is in het belang van een van de in die artikelen genoemde gronden. Een van die gronden is het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. Met andere woorden, artikel 43 van de Wbp maakt het gebruik van de vingerafdrukken van vreemdelingen, die zijn verzameld met het oog op de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving, ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten mogelijk, maar niet onbeperkt. Het artikel vereist dat telkens aan de hand van de omstandigheden van het specifieke geval een afweging wordt gemaakt of het noodzakelijk is dat de vingerafdrukken van vreemdelingen voor dat doel worden gebruikt. Een vergelijking van deze vingerafdrukken met vingerafdrukken uit sporen van onopgeloste misdrijven is noodzakelijk indien de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking betrokken vreemdeling niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel van de opsporing van strafbare feiten en indien hetzelfde doel niet ook langs andere weg en met minder ingrijpende middelen kan worden gerealiseerd. De noodzaak tot het maken van een afweging voordat gebruik wordt gemaakt van de vingerafdrukken van vreemdelingen is ook vereist op grond van het in artikel 8, tweede lid, van het EVRM besloten liggende beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit.

In zijn brief van 12 november 2007 aan de voorzitter van de Tweede Kamer heeft de toenmalige Minister van Justitie geoordeeld dat aan de belangenafweging uit artikel 43 Wbp is voldaan en dat een vergelijking van op de plaats van het delict achtergelaten sporen van vingerafdrukken met de vingerafdrukken van vreemdelingen naar huidig recht geoorloofd is, indien een van de volgende twee voorwaarden is vervuld4:

  • 1. er bestaat een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is, of

  • 2. er is sprake van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en het opsporingsonderzoek is op een dood spoor beland, dan wel snel resultaat is geboden bij de opheldering van het misdrijf.

Omdat artikel 107, zesde lid, Vw 2000 niet meer omvat dan een codificatie van de huidige invulling van artikel 43 van de Wbp, kan dit artikellid, gelet op hetgeen hiervoor is aangegeven, de toets aan de relevante grondrechten doorstaan en is het in overeenstemming met het privacyrecht.

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting van de wijze waarop opsporingsinstanties tot het redelijk vermoeden komen dat de verdachte een vreemdeling is. Specifiek vragen zij welke criteria daarvoor relevant worden geacht en welke instructie officieren van justitie krijgen om af te wegen of van een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is, sprake is en om te voorkomen dat vreemdelingen onterecht in de strafrechtketen terecht komen met verstrekkende gevolgen voor hun verblijfsrecht.

De leden van de SP-fractie hebben in deze paragraaf soortgelijke vragen gesteld. In het antwoord op die vragen is aangegeven op basis waarvan de officier van justitie, zoals artikel 107, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 verlangt, het redelijk vermoeden kan verkrijgen dat een vreemdeling verdachte in de zin van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is en zijn ook gevallen genoemd waarin bij hem dat vermoeden kan ontstaan. Het behoort tot de dagelijkse praktijk van de officier van justitie als leider van het opsporingsonderzoek om vast te stellen of er objectiveerbare en concrete gegevens voor de aanname zijn dat een vreemdeling vermoedelijk de dader in een bepaalde strafzaak is. Gelet daarop is het niet de bedoeling en ook onnodig dat er voor officieren van justitie een instructie komt met criteria op basis waarvan zij kunnen afwegen of sprake is van een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is. Het behoort tot hun professionaliteit om te voorkomen dat burgers, en dus ook vreemdelingen, onterecht in aanraking komen met de strafrechtsketen.

De leden van de D66-fractie vragen of de stellingname, dat enkele betrokkenheid bij een strafrechtelijk onderzoek geen consequenties zal hebben voor het reeds verleende verblijfsrecht, ook geldt voor een achteraf geconstateerde onterechte aanwijzing als verdachte en wat wordt verstaan onder betrokkenheid. In het vreemdelingenbeleid geldt dat een veroordeling voor een misdrijf gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht van een veroordeelde vreemdeling. Zolang er geen veroordeling is, maar alleen sprake is van een verdenking van een misdrijf of van een verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf heeft dat geen gevolgen voor het verblijfsrecht.

De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe wordt voorzien in correctie van de aantekening in zijn dossier indien een vreemdeling onterecht in de strafrechtketen terecht is gekomen. Zodra een vreemdeling verdacht wordt van een misdrijf, worden zijn vreemdelingenrechtelijke gegevens door de politie geverifieerd met de gegevens in de BVV. Indien wordt besloten om niet tot vervolging over te gaan of indien de rechter beslist dat betrokkene onschuldig is, wordt dat in de strafrechtelijke en vreemdelingenrechtelijke dossiers vermeld. Indien blijkt dat een vreemdeling onterecht in de strafrechtketen terecht is gekomen dan wordt een correctie in het vreemdelingenrechtelijke dossier aangebracht.

De leden van de D66-fractie vragen ook op welke schaal biometrische gegevens door Nederland worden uitgewisseld met derde landen en welke criteria de regering daarbij stelt om ten minste enig beschermingsniveau aan de vreemdeling te bieden tegen oneigenlijk gebruik door derden. Voor vreemdelingen die niet in Nederland mogen verblijven en niet in bezit zijn van een reisdocument, wordt in veel gevallen een reisdocument aangevraagd bij de diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland van het vermoedelijke land van herkomst. De diplomatieke vertegenwoordiging zal vervolgens, al dan niet via onderzoek, de nationaliteit en de identiteit van de vreemdeling moeten bevestigen. Voor dat onderzoek kan het noodzakelijk zijn dat vingerafdrukken worden gebruikt. Thans zijn er zestien diplomatieke vertegenwoordigingen waaraan de Dienst Terugkeer en Vertrek vingerafdrukken ter beschikking stelt om de autoriteiten in het land van herkomst in staat te stellen de nationaliteit en identiteit van hun onderdaan vast te kunnen stellen. Voor het reisdocument wordt altijd een pasfoto door de betrokken vreemdeling aan de diplomatieke vertegenwoordigingen ter beschikking gesteld. Vingerafdrukken worden verstrekt omdat de betreffende landen in het verleden hebben aangegeven vingerafdrukken nodig te hebben voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit. Behalve een presentatie in persoon zijn er naast de biometrische gegevens geen andere middelen ter vaststelling van identiteit en nationaliteit voor ongedocumenteerde vreemdelingen. Ingevolge de Wet bescherming persoonsgegevens is het doorgeven van persoonsgegevens aan derde landen die geen waarborgen biedt voor een passend beschermingsniveau niet toegestaan, tenzij aan de criteria van artikel 77 van de Wet bescherming persoonsgegevens is voldaan. Het verstrekken van gegevens van vreemdelingen aan het land van herkomst ten behoeve van het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten is toegestaan wanneer de vreemdeling hiervoor goedkeuring verstrekt. Mocht er geen goedkeuring zijn, dan is het voor de Nederlandse overheid op basis van artikel 77, eerste lid, onder d, vanwege een zwaarwegend algemeen belang toegestaan om gegevens uit te wisselen. Zonder een (vervangend) reisdocument is het niet mogelijk om een vreemdeling uit te zetten. Het kunnen uitzetten van vreemdelingen is van essentieel belang voor de werking van het asiel- en terugkeerbeleid en kan als zodanig aangemerkt worden als een zwaarwegend algemeen belang.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de voorgestelde uitbreiding zich verhoudt tot de regels en afspraken die in Europees verband zijn gemaakt over de toepassing van biometrie ter identificatie van vreemdelingen. Deze leden merken op dat de Europese regels zien op een coherente aanpak ten aanzien van de invoering van biometrische identificatiemiddelen in visa, verblijfstitels en paspoorten en vragen in dat verband in hoeverre deze Europese regels ook zien op de uitgebreide toepassing zoals voorgelegd in het onderhavige voorstel en op basis van welke verordening of richtlijn deze toepassing is gelegitimeerd.

In Europees verband zijn regels gegeven over het gebruik van biometrie voor de identificatie van asielzoekers (Verordening (EG) 2725/2000) om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag (Dublin-claims). Voorts zijn regels gegeven over het gebruik van biometrie voor de identificatie van visumplichtige vreemdelingen om zo onder meer fraude in het visumproces beter te bestrijden (Verordening (EG) 767/2008). De biometrische gegevens van beide categorieën vreemdelingen worden in Europese gegevensbestanden opgeslagen, Nederland heeft toegang tot die gegevens.

Terzake van de verblijfsdocumenten die de lidstaten van de Europese Unie aan onderdanen van derde landen verstrekken geldt dat deze dienen te voldoen aan een uniform voorgeschreven model (Verordening (EG) 1030/2002). Om de beveiliging van deze verblijfsvergunningen nog verder te verbeteren en aldus vervalsing en frauduleus gebruik ervan beter te kunnen voorkomen en bestrijden, is Verordening (EG) Nr. 380/2008 tot wijziging van Verordening 1030/2002 op 18 april 2008 aangenomen in de Raad. Deze Verordening strekt ertoe om de documenten te voorzien van een opslagmedium waarin een gelaatscan en twee vingerafdrukken van de houder van het document worden opgeslagen.

Het onderhavige voorstel laat de werking van bovengenoemde verordeningen, die zien op een goede en betrouwbare identiteitsvaststelling van vreemdelingen in verband met de verplichtingen die de lidstaten jegens elkaar hebben ten aanzien van deze personen, onverlet. De verordeningen zien niet op de uitgebreide toepassing zoals voorgesteld in onderhavig voorstel van wet.

Met het onderhavige voorstel wordt beoogd om van alle in Nederland verblijvende vreemdelingen biometrische gegevens af te nemen om zo de identiteitsvaststelling en -verificatie in het vreemdelingenproces te vereenvoudigen en te verbeteren en identiteitsfraude en fraude met documenten tegen te gaan. Het doel is dat iedere vreemdeling straks één geregistreerde identiteit in de vreemdelingenketen heeft die primair te verifiëren is aan de hand van het vreemdelingennummer en de biometrische gegevens.

Het voorstel is bovendien nodig om het nuttige effect te vergroten van de verplichte opslag van biometrische kenmerken op de verblijfstitels van derde landers (Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie tot wijziging van Verordening (EG), nr. 1030/2002). De opname van biometrische gegevens alleen op het verblijfsdocument biedt namelijk enkel de mogelijk om te verifiëren of het document en de houder bij elkaar horen. Door de biometrische gegevens ook op te slaan in een centraal gegevensbestand wordt het mogelijk om het document, de houder en de geregistreerde identiteit tegen elkaar te verifiëren.

De leden van de D66-fractie vragen ook welke ervaringen andere Europese landen hebben opgedaan met het verwerken van tien vingerafdrukken. In dat verband merken deze leden op dat in een aantal andere Europese landen nog discussie gaande is over het eventueel verwerken van tien vingerafdrukken. Zij vragen welke hete hangijzers die discussies kennen. Hiervoor is in antwoord op een vraag van de leden van de SP-fractie in paragraaf 2 van het verslag gemeld dat van Denemarken, Finland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk bekend is dat zij evenals Nederland voornemens zijn om tien vingerafdrukken van alle vreemdelingen af te nemen om zo de identiteit beter te kunnen registreren en verifiëren. De vraag naar de ervaring die deze landen hiermee hebben opgedaan en welke discussies spelen, is uitgezet bij het Europees Migratienetwerk.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de ervaringen met de bestaande toepassing van biometrie in de vreemdelingenketen kwalificeert.

Voor asiel betekent de bestaande toepassing van biometrie in de vreemdelingenketen dat door verificatie met Eurodac een aanzienlijk aantal vreemdelingen kan worden geclaimd bij andere lidstaten in het kader van de Dublinovereenkomst. Vanaf begin 2008 tot september 2011 is door afname van biometrie voor Eurodac bij ongeveer 36% van de verificaties geconstateerd dat de vreemdeling al eerder in een of meer Lidstaten was geregistreerd. Verder kunnen herhaalde asielaanvragen nationaal worden herkend. Tussen begin 2008 en september 2011 werd in 17% van de gevallen geconstateerd dat de vreemdeling al eerder in Nederland verbleef. Ten slotte heeft de toepassing van biometrie voor efficiëntie gezorgd waar de eerder gescheiden processen van meldplicht bij de vreemdelingenpolitie en de aanwezigheidsregistratie bij het COA zijn gecombineerd. Dit heeft voor de asielzoeker het voordeel dat deze zich maar één keer hoeft te melden voor twee verplichtingen.

De leden van de D66-fractie vragen tot slot welke consequenties er zijn voor de vreemdelingen bij wie de identiteit niet door middel van biometrische kenmerken kan worden vastgesteld en hoe vaak het voor komt dat de toepassing van dit hulpmiddel niet toereikend is om de identiteit van de vreemdeling vast te stellen.

Bij het identificeren van vreemdelingen wordt gebruik gemaakt van biometrische kenmerken en van reis- en identiteitsdocumenten, die de vreemdeling bij zich behoort te dragen. Wanneer de identiteit van een vreemdeling niet kan worden vastgesteld door middel van biometrische kenmerken, maar wel op basis van een identiteitsdocument, kan dat betekenen dat de biometrische gegevens nog niet zijn opgenomen in de vreemdelingenadministratie. In dat geval zal dit alsnog gebeuren. Indien de vreemdeling zijn identiteit niet aan de hand van reis- en identiteitsdocumenten kan aantonen en de identiteit ook niet door middel van een biometrische verificatie kan worden achterhaald, zal een aanvullend identiteitsonderzoek worden verricht en wordt de vreemdeling in de vreemdelingenadministratie opgenomen. Het aanvullend onderzoek bestaat uit het verifiëren van de door de vreemdeling opgegeven persoonsgegevens tegen de gegevens in Eurodac, HAVANK en de BVV. De vraag hoe vaak het voor komt dat de toepassing van dit hulpmiddel niet toereikend is om de identiteit van de vreemdeling vast te stellen, kan nu nog niet beantwoord worden.

7. grondrechtelijk kader

De leden van de PVV-fractie vragen of thans maatregelen worden getroffen om gevallen van fraude te registreren en wat deze maatregelen inhouden.

Zoals ook al eerder in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie is aagegeven, zijn er vier ketenpartners die in de dagelijkse praktijk te maken hebben met de controle van identiteitsdocumenten van vreemdelingen: Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) voor het visumproces, de Koninklijke Marechaussee (KMar) voor het toegangsproces, de vreemdelingenpolitie (VP) voor het toezicht op vreemdelingen en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor het verblijf in Nederland. Zij nemen de nodige maatregelen wanneer er document- en identiteisfraude wordt geconstateerd. Bij een vermoeden van fraude wordt nader onderzoek in gesteld. De IND en BZ registreren het aantal afwijzingen op grond van het verstrekken van onjuiste informatie. Hierbij worden fraudegevallen niet apart geregistreerd. De KMar en de VP registreren het aantal onderzoeken dat wordt verricht naar aanleiding van een vermoeden van fraude.

De leden van de SP-fractie hebben het idee dat de doelen voor het afnemen van vingerafdrukken erg rekbaar zijn. Zij vragen of de regering kan garanderen dat er hier geen sprake is van een opsporingsregister dat aan de Kamer verkocht wordt als een soort anti-fraudemaatregel.

Het gebruik van de vingerafdrukken van de vreemdelingen uit de vreemdelingenadministratie is slechts geoorloofd voor zover dat strookt met de doelen die in de artikelen 106a en 107 Vw 2000 zijn omschreven. Zoals uit artikel 106a, eerste en tweede lid, juncto artikel 107, vijfde lid, van de VW 2000 kan worden geconcludeerd, is het hoofddoel van het gebruik van deze vingerafdrukken het vaststellen van de identiteit van vreemdelingen op de momenten waarop dat ter uitvoering van die wet nodig is. Daarnaast is het gebruik van de vingerafdrukken van vreemdelingen, evenals nu, ook mogelijk voor een aantal nevendoelen, waarvan het opsporen en vervolgen van strafbare feiten er één is.

Zoals in reactie op een vraag van de leden van de D66-fractie uiteengezet is, is het al geoorloofd om op basis van artikel 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens vingerafdrukken van vreemdelingen te gebruiken om strafbare feiten op te lossen. Daarnaast kent artikel 126nc van het Wetboek van Strafvordering aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid toe om uit de vreemdelingenadministratie identificerende gegevens van de houder, waaronder ook vingerafdrukken zijn begrepen, op te vorderen. De regeling die in dit wetsvoorstel in het zesde lid van artikel 107 is voorzien, vormt een inperking van de juridische mogelijkheden om in de strafrechtsketen gebruik te maken van de vingerafdrukken uit de vreemdelingenadministratie en zal als gevolg daarvan, zoals de leden van de SP-fractie vrezen, ervoor zorgen dat dit bestand juist niet tot een opsporingsregister verwordt. In dat artikellid is er voor gekozen dat de vingerafdrukken niet aan de opsporingsambtenaren, maar uitsluitend aan de officier van justitie ter beschikking kunnen worden gesteld en dan nog uitsluitend ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf. De officier van justitie heeft tot slot geen rechtstreekse toegang tot de vreemdelingenadministratie en kan daarin dus niet vrijelijk vingerafdrukken uit sporen van misdrijven vergelijken met de daarin verwerkte vingerafdrukken van vreemdelingen.

De leden van de SP-fractie merken op dat er volgens de regering geen sprake is van een justitiële databank, maar van een vingerafdrukkendatabase ter bevordering van identificatie. Zij vragen of de regering erkent dat niet alleen de identiteitsvaststelling en fraudevoorkoming tot doel wordt gesteld, maar ook onder andere de opsporing en vervolging van strafbare feiten, onderzoek naar misdaden tegen de staatsveiligheid en ten behoeve van identificatie van slachtoffers bij rampen en ongevallen. De gegevens kunnen volgens de leden van de SP-fractie voor een heleboel doeleinden worden gebruikt en vraagt waar de regering de grens legt. Zoals in antwoord op de vraag van deze leden of de regering kan garanderen dat de vreemdelingenadministratie geen opsporingsregister is, is aangegeven is op grond van artikel 106a, eerste en tweede lid, Vw 2000 het primaire doel van het gebruik van deze vingerafdrukken het vaststellen van de identiteit van vreemdelingen op de momenten waarop dat ter uitvoering van die wet nodig is. Daarnaast kunnen vingerafdrukken van vreemdelingen in een aantal nader omschreven gevallen beschikbaar worden gesteld die limitatief in artikel 107, vijfde lid, Vw 2000 zijn omschreven. Dit zijn:

  • 1. het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland ten behoeve van terugkeer,

  • 2. het identificeren van slachtoffers van rampen en ongevallen,

  • 3. de opsporing en vervolging van strafbare feiten,

  • 4. het vaststellen van de identiteit van verdachten en veroordeelden overeenkomstig artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering, en

  • 5. de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Uit de opzet van de artikelen 106a en 107 vloeit voort dat het niet is toegestaan de vingerafdrukken voor een ander doel te gebruiken, ook niet indien dat andere doel verenigbaar is met het aangegeven oorspronkelijke doel dan waarvoor deze zijn verkregen. Verwerking van de vingerafdrukken ten behoeve van een andere doelstelling vergt wetswijziging en dus instemming van het parlement.

De leden van de SP-fractie vrezen bovendien dat de voorwaarden tot toegang voor de opsporing van strafbare feiten steeds ruimer geïnterpreteerd zullen worden onder druk van de samenleving, die eist dat criminelen opgespoord en berecht worden. Zij vragen tegen die achtergrond of de regering kan aangeven hoe zij dit gaat voorkomen en of zij kan garanderen dat het databestand met biometrische kenmerken niet zijn eigen vraag zal creëren. In reactie op eerdere vragen van de leden van de SP-fractie die aan deze vragen gerelateerd zijn, is aangegeven dat het gebruik van de vingerafdrukken van vreemdelingen uit de vreemdelingenadministratie voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten door artikel 107a, vijfde en zesde lid, Vw 2000 is genormeerd en dat een ruimer gebruik van deze vingerafdrukken alleen maar mogelijk is als in die artikelleden daarvoor een grondslag wordt gecreëerd. Zonder wetswijziging kunnen de voorwaarden voor het gebruik van deze vingerafdrukken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten niet worden opgerekt.

De leden van de SP-fractie vragen voorts of is bekeken hoe op een andere manier in de veiligheid van Nederland kan worden geïnvesteerd. Hierbij denken deze leden aan het uitbreiden van mankracht bij de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie. Zij vragen waarom het volgens de regering niet lukt om illegale vreemdelingen, al dan niet crimineel, op een andere manier op te sporen dan door invoering van onderhavige vergaande maatregelen. Ook vragen deze leden of met de maatregelen in dit wetsvoorstel niet elke vreemdeling als verdacht wordt aangemerkt. Hoofddoelstelling van het onderhavige wetsvoorstel is het versterken van een juiste, betrouwbare en zorgvuldige vaststelling van de identiteit van vreemdelingen. Hierdoor zullen vreemdelingenrechtelijke processen sneller verlopen en kan mede identiteits- en documentfraude beter worden bestreden. Voor het opsporen van illegale vreemdelingen beschikken de Koninklijke Marechaussee en de vreemdelingenpolitie over de toezichtsbevoegdheden uit de Vreemdelingenwet. Ook deze toezichtsbevoegdheden worden uitgebreid (zie bijvoorbeeld het bij uw kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel tot verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht – Kamerstukken II 2010/11, 32 528, nr. 2) of geïntensiveerd uitgevoerd (zie brief van 20 maart 2012 met in de bijlage de resultaatafspraken intensivering vreemdelingentoezicht – Kamerstukken II 2011/12, 29 344, nr. 87). Met al deze maatregelen wordt beoogd de aanpak van illegaal verblijf te verstevigen.

Op de beperkte mogelijkheid voor het gebruik van de biometrische gegevens in de vreemdelingenadministratie voor opsporingsdoeleinden en de waarborgen die daarbij gelden is hiervoor uitgebreid ingegaan in antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie naar de verhouding tussen het gebruik van biometrische gegevens van vreemdelingen voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de internationale regelgeving en het EVRM in het bijzonder. Alleen bij een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan kan een vergelijking van de op de plaats van het delict achtergelaten sporen van vingerafdrukken met vingerafdrukken van vreemdelingen worden gemaakt indien voldaan is aan twee voorwaarden:

  • 1. er is een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is, of

  • 2. het opsporingsonderzoek is op een dood spoor beland dan wel dat snel resultaat is geboden bij de opheldering van het misdrijf.

Het behoort telkens tot de bevoegdheid van de officier van justitie om de afweging te maken of aan een van de voorwaarden is voldaan.

Deze beperkte mogelijkheid tot gebruik van de biometrische gegevens van vreemdelingen voor de opsporing, zal naar mijn mening geen aanleiding geven om elke vreemdeling als verdachte aan te merken.

De leden van de SP-fractie vragen verder of de regering kan aangeven hoe zij denkt dat een maatregel effectief kan worden genoemd als niet bekend is hoe groot een probleem is. Ook vragen zij hoe de evaluatie dan secuur zal kunnen plaatsvinden en of fraudegevallen op geen enkele manier kunnen worden bijgehouden worden om een beter inzicht te kunnen krijgen in de problematiek.

Zoals eerder ook is aangegeven, is het voorstel primair bedoeld om de identiteitsvaststelling betrouwbaarder te maken en om vreemdelingenrechtelijke processen efficiënter te laten verlopen. Het gebruik van biometrische gegevens zal daarnaast een bijdrage leveren aan het voorkomen en tegengaan van identiteits- en documentfraude. Ten behoeve van de evaluatie zal bij de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel een nulmeting worden gedaan waarbij ook het aantal fraudegevallen (voor zover bekend) in beeld zal worden gebracht.

De leden van de SP-fractie vragen waarom er voor is gekozen om bij algemene maatregel van bestuur te regelen dat kinderen beneden een bepaalde leeftijd zullen worden uitgezonderd en waarom dit niet bij wet wordt geregeld.

Het voornemen is om voor kinderen een gedifferentieerde regeling te treffen in die zin dat bij kinderen van asielzoekers al vanaf de leeftijd van vier jaar vingerafdrukken zullen worden afgenomen zoals al enige tijd gebeurt, en bij de overige kinderen, conform de Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115), vanaf de leeftijd van zes jaar. De regeling bij algemene maatregel van bestuur biedt de mogelijkheid om in te spelen op ontwikkelingen en omstandigheden waarbij de noodzaak van vingerafdrukken van kinderen noodzakelijk blijkt te zijn. Zo is bijvoorbeeld de leeftijd van kinderen van asielzoekers bij Eurodac op veertien jaar gesteld, maar is het vanwege de verdwijning van minderjarige asielzoekers destijds voor de afname ten behoeve van opslag in de BVV op vier jaar gesteld. Verder zal bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zoals hiervoor ook al is opgemerkt, worden geregeld dat van kinderen bij het bereiken van de leeftijd van twaalf en van achttien jaar opnieuw vingerafdrukken en een gezichtsopname zullen worden afgenomen.

De leden van de SP-fractie wijzen er op dat het verzamelen van biometrische kenmerken een dusdanige inbreuk op het leven en lichaam van personen maakt dat deze leden het belangrijk vinden dat ook uitzonderingen bij wet geregeld dienen te worden. Zij vragen in verband wat wordt bedoeld met personen bij wie het fysiek onmogelijk is om vingerafdrukken af te nemen en waarom dit ook bij algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld en niet bij wet.

Bij personen bij wie het fysiek onmogelijk is om vingerafdrukken af te nemen moet gedacht worden aan personen van wie de vingertoppen door ouderdom of door omstandigheden (bijvoorbeeld verbranding of verminking) zodanig zijn aangetast dat het afnemen van vingerafdrukken niet mogelijk is. Het kan hierbij gaan om definitieve of tijdelijke onmogelijkheid. Personen bij wie het gaat om een blijvende fysieke onmogelijkheid om vingerafdrukken af te nemen zullen worden uitgezonderd van de afname van vingerafdrukken. Dit zal echter niet gelden voor personen bij wie sprake is van een tijdelijke fysieke onmogelijkheid of bij wie slechts een aantal vingerafdrukken kan worden afgenomen. Omdat het gaat om een niet eenduidig aan te wijzen categorie van personen is er voor gekozen om de aanwijzing bij algemene maatregel van bestuur te regelen. Voor de wijze waarop zal worden omgegaan met vingerafdrukken van personen bij wie dit fysiek niet of gedeeltelijk niet mogelijk is, zal eveneens een nadere regeling worden gegeven.

8. Organisatorische en financiële consequenties

De leden van de SP-fractie lezen dat de bekostiging van de uitbreiding van de toepassing van biometrie neerkomt op een totaal van in ieder geval 16,4 mln. Het is niet duidelijk welke kosten voortvloeien uit onderhavig wetsvoorstel en welke uit Verordening EG nr. 380/2008 van de Raad van 18 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Deze leden vragen of dit toegelicht kan worden en of de Kamer wordt geïnformeerd als de kosten oplopen.

Het onderhavige wetsvoorstel en de implementatie van de Verordening zijn nauw met elkaar verweven. Voor de implementatie van de Verordening zijn nieuwe verblijfsdocumenten en apparatuur voor de afname van de biometrie benodigd. Ook zullen medewerkers van de IND en van het ministerie van Buitenlandse Zaken moeten worden opgeleid voor het afnemen en opslaan van biometrie.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt daarenboven geregeld dat de ketenpartners tien vingerafdrukken kunnen afnemen en opslaan. Dit zal geschieden bij een eerste contactmoment met de vreemdeling in het vreemdelingrechtelijke proces. Dat betekent dat alle identificerende ketenpartners over afname- en verificatieapparatuur moeten beschikken en dat zij allemaal medewerkers moeten opleiden en de nodig procesaanpassingen moeten doorvoeren. De investeringen in apparatuur, opleidingen en procesaanpassingen zijn zowel voor de implementatie van de Verordening als voor het onderhavige wetsvoorstel. De bekostiging die neerkomt op 16,4 miljoen euro is grotendeels bedoeld voor de implementatie van de Verordening. Gezien de verwevenheid van beide trajecten is een exacte verdeling niet goed weer te geven. De kamer zal worden geïnformeerd indien de kosten oplopen.

Op de vraag van de leden van de D66-fractie of het bedrag van 2 miljoen voor 2012 nog steeds actueel is, kan ik bevestigend antwoorden.

De leden van de SP-fractie vragen tot slot wanneer het implementatieplan nader zal zijn uitgewerkt en of dit gereed zal zijn voor aanvang van de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel. Ook vragen deze leden hoe de regering kan stellen dat deze kosten proportioneel zijn voor het oplossen van een probleem waarvan de omvang niet bekend is.

Het implementatieplan wordt nog opgesteld. Ik kan op dit moment niet aangeven of het plan gereed zal zijn voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel. Voor de beantwoording van de vraag naar de proportionaliteit is het van belang te onderkennen dat de doelstelling van het wetsvoorstel primair een snellere en betrouwbaardere manier van identiteitsregistratie en -verificatie is. Dit zal bijdragen aan de snelheid van de procedures. Anderzijds is het doel om identiteits- en documentfraude tegen te gaan. Hoewel de exacte omvang van de fraude niet bekend is, is het inmiddels wel duidelijk dat deze vorm van fraude in de vreemdelingenketen in alle toelatings- en verblijfsprocessen voorkomt. Dat blijkt niet alleen uit het eerder genoemde onderzoeksrapport van de ACVZ maar ook uit de ervaringen in de dagelijkse praktijk van de ketenpartners. De kosten zien op beide aspecten van het wetvoorstel.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers