Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Verordening 1071/2009/EG, Verordening 1072/2009/EG en 1073/2009/EG de wijziging van de Wet personenvervoer 2000, de Wet wegvervoer goederen, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en de Wet op de economische delicten noodzakelijk maken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel o komt te luiden:
vergunning als bedoeld in artikel 4 van verordening 1073/2009/EG;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorwaarden waaraan moet zijn voldaan in om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEU L 300);
verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2009 (PbEU L 300);
vervoersmanager als bedoeld in artikel 2 van verordening 1071/2009/EG.
B
Het opschrift van § 3 komt te luiden:
C
Artikel 4 komt te luiden:
1. De communautaire vergunning is de Nederlandse vergunning voor de uitoefening van het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg, bedoeld in verordening 1071/2009/EG, voor het openbaar vervoer per bus en het besloten busvervoer, heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar en kan telkens voor maximaal vijf jaren worden verlengd.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met het verrichten van besloten busvervoer gelijkgesteld het aanbieden van dat vervoer, tenzij dit aanbieden geschiedt door tussenpersonen, die bemiddelen in dat vervoer bij wijze van dienstverlening of in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.
3. Onze Minister is de bevoegde instantie voor verordening 1071/2009/EG.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan met inachtneming van artikel 1, vijfde lid, van verordening 1071/2009/EG vrijstelling van die verordening worden verleend.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven voor de eisen met betrekking tot betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en financiële draagkracht voor het openbaar vervoer anders dan per bus of per trein.
D
Na artikel 4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een vervoerder heeft geen toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer indien op basis van het tweede lid, artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur jegens de vervoerder toepassing vindt.
2. Onze Minister weigert de verlening of verlenging van een communautaire vergunning of gaat over tot intrekking of schorsing van die vergunning in het geval en onder de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
1. Onze Minister weigert de verlening of verlenging van de communautaire vergunning indien de vervoerder niet of niet meer voldoet aan de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, bedoeld in artikel 3, van verordening 1071/2009/EG.
2. Onze Minister verklaart een vervoersmanager ongeschikt om leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een vervoerder indien hij niet langer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid van verordening 1071/2009/EG.
3. Onze Minister gaat over tot intrekking of schorsing van de communautaire vergunning volgens de daarvoor geldende procedure van verordening 1071/2009/EG indien de vervoerder definitief niet meer voldoet aan de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer van die verordening.
4. Onze Minister stelt bij een besluit tot intrekking van de communautaire vergunning een termijn voor rehabilitatie vast.
E
Artikel 5 komt te luiden:
1. De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoerder, zijn:
a. de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van wegvervoerder verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
b. het ontbreken van een niet ouder dan twee jaar zijnde onherroepelijke rechterlijke uitspraak waarbij is vastgesteld dat de vervoerder de geldende voorschriften inzake de financiële loon- en arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen;
c. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling en onherroepelijke sanctie jegens de vervoerder, wegens een zeer ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving, die bij verordening 1071/2009/EG als zodanig is aangewezen;
d. het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen en onherroepelijke sancties jegens de vervoerder wegen een bij regeling van Onze Minister, met inachtneming van het daaromtrent krachtens verordening 1071/2009/EG bepaalde, aangewezen ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving, overschrijdt niet de daarvoor bij die regeling vastgestelde grenzen, en
e. de één of meer door de vervoerder aangewezen vervoersmanagers zijn niet ingevolge verordening 1071/2009/EG, door een bevoegde instantie voor die verordening, ongeschikt verklaard om de leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder of zijn na een dergelijke ongeschiktverklaring gerehabiliteerd.
2. De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoersmanager zijn:
a. de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van vervoermanager verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
b. het ontbreken van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarbij hij de leiding had over vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder;
c. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling en onherroepelijke sanctie jegens hem, wegens een zeer ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving, die bij verordening 1071/2009/EG als zodanig is aangewezen;
d. het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen en onherroepelijke sancties jegens hem, wegens bij regeling van Onze Minister, met inachtneming van het daaromtrent krachtens verordening 1071/2009/EG bepaalde, aangewezen ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving, overschrijdt niet de daarvoor bij die regeling aangewezen grenzen, en
e. het ontbreken van een veroordeling en sanctie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, waarbij hij de leiding had over de vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder.
3. De griffier van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie verstrekt aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie:
a. een afschrift van een uitspraak waarbij is vastgesteld dat de vervoerder de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, en
b. een uitspraak waarbij een in onderdeel a bedoelde uitspraak is vernietigd.
4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d, en het tweede lid, onderdelen c, d en e, worden veroordelingen en sancties die vóór 4 december 2011 onherroepelijk zijn geworden, niet in aanmerking genomen.
F
Artikel 5a komt te luiden:
1. Onze Minister verklaart in afwijking van artikel 5, eerste lid, een vervoerder die niet voldoet aan onderdelen b of c van dat artikellid, toch als betrouwbaar, indien het verlies van de betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is.
2. Onze Minister verklaart, in afwijking van artikel 5, tweede lid, een vervoersmanager, die niet voldoet aan onderdelen b, c of e van dat artikellid, toch als betrouwbaar, indien het verlies van de betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is.
3. De bekendmaking van een beschikking inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid van een vervoerder, geschiedt in één geschrift met de bekendmaking van het daarmee samenhangende besluit tot schorsing of intrekking van de communautaire vergunning.
4. De bekendmaking van een beschikking inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid van een vervoersmanager, geschiedt in één geschrift met de bekendmaking van het daarmee samenhangende besluit tot ongeschiktverklaring van de vervoersmanager.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven voor de toepassing van het eerste en tweede lid waarbij wordt aangegeven wanneer het verlies van betrouwbaarheid in ieder geval een onevenredig strenge sanctie is.
G
Na artikel 5a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een vervoerder waarvan de communautaire vergunning wegens het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis door Onze Minister is geschorst, is na het verstrijken van de termijn van die schorsing, voor de toepassing van verordening 1071/2009/EG, verordening 1073/2009/EG en van deze wet gerehabiliteerd.
2. Een vervoersmanager die vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis door Onze Minister ongeschikt is verklaard om de leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder, is na het verstrijken van de termijn van die ongeschiktverklaring, voor de toepassing van verordening 1071/2009/EG en van deze wet gerehabiliteerd.
3. Een vervoerder waarvan de communautaire vergunning vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis, door Onze Minister is ingetrokken, is na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 4, elfde lid, voor de toepassing van verordening 1071/2009/EG, verordening 1073/2009/EG en van deze wet gerehabiliteerd.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen andere maatregelen voor rehabilitatie of maatregelen van gelijke werking en nadere regels voor de betrouwbaarheid worden vastgesteld.
1. Onze Minister en de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, verwerken persoonsgegevens ten behoeve van uitvoering van de beroepsverordening en de marktverordening en het bij of krachtens deze wet gestelde, in het bijzonder in het belang van de handhaving van de vereisten voor de toegang tot het beroep van vervoerder en de betrouwbaarheid van de vervoersmanager.
2. Onze Minister en de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, zijn verantwoordelijke als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de in het eerste lid bedoelde gegevens.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gegeven voor de toepassing van het eerste lid.
H
Artikel 6 komt te luiden:
1. Onze Minister wijst een exameninstituut aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie en de certificering van de examens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening 1071/2009/EG.
2. Onze Minister kan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, intrekken indien het exameninstituut zijn taak ernstig verwaarloost of niet voldoet aan artikel 8 en de bijlagen I tot en met III van verordening 1071/2009/EG.
I
Artikel 7 komt te luiden:
1. Het is verboden openbaar vervoer anders dan per trein of besloten busvervoer te verrichten, zonder geldige communautaire vergunning.
2. Het is verboden openbaar vervoer anders dan per trein of besloten busvervoer te verrichten, zonder de aanwezigheid in het voertuig van een eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning, bedoeld in het eerste lid.
3. Het is verboden een gewaarmerkt afschrift van een communautaire vergunning al dan niet tegen betaling ter beschikking te stellen van een derde ten behoeve van het verrichten van vervoer als bedoeld in het eerste lid.
4. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op degene aan wie door de houder van een communautaire vergunning een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning ter beschikking is gesteld.
5. Ter uitvoering van besluiten van volkenrechtelijke organisaties kan bij algemene maatregel van bestuur vrijstelling worden verleend van het eerste en tweede lid.
J
Artikel 8 komt te luiden:
1. Onze Minister is de bevoegde instantie voor verordening 1073/2009/EG.
2. Het is een in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde vervoerder, verboden om:
a. geregeld vervoer als bedoeld in artikel 2 van verordening 1073/2009/EG te verrichten in strijd met het bij of krachtens die verordening bepaalde;
b. een bijzondere vorm van geregeld vervoer als bedoeld in artikel 2 van verordening 1073/2009/EG te verrichten in strijd met het bij of krachtens die verordening bepaalde;
c. ongeregeld vervoer als bedoeld in artikel 2 van verordening 1073/2009/EG te verrichten in strijd met het bij of krachtens die verordening bepaalde, en
d. vervoer voor eigen rekening als bedoeld in artikel 2 van verordening 1073/2009/EG te verrichten in strijd met het bij of krachtens die verordening bepaalde.
3. Op cabotagevervoer door een in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde vervoerder, dat in Nederland op grond van verordening 1073/2009/EG is toegestaan, is hoofdstuk III van deze wet niet van toepassing.
K
Artikel 9 komt te luiden:
1. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag tot verlening of wijziging van een communautaire vergunning of tot afgifte van een gewaarmerkt afschrift van een communautaire vergunning.
2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de vergoeding en de betaling daarvan die de aanvrager is verschuldigd voor:
a. het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening, wijziging of verlenging van een op grond van verordening 1073/2009/EG te verlenen respectievelijk verleende vergunning voor geregeld vervoer;
b. het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een afschrift van de vergunning, bedoeld in onderdeel a;
c. het in behandeling nemen van een op grond van verordening 1073/2009/EG af te geven attest voor het vervoer voor eigenrekening, en
d. het in behandeling nemen van een aanvraag voor een op grond van verordening 1073/2009/EG af te geven reisbladenboekje.
L
Artikel 11 vervalt.
M
Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zonder een daartoe verleende vergunning» vervangen door: zonder een daartoe door Onze Minister verleende vergunning.
2. In het vijfde lid wordt «vrijstelling» vervangen door: vrijstelling of ontheffing.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. Een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in het vijfde lid kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften aan worden verbonden.
N
Na artikel 76 worden 5 artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een vergunning kan worden geweigerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken. Een vergunning wordt geschorst voor bepaalde tijd.
2. Een vergunning wordt steeds geweigerd, indien binnen een periode van twee jaar direct voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag voor een vergunning een eerder aan de aanvrager verleende vergunning is ingetrokken op grond van artikel 99, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, voor zover het betreft de eis van betrouwbaarheid.
3. De vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
5. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
6. De beperkingen waaronder een vergunning wordt verleend en de aan een vergunning verbonden voorschriften kunnen ambtshalve of op aanvraag worden gewijzigd, geschorst of ingetrokken.
1. Een vergunning vervalt van rechtswege:
a. zes maanden na het overlijden of het intreden van wettelijke onbekwaamheid van degene aan wie de vergunning is verleend;
b. zodra de rechtspersoon waaraan de vergunning is verleend, heeft opgehouden te bestaan;
c. zodra de overeenkomst van de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of de maatschap waaraan de vergunning is verleend, is ontbonden, of
d. zodra degene aan wie de vergunning is verleend, zijn activiteiten als vervoerder heeft beëindigd.
2. Belanghebbenden kunnen binnen zes maanden na het overlijden of na het intreden van de wettelijke onbekwaamheid, bij Onze Minister een aanvraag indienen om de vergunning te stellen op naam van de erfgenaam of, indien er meer erfgenamen zijn, op naam van de gezamenlijke erven, dan wel op naam van één of meer door de belanghebbenden aangewezen vertegenwoordigers.
3. Onze Minister beslist binnen drie maanden op de aanvraag, bedoeld in het tweede lid. Indien Onze Minister de aanvraag inwilligt, geschiedt dat voor een periode van ten hoogste één jaar na het verstrijken van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode.
4. De in het derde lid bedoelde periode van één jaar kan door Onze Minister eenmaal met ten hoogste een half jaar worden verlengd.
5. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang Onze Minister nog niet onherroepelijk op de in het tweede lid bedoelde aanvraag heeft beslist.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verlening, weigering, wijziging, schorsing of intrekking van een vergunning en de aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen over:
a. de wijze waarop een aanvraag om verlening, wijziging of intrekking van een vergunning wordt ingediend;
b. de termijn waarbinnen op een aanvraag wordt beslist;
c. de afgifte, geldigheid en het gebruik van vergunningbewijzen voor auto’s, en
d. de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag als bedoeld in onderdeel a en voor de afgifte van vergunningbewijzen.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid;
b. de vergoeding die is verschuldigd voor de behandeling van de aanvraag om verlening van een ontheffing alsmede voor afgifte van verklaringen van Onze Minister betreffende het voldoen aan eisen van vakbekwaamheid.
2. Voor zover dit noodzakelijk is om vast te stellen of wordt voldaan aan de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid, kan Onze Minister gegevens omtrent gedrag en strafvorderlijke en justitiële gegevens verwerken.
1. Het is de houder van een vergunning verboden te handelen in strijd met een vergunning, de beperkingen waaronder een vergunning is verleend, de aan een vergunning verbonden voorschriften en met de in artikel 76, zesde lid, bedoelde beperkingen en voorschriften.
2. Het is de houder van een vergunning verboden een vergunningbewijs al dan niet tegen betaling ter beschikking te stellen van een derde ten behoeve van het verrichten van taxivervoer.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op degene aan wie door de houder van een vergunning een vergunningbewijs ter beschikking is gesteld.
O
In artikel 80 wordt «81» vervangen door: 81, 81a.
P
In artikel 82b, vijfde lid, wordt «6, vierde en vijfde lid» vervangen door: 76a, derde lid.
Q
In het eerste en tweede lid van artikel 87 wordt «Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet» telkens vervangen door: Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, verordening 1071/2009/EG en van verordening 1073/2009/EG.
R
Artikel 93 komt te luiden:
S
Artikel 99 komt te luiden:
1. Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in artikel 76, eerste lid, volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels, wijzigen, schorsen of intrekken:
a. indien is gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. indien niet langer wordt voldaan aan een van de in artikel 76, vierde lid, bedoelde eisen, tenzij een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in het vijfde lid voor zover het de eis van vakbekwaamheid betreft, is verleend;
c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
2. Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
T
Artikel 103 komt te luiden:
U
Het eerste lid van artikel 105 komt te luiden:
1. Tegen een op grond van deze wet, van verordening 1071/2009/EG of 1073/2009/EG genomen besluit, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Wet wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de bij regeling van Onze Minister aangewezen beroepsverordening voor het wegvervoer;
vervoer van goederen met een of meer vrachtauto’s dat tegen vergoeding van een of meer derden wordt verricht, niet zijnde eigen vervoer;
bestuurdersattest als bedoeld in de marktverordening voor het wegvervoer;
binnenlands beroepsvervoer door een niet in Nederland gevestigde vervoerder;
de vergunning die door het Secretariaat van de Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (CEMT) wordt uitgegeven voor het verrichten van grensoverschrijdend goederenvervoer;
communautaire vergunning als bedoeld in de marktverordening voor het wegvervoer;
vervoer van goederen met een of meer vrachtauto’s dat voor eigen rekening wordt verricht dan wel als werkzaamheid van ondersteunende aard die direct samenhangt met de hoofdwerkzaamheid binnen de bedrijfsactiviteiten;
lidstaat van de Europese Unie;
de bij regeling van Onze Minister aangewezen marktverordening voor het wegvervoer;
Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie;
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
vervoersmanager als bedoeld in de beroepverordening voor het wegvervoer;
de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of de maatschap voor wiens rekening en risico het beroepsvervoer of het eigen vervoer wordt verricht;
motorvoertuig of een samenstel van voertuigen, dat uitsluitend wordt gebruikt voor vervoer van goederen.
B
Artikel 2.1 komt te luiden:
1. De communautaire vergunning is de Nederlandse vergunning voor de uitoefening van het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg, bedoeld in de beroepsverordening voor het wegvervoer, heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar en kan telkens voor vijf jaar worden verlengd.
2. Een vervoerder heeft geen toegang respectievelijk geen toegang meer tot het beroep van wegvervoerondernemer indien op basis van artikel 3.2, eerste lid, respectievelijk 3.4, eerste lid, artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur jegens de vervoerder toepassing vindt.
3. De beroepsverordening voor het wegvervoer is van toepassing op het beroepsvervoer door een in Nederland gevestigde ondernemer dat wordt verricht met één of meer vrachtauto’s met een laadvermogen van meer dan 500 kilogram.
4. De NIWO is de bevoegde instantie voor de beroepsverordening voor het wegvervoer en de marktverordening voor het wegvervoer.
5. Bij regeling van Onze Minister wordt onder daarbij te stellen voorwaarden een gehele of gedeeltelijke vrijstelling verleend van de beroepsverordening voor het wegvervoer aan een in Nederland gevestigde vervoerders die uitsluitend binnenlands beroepsvervoer verrichten dat slechts een geringe weerslag heeft op de vervoermarkt wegens de aard van de vervoerde goederen of de geringe afstand die wordt afgelegd.
C
Artikel 2.2 komt te luiden:
1. Het is een in een andere lidstaat gevestigde vervoerder verboden om in Nederland cabotagevervoer te verrichten in strijd met daaromtrent bij of krachtens de marktverordening voor het wegvervoer bepaalde.
2. Bij regeling van Onze Minister kan, met inachtneming van de overgangsbepalingen van een verdrag betreffende de toetreding van één of meer staten tot de Europese Unie, in afwijking van de marktverordening voor het wegvervoer, het in Nederland verrichten van grensoverschrijdend beroepsvervoer of cabotagevervoer worden verboden.
3. Het verrichten van beroepsvervoer in strijd met een krachtens het tweede lid vastgesteld verbod, is verboden.
4. De vervoerder overlegt ter plaatse indien een toezichthouder belast met het toezicht op de naleving van de marktverordening voor het wegvervoer die heeft gevorderd, de op grond van die verordening vereiste duidelijke bewijzen dat het cabotagevervoer in overeenstemming met die verordening geschiedt.
5. Cabotagevervoer door een vervoerder die niet in een lidstaat is gevestigd, is verboden.
6. Ter uitvoering van een besluit van de Conferentie van Europese Ministers van Transport of van een bilateraal verdrag met een staat, niet zijnde een EU-lidstaat of een daarmee gelijkgestelde staat, kan bij regeling van Onze Minister vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in het vijfde lid.
D
Het derde lid van artikel 2.3 komt te luiden:
3. Het is een vervoerder die niet gevestigd is in een lidstaat verboden om naar of vanuit Nederland grensoverschrijdend beroepsvervoer te verrichten zonder te beschikken over:
a. een daarvoor geldige CEMT-vergunning, of
b. één of meer daarvoor geldende ritmachtigingen op grond van een verdrag voor het goederenvervoer tussen Nederland met de staat waarin de vervoerder is gevestigd.
E
Artikel 2.4 komt te luiden:
1. De andere staten dan lidstaten, die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, worden voor de toepassing van de marktverordening voor het wegvervoer en van deze wet gelijk gesteld met een lidstaat.
2. Voor zover dit uit een verdrag van de Europese Unie met een staat voortvloeit, wordt die staat voor de toepassing van de marktverordening voor het wegvervoer en deze wet met een lidstaat gelijk gesteld.
3. De door de staten, bedoeld in het eerste en tweede lid, verleende soortgelijke vervoervergunningen en attesten voor bestuurders worden voor de toepassing van de marktverordening voor het wegvervoer gelijkgesteld met communautaire vergunningen onderscheidenlijk met bestuurdersattesten.
4. Onze Minister doet van de staten waarop het tweede lid van toepassing is, mededeling in de Staatscourant.
F
Artikel 2.5 komt te luiden:
1. Het is een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder verboden om beroepsvervoer te verrichten zonder geldige daartoe verleende communautaire vergunning.
2. Het is een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder verboden beroepsvervoer te verrichten zonder de aanwezigheid in de vrachtauto van een eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning, bedoeld in het eerste lid.
3. Het is een in Nederland gevestigde vervoerder verboden om grensoverschrijdend beroepsvervoer of cabotagevervoer te verrichten in strijd met het bij of krachtens de marktverordening voor het wegvervoer bepaalde omtrent het bestuurdersattest.
4. Het is een in een andere lidstaat gevestigde vervoerder verboden om naar of vanuit Nederland beroepsvervoer, dan wel binnen Nederland cabotagevervoer te verrichten in strijd met het bij of krachtens de marktverordening voor het wegvervoer bepaalde omtrent het bestuurdersattest.
G
Artikel 2.8 komt te luiden:
1. De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoerder, bedoeld in de beroepsverordening voor het wegvervoer zijn:
a. de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van wegvervoerder verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
b. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke rechterlijke uitspraak waarbij is vastgesteld dat de vervoerder de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, en
c. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling en onherroepelijke sanctie jegens de vervoerder, wegens zeer ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving, die bij de beroepsverordening voor het wegvervoer als zodanig is aangewezen;
d. het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen of onherroepelijke sancties jegens de vervoerder wegens de bij regeling van Onze Minister, met inachtneming van het daaromtrent krachtens de beroepsverordening voor het wegvervoer bepaalde, aangewezen ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving, overschrijdt niet de daarvoor bij die regeling vastgestelde grenzen, en
e. de één of meer aangewezen vervoersmanagers zijn niet ingevolge de beroepsverordening voor het wegvervoer, door een bevoegde instantie voor die verordening, ongeschikt verklaard om de leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder of zijn na een dergelijke ongeschiktverklaring gerehabiliteerd.
2. De voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis voor een vervoersmanager, bedoeld in artikel 6 van de beroepsverordening voor het wegvervoer zijn:
a. de overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde met het oog op de uitoefening van de functie van vervoermanager verleende verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
b. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarbij hij de leiding had over de vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder;
c. het ontbreken van een minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordeling of onherroepelijke sanctie jegens hem, wegens een bij de beroepsverordening voor het wegvervoer als zeer ernstig aangewezen inbreuk op communautaire wetgeving;
d. het aantal minder dan twee jaar oud zijnde onherroepelijke veroordelingen en onherroepelijke sancties wegens de bij regeling van Onze Minister, met inachtneming van het daaromtrent krachtens de beroepsverordening voor het wegvervoer bepaalde, aangewezen ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving overschrijdt niet de daarvoor bij die regeling vastgestelde grenzen, en
e. het ontbreken van een veroordeling en van een sanctie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, waarbij hij de leiding had over de vervoeractiviteiten van de betrokken vervoerder.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d en van het tweede lid, onderdelen c, d en e, worden veroordelingen en sancties, die vóór 4 december 2011 onherroepelijk zijn geworden, niet in aanmerking genomen.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen met inachtneming van de beroepsverordening voor het wegvervoer en de marktverordening voor het wegvervoer regels worden gesteld over de eisen van financiële draagkracht en vakbekwaamheid.
H
Na artikel 2.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De NIWO verklaart in afwijking van artikel 2.8, eerste lid, een vervoerder die niet voldoet aan onderdelen b of c van dat artikellid, als betrouwbaar, indien het verlies van de betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is.
2. De NIWO verklaart in afwijking van artikel 2.8, tweede lid, een vervoersmanager, die niet voldoet aan onderdelen b, c of e van dat artikellid, als betrouwbaar, indien het verlies van de betrouwbaarheid een onevenredig strenge sanctie is.
3. De bekendmaking van een beschikking inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid van een vervoerder geschiedt in één geschrift met de bekendmaking van het daarmee samenhangende besluit tot schorsing of intrekking van diens communautaire vergunning.
4. De bekendmaking van een beschikking inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid van de vervoersmanager geschiedt in één geschrift met de bekendmaking van het daarmee samenhangende besluit tot ongeschiktverklaring van de vervoersmanager.
5. De toestemming van Onze Minister is vereist voor het nemen van een besluit door de NIWO als bedoeld in het eerste of tweede lid. Het vereiste van de toestemming geldt niet indien krachtens het zevende lid, het verlies van betrouwbaarheid in ieder geval een onevenredig strenge sanctie is.
6. De toestemming kan slechts worden onthouden vanwege strijd met het recht of met het gelijkheidsbeginsel in het belang van een eerlijke mededinging op de markt voor het beroepsvervoer.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de toepassing van het eerste, tweede en vijfde lid waarbij wordt aangegeven wanneer het verlies van betrouwbaarheid in ieder geval een onevenredig strenge sanctie is.
8. Bij regeling van Onze Minister kunnen andere maatregelen voor rehabilitatie of maatregelen van gelijke werking en nadere regels voor de betrouwbaarheid worden vastgesteld
I
Artikel 2.9 komt te luiden:
1. De NIWO verstrekt aan Onze Minister onverwijld na ontvangst van een aanvraag tot verlening of verlenging van een communautaire vergunning een afschrift daarvan.
2. De NIWO meldt aan Onze Minister na ontvangst van de daartoe strekkende melding van de vervoerder, welke één of meer natuurlijke personen de vervoerder als vervoersmanagers heeft aangewezen.
3. De NIWO meldt aan Onze Minister de naam van een vervoersmanager
die zij ingevolge de beroepsverordening voor het wegvervoer vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis, ongeschikt heeft verklaard om de leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder.
4. Onze Minister, de NIWO en de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, verwerken persoonsgegevens ten behoeve van uitvoering van de beroepsverordening en de marktverordening en het bij of krachtens deze wet gestelde, in het bijzonder in het belang van de handhaving van de vereisten voor de toegang tot het beroep van vervoerder en de betrouwbaarheid van de vervoersmanager.
5. Onze Minister, de NIWO en de Dienst Wegverkeer zijn verantwoordelijke als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor de in het vierde lid bedoelde door hen verwerkte gegevens.
6. De griffier van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie verstrekt aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie een afschrift van een:
a. uitspraak waarbij is vastgesteld dat de vervoerder de geldende voorschriften inzake de financiële arbeidsvoorwaarden niet is nagekomen, en
b. uitspraak waarbij een in onderdeel a bedoelde uitspraak is vernietigd.
7. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gegeven voor de toepassing van het vierde lid.
J
Artikel 2.10 komt te luiden:
1. Onze Minister wijst een exameninstituut aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie en de certificering van de examens, bedoeld in de beroepsverordening voor het wegvervoer.
2. Onze Minister kan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, intrekken indien het exameninstituut zijn taak ernstig verwaarloost of niet voldoet aan de beroepsverordening voor het wegvervoer.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen met inachtneming van de beroepsverordening voor het wegvervoer en de marktverordening voor het wegvervoer regels worden gesteld over de eisen van vakbekwaamheid en financiële draagkracht.
K
Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid van artikel 2.11 wordt «vervoer te verrichten» vervangen door: beroepsvervoer te verrichten.
2. Het zesde lid vervalt.
L
Het eerste lid van artikel 3.1 komt te luiden:
1. De NIWO beslist binnen acht weken na ontvangst daarvan op de aanvraag door een vervoerder:
a. tot verlening of verlenging van een communautaire vergunning;
b. tot verlening of verlenging van een bestuurdersattest, of
c. tot verlening van een CEMT-vergunning of van een ritmachtiging.
M
Artikel 3.2 komt te luiden:
1. De NIWO weigert de verlening of verlenging van een communautaire vergunning in het geval en onder de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
2. Voordat de NIWO toepassing geeft aan het eerste lid, kan zij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet vragen.
3. De NIWO weigert de verlening of verlenging van de communautaire vergunning of de verlening of intrekking van een bestuurdersattest indien de vervoerder niet of niet meer voldoet aan de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer van de beroepsverordening voor het wegvervoer.
4. De NIWO verklaart een vervoersmanager ongeschikt om leiding te hebben over de vervoeractiviteiten van een vervoerder indien hij niet langer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid van de beroepsverordening voor het wegvervoer.
5. De NIWO gaat over tot intrekking of schorsing van de communautaire vergunning of van een bestuurdersattest volgens de daarvoor geldende procedure van de beroepsverordening voor het wegvervoer indien de vervoerder niet meer voldoet aan de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer van die verordening.
6. De NIWO vermeldt bij een besluit tot intrekking van een communautaire vergunning vanwege het niet meer voldoen aan de betrouwbaarheidseis, een termijn voor rehabilitatie vast.
7. Een vervoerder waarvan de communautaire vergunning wegens het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis door de NIWO is geschorst, is na het verstrijken van de termijn van die schorsing, voor de toepassing van de beroepsverordening voor het wegvervoer, de marktverordening voor het wegvervoer en van deze wet gerehabiliteerd.
8. Een vervoerder waarvan de NIWO de communautaire vergunning vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis heeft ingetrokken is indien na afloop van de termijn, bedoeld in het zesde lid, voor de toepassing van de beroepsverordening voor het wegvervoer, de marktverordening voor het wegvervoer en van deze wet gerehabiliteerd.
9. Een vervoersmanager die vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis, door de NIWO ongeschikt is verklaard om zijn functie uit te oefenen, is na het verstrijken van de termijn voor de ongeschiktverklaring, voor de toepassing van de beroepsverordening voor het wegvervoer, de marktverordening voor het wegvervoer en van deze wet, gerehabiliteerd.
N
In artikel 3.4, eerste lid, wordt «gaat over tot intrekking» vervangen door: gaat over tot schorsing of intrekking.
O
In artikel 3.6 vervalt «verlening en machtiging als bedoeld in artikel 2.9,».
P
Het eerste lid van artikel 4.1 komt te luiden:
1. De NIWO is belast met:
a. de taken van de bevoegde instantie voor beroepsverordening voor het wegvervoer en van de bevoegde instantie voor de marktverordening voor het wegvervoer;
b. de verlening en intrekking van een CEMT-vergunning of een ritmachtiging;
c. het onderzoek, bedoeld in artikel 7.1, derde en vierde lid;
d. de intrekking van een vergunning, bedoeld in artikel 7.2, eerste en tweede lid;
e. de ondersteuning van onderhandelingen in het kader van verdragen over goederenvervoer;
f. het beheer van gegevensbestanden en de verstrekking van gegevens uit die bestanden, uit hoofde van haar publieke taken, en
g. met het houden van een elektronisch register met de bij regeling van Onze Minister daarvoor bepaalde gegevens.
Q
In artikel 4.6, eerste lid, vervalt «of tot de verlening en machtiging, bedoeld in artikel 2.9».
R
In artikel 5.1 wordt «van de marktverordening voor het wegvervoer en het bepaalde bij of krachtens deze wet» vervangen door: van de beroepsverordening voor het wegvervoer, de marktverordening voor het wegvervoer en van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
S
Het eerste lid van artikel 5.2 komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de beroepsverordening voor het wegvervoer, van de marktverordening voor het wegvervoer of van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
T
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Het verbod, bedoelt in artikel 2.1, eerste lid, geldt» vervangen door: De verboden, bedoeld in artikel 2.5, gelden.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De artikelen 2.8 en 2.8a en de artikel 7 van de beroepsverordening voor het wegvervoer zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunning, bedoeld in het eerste lid.
U
Het vijfde lid van artikel 7.2 komt te luiden:
5. Artikel 13 van de beroepsverordening voor het wegvervoer is van overeenkomstige toepassing indien als gevolg van overlijden of lichamelijk of wettelijke onbekwaamheid van een natuurlijk persoon niet meer voldaan aan de eisen van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 7.1, derde, vijfde en zesde lid onderscheidenlijk vierde tot en met zesde lid.
V
Artikel 7.3 vervalt.
W
Artikel 8.1 komt te luiden:
1. Tegen een op grond van de beroepsverordening voor het wegvervoer, van de marktverordening van het wegvervoer of van deze wet genomen besluit, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
2. In afwijking van het eerste lid kan een belanghebbende indien de ingevolge artikel 2.8a, vijfde lid vereiste toestemming van Onze Minister ontbreekt, geen beroep instellen tegen een beschikking van de NIWO inhoudende het verlies van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 2.8a, derde en vierde lid.
X
Artikel 8.2 vervalt.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder 3°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «de artikelen 4, 11, tweede en derde lid, 76, eerste en tweede lid, voor zover in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar artikel 11, tweede en derde lid;» vervangen door: de artikelen 7, 76, eerste lid, en 76e, tweede en derde lid.
B
In artikel 1, onder 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «de artikelen 5a, eerste en tweede lid, 11, eerste lid,» en «51,» vervangen door: de artikelen 8, respectievelijk door: 51, 76, derde lid, 76e, eerste lid,.
C
1. In artikel 1, onder 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet wegvervoer goederen «de artikelen 2.3, eerste, derde , vijfde en zesde lid» vervangen door: de artikelen 2.2, eerste, derde en vijfde lid, 2.3, eerste, derde, vijfde en zesde lid.
2. In artikel 1, onder 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet wegvervoer goederen «en 2.13» vervangen door: 2.11 en 2.13.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 4° van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te luiden:
4°. artikel 2.1, eerste lid en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,