Kamerstuk 33182-22

Amendement van het lid Omtzigt over o.a. waarborging van de medezeggenschap van de ondernemingsraad bij verzekerde regelingen en premiepensioeninstellingen

Dossier: Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen (Wet versterking bestuur pensioenfondsen)

Gepubliceerd: 15 mei 2013
Indiener(s): Pieter Omtzigt (CDA)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33182-22.html
ID: 33182-22
Wijzigingen: 33182-38

Nr. 22 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 15 mei 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt «een pensioenfonds» vervangen door: , een premiepensioeninstelling of bij een pensioenfonds.

II

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVa

Artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de ondernemingsraden komt te luiden:

  • a. een pensioenovereenkomst bij een premiepensioeninstelling of verzekeraar, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, een uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, een winstdelingsregeling of een spaarregeling;

Toelichting

Dit amendement heeft tot doel om de medezeggenschap van de ondernemingsraad bij verzekerde regelingen en premiepensioeninstellingen te waarborgen en een medezeggenschapstekort van de ondernemingsraad ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst te voorkomen. Het amendement verduidelijkt dat de ondernemingsraad zowel instemmingsrecht heeft ten aanzien van de pensioenovereenkomst als de uitvoeringsovereenkomst. Bovendien brengt het amendement de tekst van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) in lijn met de Pensioenwet door de begrippen pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst tot uitgangspunt te nemen in plaats van de thans gehanteerde maar niet gedefinieerde omschrijving «regeling met betrekking tot een pensioenverzekering». Daarnaast wordt de verwijzing naar de premiepensioeninstelling in artikel 23, vierde lid, Pensioenwet overbodig door die medezeggenschapsregel te integreren in de WOR.

De basisgedachte van de WOR is medezeggenschap bij de arbeidsvoorwaarde pensioen. Het instemmingsrecht ten aanzien van de pensioenovereenkomst – hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen – lijkt evident. Zonder invloed op de totstandkoming, wijziging of beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst heeft de ondernemingsraad geen volle medezeggenschap over de arbeidsvoorwaarde pensioen en ontstaat een medezeggenschapstekort. De keuze voor de pensioenuitvoerder, het (verzekerings)product en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsovereenkomst is namelijk eveneens direct of indirect van invloed op de hoogte van de arbeidsvoorwaarde pensioen voor deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. In de uitvoeringsovereenkomst staan bijvoorbeeld financieringsafspraken die de hoogte van de indexatie bepalen, beleggingsbepalingen, exit-bepalingen en bepalingen over waardeoverdracht. Een wijziging in de financieringssystematiek van de indexatie of de premiestelling in de uitvoeringsovereenkomst beïnvloedt de financiële uitkomst van de pensioenen zonder dat de pensioenovereenkomst (direct) wordt gewijzigd. Bij beschikbare premieregelingen bevat de pensioenovereenkomst (slechts) de hoogte van de beschikbare premie, de uitvoering(sovereenkomst) is bepalend voor bijvoorbeeld de fondsen waarin wordt belegd (goedkopere indexfondsen of duurdere actief gemanagede fondsen), de life-cyclesystematiek, de eventuele mogelijkheid tot opting-out en de wijze waarop wordt omgegaan met zogenaamde «sterftewinst» (of deze ten goede komt aan de werkgever, de deelnemers of de pensioenuitvoerder). Een overstap van de werkgever naar een andere verzekeraar betekent dat de gevolgen van exit-bepalingen bij die verzekeraar relevant worden alsmede besluiten tot collectieve waardeoverdracht van pensioen (en tarieven). Het zijn allemaal besluiten over de uitvoering die de hoogte van de pensioenaanspraken en -rechten van aanspraakgerechtigden beïnvloeden. Dat legitimeert inspraak en medezeggenschap van de ondernemingsraad. Het op grond van de principes voor goed pensioenfondsbestuur bestaande adviesrecht van de ondernemingsraad bij (verlenging van) de uitvoeringsovereenkomst (principe D9) is geen realistisch alternatief, want geen effectief medezeggenschapsinstrument. Het is geen adviesrecht in de zin van de WOR, zodat er geen beroep openstaat bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam conform artikel 26 WOR. Het is zelfs twijfelachtig of de ondernemingsraad procesbevoegdheid heeft om nakoming van het adviesrecht af te dwingen.

Ook bezien vanuit de medezeggenschapssystematiek bij pensioenfondsen oogt het merkwaardig dat een ondernemingsraad geen medezeggenschapsrecht heeft ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst. Bij pensioenfondsen heeft de deelnemersraad een wettelijk adviesrecht inzake voorgenomen besluiten van het pensioenfonds over zowel het pensioenreglement als de uitvoeringsovereenkomst (artikel 111 Pensioenwet) met daaraan gekoppeld het beroep bij de Ondernemingskamer (artikel 217 Pensioenwet), terwijl in pensioenfondsen doorgaans (vertegenwoordigers van) sociale partners deel uitmaken van het pensioenfondsbestuur. Dat er bij verzekerde regelingen geen plaats is voor (serieuze) medezeggenschap over de uitvoeringsovereenkomst lijkt in strijd met de bedoeling van de WOR.

Om bovenstaande redenen is het van belang dat de WOR duidelijk bepaalt dat de ondernemingsraad bij verzekerde regelingen en premiepensioeninstellingen instemmingsrecht heeft over zowel de pensioenovereenkomst als de uitvoeringsovereenkomst.

Omtzigt