Ontvangen 29 maart 2013
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel VIA, onderdeel A, komt onderdeel f te luiden:
f. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
2
In artikel VIA, onderdeel B, komt onderdeel e te luiden:
e. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
In de tweede nota van wijziging (Kamerstukken II 2012/13, 33 182, nr. 12) is onder meer geregeld dat in het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemingen bij kleine pensioenfondsen voor de helft meetellen bij het bepalen of iemand een toezichtfunctie mag aanvaarden bij een onderneming, niet zijnde een pensioenfonds. In de voorliggende nota van wijziging wordt dit vervangen door een verwijzing naar een (nog nader vast te leggen) normering in een algemene maatregel van bestuur voor het tijdsbeslag op basis van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (nieuw artikel 35a Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling). De wijziging vloeit voort uit nader overleg met De Nederlandsche Bank over de waardering van het tijdsbeslag van leden van de raad van toezicht en niet uitvoerende bestuurders bij pensioenfondsen. Gebleken is dat het tijdsbeslag bij een groot pensioenfonds lager is dan aanvankelijk ingeschat. Hoewel er thans een redelijke inschatting is gemaakt van het tijdsbeslag dat voor de leden van de raad van toezicht van een pensioenfonds van toepassing is, kan een toekomstige wijziging nodig blijken. De raad van toezicht is binnen pensioenfondsen een betrekkelijk nieuw fenomeen, waarvan het precieze tijdsbeslag zich nog moet uitkristalliseren. Daarom is normering bij algemene maatregel van bestuur voorzien.
In de algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld dat een persoon niet meer dan 1 fte aan bestuur- en toezichtfuncties mag uitoefenen. Dit komt overeen met de regeling in het BW. In het BW wordt bijvoorbeeld een maximum van 5 toezichtfuncties bij ondernemingen gesteld. Een zesde toezichtfunctie is hierdoor niet meer mogelijk. In de algemene maatregel van bestuur zal congruent hieraan een gewicht van 0,2 fte per toezichtfunctie bij rechtspersonen aangehouden worden. Een toezichtfunctie bij een pensioenfonds voor een persoon die 5 toezichtfuncties bij rechtspersonen heeft is hierdoor niet mogelijk.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma