Vastgesteld 15 december 2011
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie,
Thomassen
1
Hoeveel reserveert u in totaal (meerjarig) voor de garantstelling door de Staat voor de «ontstane restschuld bij onderwijsinstellingen die in gebreke blijven om gesloten leningen aan de schuldeiser terug te betalen»? Hoeveel instellingen blijven in gebreke om deze leningen terug te betalen?
Onderwijsinstellingen die bij de Staat lenen, betalen een laag rentepercentage (het rentepercentage dat de Staat zelf ook betaalt), met daarop een kleine opslag (0,1% voor hypothecaire leningen). Deze reservering is een vergoeding voor het risico dat OCW loopt, bij het garant staan voor leningen van onderwijsinstellingen.
Tot nu toe zijn er nog geen instellingen in gebreke gebleven.
2
Waaruit bestaan de extra kostenposten voor Caribisch Nederland, behalve de genoemde werkgeverslasten van 2,6 miljoen euro? Op welke onvermijdelijke kosten doelt u?
De extra kostenposten voor Caribisch Nederland bestaan uit: werkgeverslasten (€ 5,4 miljoen), onvermijdelijke kosten (€ 3,0 miljoen) en kosten voor de organisatie en uitvoering van examens in Caribisch Nederland (€ 0,3 miljoen).
De onvermijdelijke kosten zijn incidentele kosten die tussen oktober en december 2010 zijn gemaakt ten behoeve van het onderwijs in Caribisch Nederland, maar die pas achteraf in januari 2011 zijn binnengekomen bij OCW.
3
Waaruit bestaat de post «diverse mee- en tegenvallers» van 2,3 miljoen euro?
De belangrijkste mee- en tegenvallers zijn:
– Er blijft € 4,4 miljoen over op het budget van het voormalige FES-project praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro omdat dit project is beëindigd en er geen uitgaven meer worden gedaan.
– Er is sprake van een incidentele meevaller van € 1,2 miljoen als gevolg van minder uitgaven dan geraamd voor onderzoek, communicatie/publiciteit en andere ondersteunende maatregelen op het actieplan LeerKracht van Nederland.
– Er is sprake van een tegenvaller van € 1,6 miljoen voor het Nationaal Archief omdat de kosten voor tijdelijke huisvesting in de Hoftoren hoger uitvallen als gevolg van de vertraging van de renovatie van het Nationaal Archief.
– Er zijn extra kosten gemaakt (€ 1,5 miljoen) voor het werk-naar-werk-beleid van OCW. Door dit beleid ligt OCW op schema met de te halen fte-taakstelling.
4
Uit welke posten bestaat de mutatie van 105,9 miljoen euro op de post overlopende verplichtingen?
De belangrijkste overlopende verplichtingen zijn:
– Minderjarige mbo-ers kunnen volgend jaar met terugwerkende kracht een beroep doen op de WTOS (€ 10,0 miljoen).
– Uit de afrekening van de prestatiesubsidies voor voortijdig schoolverlaten komen middelen voort die pas in 2012 benodigd zijn om aan de noodzakelijke verplichtingen uit de vsv-convenanten te kunnen voldoen (€ 11,9 miljoen).
– Middelen die benodigd zijn voor de einddeclaraties Europees Structuur Fonds (ESF) die in 2011 niet op tijd zijn ontvangen en waarvan betaling in 2012 plaatsvindt (€ 12,9 miljoen).
– De middelen voor het transitiebudget voor de voorgenomen fusie Roc Zeeland en Roc Westerschelde zijn pas in de jaren 2012 t/m 2014 benodigd (€ 7,5 miljoen).
– De middelen voor opleidingen voor gastouderopvang zijn pas in 2012 benodigd (€ 6,5 miljoen).
– De regeling afstemming onderwijsarbeidsmarkt in risicoregio’s voortgezet onderwijs 2008–2011 is verlengd tot en met 2012. Daardoor is een deel van het budget (€ 5,5 miljoen) pas in 2012 benodigd.
– Het programma Vernieuwing Studiefinanciering bij DUO kent een gewijzigd kasritme waardoor € 7,5 miljoen pas in 2012 benodigd is.
– Voor het primair onderwijs is nog geen nieuwe CAO afgesloten waardoor € 6,5 miljoen aan arbeidsvoorwaardenruimte pas in 2012 benodigd is.
– De middelen voor het nationaal programma Kwaliteitssprong Zuid voor de talentontwikkeling van Rotterdamse leerlingen zijn benodigd in de jaren 2012–2015 (€ 6 miljoen).
– De met het actieplan «Basis voor presteren» samenhangende projecten zijn later gestart dan gepland en lopen door tot in 2012. Het gaat om € 4,5 miljoen voor onder andere opbrengst gericht leiderschap en taal en rekenen.
– De implementatiekosten voor Passend Onderwijs (€ 3 miljoen) zullen zich vooral in 2012 voordoen.
– Het project Vvesterk is later gestart dan oorspronkelijk gepland door een verlate toekenning van voormalige FES-middelen. Hierdoor is in 2012 nog een budget van € 2,5 miljoen benodigd.
– Voor de rest betreft het diverse kleinere overlopende verplichtingen die hoofdzakelijk worden veroorzaakt door vertraging of wijzigingen in het kasritme van projecten.
5
Hoe is de post «beleidsmatig overig» onderverdeeld? Omvat dit alleen de dekking voor de genoemde extra kostenposten voor Caribisch Nederland en de taakstelling voor de zorg en het gemeentefonds/provinciefonds?
De post «beleidsmatig overig» bestaat voor het grootste deel uit de genoemde dekking voor de extra kostenposten Caribisch Nederland (– € 8,7 miljoen) en de taakstelling voor de zorg en het gemeentefonds/provinciefonds (– € 18,1 miljoen). Daarnaast bevat de post enkele beleidsmatige mutaties van per saldo + € 4,0 miljoen. De belangrijkste mutatie is een investering van € 4,6 miljoen voor infrastructuurprojecten die nodig zijn om een aantal gemeenschappelijke ict-voorzieningen te ontwikkelen. Deze voorzieningen zijn nodig om binnen het departement de informatievoorziening ten behoeve van onderwijsdeelnemers en instellingen effectief en efficiënt in te richten.
6
Waarom kon het budget voor het verbeteren van taal- en rekenopbrengsten worden verlaagd met € 3,9 miljoen euro? Waren alle doelen voor het boekjaar inmiddels bereikt, zodat voorkómen moest worden dat men in 2012 niets meer om handen had?
Het budget voor het verbeteren van taal- en rekenopbrengsten is verlaagd, omdat een aantal projecten in 2011 later is gestart. De projecten lopen door in 2012 en daarmee samenhangend ook de uitgaven.
7
Leidt de temporisering van de bezuiniging op passend onderwijs tot lagere implementatiekosten in 2012? Of moet er dan een inhaalslag worden gemaakt met alle ingrijpende gevolgen van dien?
De gefaseerde invoering van passend onderwijs leidt ertoe dat de kosten in 2011 lager uitvallen dan verwacht. In 2012 zal er naar verwachting geen sprake zijn van lagere kosten. Er is evenmin sprake van een «inhaalslag».
8
Welke geoormerkte middelen hebben de schoolbesturen zoal niet benut? Wat is de verklaring voor dit verschijnsel? In hoeverre acht u deze ontwikkeling gewenst? Of wilt u schoolbesturen ertoe bewegen om hun beroep op deze geoormerkte gelden te verhogen?
De geoormerkte middelen die niet zijn benut, zijn divers van aard. Het gaat bijvoorbeeld om middelen voor cultuureducatie en tussenschoolse opvang. Deze middelen worden ambtshalve toegekend, dat wil zeggen dat scholen ze niet zelf aanvragen. Schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk om te besluiten of deze middelen worden aangewend voor het desbetreffende doel, zo niet dan worden deze teruggevorderd.
9
Waarom gaat er 582 000 euro minder naar materiële bekostiging?
Onder materiële bekostiging zaten een paar kleine posten die onder een andere doelstelling thuishoorden, namelijk leerlingen volgen onderwijs van hoge kwaliteit en passend onderwijs. Dit is met deze mutatie gecorrigeerd.
10
Waarom is het budget voor het verbeteren van taal- en rekenopbrengsten met 3,9 miljoen euro verlaagd? Wat hebben de projecten zoals «opbrengst gericht leiderschap» met het verbeteren van taal en rekenen te maken?
Zie voor het eerste deel van de vraag het antwoord op vraag 6.
Het project opbrengstgericht leiderschap heeft als doel het verbeteren van de taal/lees- en rekenprestaties van kinderen door het versterken van het resultaatgericht werken binnen besturen en hun scholen. Om dit doel te bereiken nemen 755 scholen van 80 schoolbesturen drie jaar lang deel aan een traject gericht op het verbeteren, versterken en duurzaam implementeren van opbrengstgericht werken binnen hun organisatie.
11
Hoe wordt de bijdrage voor het Nationaal programma kwaliteitssprong Zuid van 2,8 miljoen euro aan onderwijs besteed? Valt dit onder uw verantwoordelijkheid?
De middelen zijn bedoeld voor onderwijskundige doelen. De belangrijkste zijn: de voorschool gekoppeld aan de basisschool, extra leertijd in het PO en VO, beroepsopleidingen op het gebied van zorg en techniek en beroepsoriëntatie gericht op vakmanschap. Over de inzet van de middelen worden afspraken gemaakt met de gemeente Rotterdam.
12
Kunt u verhelderen wat u bedoelt met «de uitdeling van de loonbijstelling» en toelichten hoe deze leidt tot verhoging van het budget, terwijl u de lerarensalarissen juist heeft bevroren?
Vanuit de algemene middelen is circa € 48 miljoen beschikbaar gesteld ter compensatie van de stijging van de werkgeverslasten als gevolg van premiestijgingen. Deze extra middelen zijn toegevoegd aan de personele bekostiging. De ophoging van de personele bekostiging werkt niet door in de hoogte van de lerarensalarissen.
13
Waar is de 48 miljoen euro ten behoeve van de stijging van de werkgeverslasten uit gedekt?
Zie antwoord op vraag 12.
14
Waar was de 10 miljoen euro «onbenut» voor geoormerkt? Welke conclusie ten aanzien van het beleid kan hieruit worden getrokken?
Zie antwoord op vraag 8.
15
Waarom komen de meevallers op het gebied van studiefinanciering, Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en lesgeld niet ten goede aan de begroting van dit jaar?
De meevallers op het gebied van studiefinanciering en lesgelden zullen volgens de geldende eindejaarssystematiek in de eindejaarsmarge worden meegenomen naar 2012 en de middelen zijn dan in principe weer beschikbaar voor de OCW-begroting. Bij de Voorjaarsnota is duidelijk waarvoor de eindejaarsmarge ingezet wordt. De WTOS-meevaller wordt veroorzaakt door niet-gebruik van de regeling. Het beleid is om dit niet-gebruik tegen te gaan en daarom wordt de doelgroep nogmaals geattendeerd op het bestaan van de regeling. Minderjarige mbo-ers kunnen tot het einde van het schooljaar een WTOS-vergoeding aanvragen. Daarom worden deze middelen doorgeschoven naar 2012.
16
Waarom wordt in 2011 een deel van de verplichtingen voor de ov2-studentenkaart voldaan en wat zijn daarvan de gevolgen voor 2012?
Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de ov-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. De betaling aan de vervoerbedrijven kan dus (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar plaatsvinden in plaats van aan het begin van het betreffende jaar, zonder dat wordt afgeweken van de afspraken met de vervoerbedrijven.
Door eind 2011 al € 500 miljoen van de vergoeding 2012 te betalen, waarvan € 200 miljoen op basis van 1e suppletoire wet 2011 en € 300 miljoen op basis van 2e suppletoire wet 2011, wordt het jaar 2012 voor € 500 miljoen budgettair ontlast. Dit leidt tot een optimalisering van het kasritme van de Staat.
17
Kunt u de mee- en tegenvaller specificeren die onder punt 4 worden vermeld?
Zie het antwoord op vraag 3.
18
Hoe verhouden de terugvorderingen op de aanvullende bekostiging praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro3 zich tot de verlaging van 4,4 miljoen euro door het afronden van het voormalig FES4-project? Stopt het project? Zo ja, was het niet succesvol?
Zowel de verlaging van de uitgaven als de terugvorderingen hebben te maken met het voormalig FES-project «aanvullende bekostiging praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro». In de begroting 2011 was ten behoeve van de laatste uitgaven nog een voorziening getroffen. Omdat het project inmiddels is beëindigd, kan het budget met € 4,4 mln. worden verlaagd.
Het project betrof een «eenmalige» investering in praktijklokalen en inrichting met een looptijd van 2006 tot en met 2007. De terugvorderingen hebben te maken met het feit, dat de geleverde prestaties door bouwkundigen moesten worden getoetst. De controles hierop hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden.
Het overgrote deel van de door de scholen aangevraagde projecten is succesvol gebleken. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de Kamerstukken 30 079, nrs. 11, 16 en 23. In een gering aantal gevallen zijn projecten niet succesvol geweest en dienden de middelen conform de regeling te worden teruggevorderd.
19
Kunt u de «niet relevante uitgaven voor studiefinanciering» toelichten?
Onder de niet-relevante uitgaven vallen met name de uitgaven aan prestatiebeurs voor zover die nog niet zijn omgezet in een gift en nog een voorwaardelijke lening zijn, en de uitgaven aan verstrekte rentedragende leningen.
20
Hoe kan het dat 7,1 miljoen euro is teruggevorderd op de dossiers risicoleerlingen, etc.? Wanneer de doelstellingen voor deze projecten niet zijn gehaald, waarom is er dan toch geld teruggevorderd?
Het betreft terugvorderingen op de dossiers aanvullende bekostiging praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro, risicoleerlingen en stimulering pilotprojecten maatschappelijk stage.
– Praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro (€ 5,7 miljoen):
– De geleverde prestaties moesten door bouwkundigen worden getoetst. Deze controles hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden. Omdat niet alle prestaties aan de voorwaarde voldoen zijn er middelen teruggevorderd.
– Risicoleerlingen (€ 0,8 miljoen):
– Het gaat hier om de afwikkeling van een terugvordering wegens oneigenlijke samenwerking van een vo- en bve-instelling. OCW is door de rechter in het gelijk geteld in deze zaak.
– Stimulering pilotprojecten maatschappelijk stage (€ 0,6 miljoen):
– Het betreft een niet bestede subsidie op grond van de regeling «Tijdelijke regeling stimulering pilotprojecten maatschappelijke stage» die is teruggevorderd.
21
Waarom is 6,5 miljoen euro ingeboekt voor 2011, terwijl de middelen voor opleidingen voor gastouderopvang pas in 2012 benodigd zijn?
Deze middelen waren onderdeel van de eindejaarsmarge van OCW eind 2010 en zijn als gevolg hiervan toegevoegd aan het budget voor 2011. Vervolgens zijn de benodigde middelen via een kasschuif in de ontwerpbegroting 2012 doorgeschoven van 2011 naar 2012. In de 2e suppletoire begroting 2011 van OCW wordt deze overlopende verplichting in 2011 zichtbaar.
22
Wat gebeurt er met het Project Leren en Werken van 5,4 miljoen euro nu deze middelen zijn ingezet voor het transitiebudget voor de fusie van de roc’s5 in Zeeland? Als er sprake is van 2,6 miljoen euro aan meeropbrengsten, mede als gevolg van de afrekening van het project Leren en Werken, waar is dan het overige deel van de5,4 miljoen euro van bovengenoemde project gebleven?
De projectdirectie Leren en Werken is beëindigd per 1 januari 2011. Hiermee is ook een einde gekomen aan de subsidieregelingen Leren en Werken. Over de resultaten van de projectdirectie wordt de Kamer nog nader geïnformeerd. De resterende taken en werkzaamheden zijn verdeeld over de ministeries van OCW en van SZW. In de 2e suppletoire begroting 2011 van OCW zijn de beschikbare middelen voor de projectdirectie Leren en Werken verlaagd met € 7 miljoen. Deze middelen zijn voor € 5,4 miljoen ingezet ten behoeve van het transitiebudget voor de fusie van de roc’s in Zeeland. Het restant van € 1,6 miljoen is onder andere gebruikt voor de werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie DUO en ter dekking van tegenvallers op de OCW-begroting. Het aandeel van de projectdirectie Leren en Werken in de meeropbrengsten van € 2,6 miljoen is zeer beperkt (€ 0,1 miljoen).
23
Waarom ontbreekt een inhoudelijke uitleg van de vermindering van de uitgaven voor «Excellentie in onderwijs» met 1,09 en 1,8 miljoen euro?
Omdat de verlagingen op de onderdelen «Sirius Programma» en «Kwaliteit en bekostiging» beperkt van omvang zijn, is geen toelichting opgenomen. Zie verder het antwoord op vraag 31.
24
Waarom is de post «een sterker beroep» verlaagd met een bedrag van 1,35 miljoen euro?
Als gevolg van vertraging in doorlopende verplichtingen is bij de maatregel educatieve minor uit de kwaliteitsagenda «Krachtig meesterschap» onder de post «een sterker beroep», net als bij de regeling afstemming onderwijsarbeidsmarkt in risicoregio’s voortgezet onderwijs 2008–2011 (zie Najaarsnota OCW, beleidsartikel 9), een deel van het budget pas in 2012 benodigd.
25
Hoe verklaart u de onderuitputting van de post «een professionelere school» over de eerste zeven maanden van 2011? Wat heeft u ondernomen om onderuitputting te voorkómen?
De onderuitputting heeft betrekking op de conciërgeregeling uit 2008. Deze heeft een looptijd tot 1 augustus 2012. Omdat tussentijds niet opnieuw subsidie kan worden aangevraagd, kunnen deze middelen niet alsnog aan het oorspronkelijke doel worden uitgegeven. In 2009 is gebleken dat ruim 500 basisscholen niet aan de voorwaarden voldeden. Het niet bestede deel tot en met 31 juli 2011 van € 2,9 miljoen betreft de doorwerking op beleidsartikel 9 (arbeidsmarkt- en personeelsbeleid) van de op grond hiervan ingetrokken subsidies. Vanaf 1 augustus 2011 is de conciërgeregeling overgeboekt naar beleidsartikel 1 (primair onderwijs).
26
Is de 2 miljoen euro in deze najaarsnota bedoeld voor versterking van toetsing binnen masteropleidingen in het hbo? Herinnert u zich dat in uw brief van 20 mei 20116 over de toetsing en examinering van bacheloropleidingen in het hbo, wordt gesproken over 8 miljoen euro voor de periode van 2011–2015 om toetsing en examinering het hbo te versterken en te verbeteren? Hoe verhoudt deze 2 miljoen voor toetsing in de hbo-masterfase tot de genoemde 8 miljoen voor de toetsing in bacheropleidingen?
De € 2 miljoen in deze suppletoire begroting (Kamerstuk 33 090 VIII, nr. 2) is overeenkomstig de brief van 20 mei 2011 (Kamerstuk 31 288, nr. 167) en de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Kamerstuk 31 288, nr. 194, paragraaf 2.5) bestemd voor het verbeteren van de praktijk van toetsing, en niet specifiek voor de versterking van de toetsing binnen masteropleidingen in het hbo. Wellicht is er verwarring ontstaan vanwege de herkomst van deze € 2 miljoen. Zoals aangegeven in de toelichting van genoemde suppletoire begroting zijn deze middelen afkomstig uit de middelen 2011 voor «nieuwe hbo-masteropleidingen».
Omdat de activiteiten pas in 2012 starten, is het bedrag van € 2 miljoen – dat voor 2011 was gereserveerd – doorgeschoven naar 2012 (zie ook de toelichting bij mutatie 3.2, onder c van het Verdiepingshoofdstuk van de Internetbijlage bij de ontwerpbegroting 2012). In de oorspronkelijke raming waren voor 2012 geen middelen gereserveerd, wel voor de jaren 2011, en 2013 tot en met 2015. Er ontstaat nu een doorlopende budgetreeks voor de jaren 2012 tot en met 2015. Het totaal van € 8 miljoen blijft ongewijzigd.
27
Hoe verklaart u dat er minder bol’ers (beroepsopleidende leerweg) in het giftregime zijn dan geraamd en minder studerenden met een aanvullende beurs (giftregime)? Ziet u dit enkel als een meevaller? Of ziet u er tevens een noodzaak in voor maatregelen in de opleidingsprogramma’s die tegengaan dat bol’ers en studerenden buiten het giftregime komen te vallen? Indien dat laatste het geval is, welke maatregelen heeft u dan zoal in beeld?
Er zijn minder bol’ers (beroepsopleidende leerweg) en minder studerenden met een aanvullende beurs (giftregime) dan geraamd. Dit is vooral zichtbaar in het giftregime en bij de aanvullende beurs. Er is geen eenduidige verklaring waarom de raming afwijkt van de realisatie. Het is echter niet zo dat de lagere realisatie wordt veroorzaakt door bol’ers en studerenden die buiten het giftregime zijn komen te vallen.
28
Kunt u de mutatie toelichten inzake 200 000 euro voor de vertegenwoordiging van het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het buitenland?
Het betreft hier een uitbreiding van 8 naar 10 END-plaatsen (Expert National Détaché) bij de Europese Commissie. Het doel van deze uitbreiding is te bewerkstelligen dat OCW zo breed mogelijk is vertegenwoordigd binnen de Europese Commissie.
Deze mutatie is structureel en is in de begroting 2012 verwerkt.
29
Waarom verdwijnt er 3,85 miljoen euro uit de post «Archeologie»?
De vermindering van de post Archeologie met € 3,85 miljoen hangt samen met het feit dat de uitvoering van de archeologieprojecten (Malta) wordt verzorgd door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Dientengevolge zijn de middelen overgeboekt van Cultureel Erfgoed naar de hiervoor genoemde Rijksdienst. Deze Rijksdienst is eveneens opgenomen in de tabel onder «Apparaatsuitgaven, post uitvoeringsdiensten».
30
Waarom worden de middelen van 2011 (5 miljoen euro) voor «studenten volgen zonder drempels het hoger onderwijs» verschoven? Wat zijn de gevolgen hiervan voor studenten?
Het gaat hier concreet om de € 5 miljoen die in 2011 was begroot voor «Erkenning van verworven competenties» (EVC). Deze middelen zijn verschoven naar de jaren 2012 en 2014 in verband met de dekking in die jaren van (een deel van) de subsidietaakstelling (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 160). In het «Verdiepingshoofdstuk» (artikel 6) van de Internetbijlage bij de ontwerpbegroting 2012 is dit overeenkomstig toegelicht.
De verschuiving heeft geen gevolgen voor studenten. In de periode 2006 tot en met 2010 is de € 5 miljoen, die jaarlijks beschikbaar was, besteed via tijdelijke stimuleringsregelingen. Hogescholen die projecten hebben uitgevoerd in het kader van die regelingen hebben een infrastructuur voor EVC en flexibele trajecten opgebouwd, die zonder additionele subsidies kunnen blijven functioneren. De middelen uit de tijdelijke stimuleringsregelingen waren bestemd voor organisatiekosten, niet voor uitvoeringskosten.
31
Wordt de bijna 3 miljoen euro die in mindering is gebracht op het Sirius Programma en de kwaliteit en bekostiging op een ander terrein, geherinvesteerd in het wetenschappelijk onderwijs?
De € 2,890 die in mindering is gebracht op de onderdelen «Sirius programma» en «Kwaliteit en bekostiging» is toegevoegd aan het onderdeel «Reguliere bekostiging (lumpsum)». Daarmee is dit bedrag beschikbaar voor het wetenschappelijk onderwijs.
32
Waarom is een deel van de verplichtingen voor de ov-studentenkaart al voldaan in 2011? (zie ook p. 4)
Zie antwoord vraag 16.
33
Waarom is het budget voor homo-emancipatie (het versterken van het emancipatieperspectief in de samenleving) verlaagd met een bedrag van 595 000 euro?
Naar het ministerie van Buitenlandse Zaken is een bedrag van € 500 000, overgeboekt bedoeld als impuls voor het in praktijk brengen van de aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa tegen discriminatie op grond van sexuele geaardheid en genderidentiteit.
Naar het ministerie van BZK is voor de gemeente Amsterdam is € 30 000, overgeboekt in verband met de Europese IGLYO-bijeenkomst die in het kader van de koploperovereenkomst homo-emancipatie in 2011 heeft plaatsgevonden in Amsterdam.
Een bedrag van € 78 000, is een kasschuif voor verplichtingen en uitgaven 2011, die in 2011 niet tot uitbetaling hebben geleid. Deze verplichtingen en uitgaven worden doorgeschoven naar 2012.
34
Wat betekent de verlaging van de post «verbreding inzet cultuur» met 6,5 miljoen euro?
De verlaging van de post «Verbreden inzet Cultuur» met 6,5 miljoen heeft te maken met:
– Een verlaging als gevolg van de overboeking naar artikel 1 van de OCW begroting (Primair Onderwijs) voor € 8,5 miljoen ten behoeve van de regeling Versterking cultuureducatie in het primair onderwijs. Deze middelen worden via artikel 1 aan DUO ter beschikking gesteld voor de betalingen aan scholen;
– Verhogingen voor de toevoeging van de middelen van de Dutch Design en Fashion Academie (DDFA) met € 1 miljoen, € 0,25 miljoen veiligheidsvoorziening voor de Mondriaanstichting, € 0,39 miljoen als gevolg van meerontvangsten op de afrekeningen met gemeenten. Daarnaast komt € 0,286 miljoen voort uit looncompensatie 2011.
35
Kunt u de mutaties in verband met de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten) onder «nationale coördinatie» toelichten? Waar is deze «nationale coördinatie» gevestigd? Betreft dit mede ambtenaren op uw departement?
Met deze middelen geeft de staatssecretaris uitvoering aan de coördinatie van het nationale wetenschapsbeleid. Onderscheid wordt gemaakt in:
– Implementatie: uitvoeren van voornemens zoals opgenomen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap en voortzetting van reeds eerder ingezet beleid.
– Beleidsondersteunend onderzoek: inzet ten behoeve van beleidseffectmeting, doelmatigheidsonderzoek en beleidsgericht onderzoek.
De wijzigingen op het bedrag voor «nationale coördinatie» betreffen interne en externe overboekingen.
36
Waarom wordt er op de al grote cultuurbezuinigingen extra middelen onttrokken aan de bevordering van de deelname van burgers aan kunsten, dit met name gezien de eigen inkomensnorm?
De middelen ad € 2,44 miljoen die worden onttrokken uit bevorderen deelname van burgers aan kunsten bestaan uit de volgende posten:
Een verlaging van de post «verbreden inzet cultuur» voor € 6,5 miljoen. Zie hiervoor ook vraag 34. Deze verlaging heeft geen betrekking op de eigen inkomstennorm;
Een verhoging als gevolg van de toekenning van de loon- en prijscompensatie 2011 voor de instellingen van de Cuno 2009–2012 voor € 4,15 miljoen.
37
Wat behelst de uitvoerende taak van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op het terrein van emancipatie?
DUO is de uitvoeringsorganisatie van OCW, dus ook voor de Directie Emancipatie voor het uitvoeren van de subsidieregeling.
38
Speelt emancipatie zich volgens u alleen af in de vier grote steden en 18 gemeenten? Zo neen, waarom is het project «Eigen kracht» dan tot deze omvang beperkt?
Het aantal gemeenten dat kan deelnemen aan project Eigen Kracht is beperkt om te voorkomen dat de inspanningen en middelen over een veel te groot aantal gemeenten moeten worden verspreid waardoor nergens een effectieve aanpak zou kunnen worden ontwikkeld. Andere gemeenten kunnen later gebruik maken van de kennis die wordt opgedaan in de deelnemende 21 gemeenten. Dat geldt ook voor de aanpak die Women inc ontwikkelt ter ondersteuning van gemeenten.
De uitnodiging tot deelname aan het project Eigen Kracht is gestuurd naar de 30 gemeenten, die een coördinerende rol in hun regio spelen op gebied van arbeidsmarkt- en participatiebeleid. Dat zijn gemeenten met een Werkplein-plus. Ook zijn de resterende Duizend en een Kracht gemeenten benaderd. In totaal hebben 21 gemeenten interesse getoond om samenwerkingsafspraken te maken met het Rijk. Dit was meer dan verwacht.
39
Waar wordt het restbedrag van 0,6 miljoen euro inzake het versterken van het emancipatieperspectief aan uitgegeven?
Een overboeking naar de directie Voortgezet Onderwijs (VO) van € 202 000, voor een subsidie, die VO aan APS heeft verleend voor het project «Stimuleren genderneutrale denkbeelden onder jongeren». Een bedrag van € 332 000, is een kasschuif voor uitgaven 2011, die in 2011 niet tot uitbetaling hebben geleid. Deze uitgaven worden doorgeschoven naar 2012.
40
Waarom is de post homo-emancipatie met bijna 600 000 euro verlaagd?
Zie vraag 33.
41
Kunt u toelichten waaruit de sociale werkgeverslasten uit bestaan, aangezien de loonbijstelling volgens het regeerakkoord niet wordt uitgekeerd? Hoe is de 131 miljoen euro die hiervoor wordt gereserveerd gedekt? Hoe verhoudt deze uitgave zich tot het tekort van 56 miljoen euro op de OCW-begroting7 dat verwacht wordt in 2016?
De sociale werkgeverslasten bestaan uit de ontwikkeling van diverse premies, zoals die voor de WIA en de pensioenen. De compensatie voor de gestegen sociale werkgeverslasten in 2011 is wel uitgekeerd (€ 131 miljoen) en dit komt van de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden vanuit het ministerie van Financiën. De vergoeding van de incidentele loonontwikkeling (ILO) en de contractloonstijging (CLS) over 2011 heeft niet plaatsgevonden.
Het tekort van € 56 miljoen in 2016 staat hier los van. Dit betreft een incidentele taakstelling die volgt uit de voorjaarsnotabesluitvorming. Deze taakstelling zal zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in deze kabinetsperiode worden opgelost.
42
Kunt u de korting op de Raad voor Cultuur toelichten?
De korting op de Raad voor Cultuur betreft een intertemporele compensatie van 2011 naar 2012. Dit is een voorziening voor de piekbelasting in 2012. Dan vindt de beoordeling van de cultuursubsidies 2013–2016 van de Basisinfrastructuur plaats. Door de bezuinigingen op het cultuurveld in de periode 2013–2016 is er behoefte aan extra capaciteit.