Vastgesteld 22 december 2011
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Albayrak
De griffier van de commissie,
Van Toor
1
Hoe beoordeelt u de verlaging van de uitgaven aan het Europees ontwikkelingsfonds in het licht van de door de Europese Unie gewenste verhoging van het budget van dit Fonds voor de komende jaren?
De uitputting van het gehele EOF10 (2008–2013) ligt op schema. De lagere uitputting in 2011 heeft daarom geen directe relatie met voorgestelde verhoging van het EOF voor de periode 2014–2020. Zoals eerder aan uw Kamer meegedeeld is het kabinet van mening dat voorgestelde verhoging van het fonds niet in lijn is met de door Nederland gewenste sobere EU uitgaven.
2
Hoe is de onderuitputting bij crisisoperaties op HGIS te verklaren?
De onderuitputting deed zich voor bij drie posten. Ten eerste bij de redeployment van ISAF doordat een deel van het materieel naar Kunduz kon in plaats van terug naar Nederland. Ten tweede bij de geïntegreerde politie trainingsmissie in Kunduz, vanwege de gefaseerde opbouw van de missie. En ten derde bij de missie in Libië, die sneller afliep dan voorzien in de ramingen.
3
Waar wordt de intertemporele kasschuif (2.2 HGIS) van 60 miljoen euro door veroorzaakt, op welke posten heeft deze betrekking en hoe ziet de verdeling 2011–2012 eruit?
De kasschuif van EUR 60 miljoen is uitgevoerd om de kasschuif bij de middelen voor Wereldbank/IDA (op de begroting van Financiën) deels te compenseren, zodat voor 2012 op een ODA-prestatie van 0,7% wordt uitgekomen. De verlaging in 2011 is verdeeld over de verschillende saldi zoals opgenomen in de Najaarsnota.
4
Binnen beleidsartikel 1 wordt gesproken over verhoging van het verplichtingenbudget met 18 miljoen euro, onder andere veroorzaakt door het uitschrijven van een extra tender voor het Mensenrechtenfonds voor het lopende programma. Waar had deze tender betrekking op? Wat zijn de kosten hiervan en waarom waren deze kosten onvoorzien?
De extra tender is uitgeschreven in augustus uitgaand van de nieuwe prioriteiten en het nieuwe beleidskader mensenrechten (zoals opgenomen in de notitie »Verantwoordelijk voor Vrijheid», Kamerstuk 32 735, nr. 11) voor een bedrag van EUR 12 miljoen voor de periode 2012–2015.
5
Binnen beleidsartikel 2 wordt gesproken over een stijging van het verplichtingenbudget met 64 miljoen euro, onder andere veroorzaakt door een nieuwe verplichting ten behoeve van de algemene vrijwillige bijdrage aan de UNWRA.
a. Hoe hoog is de extra bijdrage aan de UNWRA?
b. Waarom is de vrijwillige bijdrage verhoogd?
c. Waar is deze beslissing tot verhoging van de bijdrage op gebaseerd?
Het betreft geen extra bijdrage, maar het jaarlijkse verplichtingenbudget voor de algemene vrijwillige bijdrage aan de UNRWA. Deze jaarlijkse verplichting van EUR 13 miljoen was abusievelijk niet meegenomen in de begroting voor 2011.
6
Wat is de verklaring voor de stijging bij de VN-crisisoperaties?
De stijging bij de VN-crisisbeheersingsoperaties wordt veroorzaakt doordat de VN voor vrijwel alle vredesmissies eerder dan verwacht de aanslagen voor de verplichte contributies heeft ingediend.
7
Binnen beleidsartikel 4 wordt gesproken over een stijging van 70,6 miljoen euro, veroorzaakt door betalingen aan het African Development Fund voor het Multilateral Debt Relief Initiative en compensatie van het Heavily Indebted Poor Countries Initiative.
a. Wat is de oorzaak van de stijging van het budget voor genoemde projecten?
b. Hoe hoog is de kostenstijging per project?
c. Waarom waren deze kosten vooraf niet voorzien?
Het bedrag van EUR 70,6 miljoen heeft betrekking op meerdere mutaties voor het artikel 4.2 zoals beschreven in de toelichting. Het African Development Fund neemt deel aan het Multilateral Debt Relief Initiative en wordt hiervoor gecompenseerd door bilaterale donoren. Vanwege een verhoogde, liquiditeitsbehoefte wordt het budget voor het AFD verhoogd met EUR 5,5 miljoen. Om dezelfde reden wordt de bijdrage aan het Heavily Indebted Poor Countries Initiative via IDA verhoogd met EUR 4,5 miljoen.
8
Met welk bedrag is het Heavily Indebted Poor Countries Initiative gecompenseerd?
De multilaterale ontwikkelingsbanken worden in 2011, voor deelname aan het Heavily Indebted Poor Countries Initiative en het daaruit voortgekomen Multilateral Debt Relief Initiative, gecompenseerd voor in totaal EUR 51 miljoen.
9 en 10
Kunt u het verschil in toelichting uitleggen tussen enerzijds de mutatie in de Najaarsnota voor HIV/Aids (een bedrag van in totaal € 21,6 miljoen) en anderzijds de mutatie in de wijziging begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onder beleidsartikel 5 waarbij onder verplichtingen in de toelichting wordt verklaard dat de mutatie komt door betalingen aan het Global Fund en GAVI en onder uitgaven in de toelichting wordt verklaard dat de mutatie voor Reproductieve Gezondheid komt door een verhoogde bijdrage aan GAVI en landenprogramma’s voor gezondheid?
Kunt u toelichten in hoeverre deze mutaties gaan om eerder toegezegde betalingen die eerder betaald worden, en in hoeverre het gaat om een verhoging van de bijdragen, met name als het gaat om GAVI en het Global Fund?
Bij zowel GAVI als het Global Fund gaat het om een extra betaling, welke eerder gepland stond voor 2012 (zoals gemeld in de Kamerbrief van 22 november 2011 over SRGR en Gender). Deze betaling is uitgevoerd zodat hiermee extra ruimte gecreëerd wordt voor intensiveringen op SRGR in 2012. De mutatie die heeft plaatsgevonden bij de Najaarsnota voor HIV/Aids (artikel 5.4) is met name het gevolg van de extra betaling van EUR 18 miljoen aan het Global Fund. De mutatie voor art. 5.5 reproductieve gezondheid door een extra betaling van EUR 17 miljoen aan GAVI.
11
In de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2011 en de najaarsnota 2011 (p. 56) geeft u aan 21,783 miljoen euro extra uit te trekken voor HIV/Aids en 11,258 miljoen euro voor Reproductieve Gezondheid:
– Betreft dit de verschuiving van betalingen aan GAVI en Global Fund van 2012 naar 2011 zoals aangekondigd in uw brief op 22 november, waarin u het SRGR budget toelichtte?
In deze brief gaf u aan 35 miljoen euro van uw verplichtingen aan GAVI en Global Fund voor 2012 al te kunnen voldoen in 2011, waardoor er ruimte ontstaat voor een extra intensivering op SRGR binnen dit artikel.
– Wat is het exacte totale bedrag wat na deze wijziging van de begrotingsstaten aan respectievelijk GAVI en Global Fund in 2011 zal worden besteed? Wat wordt dit bedrag in 2012 voor respectievelijk GAVI en Global Fund?
– Welke financiële ruimte (exact bedrag) is er nu gecreëerd voor een extra intensivering op SRGR in 2012 zoals aangekondigd in uw brief van d.d. 22 november door deze wijziging van de begrotingsstaten?
– Hoe verhoudt de mutatie van 33,041 miljoen euro (21,783 miljoen euro voor HIV/Aids en 11,258 miljoen euro voor Reproductieve Gezondheid) zoals blijkt uit de wijziging van de begrotingsstaten zich tot de aangekondigde mutatie van 35 miljoen euro zoals aangekondigd in uw brief van 22 november?
Het betreft hier inderdaad de verschuiving van betalingen aan GAVI en het Global Fund van 2012 naar 2011 van in totaal EUR 35 miljoen, zoals in mijn brief van 22 november 2011 aangekondigd. Het resterende verschil wordt veroorzaakt door kleinere mutaties in m.n. diverse landenbudgetten in 2011. Volgens de stand van deze Najaarsnota wordt in 2011, als gevolg van deze verschuiving, in totaal EUR 73 miljoen besteed aan het Global Fund. De bijdrage aan het Global Fund in 2012 wordt hierdoor verlaagd van EUR 55 miljoen tot EUR 37 miljoen. Voor GAVI wordt in 2011 in totaal EUR 26 miljoen uitgegeven (stand Najaarsnota). De bijdrage aan GAVI in 2012 wordt door de verschuiving verlaagd van EUR 25 miljoen naar EUR 8 miljoen. Door EUR 35 miljoen eerder te betalen (d.w.z. in 2011), wordt voor EUR 35 miljoen ruimte gecreëerd in de begroting voor 2012 voor extra uitgaven binnen art. 5.4 (het artikel voor SRGR, hiv/aids en gezondheid). Momenteel worden de meerjarige strategische plannen van de posten en de directies op het departement beoordeeld. Op basis van deze plannen worden de budgetten definitief vastgesteld. U zult hierover in het kader van de Voorjaarsnota nader worden geïnformeerd.
12
Binnen beleidsartikel 6 wordt gesproken over een verhoging van het budget met 96,5 miljoen euro, veroorzaakt door het vastleggen van de verplichting voor GEF (Global Environment Fund) en het starten van programma’s in Ethiopië en Bangladesh.
a. Welke bedrag wordt er uitgegeven aan het GEF?
b. Waarom leidt de verplichting voor het GEF tot een verhoging van het budget?
c. Op welk besluit is het aangaan van de verplichting met het GEF gebaseerd?
d. Welk bedrag wordt er uitgegeven aan de programma’s in Ethiopië en Bangladesh?
e. Waarom leiden deze programma’s tot een verhoging van het budget van 2011?
f. Op welk besluit is het starten van deze projecten nu gebaseerd?
a) De verplichting die wordt vastgelegd voor het GEF betreft een periode van 2 jaar en bedraagt EUR 41,5 miljoen.
b) Het aangaan van deze verplichting was nog niet opgenomen binnen de begroting waardoor het aangaan van de verplichting een verhoging van het budget inhoudt.
c) Dit is gebaseerd op het besluit in juli 2010 om bij te dragen aan GEF V.
d) In Ethiopië betreft dit het UNICEF WASH (water and sanitation and health) programma, waarvoor een verplichting is aangegaan van EUR 15 miljoen voor een periode van 4 jaar. In Bangladesh is een waterproject met BRAC voor WASH-activiteiten gestart voor een totaalbedrag van EUR 30 miljoen voor 3,5 jaar.
e) Aangezien het aangaan van deze verplichtingen oorspronkelijk nog niet gepland stond voor 2011, betekent het een verhoging van het budget.
f) Het starten van deze activiteiten is het gevolg van het aanbrengen van focus in het OS programma. Water is daarbij één van de speerpunten en met het aangaan van deze verplichtingen wordt hieraan invulling gegeven.
13
Op welke manier zal de vroegtijdig gestopte pilot circulaire migratie worden geëvalueerd?
Tijdens het AO over de Kamerbrief «Migratie en Ontwikkeling» van 28 september 2011 is door staatssecretaris Knapen aan de Tweede Kamer toegezegd dat de pilot circulaire migratie, uitgevoerd door de Stichting Hersteld vertrouwen in de Toekomst (HIT), zal worden geëvalueerd. Deze evaluatie wordt in de periode januari-februari 2012 uitgevoerd door de Maastricht Graduate School of Governance. Hierbij worden een aantal zaken onderzocht:
1. In hoeverre is het kader van de opdracht (landenkeuze, beperkingen t.a.v. verblijfsduur, opleidingsniveau, uitsluiting van kennismigranten en laagopgeleiden, uitsluiting van zorgsector, focus op tekortberoepen) van invloed geweest op het niet bereiken van de overeengekomen doelen?
2. In hoeverre hebben externe factoren zoals de economische crisis en de kabinetswisseling in 2010 (Regeerakkoord) de uitvoering van de pilot circulaire migratie beïnvloed (timing pilot)?
3. In hoeverre heeft de kwaliteit van het uitvoeringsproces direct geleid tot het niet behalen van de doelstellingen?
4. Welke lessen zijn uit de pilot te trekken?
5. Onder welke uitvoeringsvoorwaarden zou een nieuwe pilot circulaire migratie – aansluitend bij de notitie Migratie en Ontwikkeling van 2008 en de Kamerbrief Internationale Migratie en Ontwikkeling (10 juni 2011) – kans van slagen hebben?
De uitkomst van deze evaluatie wordt opgenomen in de door de staatssecretaris toegezegde evaluatie over Migratie en Ontwikkeling welke voorzien is voor het eind van het eerste kwartaal 2012.