Ontvangen 10 april 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel VI komt onderdeel A te luiden:
A
In artikel 16a, eerste lid, vervalt de zinsnede: , alsmede indien de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering niet heeft behaald.
II
In artikel VI komt onderdeel B te luiden:
B
In artikel 21, eerste lid, vervalt onderdeel k.
III
In artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
In artikel 34, eerste lid, vervalt de zinsnede: , dan wel indien de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, niet heeft behaald.
Met dit amendement wordt het inburgeringsvereiste ontkoppeld van het recht op verblijf. Het niet slagen voor het inburgeringsexamen leidt daarmee niet tot intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Het niet voldoen aan de inburgeringsplicht is niet een zodanig ernstig vergrijp tegen de openbare orde dat dit de beëindiging van het verblijfsrecht kan rechtvaardigen. Dit amendement komt tegemoet aan de criteria die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft opgesteld om vast te stellen in welke gevallen sprake kan zijn van een zodanig ernstige maatschappelijke noodzaak tot beperking van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven en het privéleven dat inmenging door de overheid opweegt tegen de belangen van de betrokkene.
Dibi