Ontvangen 20 maart 2012
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door: Onze Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
B
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 2b, eerste lid, onderdeel f, de zinsnede «op het tijdstip ..... van de aanvraag» vervangen door: op het tijdstip van de aanvraag.
C
Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «zes» vervangen door: zeven.
2. Na artikel 6f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6g
1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld.
4. In afwijking van artikel 7:3, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord.
5. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de Sociale verzekeringsbank binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
D
Artikel I, onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Onderdeel a komt te luiden:
a. de hoogte van de periodiek uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, tweede lid;
2. Onderdeel 3 komt te luiden:
3. De onderdelen c en d vervallen onder lettering van onderdeel e als c.
3. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. de datum waarop het recht op de remigratievoorzieningen ingaat en vervalt.
Onderdeel A
Deze wijziging is een gevolg van het overgaan van het beleidsdossier van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op 16 december 2011.
Onderdeel B
Deze wijziging betreft een louter redactionele verbetering.
Onderdeel C en D
In de Remigratiewet is een delegatiebepaling opgenomen betreffende de termijnen waarop beslist moet worden over een aanvraag. Omdat deze termijnen afwijken van de normale termijnen in de Algemene wet bestuursrecht, is het wenselijk deze op te nemen in de wet. Daarom wordt voorgesteld om de delegatiegrondslag in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, te schrappen en deze op te nemen in het voorgestelde artikel 6g.
De redelijke termijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag voor remigratievoorzieningen is 16 weken vanwege de noodzaak tot het verifiëren van alle documenten en gegevens, die deels berusten op buitenlandse documenten. Deze termijn kan door het bestuursorgaan verlengd worden met een redelijke termijn indien dat noodzakelijk is; hiervan wordt de aanvrager tijdig op de hoogte gebracht.
Artikel 7:3, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat van het horen van de belanghebbende kan worden afgezien indien de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Aangezien er bij het recht op remigratievoorzieningen geen derdebelanghebbenden zijn en degenen die bezwaar zouden kunnen maken veelal in het buitenland verblijven en dus meestal geen gebruik willen maken van hun recht om gehoord te worden, wordt afgeweken van artikel 7:3, onderdeel c, van de Awb en wordt de belanghebbende in beginsel niet gehoord indien hij niet verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord. Dit laat onverlet dat er een hoorplicht blijft bestaan, indien de belanghebbende te kennen geeft gehoord te willen worden. In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb is een termijn van zes weken voorgeschreven voor een beslissing op een bezwaarschrift. Aangezien het bij bezwaarschriften ook gevallen betreft over personen die in het buitenland verblijven en er vaak buitenlandse gegevens moeten worden gecontroleerd, wordt een termijn van dertien weken voor een beslissing op een bezwaarschrift voorgesteld. Door het voorgestelde artikel 6g, vierde en vijfde lid, wordt de Remigratiewet tevens gestroomlijnd met de andere sociale zekerheidswetgeving die door de Sociale verzekeringsbank wordt uitgevoerd, zonder dat de rechten van de belanghebbenden worden aangetast.
De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers