Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 7 april 2011 en het nader rapport d.d. 26 september 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 2 maart 2011, no. 11.000536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 10 mei 2010 te Brussel totstandgekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (Trb. 2010, 172), met memorie van toelichting.
Met de Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (verder: de Kaderovereenkomst) wordt beoogd een basis te bieden aan een effectievere gezamenlijke aanpak van mondiale vraagstukken en de samenwerking tussen de verdragspartijen op veiligheids- en economisch terrein te bevorderen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt de volgende kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 maart 2011, nr. 11.000536, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 april 2011, nr. W02.11.0062/II, bied ik U hierbij aan.
De Kaderovereenkomst vervangt de Kaderovereenkomst inzake handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea anderzijds (Trb. 1997, nr. 84). Het materiële bereik van de overeenkomst is onder andere uitgebreid tot samenwerking bij de bestrijding van massavernietigingswapens, de aanpak van diverse vormen van criminaliteit en samenwerking op het gebied van belastingen, de informatiesamenleving, gezondheidszorg en onderwijs. Daarmee biedt de Kaderovereenkomst de basis voor het opwaarderen van de relatie met Korea tot een strategisch partnerschap.2 De Kaderovereenkomst staat daarbij niet op zichzelf, maar hangt samen met de gelijktijdig tot stand gekomen vrijhandelsovereenkomst tussen dezelfde partijen.3 De Kaderovereenkomst biedt voor deze en overige overeenkomsten die betrekking hebben op de samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van de Kaderovereenkomst vallen een gemeenschappelijk institutioneel kader. Dit houdt in dat de institutionele bepalingen van de Kaderovereenkomst ook van toepassing zijn op deze overeenkomsten.4 De Kaderovereenkomst is een eerste in zijn soort, aldus de Europese commissie.5 Het nieuwe van de Kaderovereenkomst betreft, naast de instelling van een gemeenschappelijk institutioneel kader, ook de daarmee samenhangende vrijhandelsovereenkomst als eerste overeenkomst ter uitvoering van de Global Europe-agenda. Met deze agenda vult de Europese Unie zijn streven naar multilaterale vrijhandelsakkoorden langs de weg van de Wereldhandelsorganisatie aan met strategische bilaterale vrijhandelsakkoorden met gebieden met een groot marktpotentieel die tot op heden onvoldoende waren ontsloten.6
In de toelichting blijft deze bredere context van de Kaderovereenkomst naar het oordeel van de Afdeling onderbelicht.
De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.
1. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert nader in te gaan op de brede context van het verdrag. Gevolg gevend aan het advies van de Raad is de toelichting onder I Algemene inleiding aangevuld.
De Afdeling mist in de toelichting aandacht voor de gevolgen van de Kaderovereenkomst voor Nederland. Meer specifiek wijst zij daarbij op de volgende aspecten:
– In de toelichting ontbreekt een overzicht van de terreinen in de Kaderovereenkomst waarvoor Nederland ingevolge de bevoegdheidsverdeling binnen de Europese Unie geheel of gedeeltelijk bevoegd is de overeenkomst te sluiten.
In de toelichting ontbreekt eveneens een overzicht van de gevolgen van de kaderovereenkomst voor Nederlandse wetgeving.7 Zonder deze overzichten is een afweging van de wenselijkheid en gevolgen van de goedkeuring van het verdrag moeilijk te maken.
– In de toelichting ontbreekt een overzicht van bestaande tussen Nederland en Korea afgesloten bilaterale verdragen. Evenmin wordt ingegaan op de verhouding tussen de Kaderovereenkomst en deze verdragen, en in het bijzonder op de vraag of het in de Kaderovereenkomst ingestelde gemeenschappelijk institutioneel kader zich eveneens uitstrekt tot deze verdragen.
– Artikel 12 van de Kaderovereenkomst, dat ziet op belastingen, wordt in de slotverklaring bij de overeenkomst beperkt door een eenzijdige verklaring van de EU. Deze verklaring strekt ertoe dat de lidstaten slechts gebonden zijn uit hoofde van dat artikel voor zover zij de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied op het niveau van de Europese Unie hebben onderschreven. De toelichting gaat niet in op de betekenis van deze verklaring voor Nederland.
De Afdeling adviseert in de toelichting op bovengenoemde aspecten nader in te gaan.
2. De Afdeling advisering mist in de toelichting een overzicht van de terreinen in het verdrag waarvoor Nederland ingevolge de bevoegdheidsverdeling binnen de Europese Unie geheel of gedeeltelijk bevoegd is de Overeenkomst te sluiten. Naar aanleiding hiervan is de toelichting onder I Algemene inleiding aangepast.
Ook mist de Afdeling een overzicht van de gevolgen van de Kaderovereenkomst voor de Nederlandse wetgeving. Het verdrag heeft echter geen gevolgen voor de Nederlandse wetgeving. Dit is aanvullend opgenomen in de toelichting.
De Afdeling adviseert in de toelichting een overzicht op te nemen van bestaande, met Korea afgesloten bilaterale verdragen en in te gaan op de verhouding tussen de Kaderovereenkomst en deze bilaterale verdragen, in het bijzonder met betrekking tot de eventuele doorwerking van het gemeenschappelijk institutioneel kader. Gevolg gevend aan het advies is de toelichting onder I Algemene inleiding en bij artikel 43 nader aangevuld.
Ten slotte adviseert de Afdeling in de toelichting nog in te gaan op de betekenis van de eenzijdige verklaring, die door de EU is afgelegd met betrekking tot artikel 12 van het verdrag. Naar aanleiding hiervan is de toelichting bij dat artikel aangevuld.
3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
3. Aan de redactionele kanttekening is gehoor gegeven.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
– De Nederlandse taalversie van de Kaderovereenkomst bevat een onvolkomenheid die – nu het hier om een ondertekend verdrag gaat – niet meer eenzijdig van Nederlandse zijde kan worden gecorrigeerd. Dit betreft artikel 36, eerste lid, van de Kaderovereenkomst, waarin «en voor de financiering van corruptie» zou moeten worden vervangen door: en voor de financiering van terrorisme. De Afdeling adviseert deze misstelling in de toelichting te vermelden, alsmede welk vervolg daaraan gegeven wordt.