Vastgesteld 12 oktober 2011
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz. |
||
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Partnerpensioen en baanwisseling |
2 |
3. |
Wijzigingen met betrekking tot verzekerde fondsen |
3 |
4. |
Overig |
4 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen in de Verzamelwet Pensioenen 2012. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij danken de regering dat drie punten, waarover deze leden meerdere malen moties hebben ingediend en die onderwerp zijn geweest van Kamervragen, hebben geleid tot een wetsvoorstel, dat concreet iets aan deze drie knelpunten doet. Deze leden wijzen erop dat er toch wel een aantal serieuze wijzigingen plaatsvinden van de Pensioenwet. De leden van de CDA-fractie hebben bij alle wijzigingen enkele vragen. De leden van de CDA-fractie hebben eerst een vraag van algemene aard. Kan de regering het nut en de noodzaak van de voorgestelde wijzigingen kort nader toelichten? Deze leden betreuren het dat daarover in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zo weinig is opgenomen.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten in hoeverre deelnemers zelf kunnen kiezen voor een partnerpensioen op risicobasis of op opbouwbasis.
Ook willen de leden van de VVD-fractie graag weten of de regering uiteen kan zetten hoe groot het deel ongeveer is dat nu standaard wordt omgeruild van ouderdomspensioen naar partnerpensioen.
Deze leden vragen voorts of als bij het einde van de dienstbetrekking de ruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen het uitgangspunt is, dat uitgangspunt dan ook doorwerkt naar de rechten van de ex-partner in geval van echtscheiding. Betekent dit dan dat de ex-partner een bijzonder basispensioen krijgt en dat er een lager ouderdomspensioen te verevenen valt? De leden van de VVD-fractie vernemen graag of dit met de aanpassing van artikel 61 van de Pensioenwet door de regering zo is bedoeld.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan toelichten in hoeveel gevallen sprake is van ontoereikende dekking bij partnerpensioen op risicobasis en in welke mate de baanmobiliteit hierdoor wordt belemmerd.
Deze leden vragen voorts of de regering kan toelichten of sociale partners van plan zijn om in de pensioenregelingen gebruik te maken van de mogelijkheid om de dekking te garanderen bij partnerpensioen op risicobasis. Op welke termijn gaan sociale partners dit oppakken?
De leden van de CDA-fractie constateren dat bij partnerpensioen er sprake kan zijn van ontoereikende dekking bij baanwisseling. Dit probleem maakt onderdeel uit van de problematiek rondom de waardeoverdracht. Er ligt in dit verband een advies van de Stichting van de arbeid (Star), waarin wordt geadviseerd dat op het moment van beëindiging door de deelnemer, de vertrekkende deelnemer standaard een deel omruilt naar partnerpensioen. Volgens de regering is dit echter in strijd met artikel 61 van de Pensioenwet. Omruil zou namelijk alleen mogelijk zijn in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen. Artikel 61 van de Pensioenwet wordt nu aangepast, waardoor sociale partners de mogelijkheid krijgen om dit probleem op te lossen. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre daarmee nu voldaan is aan het advies van de Star. In hoeverre vindt er nu een standaardomruil plaats naar partnerpensioen? Op welke wijze wordt de situatie hierdoor nu eigenlijk verbeterd? Indien de regering niet voor standaarduitruil kiest, waarom stelt de regering dan in ieder geval niet verplicht dat de mogelijkheid tot uitruil wordt geboden?
Kan de regering kort toelichten tegen welke prijs rechten op een nabestaandenpensioen ingekocht kunnen worden?
De leden van de CDA-fractie hadden eigenlijk gehoopt dat de regering de mogelijkheid had aangegrepen om het nabestaandenpensioen te standaardiseren. Zij menen dat het Star-advies één zaak duidelijk maakt, namelijk de totale onmogelijkheid om te begrijpen welke rechten iemand heeft.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat het veranderen van de terminologie geen consequenties heeft voor de betrokkenen.
Kan de regering voorts aan de leden van de VVD-fractie toelichten wat er gebeurt met bestaande kapitaalcontracten, die een beroepspensioenfonds heeft afgesloten en die doorlopen tot na 1 januari 2017? Hebben de voorgestelde wijzigingen betreffende kapitaalcontracten ook consequenties voor bestaande verzekerden?
Ook de leden van de PVV-fractie vragen of de verandering van de terminologie in de Pensioenwet van «herverzekeren» naar «verzekeren» gevolgen heeft voor de huidige deelnemers aan verzekerde pensioenregelingen? Zo ja, welke consequenties zijn dat?
Deze leden vragen voorts of de wijziging van de Pensioenwet ten aanzien van het minimaal vereiste eigen vermogen van pensioenfondsen leidt tot veranderingen voor de deelnemers. Zo ja, welke veranderingen zijn dat? De leden van de PVV-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in het aantal bestaande kapitaalcontracten, dat moet worden afgebouwd.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het wetsvoorstel de Pensioenwet op een drietal onderwerpen wijzigt ten aanzien van de verzekerde fondsen. Zo constateren zij dat de terminologie wijzigt.
Zij constateren dat herverzekering in een aantal gevallen voortaan ook wordt beschouwd als verzekering. De leden van de CDA-fractie vragen wat precies de gevolgen zijn van deze aanpassing van de terminologie. In hoeverre heeft dit bijvoorbeeld gevolgen voor de solvabiliteitseisen van verzekeraars? Of zijn er andere (in)directe effecten?
Deze leden stellen vast dat de regels van het Financieel Toetsingskader voor verzekerde fondsen zullen worden aangepast. Verzekerde fondsen hoeven voor het verzekerde deel geen rekening meer te houden met het kredietrisico op de verzekeraar. Voor verzekerde fondsen zal de eis van minimaal vermogen wel blijven gelden. Deze zou namelijk losstaan van het kredietrisico. Kan de regering dit toelichten? Wat gebeurt er in geval van een faillissement van een verzekeraar? Hoe houden de fondsen hiermee rekening?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat pensioenfondsen, die hun risico hebben verzekerd, voortaan altijd eigen vermogen moeten aanhouden. Kan de regering inzicht geven in de gevolgen voor de kapitaallasten van pensioenfondsen door deze maatregel? In hoeverre leidt dit mogelijk tot premieverhogingen?
Deze leden constateren dat wordt voorgesteld om het gebruik van kapitaalcontracten door verzekeraars niet meer toe te staan. De leden van de CDA-fractie kunnen zich voorstellen dat er serieuze nadelen zijn aan het gebruik van kapitaalcontracten. Er wordt immers slechts een beperkt aantal risico’s overgedragen aan de verzekeraar, maar des te meer beleggingen. Dit is ook gedaan op advies van De Nederlandsche Bank (DNB). Er blijven nog twee andere mogelijkheden over, namelijk een garantiecontract en een risicoherverzekeringscontract. Kan de regering toelichten wat de mening van DNB is over deze contracten? Kan de regering voorts toelichten waarom is gekozen voor een vrij lange overgangstermijn van vijf jaar?
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat nieuwe kapitaalcontracten al direct niet meer zijn toegestaan na de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Kan de regering dit bevestigen?
Deze leden wijzen erop dat bij het antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Blanksma (Aanhangsel Handelingen II, 2009/10, nr. 1782) de mogelijkheid ter sprake kwam dat bij herverzekerde pensioenfondsen de rangorderegeling zo geïnterpreteerd kan worden dat bij een faillissement het herverzekerde fonds achtergesteld zou zijn ten opzichte van de individuele polissen. De leden van de CDA-fractie merken op dat dit volstrekt ongewenst is en verzoeken de regering aan te geven of er na inwerkingtreding van deze wet nog situaties kunnen bestaan, waarin het collectieve pensioen in een eventueel faillissement van een verzekeraar verdwijnt door die rangorderegeling.
Deze leden willen voorts graag vernemen van de regering welke kosten een verzekeraar, bij wie een kapitaalcontract is ondergebracht, in rekening mag brengen aan het einde van de looptijd of in 2017. Ziet de regering aanleiding om deze kosten (verder) te maximeren?
De leden van de CDA fractie vinden het buitengewoon belangrijk dat de kosten van vermogensbeheer volstrekt transparant zijn bij uitbesteding voor zowel bestuurders als deelnemers. Deelt de regering die mening en is zij van mening dat bij alle contracten de kosten volledig inzichtelijk moeten zijn? Hoe wil de regering dat bereiken?
Ten aanzien van de gewenste inwerkingtreding en ontvangen commentaren vragen de leden van de PVV-fractie welke gevolgen de regering verwacht indien de voorgestelde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2012 niet wordt gehaald.
De voorzitter van de commissie,
Van Gent
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips