Kamerstuk 33003-21

Amendement van het lid Braakhuis over de afschaffing van het urencriterium in de zelfstandigenaftrek

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012)

Gepubliceerd: 7 november 2011
Indiener(s): Bruno Braakhuis (GL)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33003-21.html
ID: 33003-21
Wijzigingen: 33003-76

Nr. 21 AMENDEMENT VAN HET LID BRAAKHUIS

Ontvangen 7 november 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Bbis

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder omzetcriterium: het gedurende het kalenderjaar behalen van een omzet van ten minste € 10 000 uit een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. Onder omzet wordt verstaan de opbrengst uit leveringen van goederen en diensten uit de onderneming van de belastingplichtige, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid komt niet in aanmerking de omzet die is behaald met leveringen van goederen en diensten ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien:.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien de leveringen van goederen en diensten, bedoeld in het eerste lid, worden onderbroken vanwege zwangerschap van de belastingplichtige, worden deze tijdens de periode die overeenkomt met het zwangerschaps- en bevallingsverlof zoals dat geldt voor werkneemsters, voor de bepaling van de omzet geacht niet te zijn onderbroken.

2. Na onderdeel Ba wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Bb

Artikel 3.67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium.

2. In het tweede lid wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium

3. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, onder 3, wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium.

4. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De zelfstandigenaftrek bedraagt € 7 280 indien de ondernemer voldoet aan het omzetcriterium en hij bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De zelfstandigenaftrek bedraagt een evenredig deel van het in het eerste lid genoemde bedrag indien de omzet groter is dan nul maar de ondernemer niet voldoet aan het omzetcriterium en hij bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Het evenredige deel is de verhouding van de omzet ten opzichte van een omzet van € 10 000.

3. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden: Indien de ondernemer voldoet aan het omzetcriterium, in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het eerste lid, is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met € 2123.

4. In het vierde lid wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het eerste, tweede en derde lid.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. In afwijking in zoverre van het eerste, tweede en vierde lid bedraagt het bedrag van de zelfstandigenaftrek niet meer dan het bedrag van de winst. De eerste volzin is niet van toepassing op de verhoging van de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het derde lid. Indien toepassing van de eerste volzin tot een verlaging van het bedrag van de zelfstandigenaftrek leidt, wordt het bedrag waarmee de zelfstandigenaftrek is verlaagd aangemerkt als niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek. Indien de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het eerste lid, ingevolge de eerste volzin op nihil wordt gesteld, wordt er voor de toepassing van het derde lid van uitgegaan dat de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het eerste lid, in dat kalenderjaar toepassing heeft gevonden.

5. Na onderdeel D worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het werk, bedoeld in het eerste lid, wordt onderbroken vanwege zwangerschap van de belastingplichtige, wordt dit werk tijdens de periode die overeenkomt met het zwangerschaps- en bevallingsverlof zoals dat geldt voor werkneemsters, voor de bepaling van het aantal gewerkte uren geacht niet te zijn onderbroken.

Db

In artikel 3.78, eerste lid, wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium.

Dc

Artikel 3.78a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «niet voldoet aan het urencriterium maar wel aan het verlaagde-urencriterium» vervangen door: niet voldoet aan het omzetcriterium maar wel aan het verlaagde-omzetcriterium.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onder verlaagd-omzetcriterium wordt verstaan hetgeen op de voet van artikel 3.6 onder omzetcriterium zou worden verstaan bij vervanging in het eerste lid van dat artikel van € 10 000 door € 6530.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De starteraftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt € 4000 indien deze aftrek in de vijf voorafgaande kalenderjaren niet meer dan tweemaal is toegepast.

6. De eerste volzin van onderdeel U komt te luiden: In artikel 10.1, eerste lid, wordt «2.10a, 3.15» vervangen door «2.10a, 3.6, 3.15» en wordt «3.68, 3.76, 3.77, 3.87» vervangen door «3.68, 3.77, 3.78a, derde lid, 3.87».

7. Onderdeel W wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «twee artikelen» vervangen door: drie artikelen.

2. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 10a.12 Overgangsbepaling zelfstandigenaftrek

Indien een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren als bedoeld in artikel 3.76, derde lid, zijn gelegen voor 1 januari 2012, wordt met betrekking tot dat kalenderjaar of die kalenderjarenjaren voor “de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het eerste lid” in die bepaling gelezen: de zelfstandigenaftrek.

II

In artikel IV wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: en vervalt artikel 10a.12 met ingang van 1 januari 2017.

III

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel m wordt «het urencriterium» vervangen door: het omzetcriterium.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • r. EVC-procedure: procedure erkenning verworden competenties.

2. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 27, vijfde lid, wordt «artikel 3.6, vijfde lid» vervangen door: artikel 3.77, derde lid.

IV

Na artikel XVI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

XVIa

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt in artikel 23 met ingang van 1 maart 2012 «9,7%» vervangen door: 12,5%.

XVIb

Bij verzekeringen waarbij de laatste prolongatiedatum of datum van stilzwijgende verlenging, of bij afwezigheid van die datum de ingangsdatum van de verzekering, vóór 1 maart 2012 ligt, is het assurantiebelastingtarief van 12,5% van toepassing op de premies die na 29 februari 2012 vervallen.

V

Artikel XXXV komt te luiden:

Het Belastingplan 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel IIIbis, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 8.2, onderdelen m en n, vervalt.

B

In artikel XXIBIS wordt «0,2 procentpunt» vervangen door: 0,5 procentpunt.

VI

Na artikel XXXVIa worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel XXXVIb

In de Wet arbeid en zorg vervalt artikel 3:23, derde lid.

Artikel XXXVIc

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen komt artikel 2, vijfde lid, te luiden:

  • 5. De gewezen zelfstandige was aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of beroep, indien werd voldaan aan het omzetcriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en hij gedurende een kalenderjaar ten minste 1225 uren aan werkzaamheden heeft besteed.

Toelichting

Dit amendement zorgt voor de afschaffing van het urencriterium in de zelfstandigenaftrek. Nu heb je recht op de zelfstandigenaftrek als je meer dan 1225 uur als zelfstandig ondernemer werkt. Dit betekent dat zelfstandig ondernemers het aantal gewerkte uren moeten bijhouden en dit aannemelijk moeten kunnen maken tegenover de Belastingdienst. Het urencriterium is één van de grootste irritaties van zelfstandig ondernemers. De administratieve lasten van het urencriterium zijn hoog. Ook pakt het urencriterium onvoordelig uit voor mensen die parttime ondernemer zijn. Zij hebben nu helemaal geen recht op de zelfstandigenaftrek, terwijl een naar rato systematiek veel eerlijker zou kunnen uitpakken voor parttime ondernemers. Ook veel startende ondernemers en ondernemers die minder uren kunnen draaien vanwege de economie, zijn de dupe van deze arbitraire grens op 1225 uur.

Er zijn goede alternatieven mogelijk voor het urencriterium op basis van gegevens die ondernemers nu ook al bij de Belastingdienst moeten aanleveren. De Sociaal-economische Raad adviseert om het urencriterium te vervangen door een omzetcriterium of door een winstcriterium. ZZP Nederland adviseert een glijdende schaal te introduceren zodat ook startende ondernemers naar rato recht krijgen op de zelfstandigenaftrek. De VZZP adviseert voortaan uit te gaan van het ondernemersinkomen. FNV Zelfstandigen Bouw adviseert het urencriterium te vervangen en wel door een omzetcriterium van 10 000 euro.

In dit amendement sluiten we aan bij de genoemde voorstellen van de verschillende organisaties die opkomen voor de belangen van zelfstandig ondernemers. Het urencriterium wordt vervangen door een omzetcriterium van 10 000 euro. Zelfstandig ondernemers die een omzet hebben van ten minste 10 000 euro hebben recht op de volledige zelfstandigenaftrek en komen in aanmerking voor alle andere fiscale faciliteiten voor zelfstandig ondernemers, zoals de startersaftrek de aftrek speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek en de fiscale oudedagsreserve. Zelfstandig ondernemers mogen net als nu de zelfstandigenaftrek alleen aftrekken van de winst en niet van eventueel ander looninkomen.

Regels voor specifieke groepen

Voor zelfstandig ondernemers met een lagere omzet dan 10 000 euro, wordt er een glijdende schaal ingevoerd voor de zelfstandigenaftrek zodat zij naar rato recht krijgen op de zelfstandigenaftrek. De ondernemer die niet voldoet aan het omzetcriterium van € 10 000 krijgt een evenredig deel van de geüniformeerde zelfstandigenaftrek. Stel dat de omzet € 5000 bedraagt, dan is de zelfstandigenaftrek de helft van € 7280. Zo ontstaat er een eerlijkere fiscale behandeling voor parttime ondernemers, voor startende ondernemers en voor ondernemers die minder omzet draaien vanwege de economische situatie.

Voor startende ondernemers blijft er naast de zelfstandigenaftrek een extra startersaftrek van € 2000 euro bestaan. Nu het urencriterium vervalt, mogen ook starters de zelfstandigenaftrek alleen nog aftrekken van de winst om misbruiksituaties te voorkomen. Starters kunnen dus net als andere ondernemers de zelfstandigenaftrek niet langer verrekenen met niet-winstinkomen. Voor zover de winst te laag is om de zelfstandigenaftrek mee te verrekenen, wordt deze dus ook voor starters maximaal negen jaar vooruit gewenteld. De extra startersaftrek blijft aftrekbaar van de winst en van het looninkomen.

Voor startende arbeidsongeschikte ondernemers geldt een dubbele startersaftrek van € 4000 bij een verlaagde omzeteis van € 6530 (conform de verlaagde ureneis nu). Ook de startersaftrek voor arbeidsongeschikten is voortaan aftrekbaar van de winst en van het looninkomen. Startende arbeidsongeschikten krijgen in de nieuwe systematiek zowel recht op (een deel van) de zelfstandigenaftrek als op de startersaftrek voor arbeidsongeschikten.

Voor zwangere onderneemsters geldt conform de huidige systematiek bij het urencriterium een lagere omzetnorm. De leveringen en diensten worden tijdens de periode die overeenkomt met het zwangerschaps- en bevallingsverlof voor werkneemsters, voor de bepaling van de omzet geacht niet te zijn onderbroken.

Budgettaire gevolgen

De budgettaire derving van het vervangen van het urencriterium door het omzetcriterium bedraagt € 300 mln.

Dit wordt gedekt door het tarief van de assurantiebelasting structureel met 2,5 procentpunt te verhogen naar 12%. Om de assurantiebranche de mogelijkheid te bieden beter op de verhoging van de assurantiebelasting te anticiperen, zal het tarief niet op 1 januari 2012 maar pas op 1 maart 2012 verhoogd worden naar 12,5%. Vanaf 1 januari 2015 geldt het structurele tarief van 12,0%. Dit structurele tarief is nog steeds aanzienlijk lager dan het algemene BTW-tarief, waar de assurantiebranche voor is vrijgesteld.

Artikelsgewijs

Onderdelen I tot en met III

Omzetcriterium

Voor het omzetcriterium wordt onder omzet verstaan de opbrengst uit leveringen van goederen en diensten uit de onderneming van de belastingplichtige, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen. Dit is de netto-omzet zoals die op het niveau van de onderneming reeds wordt uitgevraagd in de jaarstukken en ook bekend is uit de Wet op de jaarrekening. Dat het moet gaan om de opbrengst uit leveringen van goederen en diensten uit de onderneming betekent dat overige opbrengsten die niet direct voortvloeien uit de reguliere uitoefening van de onderneming, zoals renteopbrengsten en opbrengsten van vorderingen en effecten, niet meetellen voor het omzetcriterium.

Thans tellen werkzaamheden verricht door een ondernemer/verbonden persoon voor een ongebruikelijk samenwerkingsverband niet mee voor het urencriterium als deze werkzaamheden hoofdzakelijk ondersteunend van aard zijn. Ook werkzaamheden verricht door een verbonden persoon ten behoeve van een bovenmaatschap of bovenfirma tellen niet mee. Bij het omzetcriterium telt de omzet die kan worden toegerekend aan de ondernemer die de hoofdzakelijk ondersteunende werkzaamheden verricht niet mee voor het omzetcriterium. De toerekening van de omzet bij samenwerkingsverbanden zal doorgaans kunnen geschieden door de winsttoedeling te volgen. Omzet behaald met leveringen en diensten door een verbonden persoon ten behoeve van een bovenmaatschap of bovenfirma telt ook niet mee.

Met het urencriterium vervalt ook de zogenoemde «grotendeelseis». Dat betekent dat voor de desbetreffende faciliteiten niet langer vereist is dat de ondernemer van de totale arbeidstijd (bijvoorbeeld dienstbetrekking en onderneming) ten minste de helft besteedt aan de onderneming.

De omzetgrens van € 10 000 respectievelijk € 6 530 zal jaarlijks worden geïndexeerd.

Onderdelen IV en V

Assurantiebelasting

Om de assurantiebranche de mogelijkheid te bieden beter op de verhoging van de assurantiebelasting te anticiperen, zal het tarief niet op 1 januari 2012 maar op 1 maart 2012 verhoogd worden. Ter dekking van deze latere ingangsdatum, zal het tarief tot 31 december 2014 niet met 2,5 procentpunt maar met 2,8 procentpunt verhoogd worden. Hierdoor bedraagt het tarief in de periode 1 maart 2012 tot en met 31 december 2014 12,5%. Per 1 januari 2015 was in het Belastingplan 2011 reeds voorzien in een verlaging van het tarief van 9,7% naar 9,5%. Door de structurele verhoging van het tarief met 2,5 procentpunt, bedraagt het tarief vanaf 1 januari 2015 12,0%.

Het tarief van de assurantiebelasting wordt op 1 maart 2012 verhoogd van 9,7% naar 12,5%. Uit de Wet op belastingen van rechtsverkeer blijkt niet eenduidig in hoeverre het verhoogde assurantiebelastingtarief ook al van toepassing is op premiebetalingen van verzekeringen waarvan het verzekeringsjaar vóór 1 maart 2012 is ingegaan, maar waarvan het lopende verzekeringsjaar ná 29 februari 2012 eindigt. Het gaat dan om verzekeringen waarvan de laatste prolongatiedatum of de laatste datum van stilzwijgende verlenging vóór 1 maart 2012 plaatsgevonden heeft, maar waarvan de volgende prolongatiedatum, de volgende datum van stilzwijgende verlenging of de datum van beëindiging van de verzekering ná 29 februari 2012 ligt. Ook gaat het hierbij om verzekeringen die nog nooit geprolongeerd of stilzwijgend verlengd zijn en ook niet op 1 maart 2012 geprolongeerd of stilzwijgend verlengd worden. Van prolongatie is sprake indien de verzekering met een bepaalde tijd (gewoonlijk één jaar) verlengd wordt. Van stilzwijgende verlenging is sprake bij verzekeringen waarbij overeengekomen is dat de totale verzekeringsduur van de verzekering langer dan één jaar duurt, maar waarbij er wel jaarlijks een hoofdpremievervaldatum is. Voor de premies van vorenbedoelde verzekeringen regelt het in artikel XVIb opgenomen overgangsrecht dat het nieuwe tarief van 12,5% van toepassing is op de premies voor deze verzekeringen die na 29 februari 2012 vervallen. Voor het tijdstip waarop een premie vervalt, wordt aangesloten bij het tijdstip als bedoeld in artikel 26 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer waarin is bepaald dat de belasting verschuldigd wordt op het tijdstip waarop de premie vervalt. Het tijdstip waarop de premie vervalt is het tijdstip waarop de premie uiterlijk moet worden betaald. Indien de betaling van de premie vóór 1 maart 2012 plaatsvindt, maar het tijdstip waarop de premie vervalt na 29 februari 2012 ligt, is op deze premie het nieuwe tarief van 12,5% van toepassing. Op de premies die zien op een periode die op of na 1 maart 2012 ligt voor verzekeringen die op of na 1 maart 2012 ingaan of voor verzekeringen die op 1 maart 2012 geprolongeerd worden of stilzwijgend verlengd worden, is het nieuwe tarief van 12,5% van toepassing ongeacht het tijdstip waarop de premie vervalt.

In artikel XXIBIS van het Belastingplan 2011 was opgenomen dat het tarief van de assurantiebelasting op 1 januari 2015 verlaagd zou worden met 0,2 procentpunt. Door dit amendement wordt deze verlaging met 0,3 procentpunt opgehoogd tot 0,5 procentpunt. Hierdoor wordt het tarief op 1 januari 2015 verlaagd van 12,5% naar 12,0%. Het overgangsrecht voor deze verlaging is opgenomen in artikel XXIB van het Belastingplan 2011. Dit overgangsrecht werkt in feite hetzelfde uit als het in dit amendement opgenomen overgangsrecht voor de verhoging van het tarief op 1 maart 2012.

De reden voor de verlaging van het tarief per 1 januari 2015 is de volgende. Doordat de verhoging van het tarief niet op 1 januari 2012 ingaat, ontstaat er in de maanden januari 2012 en februari 2012 een budgettaire derving. Deze budgettaire derving wordt goedgemaakt door het tarief in de periode 1 maart 2012 tot en met 31 december 2014 niet met 2,5 procentpunt, maar met 2,8 procentpunt te verhogen. Op 31 december 2014 is de budgettaire derving weggewerkt en kan volstaan worden met de structurele verhoging van 2,5 procentpunt.

Onderdeel VI

Doorwerking in uitkeringsregelingen voor zelfstandigen

Vervanging van het urencriterium door het omzetcriterium raakt voorts aan de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de uitkeringen aan zelfstandigen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de uitkering in verband met zwangerschap en adoptie in de Wet arbeid en zorg (ZEZ-regeling).

Aansluiten bij alleen het omzetcriterium is niet voldoende voor de inkomensvoorzieningen. De IOAZ en het Bbz 2004 bieden een vangnet voor respectievelijk oudere gewezen zelfstandigen en zelfstandigen met tijdelijke financiële problemen/starters vanuit een werkloosheidsuitkering. Het gaat dan om zelfstandigen die een substantieel deel van hun tijd besteden aan werken in hun eigen bedrijf en daarmee in hun bestaan voorzien. Door het urencriterium te vervangen door een omzetcriterium wordt de doelgroep van zelfstandigen uitgebreid. Om de onbeoogde uitbreiding van de doelgroep te voorkomen wordt in de IOAZ en Bbz 2004 naast het omzetcriterium een urencriterium toegevoegd dat overeenkomt met de 1225 uur van het urencriterium.

Voor de ZEZ-regeling in de Wet arbeid en zorg is een dergelijke aanpassing niet aan de orde. In de huidige regelgeving ontvangen de zelfstandigen die voldoen aan het urencriterium een uitkering ter hoogte van het minimumloon. Dit is opgenomen als verbijzondering van de hoofdregel dat de hoogte van de uitkering gebaseerd is op de winst van de voorgaande periode (de grondslag). Het uitgangspunt van de uitkering voor zelfstandigen is een uitkering in verband met gederfde inkomsten. Met het vervangen van het urencriterium door het omzetcriterium kan de bijzondere bepaling voor de vaststelling van de uitkering vervallen, omdat de hoofdregel volstaat. Dit wordt met het schrappen van het derde lid van artikel 3.23 van de Wet arbeid en zorg bereikt.

Braakhuis