Kamerstuk 33000-XIII-169

Reactie op het CBS/CPB rapport "Kenmerken van wederuitvoerbedrijven"

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012

Gepubliceerd: 1 maart 2012
Indiener(s): Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-XIII-169.html
ID: 33000-XIII-169

Nr. 169 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2012

Op 6 februari 2012 verscheen een gezamenlijke publicatie van het CBS en het CPB, getiteld «Kenmerken van wederuitvoerbedrijven».1 Hierin worden de kenmerken van Nederlandse (weder)uitvoerstromen en van (weder)uitvoerbedrijven in Nederland in kaart gebracht.

Uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft gevraagd om een reactie op deze publicatie.

Eerst wordt in deze brief een aantal ontwikkelingen van de uitvoer beschreven. Daarna komt het verzoek van uw vaste commissie voor EL&I om te reageren op een conclusie over de relatie tussen de groei van de uitvoer en economische groei aan bod. Hierbij is het van belang te realiseren dat het CPB en CBS «Kenmerken van wederuitvoerbedrijven» mede hebben bedoeld om het belang van (weder)uitvoer in de nominale toegevoegde waarde van Nederland te beschrijven. Voor het leggen van een relatie tussen de groei van de uitvoer en economische groei is een ander document van het CPB meer geschikt.2 3

Ontwikkeling waarde van de uitvoer

Het onderzoek van het CPB en CBS geeft aan dat de Nederlandse uitvoer een grote vlucht heeft genomen tussen 1990 en 2009. De waarde van de uitvoer steeg van 137,5 miljard euro naar 396 miljard euro. De wederuitvoer is in deze periode nog sterker gestegen dan de totale uitvoer en het aandeel van de wederuitvoer in de totale uitvoer is gestegen van 21% in 1990 naar 40% in 2009. Wederuitvoer betreft elders geproduceerde goederen die na invoer in ons land en mogelijk een kleine bewerking weer worden uitgevoerd naar het buitenland. De waarde van de wederuitvoer steeg van 29,4 miljard euro in 1990 naar 158,2 miljard euro in 2009, terwijl de waarde van de binnenslands geproduceerde uitvoer in die periode steeg van 108,1 miljard euro naar 237,8 miljard euro.

Ontwikkeling toegevoegde waarde

Ondanks de stijging van de uitvoerwaarde, bleef de bijdrage van de uitvoer aan de totale nominale toegevoegde waarde, dat wil zeggen aan het nominale bbp, vrijwel constant.

Toegevoegde waarde is de waarde van de productie minus de kosten van de gebruikte grondstoffen, halffabricaten, energie en dergelijke. De nominale toegevoegde waarde van de uitvoer bleef als percentage van het nominale bbp sinds 1990 vrijwel constant; 29,7 in 1990 tegenover 28,8 in 2009. Wel vond er binnen de toegevoegde waarde van de uitvoer een kleine verschuiving plaats. De bijdrage van de wederuitvoer aan de totale toegevoegde waarde is gestegen van 1% van het nominale bbp in 1990 naar 2% bbp in 2009; de bijdrage van binnenslands geproduceerde goederen is gedaald van 28,7% bbp in 1990 naar 26,8% bbp in 2009.

De lichte daling van het aandeel van de uitvoer in het bbp komt voornamelijk doordat het aandeel van de wederuitvoer in de totale uitvoer is toegenomen. Eén euro wederuitvoer levert acht keer minder toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie op dan één euro binnenslands geproduceerde uitvoer; slechts 7,4 cent tegenover 58,5 cent voor de uitvoer van binnenslands geproduceerde goederen en 75,5 cent voor Nederlandse diensten. De toegevoegde waarde van één euro wederuitvoer is lager dan van de overige uitvoer, omdat bij wederuitvoer het overgrote deel van de input invoer is.

Economische groei en het belang van uitvoer

Uw vaste commissie voor EL&I vraagt in te gaan op de «de conclusie dat de groei van de export niet geleid heeft tot een grotere economische groei» en verwijst daarbij naar een persbericht van het CBS. In dit persbericht wordt deze conclusie niet getrokken en zoals uit het onderstaande volgt is duidelijk dat uitvoer weldegelijk heeft bijgedragen aan de groei van de Nederlandse economie.

Dat de groei van de uitvoer heeft bijgedragen aan de Nederlandse economie blijkt ten eerste uit de absolute bedragen van de nominale toegevoegde waarde. Hoewel het aandeel van de uitvoer in het nominale bbp licht is gedaald, is de nominale toegevoegde waarde van de uitvoer in absolute zin toegenomen van 72,5 miljard euro in 1990 naar 164,7 miljard euro in 2009. Nederland heeft dus haar verdiensten aan de uitvoer meer dan verdubbeld. Dat het aandeel van de toegevoegde waarde van de uitvoer in het nominale bbp is afgenomen, betekent dat de andere onderdelen van het bbp méér in toegevoegde waarde zijn toegenomen.

Daarnaast blijkt de bijdrage van de groei van de uitvoer aan de Nederlandse economische groei uit de groeicijfers. De Nederlandse economie groeide tussen 1989 en 2009 jaarlijks gemiddeld met 2,5%, zoals gebruikelijk gemeten in volumes.4 De uitvoer heeft daar voor 1,1%-punt aan bijgedragen. Zie grafiek 1. Daarvan leverde de binnenslands geproduceerde goederenuitvoer bijna 0,5%-punt, dienstenuitvoer 0,4%-punt en de wederuitvoer 0,2%-punt. De groei van de uitvoer heeft dus weldegelijk geleid tot economische groei.5

Grafiek 1. Gemiddelde economische groei 1990–2009 (bbp, bijdragen in %-punt)

Grafiek 1. Gemiddelde economische groei 1990–2009 (bbp, bijdragen in %-punt)

Het is wel goed mogelijk dat verwarring is ontstaan over het belang van de uitvoer voor de Nederlandse economie, omdat de nominale ontwikkeling van de toegevoegde waarde van de uitvoer veel gematigder is dan de ontwikkeling van toegevoegde waarde op basis van volumes. Met andere woorden, in de cijfers over de bijdrage van de uitvoer aan de economie is de stijging van de toegevoegde waarde van de uitvoer in volumes tenietgedaan door de daling van de prijzen.

Het verschil tussen de nominale toegevoegde waarde en toegevoegde waarde in volumes zijn namelijk de prijzen. Prijzen van uitvoerproducenten hebben zich gematigder ontwikkeld dan de gemiddelde prijzen. In het bijzonder zijn de prijzen van wederuitvoer relatief sterk gedaald. Omdat wederuitvoer een groter aandeel heeft gekregen in de uitvoer en de economie als geheel, geven de cijfers over de nominale toegevoegde waarde de indruk dat de uitvoer in 2009 iets minder heeft bijgedragen aan de economie dan in 1990. Conclusie uit een ander CPB-onderzoek, dat bedoeld is om het belang van uitvoer voor economische groei en werkgelegenheid weer te geven, is echter dat zonder de gematigde ontwikkeling van de uitvoerprijzen het aandeel van de uitvoer in het bbp ook in nominale termen zou zijn gestegen.6 In volumetermen is het aandeel van de uitvoer in de economie gegroeid van 28% in 1988 naar 36% in 2009, terwijl dat nominale aandeel toch vrijwel constant bleef in die periode. Zie grafiek 2.

Grafiek 2. Aandeel van uitvoer in bruto binnenslands product

Grafiek 2. Aandeel van uitvoer in bruto binnenslands product

Overigens wil het toegenomen aandeel van de wederuitvoer in de totale uitvoer niet zeggen dat de binnenslands geproduceerde uitvoer verdrongen wordt. Integendeel, het rapport laat zien dat deze stromen juist sterk complementair zijn aan elkaar. Het grote aandeel bedrijven dat zowel binnenslands geproduceerde uitvoer als wederuitvoer heeft, illustreert dit punt. Voorbeelden die daarvoor worden genoemd zijn dat uitvoerders van binnenslands geproduceerde producten de reeds opgebouwde toegang tot de buitenlandse markt kunnen gebruiken om ook producten te verhandelen van andere bedrijven die zelfstandig geen toegang hebben tot de buitenlandse markt. Ook kan het bedrijf producten die complementair zijn aan zijn eigen product gaan verhandelen.

Ten slotte biedt wederuitvoer ook nog andere voordelen die niet direct terug zijn te vinden in het bbp. Zo is de haven van Rotterdam een belangrijk verkooppunt voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De haven maakt het voor veel bedrijven aantrekkelijk om zich in Nederland te vestigen. Dit versterkt het netwerk van Nederlandse bedrijven, die met verworven connecties makkelijker kunnen uitvoeren naar en investeren in het herkomstland van de investeerders. De wederuitvoer levert daarnaast ook directe werkgelegenheid op.4

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker