Kamerstuk 33000-X-91

Beantwoording van vragen, gesteld tijdens het Algemeen Overleg Personeel van 20 juni 2012, over beoordeling van militaire invaliditeit

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2012

Gepubliceerd: 20 juni 2012
Indiener(s): Hans Hillen (minister defensie) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-X-91.html
ID: 33000-X-91

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2012

In het algemeen overleg Personeel van heden heb ik toegezegd enkele vragen van het lid Eijsink (PvdA) schriftelijk te beantwoorden. Het betreft vragen over de omkering van de bewijslast bij de vaststelling van de causale relatie tussen dienstverband en invaliditeit en de relatie daarvan met de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen. Voorts zijn vragen gesteld over de relatie tussen de aanstellingskeuring en de medische beoordeling van militaire invaliditeit, causaliteit en de toepassing van de criteria van het MUPS/LOK protocol voor de vaststelling van PTSS. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

Omkering bewijslast bij vaststelling dienstverband

Bij het gebruik van het begrip bewijslast ontstaat ten onrechte de indruk dat de militair zelf moet bewijzen dat eventuele klachten die ontstaan zijn bij inzet ook te wijten zijn aan deze inzet. Ook bestaat de misvatting dat als hij daarin niet slaagt geen aanspraak op een invaliditeitsuitkering kan worden gedaan. Bij de vaststelling van dienstverband in relatie tot de invaliditeit van een militair is objectiviteit en transparantie van belang. Deze objectiviteit en transparantie wordt bereikt met behulp van de protocollen voor WIA – IP, PTSS en MUPS/LOK.

Rechtspositie verzetsmilitairen

In de vraagstelling is een relatie gelegd met de Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen. Deze relatie is er niet. Ik merk op dat bij de vaststelling van dienstverband voor deze categorie militairen gevallen zijn beschreven waarbij het verband met of het gevolg van deelname aan het verzet of het zich in gevangenschap bevinden werd geacht aanwezig te zijn. Dit betrof gevallen waarbij de militair tijdens de bezetting of in aansluiting daarop in verband met het verzet of het zich onttrekken aan krijgsgevangenschap drie maanden of langer in gevangenschap heeft doorgebracht dan wel naar het oordeel van de minister van Defensie in verband met de aard van zijn verzetsactiviteiten aan buitengewoon zware en langdurige spanningen heeft blootgestaan en voor ten minste zestig procent invalide is, waarbij deze invaliditeit niet duidelijk uit andere oorzaken dan het verzet is ontstaan. Daarbij diende rekening te worden gehouden met de inzichten en de ervaringen van de medische wetenschap over de relatie tussen deelname aan het verzet en de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand.

Voor verzetsmilitairen en ondergedoken militairen gold dat moest worden vastgesteld of een geval zich metterdaad had voorgedaan, waarbij het oordeel van de minister van belang was. Ook moest worden bepaald of de invaliditeit niet door andere oorzaken was ontstaan. In dit opzicht is er geen sprake van grote verschillen met de huidige praktijk van vaststelling van het dienstverband bij militaire invaliditeit. Ook tegenwoordig wordt onderzocht of de militair onder buitengewone of daarmee vergelijkbare situaties is ingezet. Voorts wordt daarbij gekeken naar de feiten en de omstandigheden die vanuit verzekeringsgeneeskundige inzichten kunnen hebben bijgedragen aan het ontstaan van de invaliditeit.

Verdere uitwerking vermoeden van dienstverband

Bij de toekenning van de inkomensvoorziening in verband met zorg, zoals die is voorzien in de Veteranenwet, zal een vermoeden van dienstverband moeten worden vastgesteld. Hiermee kan worden vastgesteld dat er een relatie is tussen de problemen van de veteraan en hetgeen hij als militair heeft meegemaakt. Hierbij zal geen volledige medische keuring worden verricht. Op basis van de informatie van de veteraan en de toetsing daarvan aan het beschikbare dossier, wordt deze relatie snel vastgesteld. De wijze waarop dat gebeurt, wordt uitgewerkt in het Veteranenbesluit.

Relatie aanstellingskeuring latere toekenning MIP

Met de medische keuring en het psychologisch onderzoek bij aanstelling wordt vastgesteld of de aspirant-militair gezond is en in staat om als militair te functioneren. Uit de resultaten van het aanstellingsonderzoek kan geen indicatie voor het later ontvangen van een militair invaliditeitspensioen worden afgeleid.

Verbeteringen medische beoordelingen

De protocollen die verzekeringsartsen gebruiken bij de medische beoordeling worden voortdurend verbeterd op grond van ervaringen van verzekeringsartsen en de Pensioen- en Verzekeringsautoriteit. Hierdoor kan onder meer de voorgeschiedenis van de desbetreffende militair beter worden gecontroleerd en worden beschreven in de rapportages. Verder kan de arts beter onderbouwd tot conclusies komen. Ook worden de begrippen verergerend en oorzakelijk dienstverband op basis van aanwijzingen van de Pensioen- en Verzekeringsautoriteit op de juiste wijze toegepast. Tot slot zijn de verzekeringsartsen begonnen met het vastleggen van medische beoordelingen waardoor de beoordelingen op een gelijke wijze kunnen worden gedaan.

Causaliteit

Het is juist dat causaliteit geen deel heeft uitgemaakt van het onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Dit onderzoek had betrekking op de betrouwbaarheid van de nieuwe schattingsmethodiek van het PTSS protocol. In de Verenigde Staten wordt op een andere manier omgegaan met de bepaling van invaliditeit en de afdoening van schade als gevolg daarvan. Hierdoor is dit moeilijk te vergelijken. Wat het gewicht betreft dat aan de verklaring van de veteraan wordt toegekend, geldt echter ook bij de vaststelling van het dienstverband en de mate van invaliditeit dat dit begint met de verklaring van de betrokken militair. Deze verklaring is de basis voor de verdere objectieve bepaling van beide zaken.

Juridische en medische criteria bij PTSS

De verzekeringsarts stelt aan de hand van een reeks criteria en wegingsfactoren vast of sprake is van oorzakelijk of verergerend dienstverband. Met betrekking tot de vraag of het mogelijk is deze criteria en wegingsfactoren vast te leggen, kan ik meedelen dat dit reeds is geschied in het WIA-IP protocol en aanvullend in het PTSS protocol. In het WIA – IP protocol wordt in de paragraaf causaliteitsbeoordeling ingegaan op de betekenis van de verschillende begrippen. De beantwoording van de causaliteitsvragen is primair de verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts. De criteria voor multi-causaliteit, waarbij als uitgangspunt geldt dat de beperkingen worden betrokken die in overwegende mate zijn veroorzaakt door de invaliditeit, zijn overigens niet strenger geworden. Zij worden nu als gevolg van de invoering van de protocollen, de opleidingen van verzekeringsartsen en de externe toetsing van de Pensioen- en Verzekeringsautoriteit, consequent toegepast.

Toepassing criteria MUPS/LOK protocol voor PTSS

Tot slot ga ik in op de vraag of de criteria die bij de vaststelling van MUPS-LOK worden gebruikt ondersteunend kunnen zijn bij de vaststelling van PTSS. De gehanteerde criteria te weten dat geen sprake was van klachten voor de uitzending, dat klachten zich binnen twee jaar na de uitzending voordoen en dat medische behandeling is gevraagd of verleend, kunnen niet zelfstandig worden gehanteerd bij het vaststellen van dienstverband bij PTSS. Ten behoeve van de vaststelling van PTSS zijn de criteria van het PTSS protocol ontwikkeld. Het MUPS/LOK protocol heeft in tegenstelling tot het PTSS protocol betrekking op de vaststelling van dienstverband en invaliditeit als gevolg van klachten waarvoor geen medische diagnose kon worden gesteld.

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen