Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2012
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de gecombineerde vragen van het lid Bosman (VVD) over het artikel «Defensie wil veroordeelde militairen dumpen» (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 1813) en de vragen van de vaste commissie voor Defensie over de voorgenomen intrekking van Verklaringen van geen bezwaar. Deze vragen werden ingezonden respectievelijk op 16 februari jl. en op 6 maart jl. (zie bijlage).
De minister van Defensie, J. S. J. Hillen
Ik heb kennis genomen van het artikel «Defensie wil veroordeelde militairen dumpen»?1 en van het ANP-bericht d.d. 2 maart 2012 «Strafblad bedreigt 80 militairen met ontslag». Deze berichten betreffen het voornemen Verklaringen van geen bezwaar (VGB) in te trekken van een aantal defensiemedewerkers op zogenoemde vertrouwensfuncties. Vertrouwensfuncties zijn functies waarbij het risico bestaat dat de nationale veiligheid kan worden geschaad. Binnen het ministerie van Defensie behoren alle militaire functies en circa 85% van de burgerfuncties tot vertrouwensfuncties.
Defensie hanteert als uitgangspunt dat geen medewerkers op vertrouwensfuncties worden geplaatst die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit zoals omschreven in de Beleidsregelingen justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken Defensie en Koninklijke marechaussee. Het betreft een veroordeling
– voor een misdrijf (in geval van een medewerker Koninklijke Marechaussee) of veroordeling voor een misdrijf tegen de publieke zaak;
– voor een misdrijf tegen het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid;
– voor een zedendelict;
– op grond van de Opiumwet of
– tot zes maanden (on)voorwaardelijke vrijheidsstraf of indien de medewerker meer of meermalen is veroordeeld tot een (on)voorwaardelijke vrijheidsstraf van minder dan zes maanden, waarbij de veroordelingen opgeteld leiden tot een straf die (on)voorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden te boven gaat.
Bij misdrijven tegen de publieke zaak gaat het om bijvoorbeeld misdrijven tegen de veiligheid van de Staat, tegen de koninklijke waardigheid, de openbare orde en het openbaar gezag. Bij misdrijven tegen de openbare orde kan worden gedacht aan aanzetting tot discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen en deelneming aan een criminele organisatie. Bij misdrijven tegen het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid kan worden gedacht aan moord, doodslag, vrijheidsberoving, zware mishandeling, het veroorzaken van de dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld en diefstal met geweld.
Sollicitanten naar een vertrouwensfunctie binnen Defensie ondergaan een veiligheidsonderzoek door de MIVD. In het veiligheidsonderzoek worden onder andere de justitiële antecedenten gecontroleerd. Nadat het veiligheidsonderzoek is voltooid en er geen bezwarende zaken zijn aangetroffen, geeft de MIVD een VGB af. Een nieuw veiligheidsonderzoek vindt niet eerder plaats dan na vijf of tien jaar, afhankelijk van het type vertrouwensfunctie.
Indien de defensiemedewerker in de tussentijd voor een strafbaar feit wordt veroordeeld, dient hij dit te melden aan zijn commandant. De commandant dient dit vervolgens te melden aan de MIVD. Commandanten zijn aangespoord hierop attent te zijn. Dit is nader vastgelegd in een Aanwijzing Secretaris-generaal (SG). In de praktijk is gebleken dat strafbare feiten soms niet worden gemeld, waardoor de MIVD niet kon toetsen of er sprake was van een risico. Zo kon het voorkomen dat defensiemedewerkers met een veroordeling werden ingezet in operationele missies. Dit was een onwenselijke situatie en daarom heeft Defensie er voor gekozen de toetsing aan justitiële antecedenten periodiek te gaan uitvoeren: het «dynamiseren».
Defensie streeft naar een automatische rapportage vanuit Justitie indien zich een wijziging voordoet in de justitiële documentatie van een defensiemedewerker. Naar verwachting kan dit eind 2012 worden gerealiseerd. Tot die tijd worden elke drie maanden de dossiers van alle defensiemedewerkers op vertrouwensfuncties getoetst. Deze toetsing kan aanleiding geven de VGB in te trekken. Naast deze periodieke toetsing wordt elke rotatie uit te zenden militairen extra getoetst om het risico van de uitzending van een veroordeelde militair zo klein mogelijk te houden.
De Kamer is in maart 2010 van het voornemen tot dynamiseren op de hoogte gebracht (kamerstuk 29 924 nr. 46) en in oktober vorig jaar heb ik de kamer geïnformeerd over de stand van zaken (kamerstuk 29 924 nr. 71). Het resultaat van de inhaalslag die Defensie tot nu heeft gemaakt is ongeveer 78 gevallen die aanleiding kunnen zijn voor het intrekken van de VGB. Onderzocht wordt of dit werkelijk zal leiden tot het intrekken van een VGB. In een aantal gevallen zijn de defensiemedewerkers reeds geïnformeerd. Het resultaat tot nu toe van het dynamiseren betreft minder dan twee promille van het gehele defensiebestand. Dit onderstreept dat het VGB-systeem goed werkt. Het dynamiseren maakt het nog beter. Door het dynamiseren komen de desbetreffende gevallen snel naar boven, conform de toezegging aan de Kamer.
Het gaat in deze 78 gevallen om veroordelingen voor strafbare feiten na de datum van afgifte van de eerste VGB, die niet eerder onder de aandacht van de MIVD zijn gekomen. Wanneer een veroordeling nog niet was opgenomen in de justitiële documentatie op het moment dat de MIVD het veiligheidsonderzoek uitvoerde (de administratieve verwerking van de veroordeling duurt doorgaans een paar weken) en de betrokken aspirant-defensiemedewerker de veroordeling heeft verzwegen, bestaat de mogelijkheid dat hij ondanks een veroordeling toch is aangenomen. Ook deze justitiële antecedenten komen alsnog bij het dynamiseren aan het licht en kunnen leiden tot intrekking van de VGB en daarmee tot ontslag.
Nadat de defensiemedewerker de aankondiging van het voornemen om de VGB in te trekken heeft ontvangen, kan hij zijn zienswijze kenbaar maken. Ook zal de commandant gevraagd worden zjn zienswijze kenbaar te maken. Naar aanleiding van zijn toelichting wordt bezien of het VGB werkelijk zal worden ingetrokken. Daarbij zal, waar het om soortgelijke gevallen gaat als die van korporaal P, worden bezien of met inachtneming van de beleidsregels en het vonnis van de rechtbank Assen wel of niet een VGB moet worden afgegeven. Indien de VGB daadwerkelijk wordt ingetrokken, is een bezwaarprocedure mogelijk. De MIVD heeft inmiddels vastgesteld dat aan de SG in een aantal gevallen zal worden geadviseerd af te zien van het intrekken van de VGB. Dit betreft onder meer gevallen die zijn te vergelijken met die van korporaal P.
Leidinggevenden houden periodiek functioneringsgesprekken met hun medewerkers. Het functioneren van de medewerker staat evenwel geheel los van het veiligheidsonderzoek dat erop is gericht vast te stellen of een medewerker de verplichtingen in de functie onder alle omstandigheden getrouwelijk zal vervullen.
Defensie deelt het voornemen tot intrekken van de VGB duidelijk mee aan de betrokken medewerkers en hun commandant, weegt de argumenten zorgvuldig met inachtneming van de beleidsregels en komt tot een overwogen besluit.
Aan de minister van Defensie
Den Haag, 6 maart 2012
In een extra procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie van heden is besloten u te verzoeken de Kamer een inhoudelijke reactie te doen toekomen naar aanleiding van het ANP-bericht d.d. 2 maart 2012 getiteld: «Strafblad bedreigt 80 militairen met ontslag». De commissie verzoekt u daarbij dieper in te gaan op de aard van de problematiek van het alsnog intrekken van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar (VGB) van militairen die in het verleden al getoetst zijn op de handhaving van VGB. Onder verwijzing naar uw brief d.d. 25 januari 2011 (2011D03345) over de rechtelijke uitspraak met betrekking tot korporaal P nodigt de commissie u uit te beargumenteren waarom deze casus afwijkt van de hierboven genoemde gevallen. U gelieve daarbij tevens in te gaan op de vraag in hoeverre de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de werkgever hier in het geding zijn.
De commissie wijst u erop dat over deze kwestie gelijksoortige schriftelijke vragen zijn gesteld door het lid Bosman op 16 februari jl. Zij verzoekt u de antwoorden op die vragen in de context van dit verzoek mee te nemen (Zie Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 1813).
Gezien de urgentie verzoekt de commissie u de gevraagde brief uiterlijk woensdag 14 maart a.s. aan de Kamer te doen toekomen, opdat deze geagendeerd kan worden voor een algemeen overleg op 21 maart 2012.
De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Roovers