Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2011
Tijdens de begrotingsbehandeling van Defensie op 8 december 2010 (Handelingen II 2010/11, nr. 32, blz. 59–93) is onder meer gesproken over militaire bijstand aan de nationale civiele autoriteiten. Tijdens dit debat is toegezegd dat de Tweede Kamer nadere informatie zou ontvangen over de mogelijkheid van een kader waaraan besluitvorming over deze vorm van bijstand wordt getoetst. Met deze brief voldoen wij aan deze toezegging. De brief geeft een uiteenzetting van de uiteenlopende vormen van bijstand en gaat in op de toetsing die aan de besluitvorming vooraf gaat.
Defensie voert zowel structurele als incidentele taken uit ter bescherming van de nationale veiligheid.Structurele taken zijn er voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Kustwacht, maar bijvoorbeeld ook voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Daarnaast zijn er meerdere vormen van incidentele militaire bijstand en steunverlening. Civiele autoriteiten hebben hiervoor in 2010 78 verzoeken gedaan. Bij incidentele bijstand kan worden gedacht aan de inzet van onbemande vliegtuigjes, blushelikopters en militaire duikers.
De militaire bijstand aan de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en het verrichten van taken ten dienste van de justitie berusten op de Politiewet 1993. De artikelen uit deze wet met betrekking tot bijstandsverlening kennen een getrapte systematiek. Eerst wordt gekeken of de bijstand kan worden geleverd door de KMar als politieorganisatie met een militaire status, op grond van artikel 58 van de Politiewet 1993. Indien hierin niet kan worden voorzien, kan op grond van artikel 59 van deze wet bijstand worden verleend door andere onderdelen van de krijgsmacht. Daarnaast kan in geval van een brand, een ramp of een crisis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, militaire bijstand worden verleend aan de civiele autoriteiten op grond van de Wet Veiligheidsregio’s. Dit is onder andere gebeurd bij de recente overlast als gevolg van hoog water in Limburg. Ook de inzet van bluswagens bij de brand in Moerdijk en de inzet van transporthelikopters bij het blussen van natuurbranden zijn hier voorbeelden van. Defensie zet deze transporthelikopters in op basis van beschikbaarheid en kan op verzoek een tijdelijke stand-by regeling activeren.
Bij welke gezagsdragers de verantwoordelijkheid voor de militaire bijstand berust is afhankelijk van de situatie. De gezagsdragers hebben de beslissingsbevoegdheid over de inzet en het optreden nadat Defensie, als beheerder, bijstand heeft toegezegd. Militaire bijstand ter handhaving van de openbare orde staat onder het gezag van de plaatselijke burgemeester. Militaire bijstand ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of taken ten dienste van de justitie staat onder het gezag van de Officier van Justitie.
De minister van Defensie zal een verzoek om militaire bijstand toetsen op grond van zijn verantwoordelijkheden als beheerder van de KMar en als werkgever. De toetsingscriteria betreffen de beschikbaarheid van de gevraagde capaciteit, de veiligheid van het defensiepersoneel, de vereiste wettelijke bevoegdheden en benodigde instructies, zoals de ambtsinstructie bij inzet op grond van de Politiewet 1993, en het benodigde materieel, waaronder eventueel bewapening voor de uitvoering van de gevraagde werkzaamheden. Daarnaast wordt bezien wat het publieke effect is van de inzet van militairen en wordt vastgesteld welke organisatie aansprakelijk is indien onverhoopt schade ontstaat.
De taken ten dienste van Justitie worden in sommige gevallen rechtstreeks onder het gezag van de minister van Veiligheid en Justitie uitgevoerd. Deze kan in overleg met de minister van Defensie bepalen voor welke taken en in welke omvang de KMar en de overige krijgsmachtdelen voor bijstand worden ingezet.
Alvorens een verzoek van de lokale autoriteiten voor militaire bijstand wordt doorgeleid naar de minister van Defensie, beziet de minister van Veiligheid en Justitie onder meer of er bij de politie of andere hulpdiensten civiele capaciteit beschikbaar is.
Op grond van interdepartementale afspraken kan de minister van Veiligheid en Justitie in urgente situaties rechtstreeks een beroep doen op de krijgsmacht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inzet van F-16’s als Quick Reaction Alert bij schendingen van het luchtruim in het kader van terrorismebestrijding. Vergelijkbare afspraken bestaan ook voor de inzet van de Dienst Speciale Interventies waarvan defensie-eenheden integraal deel uitmaken. Ook over de snelle inzet van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie, ruim 1500 keer per jaar, zijn afspraken gemaakt.
Tijdens het spoeddebat op 7 december 2010 over de situatie in Eindhoven en omgeving (Handelingen II 2010/11, nr. 3\1, blz. 70–90) is in het bijzonder de inzet van de KMar ter ondersteuning van de civiele autoriteiten aan de orde gekomen. Wanneer de politie niet of onvoldoende over de vereiste capaciteit beschikt, kan de KMar bijstand verlenen aan de politie. Een goed voorbeeld hiervan is het gecombineerde team van de Taskforce in Brabant, waarbij rechercheteams van onder andere politie en KMar samenwerken ter bestrijding van de georganiseerde (drugs)misdaad. Hiervoor heeft het Openbaar Ministerie, in afstemming met het departement van Veiligheid en Justitie, recherchecapaciteit vrijgemaakt bij andere onderzoeken die de Koninklijke marechaussee verricht. Het aantal beschikbare marechaussees en de termijn waarbinnen deze ingezet kunnen worden, is afhankelijk van zowel de aard en omvang van het bijstandsverzoek alsmede van het verloop van de andere rechercheonderzoeken die door de KMar verricht worden op dat moment. De invoering van de Nationale Politie zal leiden tot een verdere vereenvoudiging van de bijstandsprocedures, waardoor de intensivering van de samenwerking tussen politie en krijgsmacht zal worden bevorderd.
Ook op het terrein van Cyber Security zal de samenwerking tussen Defensie en civiele partners worden geïntensiveerd om de betrouwbaarheid en weerbaarheid van het digitale domein te vergroten. Hierbij zal onder meer de nadruk komen te liggen op het ontwikkelen en delen van kennis en wederzijdse ondersteuning bij grootschalige incidenten.
Het Ministerie van Defensie heeft in 2010 een convenant gesloten met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (in overleg met de VNG) en het Ministerie van Justitie inzake de vernieuwing van de wijze van financiering van de nationale inzet van de krijgsmacht. De drie laatstgenoemde partijen stellen jaarlijks een bedrag ter beschikking aan Defensie waaruit alle additionele uitgaven voor militaire bijstand en steunverlening die zich in het betreffende jaar voordoen, worden vergoed. Eén en ander betekent een aanzienlijke vermindering van de administratieve last.
De in deze brief beschreven procedures en afspraken waarborgen dat Defensie snel en adequaat bijstand kan verlenen. Daarbij is steeds sprake van een zorgvuldige afweging van de noodzaak en de doelmatigheid van dergelijke bijstand. Als uitgangspunt voor nationale inzet geldt dat Defensie er staat als het nodig is, in teamverband met politie en andere hulpdiensten.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten