Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2011
In het antwoord op de Kamervragen over Ontwerpbegroting 2012 van 8 november 2011 is gebleken dat het antwoord op vraag 226 niet compleet was. In antwoord op vraag 226 waren alleen de onderwijssectoren PO, VO en BVE opgenomen en ontbraken de sectoren Hoger beroepsonderwijs, Wetenschappelijk onderwijs en Studiefinancieringsbeleid.
Hierbij treft u het complete antwoord aan.
226
Kunt u inzichtelijk maken welke bedragen per onderwijssector worden gerekend tot uitgaven in het kader van internationaal beleid (tabel 8.3)?
De uitgaven van de onderwijssectoren zijn als volgt toe te rekenen in het kader van internationaal beleid:
Primair onderwijs artikel 1
Bedrag: € 20,2 miljoen, bestaande uit:
1. Stichting Nederlands Onderwijs in het buitenland;
2. Internationaal georiënteerd primair onderwijs;
3. OECD activiteiten;
4. Europees Platform.
Voortgezet onderwijs artikel 3
Bedrag: € 4,3 miljoen, bestaande uit:
1. Internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs;
2. Pilots internationaal baccalauriaat;
3. Onderwijs Nederlands binnen het eigen taalgebied (Nederlandse Taalunie);
4. OECD PISA-project beheersing van taal, wiskunde en science;
5. Het vreemde talen instituut te Graz van de Raad van Europa.
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie artikel 4
Bedrag: € 0,9 miljoen, bestaande uit:
1. Europass;
2. Samenwerkingsprojecten Nationaal Europass Centrum (NEC);
3. Coördinatie European Centre for the Development of Vocational Training (CEDEFOP);
4. The Netherlands Qualifications Framework;
5. Bilaterale uitwisseling Nederland-Duitsland (BAND);
6. Onderwijs Nederlands binnen het eigen taalgebied (Nederlandse Taalunie);
7. Netherlands Institute for Higher Education (NIHA);
8. OECD Programme for the international Assessment of Adult Competencies (PIAAC).
Hoger beroepsonderwijs artikel 6
Bedrag: € 3,5 miljoen, bestaande uit:
1. In de rijksbijdrage van hogescholen opgenomen middelen waarmee de instellingen een mogelijkheid hebben om zelf werk te maken van hun internationaliseringsbeleid.
Wetenschappelijk onderwijs artikel 7
Bedrag: € 87,4 miljoen, bestaande uit:
1. In de rijksbijdrage van hogescholen opgenomen middelen waarmee de instellingen een mogelijkheid hebben om zelf werk te maken van hun internationaliseringsbeleid;
2. In de subsidie van Nuffic opgenomen middelen voor de afbouw van de Subsidieregelingen Huygens Scholarship Programme (HSP) en Libertas Noodfonds;
3. In de subsidie van Nuffic opgenomen middelen voor de Netherlands Education Support Offices (Neso’s);
4. Instellingen van internationaal onderwijs en onderzoek (Universiteit Leiden: Stichting Afrika Studiecentrum, Erasmus Universiteit Rotterdam: Institute of Social Studies en Institute for Housing and Urban Development Studies, Technische Universiteit Delft: International Institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering, Universiteit Twente: Internationaal Instituut voor Lucht- en Ruimtekaartering en Aardkunde, Open Universiteit Nederland: Stichting Maastricht School of Management, United Nations University, Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs – Nuffic);
5. Europees Universitair Instituut te Florence;
6. Nederlandse Instituten in het Buitenland (Turkije, Syrië en Marokko);
7. Diverse kleinere bijdragen en beurzenprogramma’s.
Studiefinanciering artikel 11
Bedrag: € 49,2 miljoen, bestaande uit:
1. Meeneembare studiefinanciering beroepsopleidende leerweg;
2. Meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs;
3. Studiefinanciering EU-studerenden uit het buitenland.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart