Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2012
Met deze brief willen wij u informeren over de vermindering van regeldruk in het onderwijs en sturen wij u de uitkomsten van het onderzoek naar de beleving van regeldruk onder leraren (zie bijlage).1 Ook voldoen wij met deze brief aan enkele toezeggingen2 en gaan wij in op de uitvoering van de motie van Kamerleden Biskop en Ortega-Martijn, die werd aangenomen tijdens de behandeling van de OCW-begroting voor 2012.3
Inleiding
Onze aanpak van regeldruk binnen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verloopt langs drie sporen:
a) Minder en betere regels;
b) Focus op aanpak van ervaren regeldruk;
c) Allianties en afspraken met andere veroorzakers.
Onze aanpak is onderdeel van rijksbreed beleid om de regeldruk te verminderen. Onze collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft u daar recent over geïnformeerd met de Voortgangsrapportage regeldruk burgers, professionals en interbestuurlijk juni 2012 (Kamerstuk 29 362, nr. 203). Hieronder lichten we de genoemde drie sporen kort toe.
a) Minder en betere regels
Binnen OCW wordt al geruime tijd sterk ingezet op vermindering van administratieve lasten4. Het zorgvuldig in kaart brengen en zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten is een vast punt van aandacht bij nieuw beleid en nieuwe wet- en regelgeving. En dat heeft ook tot goede resultaten geleid: ten opzichte van 2004 zijn de administratieve lasten voor onderwijsinstellingen in 2010 gedaald met 45%.5
Vermindering van regeldruk en het komen tot betere regels is een proces dat voortdurende aandacht vraagt en zal blijven vragen. De herziening van de onderwijsfinanciering is een voorbeeld van de ambitie om de bureaucratie in het onderwijs te verminderen. Dit is een continu proces, gericht op het eenvoudiger en transparanter maken van het bekostigingssysteem. Over de eerste resultaten bent u vorig jaar geïnformeerd.6
Zoals gezegd, is het kritisch kijken naar regeldruk bij het opstellen van nieuw beleid en nieuwe regelgeving een permanent aandachtspunt. Daarnaast willen wij ook de bestaande onderwijswetgeving doorlichten om te komen tot vereenvoudiging met het oog op vermindering van regeldruk en meer ruimte voor scholen, zodat die zich maximaal kunnen richten op (de kwaliteit van) het primaire proces. Uitgangspunt is dat regels moeten passen binnen de stelselverantwoordelijkheid voor het onderwijs7.
Hoewel de administratieve lasten flink zijn gedaald en er feitelijk minder regels zijn, voelen leraren, burgers, bedrijven en onderwijsinstellingen dat nog onvoldoende. Dat komt onder meer omdat ook andere zaken dan informatieverplichtingen aan de overheid worden ervaren als regeldruk. Daarbij genereren niet alle regels dezelfde druk, en komen er ook regels bij. Uit belevingsonderzoek blijkt dat steeds veranderend beleid wordt ervaren als regeldruk. Hierbij staat de behoefte aan rust in het veld soms haaks op de politieke druk om maatschappelijke problemen van een antwoord te voorzien.
Deze signalen uit het veld nemen wij serieus en daarom willen wij ons nu vooral concentreren op vermindering van de ervaren regeldruk, in aanvulling op het beleid van administratieve lastenvermindering.
b) Aanpak van ervaren regeldruk
Omdat wij het belangrijk vinden dat de aanpak van regeldruk aansluit bij wat er leeft in het veld, gaan we in gesprek met besturen, schoolleiders en leraren over de signalen. Van hen willen we zo concreet mogelijk horen wat zij als belemmerend ervaren, wat zij daar zelf aan kunnen doen en welke ruimte zij graag zouden krijgen. Op basis van die gesprekken gaan we kijken welke punten we kunnen aanpakken.
Tegelijkertijd willen we niet de verwachting wekken dat we alles kunnen of gaan oplossen. Op een aantal terreinen hebben we immers met elkaar vastgesteld dat regels onvermijdelijk zijn, bijvoorbeeld omdat we toezicht willen houden op de kwaliteit of de resultaten of omdat we het belangrijk vinden dat de besteding van publiek geld goed wordt verantwoord. Maar ook binnen die kaders kan opnieuw worden gekeken of vereenvoudiging mogelijk is en of wetgeving onbedoelde effecten heeft op de werkvloer.
Hieronder volgt een aantal acties die we al in gang hebben gezet om de ervaren regeldruk te verminderen.
Onderzoek naar de beleving van bureaucratie onder leraren in relatie tot hun professionaliteit
Het onderzoek dat we hebben laten uitvoeren heeft zich gericht op de vraag hoe leraren bureaucratie en administratieve taken ervaren in relatie tot hun opvattingen over professionaliteit als leraar. Anders geformuleerd: welke adminstratieve taken vinden leraren behoren tot hun taken en zitten bureaucratische regels volgens leraren hun professioneel handelen in de weg?
Het onderzoek waarvan we u hierbij het eindrapport sturen, is uitgevoerd in twee delen. Ten eerste is de onderzoeksliteratuur op dit terrein van de afgelopen tien jaar op een rijtje gezet. Ten tweede zijn er dit voorjaar focusgroepsgesprekken gevoerd met leraren uit het po, vo, mbo, hbo en wo om verdieping en nadere inkleuring te geven aan de uitkomsten van de literatuurstudie. Wat bedoelen docenten nu precies als ze klachten hebben over bureaucratie of teveel aan «administratie»? De focusgroepen beogen geen representatief beeld te geven van wat leraren in de verschillende sectoren ervaren. Wel beschouwen we de opbrengsten als illustraties van gevoelens van irritatie en soms frustratie onder een substantieel aantal leraren.
Vrijwel alle leraren in alle sectoren hebben een sterke motivatie voor hun vak: les geven, kennis overdragen, kinderen, jongeren en studenten verder helpen ontwikkelen op hun weg naar volwassenheid en naar een plaats in de maatschappij van morgen. Dat beeld herkennen we. Tijdens talloze werkbezoeken en gesprekken met leraren die we de afgelopen jaren hebben gevoerd, is ons steeds hetzelfde gebleken: enthousiasme, motivatie en grote betrokkenheid van leraren bij de aan hen toevertrouwde leerlingen.
Een teveel aan bureaucratie – leraren spreken zelf liever over administratief gedoe – is blijkens het onderzoek alleen in het mbo een ernstig probleem als het gaat om de tijd die zij daar aan besteden. In het po, vo, hbo en wo neemt administratie een relatief klein deel van de werkzaamheden van de leraren in beslag. Toch wordt er door veel leraren wel over geklaagd. Dat doen zij dan in een context van een, volgens hen, te hoge werkdruk waarbij zij het gevoel hebben zich steeds te moeten verantwoorden aan de inspectie, het college van bestuur, de directeur, het management of de overheid. Naast deze verantwoordingslast voelen veel leraren zich verplicht tot allerlei extra taken. De geïnterviewde leraren ervaren de «bemoeienis van boven» als een gebrek van vertrouwen in hun professionaliteit. Sommige leraren ervaren dit ook als een blijk van desinteresse («onze kwaliteit wordt aan de verkeerde dingen afgemeten»). Het geheel aan regels en beleid geeft hen daardoor het gevoel:«Het gaat niet over ons, niet over de leerlingen en dus ook niet over het onderwijs». Daarbij valt op dat leraren OCW niet of maar ten dele zien als oorzaak van dit te veel aan taken en bureaucratie. OCW zien zij ook niet als drijvende kracht achter «ontbureaucratisering».
Wij nemen dit signaal serieus. Leraren dienen, om hun werk goed te kunnen doen, daarvoor voldoende ruimte te krijgen en te nemen zodat zij zich eigenaar voelen van hun eigen werkprocessen. Naar aanleiding van dit onderzoek gaan we daarom nader in gesprek met leraren, schoolleiders en bestuurders om te kijken wat daarvoor nodig is. Tijdens deze gesprekken willen we een preciezer beeld krijgen tegen welke concrete regels en extra taken leraren aanlopen, waar deze regels vandaan komen en wat de diverse betrokkenen (bestuurders, schoolleiders, leraren, OCW en inspectie) kunnen doen om hierin verbetering aan te brengen. Wezenlijk daarbij is om ook te kijken wat binnen scholen zelf gedaan kan worden om overbodige activiteiten te verminderen en meer professionele ruimte te creëren. We zien dat binnen het onderwijs scholen zelf dergelijke initiatieven nemen. Er zijn talloze leraren die ruimte krijgen en benutten om vanuit eigen kracht te bepalen op welke manier zij hun werk doen. Nieuwe organisaties als «Leraren met lef»8 en scholen die meedoen met de «No nonsense scholen»9 zijn daar mooie voorbeelden van. Die beweging willen wij stimuleren. Wij realiseren ons dat daadwerkelijke verbetering tijd vereist: eerder een aantal jaren dan een aantal maanden. Begin volgend jaar zullen we u verder informeren over de eerste resultaten van de gesprekken met het onderwijsveld.
Het bieden van experimenteerruimte
Regels kunnen soms nieuwe ontwikkelingen in de weg staan. Om te voorkomen dat regels gaan knellen en om te komen tot innovatie, kan onder voorwaarden ruimte voor experimenten geboden worden. Met het wetsvoorstel Innovatieve experimenteerruimte onderwijs10 willen wij komen tot een effectiever wettelijk instrumentarium om binnen de bestaande onderwijsvormen te komen tot verbetering van kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het onderwijs, zodat studenten het onderwijs ontvangen dat het beste bij hen past. De wet vergroot het aantal experimenteerbepalingen die de mogelijkheid bieden nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken en te stimuleren. Dit vergroot de innovatieruimte binnen het onderwijs en kan leiden tot minder regeldruk. Naar verwachting wordt de experimenteerruimte onder meer ingezet voor bredere samenwerking tussen vmbo en mbo en voor experimenten in krimpregio’s.
Vermindering van (ervaren) regeldruk door inzet van ICT-oplossingen
Regeldruk wordt niet alleen verminderd door minder regels, maar burgers ervaren ook minder regeldruk door een beter inzicht in voor hen relevante gegevens en voorzieningen. Zo heeft DUO een app ontwikkeld voor studenten, die ze kunnen downloaden en waarmee ze weten wanneer de studiefinanciering wordt uitbetaald, toegang hebben tot veelgestelde vragen en direct kunnen berekenen hoeveel men moet terugbetalen als men leent. Ook kunnen burgers binnenkort met behulp van het diplomaregister hun eerder behaalde diploma’s raadplegen en een beveiligd PDF maken van een eerder behaald diploma om dit bijvoorbeeld te gebruiken als bewijsstuk bij een nieuwe werkgever.
Waar het gaat om gegevensleveringen worden met digitalisering en ICT-oplossingen door DUO verschillende verbeteringen geboden. Zo levert DUO gegevens voor sectorale benchmarking voorzieningen (zoals Vensters voor Verantwoording VO). Scholen en sectororganisaties worden op deze manier zo min mogelijk belast met het leveren of bewerken van gegevens.
c) Allianties en afspraken met andere veroorzakers
Het aanpakken van de administratieve lasten en regeldruk die voortvloeien uit wet- en regelgeving van OCW is belangrijk, maar niet voldoende. Scholen en instellingen ervaren ook lasten van andere (overheids)organisaties en soms vormen interne regels een bron van irritatie.11 Ook het onderzoek onder leraren laat zien dat ervaren regeldruk en bureaucratie maar ten dele van OCW komt. De motie Biskop/Ortega-Martijn constateert eveneens dat niet alleen het Rijk, maar ook de scholen zelf en de sociale partners bijdragen aan regeldruk en bureaucratie en verzoekt de regering afspraken te maken met alle betrokkenen voor een merkbare vermindering van de regeldruk en bureaucratie in het onderwijs. Daarom richt onze inzet zich behalve op vermindering van eigen OCW-regelgeving ook op het aanspreken van andere actoren. Wij zijn in gesprek met besturen, scholen en sociale partners zoals genoemd in de motie. Verder brengen we klachten uit het onderwijs over bureaucratie vanuit andere ministeries onder de aandacht van onze collega’s. Bovendien overleggen we hierover met de gemeenten en pleit OCW er in Brussel voor om Europese administratieve lasten voor onderwijsinstellingen zo veel mogelijk te beperken. In de bijlage 2 treft u een overzicht aan van onze inzet richting andere actoren.
Tot slot
Zoals u uit deze brief mag afleiden, maken wij serieus werk van het terugdringen van de feitelijke en de ervaren regeldruk. Wij blijven werken aan de aanpak van regeldruk en spreken ook andere partijen daar op aan.
Zoals hierboven aangegeven komen we begin volgend jaar met een beleidsreactie op het onderzoek naar de beleving van regeldruk onder leraren. Verder hebben we het Adviescollege Toetsing Regeldruk (Actal) gevraagd om te adviseren over het onderzoek. In de beleidsreactie nemen we ook de uitkomsten van onze gesprekken met het veld mee. We verwachten dat de resultaten hiervan nieuwe aanknopingspunten zullen bieden om, samen met het onderwijsveld, de regeldruk verder terug te dringen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra
Acties en afspraken met het onderwijsveld
In alle onderwijssectoren hebben we de sectorraden gevraagd om aandacht voor het thema regeldruk en (interne) bureaucratie. Hieronder gaan we in op de acties die zijn opgepakt en de afspraken die gemaakt zijn over de verschillende onderwerpen.
Actieplannen «Basis voor Presteren», «Beter Presteren» en de prestatiebox
In het primair en het voortgezet onderwijs zijn bestuursakkoorden gesloten met de sectororganisaties. De actieplannen van OCW voor deze sectoren – «Basis voor presteren» en «Beter presteren» vormen de basis voor deze bestuursakkoorden. De akkoorden geven schoolbesturen meer ruimte om zelf de regie te voeren over het onderwijs en de organisatie. Kernbegrippen zijn ruimte en vertrouwen enerzijds en verantwoording anderzijds. Samen met de sector wordt bevorderd dat zoveel mogelijk middelen en tijd aan het primaire proces ten goede komen.
Het verminderen van regeldruk is ook onderwerp van gesprek bij de uitvoering van deze actieplannen. Daarbij gaat het niet alleen over het beperken van regeldruk van de (rijks)overheid, maar ook over regeldruk en bureaucratie waar scholen en de sector zelf iets aan kunnen doen.
Dit jaar wordt de prestatiebox (één bedrag ineens) ingevoerd. Scholen en besturen ontvangen bovenop de lumpsum een bedrag dat is bestemd om te werken aan de ambities uit de bestuursakkoorden. De scholen kunnen, afhankelijk van de specifieke situatie, zelf kiezen hoe zij het geld het meest effectief inzetten, al dan niet in samenwerking met andere scholen in de regio. De prestatiebox voorkomt onnodige bureaucratie: losse subsidies en informatieverplichtingen worden zoveel mogelijk beperkt. Het aantal subsidieregelingen wordt verminderd en daarmee ook het aantal aanvraagregelingen. De prestatiebox wordt namelijk toegekend op basis van één integrale regeling, aanvullend op de lumpsum. In het PO vermelden de besturen in een bijlage bij het jaarverslag in hoeverre zij hun ambities hebben gerealiseerd. In het VO verantwoorden scholen de realisatie van de ambities via Vensters voor Verantwoording. Om scholen te ondersteunen bij het inzetten van de middelen uit de prestatiebox heeft de VO-raad op verzoek van zijn leden een handreiking gemaakt.
Vensters voor Verantwoording
In het voortgezet onderwijs is door de VO-Raad met het project «Vensters voor Verantwoording» een veelzijdig en effectief instrument ontwikkeld en sinds 2011 in gebruik genomen waarmee scholen kunnen laten zien hoe ze presteren. Met Vensters kunnen zij in dialoog met hun omgeving hun horizontale verantwoording inrichten, en komt relevante benchmarkinformatie voor het opbrengstgericht werken van de scholen beschikbaar. Verder worden de verticale verantwoording (o.a. DUO en inspectie) en de horizontale verantwoording (o.a. ouders, basisscholen, gemeente) met elkaar verbonden. Vensters voor Verantwoording bundelt de verschillende initiatieven en projecten op het terrein van de verantwoording, waardoor scholen informatie slechts eenmaal hoeven aan te leveren, zodat de administratieve lasten en bureaucratie beperkt worden. Informatiebronnen als Vensters maken ook mogelijk dat de inspectie meer gebruik kan maken van bestaande gegevens voor haar toezicht (hetgeen de scholen minder belast) en dat de risicodetectie kan worden verscherpt waardoor minder scholen onnodig worden onderzocht.
Bovendien hoeven scholen niet afzonderlijk het wiel uit te vinden als het gaat om het ontwikkelen van relevante informatie ten behoeve van de interne sturing. In het primair onderwijs is de PO-Raad dit jaar ook gestart met de ontwikkeling van Vensters. Daarmee komt op termijn in het gehele funderend onderwijs een samenhangende informatievoorziening voor verantwoording en «leren door vergelijken» tot stand.
OCW en de VO-raad bezien op dit moment gezamenlijk hoe financiële en bedrijfsvoeringsaspecten in het Managementvenster van Vensters voor Verantwoording kunnen worden opgenomen zodat scholen inzicht kunnen krijgen in hun organisatie en kunnen leren van elkaars ervaringen. In lijn hiermee is door de VO-raad het project «Bedrijfsvoering» gestart, waarbinnen wordt gezocht naar manieren om scholen te adviseren hoe zij hun bedrijfsvoering en interne organisatie zouden kunnen verbeteren. Dat kan binnen de bestaande regelgeving, maar het schrappen van regels kan daar ook toe bijdragen. Hierbij komen onder meer de thema’s overhead, ziekteverzuim, cao, huisvesting, inkoop, btw en de inzet van ict bij het primaire proces aan de orde.
Inkoopplatform VO (IVO)
Door OCW is enkele jaren geleden bij DUO een steunpunt opgericht om scholen te ondersteunen bij de aanbesteding van schoolboeken. Dit steunpunt is ook gaan voorzien in inkoopondersteuning aan scholen, waarmee tijd en geld bespaard kan worden. In januari 2011 is in vervolg hierop het Inkoopplatform voortgezet onderwijs (IVO) gelanceerd, waarin elf grote besturen in het VO zijn vertegenwoordigd. Scholen kunnen kosten besparen door kritischer te kijken naar hun uitgaven en hun interne processen beter organiseren. Het IVO ondersteunt scholen voor voortgezet onderwijs hierbij. Het IVO werd tot december 2011 ondersteund door DUO. Vanaf januari 2012 hebben de VO-raad en de besturenorganisaties hiervoor gezamenlijk de verantwoordelijkheid genomen. Een belangrijk instrument voor het IVO is de kennisdeling binnen het digitale Pianoo-kenniscentrum voor inkopen en aanbesteden. Dit digitale platform is voor alle scholen bereikbaar en scholen kunnen hier onderling vragen stellen en goede praktijkvoorbeelden uitwisselen.
Professionalisering van schoolleiders
Professionele schoolleiders kunnen ervoor zorgen dat er binnen de school sprake is van een ambitieuze, opbrengstgerichte leercultuur. Een cultuur waarbij leerlingen, ouders, leraren, schoolleiding en schoolomgeving elkaar aanspreken op hun toegevoegde waarde voor het leren en de ontwikkeling van elke leerling.
Maar een schoolleider dient er ook voor te zorgen dat de school goed draait en dat leerkrachten zich zo veel mogelijk kunnen concentreren op het geven van onderwijs en zo weinig mogelijk last hebben van interne bureaucratie. Deze zaken vragen veel van schoolleiders: sterk onderwijskundig leiderschap, kennis van HRM en verandermanagement, maar ook kennis van financieel beleid en bedrijfsvoering. Deze zaken zullen daarom centraal moeten staan in professionalisering van schoolleiders. Zodat zij in staat zijn samenhang aan te brengen tussen de verschillende onderdelen: de onderwijskundige visie van de school, HRM, de inrichting van de organisatie en het financieel beleid.
Inzet MBO-raad
In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) heeft de MBO Raad al geruime tijd een eigen benchmark om het functioneren van instellingen onderling te doen vergelijken en om van elkaar te leren. In de benchmark worden de kosten die niet direct aan het primaire proces te relateren zijn, inzichtelijk gemaakt. Instellingen met relatief weinig kosten voor directie en management kunnen zo als voorbeeld voor andere instellingen dienen. Als de overheid regeldruk en belasting veroorzaakt, spreekt de MBO Raad de overheid hierop aan binnen bestuurlijk overleg voor zover voorstellen niet al op een lager niveau opgepakt worden. Verder is recent een actie in gang gezet om het proces van in- en uitschrijving te vergemakkelijken bij deelnemers die van opleiding wisselen.
Hoofdlijnenakkoorden hoger onderwijs
De VSNU, de HBO-raad en OCW starten een traject voor deregulering en de vermindering van administratieve lasten voor universiteiten en hogescholen. Dat is in 2011 vastgelegd in hoofdlijnenakkoorden. In dit traject zal ook worden gekeken in hoeverre regeldruk door instellingen zelf wordt veroorzaakt. In nauw onderling verband met de koepels zal worden bezien welke ideeën voor deregulering kunnen worden uitgewerkt. Uiteraard kan dit alleen als de kwaliteit van het onderwijs geborgd blijft.
Informatiebeleid
Alle sectorraden hebben zich in het Samenwerkingsplatform Informatie Onderwijs verenigd. Dit platform is erop gericht om in het informatiedomein samen te werken en afspraken te maken met ketenpartijen, waaronder OCW, DUO en Inspectie van het Onderwijs. Een belangrijke drijfveer voor de activiteiten van dit platform is het terugdringen van de administratieve lasten voor scholen en instellingen.
Een betere benutting van de leerlinggegevens in het centrale register BRON kan bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten van de scholen. Sinds kort levert DUO leerlinggegevens uit het centrale register BRON over het primair onderwijs aan gemeenten, als aanvulling op de al eerder verstrekte VO en MBO gegevens. Die gebruiken de BRON-gegevens om de leerplicht te handhaven en om huisvesting te plannen. Gemeenten hoeven de leerlinggegevens daardoor op termijn niet meer zelf op te vragen bij de scholen in het primair onderwijs en de scholen hoeven de gegevens maar één keer op te leveren.
Samen met het samenwerkingsplatform werken we bovendien aan betere doorstroomgegevens van leerlingen over onderwijssectoren heen, aan verbetering van het inschrijfproces op scholen en aan verdere harmonisatie van gegevensdefinities, zodat deze processen efficiënter ingericht kunnen worden en minder tijd vereisen.
Sociale partners
Het Actieplan Leraar 2020 gaat onder meer in op de manier waarop leraren meer grip kunnen krijgen op hun eigen werk en daarmee ook op de (ervaren) werkdruk. Dat gebeurt langs drie lijnen, namelijk door versterking van: de professionaliteit van leraren (1), het HRM beleid van scholen (2) en de professionele ruimte voor leraren (3). De drie lijnen zijn prioriteiten uit het actieplan «Leraar 2020». Een sterkere professionaliteit en professionele dialoog stellen leraren in staat om in de gegeven omstandigheden (hoge verwachtingen en een veelheid aan taken) beter om te gaan met werkdruk.
Zo onderneemt het Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds voortgezet onderwijs activiteiten om schoolbesturen en regionale platforms in het VO te ondersteunen bij het in beeld brengen van werkbeleving – waarvan ervaren regeldruk een onderdeel vormt – van personeel, en bij het zetten van noodzakelijke vervolgstappen.
De instellingen zelf dragen bij door te zorgen voor goed HRM beleid. Ook het hiervoor genoemde professionaliseringstraject van schoolleiders zal hieraan bijdragen.
Tot slot heeft OCW de Stichting van het Onderwijs (bestaand uit werkgevers en werknemers) gevraagd twee thema’s op zijn agenda te plaatsen, namelijk regeldruk en professionele ruimte (gerelateerd aan professionele dialoog en professionele statuten). Een belangrijke vraag bij beide is hoe beleefde regeldruk kan worden tegengegaan en wat kan bijdragen aan grotere arbeidsproductiviteit binnen scholen, zonder dat dit ten koste gaat van de onderwijskwaliteit of leidt tot een hogere werkdruk.
Aan de hand van de uitkomsten uit het bovengenoemde onderzoek naar de beleving van regeldruk onder leraren, zal straks verder overleg gevoerd worden over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de uitkomsten van dit onderzoek en welke bijdrage de Stichting hier ook kan leveren.
Afspraken met gemeenten
Regeldruk komt deels ook van gemeenten. BZK en OCW werken samen in het realiseren van de bestuursafspraken waarin expliciet is opgenomen dat medeoverheden meewerken aan het verminderen van de regeldruk voor scholen en instellingen. In dit kader wordt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gewerkt aan de uitrol van het gebruik van de Algemene Subsidie Verordening door gemeenten. Hierbij wordt de regeldruk als gevolg van subsidieaanvraag- en verantwoording sterk teruggedrongen, in bepaalde gevallen zelfs tot 30% minder administratieve lasten. Ook scholen en instellingen zullen hiervan verlichting ondervinden. Verder zal de VNG alle modelverordeningen verder dereguleren. Hieronder valt ook de huisvestingsverordening, waarvan veel OCW-instellingen aangeven regeldruk te ervaren.
Verder heeft OCW het thema regeldruk geagendeerd voor het onderwijsoverleg met de G4. De G4 inventariseren momenteel welke initiatieven er op lokaal niveau zijn om regeldruk te verminderen.
Tot slot hebben scholen, gemeenten en DUO afspraken gemaakt over het gebruik van het landelijke digitaal verzuimloket. De digitale melding levert een aanzienlijke tijdsbesparing op.
Afspraken over regeldruk voor OCW-instellingen vanuit andere ministeries
Uit onderzoek en signalen uit het onderwijs blijkt dat wet- en regelgeving op de terreinen van andere ministeries feitelijke en ervaren regeldruk veroorzaakt voor OCW-instellingen. Vooral SZW en BZK worden genoemd. Het gaat onder meer om regelgeving op het terrein van bouw, inburgering en arbeidsomstandigheden.
We zijn in overleg getreden met onze collega’s om te bekijken hoe wij tot verdere vermindering van regeldruk kunnen komen. Hieronder worden de acties kort toegelicht.
– Bouwbesluit (BZK): Dit jaar is het Bouwbesluit 2012 in werking getreden. Het besluit vervangt het Bouwbesluit 2003 en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. In dit nieuwe besluit zijn de bouwregels vereenvoudigd en ook overzichtelijker gemaakt voor instellingen. Daarnaast is het traject Eenvoudig Beter ingezet, dat is gericht op een verdere vereenvoudiging van de bouwregelgeving. Verwachting is dat hiermee de regeldruk verder wordt verminderd. Streven is dat de nieuwe regelgeving in 2015 ingaat.
– Wet inburgering (BZK): Op dit moment ligt het wijzigingsvoorstel voor de Wet inburgering bij de Eerste Kamer. Regionale opleidingscentra bieden op basis van vrijwilligheid inburgeringsexamens en -cursussen aan. Het wetsvoorstel vereenvoudigt de vormgeving van het inburgeringsexamen. Het praktijkexamen vervalt evenals de verschillende profielen met verschillende eindtermen waaruit men kan kiezen. Er komt een centraal examen dat voor alle kandidaten dezelfde eindtermen heeft. Dit betekent een vermindering van de regeldruk.
– Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) (BZK): OCW-instellingen moeten de beloningen van onderwijsbestuurders op twee verschillende manieren in het jaarverslag opnemen en melden bij het ministerie (BZK). Als de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) in werking treedt, hoeft dat nog maar één keer. Bovendien vervalt de melding bij BZK als de instelling de opgave in het jaarverslag via het Elektronisch Financieel Jaarverslag (EFJ) doet. Het voorstel voor de WNT ligt nu bij de Eerste Kamer.
– Arbeidsomstandighedenwet (SZW): SZW heeft de laatste jaren al veel gedaan om de lastendruk door de Arbeidsomstandighedenwet te verminderen. De feitelijke regeldruk door de Arbeidsomstandighedenwet voor OCW-instellingen daalde tussen 2004 en 2010 met 58%. Toch vinden OCW-instellingen de wet nog steeds belastend. Dat komt deels door misverstanden over de verplichtingen die de wet met zich mee zou brengen. SZW geeft daarom voorlichting om deze misvattingen weg te nemen. De komende periode kijken OCW en SZW of de informatievoorziening aan OCW-instellingen verder verbeterd kan worden. Daarbij wordt ook gekeken naar de Arbeidstijdenwet.
In 2011 heeft SZW de evaluatie van de Arbeidsomstandighedenwet afgerond. Daarbij is ook onderzoek gedaan naar regeldruk. Mede naar aanleiding van de uitkomsten is een nieuwe visie op het arbeidsomstandighedenstelsel geformuleerd. In het kader van de Beleidsagenda voor gezond en veilig werken wordt er (opnieuw) bezien of reducties mogelijk zijn zonder het niveau van gezond en veilig werken te schaden.12
– Nieuwe Aanbestedingswet (EL&I): OCW-instellingen hebben aangegeven moeite te hebben met de complexiteit, lengte en hoeveelheid (papier)werk van aanbestedingsprocedures. Op dit moment ligt een nieuwe Aanbestedingswet voor in de Eerste Kamer. De wet zal de complexe en tijdrovende aanbestedingen vereenvoudigen voor bedrijven en aanbestedende diensten. Zo wordt het gebruik van een uniforme «eigen verklaring» verplicht. Alleen de winnaar van de aanbesteding hoeft nog maar bewijsstukken te overleggen, wat ook de aanbestedende dienst veel werk bespaart. De nieuwe Aanbestedingswet bepaalt ook dat alle aanbestedingen op TenderNed worden gepubliceerd. TenderNed is een elektronisch systeem, waarmee aanbestedende diensten het aanbestedingsproces digitaal kunnen doorlopen. Dat betekent aanzienlijk minder administratieve lasten voor zowel ondernemers als overheid. Op TenderNed is er een e-gids beschikbaar die aanbestedende diensten gedurende het gehele proces begeleidt bij het doen van aanbestedingen. Hierdoor wordt de kans op vormfouten voorkomen en wordt de kwaliteit verbeterd. Daarnaast krijgen aanbestedende diensten uitleg bij iedere stap van het proces waardoor de kennis wordt verhoogd. OCW-instellingen die Europese aanbestedingsprocedures moeten doorlopen kunnen verder hulp krijgen van het kenniscentrum Pianoo, dat gelieerd is aan het ministerie EL&I.
Regeldruk vanuit Europa
Nederland zet zich ook in Brussel in om administratieve lasten te verminderen. Belangrijk voor het onderwijs is het voorstel van de Commissie voor het nieuwe EU-subsidieprogramma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport Erasmus voor iedereen.
Voor Nederland is van belang dat het nieuwe programma, dat zal lopen van 2014 tot en met 2020, voor overheidsdiensten, onderwijsinstellingen, jeugdinstellingen, sportinstellingen en individuen een verlaging van de administratieve lasten oplevert. De verwachting van de Commissie is dat het nieuwe programma door zijn opzet geen nieuwe administratieve lasten met zich meebrengt, maar dat deze eerder zullen afnemen en dat flexibiliteit bij de uitvoering een belangrijke waarde is. Nederland zal hier kritisch op toezien. De onderhandelingen over de vormgeving van het programma lopen nog. Nederland benadrukt daarbij het belang van reductie van regeldruk in lijn met de kabinetspositie zoals die is verwoord in het BNC-fiche dat u eerder hebt ontvangen.13 Over het verdere verloop van de onderhandelingen over het nieuwe programma wordt uw Kamer zoals gebruikelijk geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s voor de Raad Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport.
Verder worden de Europese aanbestedingsrichtlijnen op dit moment gemoderniseerd en vereenvoudigd. Nederland zet bij de onderhandelingen in Brussel sterk in op vereenvoudiging en lastenverlichting voor ondernemers en aanbestedende diensten. Naast de verplichting om elektronisch aan te besteden (in Nederland gebeurt dat al met TenderNed, zoals hierboven aangegeven) biedt het richtlijnvoorstel meer flexibiliteit in de keuze van procedures. De looptijd van een aanbesteding wordt beperkt door de termijnen enigzins te verkorten. De verlichting van de administratieve lasten bij subsidieaanvragen en aanbestedingsprocedures zullen ook OCW-instellingen ten goede komen.