Voorgesteld 31 mei 2012
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat scholen en schoolbesturen met de zogeheten lumpsumfinanciering sinds respectievelijk 1991 (middelbaar beroepsonderwijs), 1995 (voortgezet onderwijs) en 2006 (primair onderwijs) een grotere eigen verantwoordelijkheid hebben voor de financiële inrichting van het onderwijsproces;
overwegende dat daarbij van schoolbesturen en raden van toezicht goed financieel management en financiële deskundigheid verwacht mogen worden;
constaterende dat te veel schoolbesturen hun financiële zaken niet of onvoldoende op orde hebben (onder meer blijkend uit het rapport «Lumpsum PO in de praktijk»)
overwegende dat uit de vijfjaarlijkse evaluatie van de lumpsumbekostiging in het voortgezet onderwijs door het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven blijkt dat bijna de helft van de schoolbesturen de middelen voor materiële bekostiging ondoelmatig inzet;
verzoekt de regering om, de Kamer voor 1 januari 2013 te informeren over de concrete resultaten van de met werkgevers in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs gemaakte afspraken die beweerdelijk leiden tot concrete ondersteuning voor schoolleiders en/of besturen die hun financiële taken onvoldoende aankunnen;
verzoekt de regering voorts, om met deze werkgevers en raden van toezicht nader in overleg te treden om, aangezien het hier immers het beheer van publieke middelen betreft, financieel incompetente schoolleiders c.q. onderwijsbestuurders in een uiterst geval, wanneer bedoelde ondersteuning niet tot verbetering leidt, te laten vervangen en de Kamer per onderwijssector voor 1 januari 2013 te informeren over de resultaten van zulk overleg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Elias
Van Gent