Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2012
Tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 november 2011 (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 164) is de motie Lucas c.s. inzake internationale uitgaven (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 55) ingediend. Deze motie verzoekt de regering de Kamer voor de Voorjaarsnota 2012 nader te informeren over de bijdrage van de verschillende organisaties en instituten, genoemd in de tabellen 8.1 en 8.2 van de ontwerpbegroting OCW 2012 alsmede genoemd in de aanvullende vragen naar aanleiding van Kamervraag 226 ontwerpbegroting 2012 Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 68), aan de beleidsdoelen van OCW in relatie tot de hoeveelheid middelen die zij van OCW ontvangen.
Vooruitlopend op mijn uitgebreidere reactie op genoemde motie informeer ik u hierbij over mijn besluit de financiering van het Nederlands Instituut in Damascus (Syrië) en zijn nevenvestigingen in Beiroet (Libanon) en Amman (Jordanië) stop te zetten.
Ik heb besloten de financiering van het instituut in Damascus en de daarbij behorende nevenvestigingen in Beiroet en Amman per 1 januari 2013 stop te zetten om de volgende redenen:
• De huidige, zeer instabiele situatie in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Syrië, was voor mij aanleiding tot heroverweging. In de afgelopen periode is het Nederlandse Instituut in Damascus nauwelijks operationeel geweest en de verwachting is dat de situatie de komende periode niet zal verbeteren. De twee kleine nevenvestigingen kunnen naar mijn mening niet goed functioneren zonder gebruik te kunnen maken van de kennis en expertise van het Nederlands Instituut in Damascus.
• Het Nederlands Instituut in Damascus en de nevenvestigingen leveren voor Nederlandse hogeronderwijsinstelllingen een beperkte meerwaarde op. Uit het jaarverslag over 2010 blijkt dat de uitwisseling en het aantrekken van studenten voor het Nederlandse hoger onderwijs in zeer beperkte mate gebeurt, terwijl dat nu juist de core business van het instituut moet zijn.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra