Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2012
Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het Onderwijsverslag 2010–2011 van de Inspectie van het Onderwijs aan1. Het Onderwijsverslag gaat vergezeld van onze gezamenlijke beleidsreactie.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Beleidsreactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de staatssecretaris van OCW en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Het Onderwijsverslag 2010–2011 brengt in beeld dat we op de goede weg zijn, doordat meer scholen en opleidingen aan basiskwaliteit voldoen. Graag wil ik, op deze plek, de mensen die in het onderwijs werken hartelijk dank zeggen voor hun inspanningen om dit resultaat te bereiken. Tegelijkertijd laat de inspectie ook duidelijk zien dat er wat betreft de onderwijskwaliteit nog veel ruimte voor verbetering is door meer opbrengstgericht te werken en door professionalisering van leerkrachten.
Basiskwaliteit stijgt, maar ruimte voor verbetering
Die kansen op verbetering moeten we aangrijpen, want goed onderwijs is cruciaal voor de samenleving. Leraren en schoolleiders maken daarbij het verschil. Centrale doelstelling van het kabinet is om de kwaliteitsverbetering daadwerkelijk in de komende jaren tot stand te brengen.
Voor de verbetering zijn middelen vrijgemaakt die vanaf dit jaar door scholen en besturen naar eigen inzicht kunnen worden ingezet voor zaken die naar hun idee het sterkst zullen bijdragen aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door professionalisering. Daartoe zijn met de onderwijssectoren doelstellingen afgesproken. De effecten van de middelen uit deze prestatiebox zullen de komende jaren duidelijk worden. De constatering van de inspectie over 2010–2011 kunnen we hiervoor als ijkpunt zien.
Waar staan we volgens het Onderwijsverslag nu precies met de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende onderwijssectoren? Allereerst merken we graag op dat we veel waardering hebben voor de inspectie die elk jaar op onafhankelijke wijze de kwaliteit van het onderwijs vaststelt. Wij zijn verheugd dat de inspectie dit jaar uitvoerig onderzoek heeft gedaan naar het kwaliteitsniveau van de leerkrachten door bijna 4 000 lessen te analyseren. De kwaliteit van de leraar bepaalt immers in belangrijke mate de kwaliteit van het onderwijs.
Een belangrijke conclusie van de inspectie is dat verbetering van de kwaliteit van de leraren noodzakelijk is. Bij 14 procent van de leraren in het basisonderwijs ontbreekt ten minste één van de basisvaardigheden. Zij geven geen duidelijke uitleg, realiseren onvoldoende een taakgerichte werksfeer, en/of betrekken leerlingen onvoldoende bij de les. In het voortgezet onderwijs gaat het zelfs om rond 25 procent van de leraren. Zo’n 55 tot 70 procent van de leraren in het basis- en voortgezet onderwijs mist één of meer complexe vaardigheden, zoals goede inhoudelijke feedback, nagaan of de uitleg is begrepen en het bieden van planmatige zorg.
Deze constateringen van de inspectie zien wij als belangrijke steun voor ons beleid dat is gericht op professionalisering van de leerkrachten en meer opbrengstgericht werken. Schoolleiders, leraren en besturen zijn aan zet om met de extra middelen de vaardigheden van leraren te verbeteren en systematisch te monitoren of dat daadwerkelijk tot verbetering van de onderwijsprestaties leidt. Het programma «Scholen aan Zet» zal hen daarbij steunen.
Wat betreft het totaalbeeld constateert de inspectie dat de basiskwaliteit in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs stijgt ten opzichte van 2010. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs is de basiskwaliteit gestegen. Dit betekent dat het aantal zwakke of zeer zwakke scholen en afdelingen is gedaald.
Het is positief dat de basiskwaliteit toeneemt. Maar we zijn er nog niet. In de eerste plaats geeft de beschikbare informatie over de «gemiddelde» kwaliteit een wisselend beeld. Zo stijgen de eindtoetsscores in het basisonderwijs sinds een aantal jaren (van 535 in 2008 naar 535,5 in 2011), vooral omdat allochtone leerlingen hun achterstand inlopen. Maar daar staat tegenover dat de gemiddelde eindexamencijfers in het vmbo met ruim 5 procent is gedaald. Hierbij kan worden opgemerkt dat vooralsnog alleen in het havo het verschil tussen schoolexamen en centraal examen is afgenomen.
In de tweede plaats is in het voortgezet onderwijs nog steeds 10 procent van de opleidingen zwak of zeer zwak. In het speciaal onderwijs is dat 20 procent. De inspectie constateert ook dat meer dan de helft van de scholen nog onvoldoende systematisch werkt aan de verbetering van de onderwijsprestaties. Ook hierin zien wij een stimulans om ons beleid voort te zetten.
Cruciale factoren: Opbrengstgericht werken, schoolleiders en leraren
Opbrengstgericht werken is daarbij voor ons het sleutelwoord. Dit houdt in dat scholen systematisch de voortgang van de onderwijsprestaties in kaart brengen en analyseren en op basis van de uitkomsten zo nodig verbeteracties in gang zetten. Omdat de noodzakelijke verbeteracties tussen scholen vanzelfsprekend van elkaar verschillen, staat het de scholen vrij om de extra middelen naar eigen inzicht doelgericht in te zetten.
Het Onderwijsverslag geeft ook belangrijke aangrijpingspunten voor verbetering. Scholen en opleidingen met vergelijkbare leerlingen leveren namelijk sterk uiteenlopende prestaties, en hebben uiteenlopende percentages voortijdig schoolverlaters. Sommige scholen halen dus aantoonbaar meer uit hun leerlingen dan andere. Ze weten hun leerlingen ook beter te binden. Opbrengstgericht werken speelt daarbij vaak een belangrijke rol. Minder presterende scholen kunnen dus leren van beter presterende scholen. Hier ligt bij uitstek een taak voor de schoolleiding om leraren te helpen door leren van elkaar binnen teams mogelijk te maken, bijvoorbeeld door leraren te stimuleren en faciliteren om aan peer review te doen.
Juist voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, is het van belang om te investeren in de professionaliteit en kwaliteit van schoolleiders en leraren. Dat geldt zeker ook voor het speciaal onderwijs. De invoering van het passend onderwijs in combinatie met het wetsvoorstel kwaliteit (v)so is een grote uitdaging voor het speciaal onderwijs.
Professionalisering is een belangrijke sleutel om met deze uitdaging om te gaan. Daarnaast zal ik het invoeringstraject intensief monitoren en best practices stimuleren en verspreiden.
Ik merk ook in mijn contacten met leraren, schoolleiders, besturen en de raden enthousiasme voor verdere professionalisering. Omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas, zeker in het regulier onderwijs, staat hoog op de agenda. Dat is een belangrijke voorwaarde voor de voorbereiding op passend onderwijs. Daarnaast zijn ook de lerarenopleidingen zijn hard bezig met de kwaliteitsverbetering, onder andere door de invoering van landelijk ontwikkelde kennisbases en kennistoetsen.
In het hoger onderwijs wordt eveneens gewerkt aan een sterkere opbrengstgerichtheid. Universiteiten en hogescholen zijn uitgenodigd om plannen in te dienen over de kwaliteit van docenten, onderwijsintensiteit en profilering van het onderwijsaanbod. Dit is onderdeel van de hoofdlijnakkoorden die de staatssecretaris voor de uitvoering van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs2, met VSNU, HBO-Raad en NRTO heeft gesloten.
De eerdere constateringen van de inspectie over de kwaliteitszorg in het hoger onderwijs naar aanleiding van Inholland hebben geleid tot de volgende aanscherpingen in het accreditatiestelsel: een sterkere rol van de inspectie, meer onafhankelijkheid van de examencommissie en, als sluitstuk, aanwijzingsbevoegdheid voor de minister. Een wetsvoorstel hiervoor zal nog vóór de zomer aan de Kamer worden aangeboden.
Groen onderwijs
Het belang van het groene onderwijs voor de internationalisering van onze economie en het benutten en verspreiden van kennis en innovatie krijgt zijn beslag in het topsectorenbeleid gericht op de sectoren Agro&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen3. Vakinhoudelijk staat het groene onderwijs goed op de kaart. Ook het beeld van de kwaliteit van het groene onderwijs is positief. Dat blijkt uit de volgende zaken:
– Onderbouw- en bovenbouwresultaten in het vmbo zijn voldoende.
– Er zijn geen zeer zwakke mbo-opleidingen. De examenkwaliteit is, na forse inspanningen van de agrarische opleidingscentra (AOC), op orde gebracht.
– Het hoger onderwijs scoort bovengemiddeld op studenttevredenheid, studierendement, kwaliteit van onderzoek en internationale profilering.
– Gemiddeld genomen is het diplomarendement in het hoger onderwijs gunstiger dan in het overig hoger onderwijs.
Toch zijn er ook aandachtspunten in het groene onderwijs:
– De kwaliteitszorg binnen het mbo verdient verbetering, met name rondom de administratieve vereisten praktijk- en onderwijsovereenkomsten en de begeleiding in de instelling.
– Het percentage voortijdig schoolverlaters binnen het mbo is bij een aantal AOC te hoog.
– De examenscores in het groene vmbo binnen de gemengde en theoretische leerweg (GT/TL) zijn (net als vorig jaar) lager dan in de rest van het vmbo.
De minister van EL&I zal het aandachtspunt rondom de kwaliteitszorg aankaarten in het bestuurlijk overleg met de AOC Raad. Het is aan de AOC om de kwaliteitszorg te verbeteren.
Als het gaat om het aantal voortijdige schoolverlaters, is ook binnen de AOC extra inzet nodig. Dit zal tot uiting komen in de nieuw af te sluiten convenanten met de AOC voor de periode 2012–2015.
Monitoring Bestuursakkoorden en masterplan kwaliteit VMBO groen
Over de voortgang van de uitvoering van de bestuursakkoorden, hoofdlijnakkoorden, prestatieafspraken en «School aan Zet» informeer ik u bij de begrotingsbehandeling in het najaar.
Het «Masterplan kwaliteit VMBO groen 2010–2013», dat door de AOC Raad in opdracht van EL&I is opgesteld, heeft tot doel de oorzaken van de minder gunstige examenscores binnen de GT/TL vast te stellen en maatregelen hierop te formuleren en implementeren met en door de AOC. De maatregelen hebben enige doorlooptijd nodig voordat verbeteringen zichtbaar worden.
Tot slot
Leerlingen, deelnemers en studenten hebben recht op goed onderwijs. Goede leraren zijn hiervoor essentieel. Samen met hen, de schoolleiders en andere verantwoordelijken in het onderwijsveld, gaan we de onderwijskwaliteit verder verbeteren.
Wij zijn ervan overtuigd dat opbrengstgericht werken en professionalisering van leerkrachten bijdragen aan beter onderwijs. Beter onderwijs draagt eraan bij dat we het beste uit onze kinderen halen en uit onze leerkrachten. Dat is de beste voorbereiding die we onze kinderen mee kunnen geven in een wereld waarin kennis, vakmanschap en creativiteit een steeds belangrijker rol spelen.