Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2011
In het algemeen overleg over het actieplan «Basis voor Presteren»1 van 23 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van een nader overleg met de PO-Raad over de invoeringsmomenten in het speciaal (so) en speciaal basisonderwijs (sbo) van een verplicht gebruik van leerling- en onderwijsvolgsystemen (lovs) en van de centrale eindtoets. In het actieplan is daarbij uitgegaan van 1 augustus 2012 respectievelijk het voorjaar van 20152.
De toezegging moet worden gezien tegen de achtergrond van de verschillen van genoemde onderwijssoorten met het reguliere basisonderwijs. In het basisonderwijs is het werken met eindtoetsen en leerlingvolgsystemen gemeengoed. Dit is echter in het so en sbo nog niet (overal) het geval.
Het overleg met de PO-Raad heeft geresulteerd in een aanpassing van het tijdpad voor de voorgenomen invoering van beide instrumenten in het so en sbo. Dit aangepaste tijdpad biedt deze schoolsoorten meer tijd voor de invoering. Deze aanpassing wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot invoering van de centrale eindtoets primair onderwijs dat binnenkort bij uw Kamer zal worden ingediend. Ter toelichting op het resultaat van het overleg met de PO-Raad het volgende.
Ook voor het speciaal (basis)onderwijs geldt dat het werken met een leerling- en onderwijsvolgsysteem en de invoering een centrale eindtoets gezien moeten worden als een middel om de kwaliteit te verbeteren. Deze middelen zijn geen doel op zich, maar maken deel uit van een opbrengstgerichte manier van werken, waarbij het vakmanschap van de leerkracht centraal staat. Het realiseren van een meer opbrengstgerichte cultuur is een kernelement van het actieplan «Basis voor presteren» en één van de doelstellingen van het wetsvoorstel kwaliteit (v)so. Dit omdat deze manier van werken aantoonbaar leidt tot betere prestaties. Het (op maat) stellen van leerdoelen en het volgen van de vorderingen van leerlingen zijn nodig om de leervorderingen van leerlingen in kaart te brengen, te analyseren, bij te sturen en te verbeteren en daarover verantwoording af te leggen. Daarmee zijn de leerlingen en hun ouders, en dus ook de school, gebaat.
In het speciaal onderwijs wordt een belangrijke stap in de richting van het realiseren van een meer opbrengstgerichte cultuur gezet met de voorziene inwerkingtreding van het wetsvoorstel Kwaliteit (v)so op 1 augustus 2012. Dit wetsvoorstel ligt nu ter behandeling bij uw Kamer (TK 32 812, nrs. 1–3). Voor het speciaal onderwijs wordt het dan verplicht een voortgangsregistratie van de ontwikkeling van leerlingen bij te houden, in het (speciaal) basisonderwijs geldt die verplichting al voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. Aan die voortgangsregistratie worden nog geen eisen gesteld met betrekking tot de inhoud en het gebruik.
Een volgende stap wordt gezet met het stellen van eisen aan inhoud en het gebruik van gegevens van deze registratie als onderdeel van het werken met een lovs. Het voorgenomen tijdstip van invoering wordt verschoven van 1 augustus 2012 naar 1 augustus 2014 zodat scholen voor speciaal (basis)onderwijs de gelegenheid krijgen om het werken met een lovs in hun dagelijkse praktijk te implementeren en de gegevens leren benutten ter versterking van het onderwijsleerproces. De door scholen gehanteerde leerlingvolgsystemen zullen vanaf het schooljaar 2014/2015 een reeks van toetsen op ten minste het terrein van de Nederlandse taal en van rekenen/wiskunde moeten bevatten3. De resultaten en inzichten over de leervorderingen van leerlingen zullen dan aantoonbaar moeten worden gebruikt bij de inrichting van het onderwijsleerproces. Met het opschuiven van het invoeringsmoment krijgen scholen voor speciaal (basis)onderwijs de gelegenheid om ervaring op te doen met de toetsen in het leerling- en onderwijsvolgsysteem. Met de PO-Raad ben ik van oordeel dat dit in het belang van een goede invoering en gebruik van de toetsen is.
Vanzelfsprekend wordt er voor gezorgd dat scholen voor speciaal (basis)onderwijs bij de invoering van het leerling- en onderwijsvolgsysteem zorgvuldig worden begeleid en ondersteund. Bij de proeftoetsingen die door Cito in het speciaal (basis)onderwijs zijn uitgevoerd, is ook gebleken dat hieraan veel behoefte is. Die proeftoetsingen leveren informatie over de vragen die bij scholen leven over de wijze van toetsing en het gebruik van de resultaten. Daarmee zal rekening worden gehouden bij het bieden van de ondersteuning aan scholen bij de implementatie van de toetsen.
Een derde stap ter bevordering van opbrengstgericht werken, is de invoering van de centrale eindtoets. Daarvoor wordt gekoerst op het schooljaar 2015/2016. Dit in plaats van het aanvankelijke voornemen om hierbij uit te gaan van het schooljaar 2014/2015. Dat betekent dat de centrale eindtoets in het speciaal (basis) onderwijs voor het eerst in het voorjaar van 2016, in plaats van het voorjaar van 2015, zal worden afgenomen. De scholen, maar ook het College voor Examens en het Cito als toetsontwikkelaar, krijgen hierdoor meer tijd om zich voor te bereiden op de centrale eindtoets. Deze tijd is ook nodig, gezien alles wat komt kijken bij het ontwikkelen van een eindtoets. Het gaat dan bijvoorbeeld om constructie van opgaven, het toesnijden van opgaven op de diverse schoolsoorten in het speciaal onderwijs en het minimaal over twee schooljaren – op vrijwillige basis – afnemen van proeftoetsen bij een selectie van scholen om na te gaan of de voor specifieke doelgroepen aangepaste versies van de toetsen geschikt zijn voor deze leerlingen
Bij de ontwikkeling van de centrale eindtoets in het speciaal (basis)onderwijs zal gebruik worden gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan met de ontwikkeling van de voor het speciaal (basis)onderwijs aangepaste toetsen in het lovs.
De inhoudelijke en organisatorische ontwikkelingen in het speciaal (basis)onderwijs in relatie tot de invoering van de eisen voor het gebruik van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en de centrale eindtoets zullen goed gevolgd worden. Het hiervoor aangekondigde wetsvoorstel, regelt dat de uiteindelijke invoeringsmomenten bij Koninklijk Besluit worden bepaald.
Bijstelling van de bovenstaande planning blijft dus altijd mogelijk mochten inhoudelijke, organisatorische en/of ontwikkelingen in het veld hiertoe aanleiding geven.
Dit laat onverlet dat ook het speciaal (basis) onderwijs beter dan nu de leerresultaten dient te gebruiken om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en daarover verantwoording aflegt. Het bijgestelde tijdpad biedt de scholen gelegenheid zich daarop goed voor te bereiden.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart