Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2011
Met deze brief informeer ik u over de nieuwe islamitische school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Ik zal in deze brief ook uiteenzetten hoe de huidige wetgeving is voor het stichten van nieuwe scholen. Vervolgens ga ik in op de mondelinge vraag van het lid Elias (VVD), gesteld tijdens het vragenuur van 27 september 2011, over de mogelijkheid om met reparatiewetgeving de extra voorwaarde te stellen dat een aanvraag voor een nieuwe school niet in behandeling wordt genomen als één of meer bestuursleden eerder betrokken was bij een school die is omgevallen als gevolg van slechte onderwijskwaliteit. Met deze brief geef ik invulling aan toezegging die ik heb gedaan tijdens het mondelinge vragenuur van 27 september 2011.
Stichting Islamitisch Onderwijs Amsterdam e.o.
Op 1 november 2010 zijn er twee aanvragen ingediend voor het stichten van een nieuwe school op islamitische grondslag in Amsterdam. Op 30 maart 2011 heb ik beide aanvragen afgewezen. De motivering voor afwijzing was «onvoldoende leerling-potentieel». Als er sprake is van twee tijdig ingediende aanvragen wordt het voedingsgebied (in dit geval de stad Amsterdam) gedeeld. Er is onvoldoende leerling-potentieel voor twee islamitische VO scholen, zodat beide aanvragen zijn afgewezen.
Tegen de afwijzing heeft één aanvrager, de Stichting Islamitisch Onderwijs Amsterdam e.o. (SIO) bezwaar gemaakt, de andere aanvrager niet. Omdat de andere aanvrager geen bezwaar had gemaakt stond deze afwijzing in rechte vast en was er op het moment van heroverweging nog slechts één aanvrager. De SIO heeft daardoor voldoende leerling-potentieel kunnen aantonen voor een islamitische scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo. De wet schrijft voor dat deze aanvraag dan moet worden goedgekeurd.
Hier is geen sprake van een voortzetting van het Islamitisch College Amsterdam (ICA). Het betreft een andere rechtspersoon. De wet laat geen ruimte om bij een stichtingsaanvraag de personele samenstelling van het bestuur van invloed te laten zijn op het besluit.
Wettelijke mogelijkheden bij stichting van nieuwe scholen
De toestemming om de school te stichten is gebaseerd op artikel 65 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Dit artikel bepaalt dat een school voor bekostiging in aanmerking komt als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze school, gelet op de belangstelling voor de desbetreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, zal worden bezocht door een in de wet vastgelegd minimum aantal leerlingen.
De wet stelt voorafgaand aan stichting geen anderen eisen dan bovengenoemde. Andere aspecten, waaronder de kwaliteit of samenstelling van het bestuur, zijn dus geen wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor bekostiging. Over de mogelijkheid om wel meer eisen voorafgaand aan stichting te stellen heeft uw Kamer op 22 april 2010 uitvoerig gedebatteerd naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel van het lid Jan Jacob van Dijk en de amendementen (Kamerstukken II 2009/10, 32 007) daarop.
Initiatiefwetsvoorstel van het lid Jan Jacob van Dijk
De concrete aanleiding voor het initiatiefwetsvoorstel was de situatie rond de bekostiging van de Iederwijsscholen. De scholen bleken voor bekostiging in aanmerking te komen, ondanks twijfel over de kwaliteit van het onderwijs. Volgens de indiener van het wetsvoorstel bleek dat er onvoldoende mogelijkheden waren om voldoende toezicht uit te voeren op scholen die nog maar net in het systeem van bekostigde scholen zijn opgenomen. Het initiatiefwetsvoorstel beoogt de WOT (Wet op het onderwijstoezicht) te wijzigen en niet de sectorale onderwijswetten. Binnen een maand na aanvang van de bekostiging van een instelling zou de instelling volgens het voorstel aan de inspectie gegevens moeten verstrekken met betrekking tot het schoolplan, de bekwaamheid van leraren en de onderwijstijd.
Op het wetsvoorstel zijn verschillende amendementen ingediend. Het amendement Kraneveldt- van der Veen c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 32 007, nr. 13) wil de sectorale onderwijswetten (WPO en WVO) wijzigen. Het beoogt dat wanneer er sprake is van ernstig of structureel tekortschieten in de leerresultaten rekenen en taal of wanneer het schoolbestuur een aanwijzing (als bedoeld in artikel 103g, lid 1 WVO) heeft gekregen, de minister kan besluiten dat de rechtspersoon niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging. Het amendement Dezentjé Hamming-Bluemink c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 32 007, nr. 14) stelt voor de bekwaamheid van leraren, de onderwijstijd en het schoolplan van een nieuwe school te toetsen, alvorens deze op het plan van scholen kan worden geplaatst c.q. goedkeuring voor stichting krijgt.
Op 22 april 2010 is er in de Tweede Kamer gedebatteerd over onder meer bovenstaande amendementen. De conclusie van het debat was dat de Onderwijsraad en de Raad van State om advies zou worden gevraagd inzake deze amendementen.
Reparatiewetgeving om «een tweede ICA te voorkomen»
Eventuele reparatiewetgeving kan niet de goedkeuring die reeds is verleend aan SIO terugdraaien. Verscherpte, in nieuwe wetgeving vast te leggen, eisen aan schoolstichting zouden dan terugwerkende kracht hebben, waardoor het beginsel van rechtszekerheid wordt aangetast.
Voorts is de bekostiging van het ICA niet beëindigd vanwege de slechte kwaliteit, maar vanwege een tekort aan leerlingen. Het is pas sinds de inwerkingtreding van de Wet goed onderwijs goed bestuur (Stb. 2010, 80) wettelijk mogelijk om de bekostiging van een school te beëindigen als gevolg van ernstige of langdurige tekortschietende leerresultaten.
De suggestie van het lid Elias om de wet aan te passen zodat in het vervolg een aanvraag niet in behandeling zal worden genomen indien die wordt gedaan door een bestuur waarin personen zitting hebben die eerder betrokken zijn geweest bij een school die is opgeheven vanwege slechte kwaliteit, vertoont sterke overeenkomsten met de bovengenoemde amendementen op het initiatiefwetsvoorstel van het lid Jan Jacob van Dijk. De door het lid Elias gewenste wetswijziging gaat, evenals die amendementen, over extra voorwaarden voorafgaand aan het voor bekostiging in aanmerking brengen van een nieuwe school.
Om deze reden lijkt het mij dan ook aan uw Kamer om te beoordelen hoe uw Kamer de discussie over dit onderwerp/het wetsvoorstel/de daarbij ingediende amendementen wil afronden. Zoals eerder genoemd heeft de Kamer over de amendementen advies gevraagd aan de Raad van State en de Onderwijsraad. De Onderwijsraad heeft zijn advies inmiddels gepubliceerd. Het advies van de Raad van State is waarschijnlijk reeds aan de Tweede Kamer uitgebracht.
Het advies van de Raad van State kan leiden tot beter inzicht in de ruimte die er is om extra voorwaarden voorafgaand aan de bekostiging te stellen. Mogelijk brengt ook het aanstaande advies van de Onderwijsraad over artikel 23 Grondwet nog verheldering op dit punt. Immers, de Onderwijsraad heeft in het advies over het wetsvoorstel van het lid Jan Jacob van Dijk aangekondigd dat hij enige aspecten van dat advies aan een nadere beschouwing zal onderwerpen in het door uw Kamer gevraagde advies over artikel 23 Grondwet.
Tot slot
Iedere leerling verdient goed onderwijs. Mijn inzet blijft erop gericht de kwaliteit van het onderwijs, en dus ook van deze nieuwe school, vanaf het begin op een goed niveau te hebben en te houden. Zoals bij iedere nieuwe school zal de Inspectie vanaf dag 1 toezien op de kwaliteit van het onderwijs en op de wijze waarop de school wordt bestuurd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart