Voorgesteld 17 november 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat bij de komst van alleenstaande minderjarige vreemdelingen de inzet zich maximaal moet richten op zo spoedig mogelijke terugkeer;
overwegende, dat kinderen geen valse hoop op een verblijfstatus moet worden geboden;
overwegende, dat onnodige verwestering en hechting in Nederland moeten worden tegengegaan;
overwegende, dat hereniging met familie in het land van herkomst in de regel in het belang van het kind is;
constaterende, dat de aanwezigheid van een weeshuis in het land van herkomst kan voorzien in een veilige opvang als de familie niet bekend is;
verzoekt de regering in zo veel mogelijk herkomstlanden met spoed een veilige kinderopvang gericht op een kansrijke toekomst in het eigen land te realiseren en dit mede te bekostigen uit de middelen voor ontwikkelingssamenwerking,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
Knops
Fritsma