Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2011
Op 5 januari 2011 heb ik de Kamer per brief mijn reactie gegeven (32 500 VII, nr. 78) op de motie van het lid Van Raak (32 500 VII, nr. 28). In de betreffende motie werd de regering verzocht «in overleg te treden met gemeenten over invoering van een «wethoudersnorm», waarbij geen enkele medewerker in een gemeente, gemeentelijke instelling of gemeentelijk bedrijf meer geld krijgt dan de wethouder».
In uw brief van 14 januari 2011 geeft u aan dat de commissie geïnformeerd wenst te worden van de uitkomsten van een gesprek dat ik over dit onderwerp heb gevoerd met de VNG.
Zowel uit een voorgaand debat in het kader van de begroting van mijn ministerie als in het overleg met VNG is naar voren gekomen, dat de arbeidsvoorwaarden van de gemeenteambtenaren, inclusief het salarisgebouw, een aangelegenheid is van de gemeenten zelf. Zij behoren tot de taken waar deze bestuurslaag zowel op grond van de Ambtenarenwet als de Gemeentewet toe verplicht is. Daarmee wordt bovendien recht gedaan aan de autonomie van deze bestuurslaag die ook grondwettelijk is vastgelegd. De salarissen en vergoedingen van alle politieke ambtsdragers in de onderscheiden bestuurslagen volgen de salarisontwikkeling van de sector Rijk en worden door de minister vastgesteld. De salarissen van de wethouders staan dus los van de salarisontwikkeling in de sector gemeenten.
Mijn conclusie is en blijft dan ook dat er voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geen verantwoordelijkheid is om centraal een wethoudersnorm voor gemeentelijke functionarissen in te voeren.
Het salarisniveau van gemeentelijke ambtsdragers is op dit moment volledig gebaseerd op het inwonertal. In kleine gemeenten is het salaris van de burgemeester vaak al het maximumsalaris waaraan het loongebouw van de gemeente is opgehangen. Het salaris van een burgemeester in een gemeente tot 8000 inwoners is bijvoorbeeld vastgesteld op een niveau dat vergelijkbaar is met BBRA-schaal 13 en van een wethouder vergelijkbaar met BBRA-schaal 11. Door deze combinatie van factoren kan het in kleinere gemeenten lastig zijn om specialistische of hogere ambtelijke functies op het gewenste niveau in te vullen. Dit probleem wordt klemmender nu gemeenten door decentralisatie, krimp, bezuinigingen en regionaliseren meer taken moeten uitvoeren met minder geld en met minder bestuurders.
Het zal door de vergrijzing en het aantrekken van de economie alleen maar groter worden. Gemeenten zijn echter niet verplicht de ambtelijke salarissen te relateren aan de bezoldiging van bestuurders.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner