Vastgesteld 1 maart 2012
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie2 hebben op 6 februari 2012 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:
– BES-aangelegenheden op het beleidsterrein van Veiligheid en Justitie;
– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 december 2011 over de stand van zaken met betrekking tot de aangenomen moties begrotingsbehandeling BES-fonds (33 000-IV ) op 25 en 26 oktober 2011 en over de consultatie met de eilandsbesturen (33 000-IV, nr. 43);
– de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 18 januari 2012 over het beleid op het terrein van het ministerie van Veiligheid en Justitie ten aanzien van Caraïbisch Nederland (31 548, nr. 91).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Van der Burg
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, De Lange
Voorzitter: Van der Burg
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bochove, Van der Burg, Van Gent, Hachchi, Lucassen, Ortega-Martijn en Van der Steur,
en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg met de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Ik heet de bewindslieden, de hen ondersteunende ambtenaren, de Kamerleden en alle belangstellenden van harte welkom. De spreektijd bedraagt twee minuten. Verder sta ik in de eerste termijn maximaal twee interrupties toe.
Het woord is als eerste aan mevrouw Ortega-Martijn.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zal vandaag een aantal signalen in het debat inbrengen. Het gaat daarbij om signalen die ik aangereikt heb gekregen tijdens het bezoek met de Kamerdelegatie aan de eilanden en tijdens een privébezoek in de zomer van vorig jaar.
Is het waar dat de criminaliteit gestaag groeit? Zo ja, welke oorzaken kunnen de bewindslieden daarvoor dan noemen? Is het verder waar dat dit druk zet op de detentiecapaciteit? Ik heb in de brief gelezen dat men zoekt naar tijdelijke mogelijkheden om die druk weg te nemen. Dat betekent toch zeker niet dat er opnieuw een container op Bonaire wordt geplaatst?
Ik heb klachten gekregen over de zichtbaarheid. In de brief staat dat voor de zichtbaarheid op de auto's een Nederlandse striping is aangebracht en dat men nieuwe uniformen draagt. Het gaat mij echter vooral om de zichtbaarheid van de politie op straat. Zo gaf iemand het voorbeeld dat veel bezoekers aan de Kaya Grandi op Bonaire foutparkeren en dat die mensen toch geen boete krijgen. Verder geven mensen aan dat de politie beter moet communiceren met het volk en dat er te weinig politieberichten zijn. Mensen blijven met andere woorden verstoken van informatie. Ten slotte bestaat er grote behoefte aan wijkagenten. Komen die wijkagenten er ook?
De brandweer. Is het korps op sterkte? Hoe groot was de formatie voor 10-10-10 en is er eigenlijk wel een algemeen alarmnummer op de eilanden? Zo ja, is de bevolking daarmee dan ook vertrouwd? Verder zou ik graag horen of er op de eilanden ook wordt gewerkt met vrijwilligerskorpsen.
Mensenhandel. Wat is de omvang daarvan? Waar komen deze mensen terecht? De prostitutie wellicht? Is er überhaupt een prostitutiewet en bestaan er wel uitstapprogramma's?
Voorzitter. Mijn laatste opmerking. Ik heb van de bevolking duidelijk meegekregen dat men behoefte heeft aan een juridisch loket en aan sociale raadslieden wanneer zij de gang naar de rechter moeten maken.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom. Veiligheid en Justitie is natuurlijk heel belangrijk voor alle eilanden in het Caraïbische gebied. Dat wij vandaag spreken over de BES-eilanden doet daar niets aan af. Ik richt mij vandaag op de criminaliteit en dan met name op de jeugdcriminaliteit.
De kern van het probleem hebben wij al met de ministers van OCW en VWS besproken. Een belangrijk aspect dat daarbij niet aan de orde is gekomen, is de begeleiding van de jeugd. Ik heb begrepen dat alleen jongeren tot achttien jaar worden begeleid. In Nederland kennen wij ook een voorziening voor oudere jongeren, want een jongere die achttien wordt, heeft natuurlijk niet van de ene op de andere dag geen begeleiding meer nodig. Hoe zit dat op de eilanden?
Er zijn veel loketten betrokken bij de jeugdcriminaliteit, maar helaas heb ik gehoord dat die veelal langs elkaar heen werken. Is het met het oog daarop misschien een idee om, bijvoorbeeld op Bonaire, een soort veiligheidshuis in te richten, waarin politie, het Openbaar Ministerie, de Centra voor Jeugd en Gezin en het lokaal bestuur samenwerken? Met andere woorden: een integrale probleemgerichte aanpak.
Ik heb begrepen dat er op Saba nogal wat problemen zijn door de handel in en het gebruik van drugs. Voor welke problemen zorgen de invoer, de handel en het gebruik van drugs op Saba en in de omgeving van dit eiland? Wat doen politie, marechaussee en douane hieraan? Werken zij daarbij wel samen met andere eilanden en met andere landen van het Koninkrijk?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met enkele vragen over de politiekorpsen, de sterkte van de politie en blauw op straat. Tijdens ons bezoek merkte ik dat daar veel over wordt gediscussieerd. Veel bewoners van de BES-eilanden klagen dat ze nauwelijks politieagenten zien, ook al is er op de eilanden behoorlijk wat aan de hand.
Uit de cijfers heb ik opgemaakt dat de Caraïbische politie beschikt over 150 fte. 121 daarvan zijn operationeel en daarvan zijn weer 97 fte «operationeel operationeel». Ik vraag mij dan toch echt af wat die fte's precies doen. Hoe zit het verder met de administratieve ondersteuning? Ik heb daar geen zicht op kunnen krijgen, terwijl er wel veel klachten zijn.
Het gebrek aan recherchecapaciteit vangt men op door bij de recherche mensen van de Koninklijke Marechaussee te detacheren. Dat is natuurlijk geen wenselijke permanente oplossing. Op welk doel en tijdpad kan ik het ministerie vastpinnen voor het blijvend op orde brengen van de recherchecapaciteit in Caraïbisch Nederland?
In hoeverre is de criminaliteitsontwikkeling op de eilanden aanleiding om de politiecapaciteit op orde te brengen? Ik sluit daarmee aan op een vraag van mevrouw Hachchi. Ten slotte zou ik graag horen hoe het staat met de gevangenissen op de BES-eilanden. Ik hoor dat het op Bonaire een puinhoop is. Ik vat het samen in «puinhoop», want in dat soort termen spreekt men er echt over. Op Statia wordt er opeens op een heel andere locatie een gevangenis gebouwd. De bevolking vermoedt dat NuStar daarbij een vinger in de pap heeft gehad. Kan de minister dit ophelderen?
Ik sluit aan bij de vragen die over kinderen en jongeren zijn gesteld. Het is inderdaad een groot probleem dat jongeren op de eilanden niets te doen hebben. Scholieren zijn 's middags vrij en die moeten het dan maar zelf uitzoeken. Ook in de gevangenissen is men bezorgd, omdat alles door elkaar heen loopt en er geen goede programma's voor jongeren zijn. En dat is natuurlijk vragen om problemen!
De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Nederland draagt sinds 10-10-10 een behoorlijk grote verantwoordelijkheid voor het opvangen van de gaten in veiligheid en justitie op de BES-eilanden. Het budget voor de politiezorg is inmiddels verdubbeld. Dat is belangrijk, maar even belangrijk is dat de eilanden ook zelf beleid ontwikkelen. Hebben de eilanden überhaupt veiligheidsbeleid, inclusief doelstellingen, geformuleerd? Hoe staat het verder op de eilanden met de ontwikkeling van veiligheids- en rampenplannen? Voor Saba heeft dat wellicht wat minder haast, maar dat geldt zeker niet voor Statia, want daar zijn dergelijke plannen hard nodig.
Ik kom te spreken over de werving van politiemensen en de recherchecapaciteit. De bewindslieden geven aan dat dit een probleem is. De gaten worden op dit moment opgevuld door de Koninklijke Marechaussee, maar hoe lang kan men dat volhouden? Ik vraag dat, omdat deze constructie uiteraard geen langetermijnoplossing is. Bestaat er inmiddels zicht op een echte oplossing? Komen hierdoor verder geen zaken op de plank te liggen of voorkomt men dat door mensen van de Koninklijke Marechaussee in te zetten?
Wij hebben inderdaad verhalen gehoord over de toename op Saba en Statia van het gebruik van harddrugs en de daarmee samenhangende criminaliteit. Kan de minister dat bevestigen? Men heeft ons inderdaad ook gevraagd te zorgen voor meer zichtbaarheid van de politie. Vooral op Saba verzocht men ons daarom. Mensen zijn ervan overtuigd dat er goed werk wordt gedaan, maar dan toch vooral achter gesloten deuren. Misschien dat dat komt doordat er een administratieve inhaalslag moet worden gemaakt, maar hoe het ook zij: mensen missen de agent op straat.
Voorzitter. De PVV-fractie heeft met zorg kennisgenomen van de berichten over het geschuif met gevangenen. De driehoek Curaçao, Bonaire en Nederland en het vreselijke drama met Ryan Peters, die bijna door Curaçao op het vliegtuig werd gezet: het is allemaal weinig fraai. Ik zou zeggen dat het eigenlijk chantage is, zeker omdat er, naar verluidt, zelfs een tegemoetkoming door Nederland is betaald voor de opvang van gedetineerden. Ik zou graag van een van de bewindslieden horen of de berichten die ik daarover heb gelezen, waar zijn.
Uiteindelijk bleek het niet mogelijk om mensen van Curaçao naar Bonaire te transporteren, vanwege capaciteitsgebrek op Bonaire. Doelt men daarmee op ruimtegebrek of op de kwaliteit van de instellingen die deze mensen moeten opvangen? Kunnen ze op Bonaire met andere woorden nu wel of niet zware gevallen opbergen? Mocht het nodig zijn om ze in containers te plaatsen, dan graag. Alles is mij liever dan dat criminelen uit Bonaire naar Nederland worden gehaald om hier te re-integreren en te resocialiseren. Ik heb overigens in een artikel gelezen dat dit op dit moment zou gebeuren. Graag verduidelijking. Als dat inderdaad gebeurt, dan wil mijn fractie natuurlijk dat deze criminelen zo snel mogelijk retour afzender gaan, want wij hebben de bakken hier al vol genoeg zitten met Antilliaanse criminelen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De heer Lucassen stelt dat de gevangenissen in Nederland vol zitten met Antilliaanse gevangenen. Is hij er nog steeds niet van overtuigd dat Saba, Sint-Eustatius en Bonaire gewoon een deel van Nederland zijn? Wat is eigenlijk zijn probleem? De Kamervragen die de heer Lucassen hierover heeft gesteld, zijn namelijk al door de bewindspersonen beantwoord. In een ander debat heeft hij ook al over deze problematiek gesproken en ik vraag mij dan ook af wat hij eigenlijk nog meer zou willen horen.
De heer Lucassen (PVV): Ik wil van de bewindslieden horen dat er niet nog meer criminelen vanaf de eilanden naar Nederland komen. En als ze toch deze kant opkomen, dan vind ik dat ze zo snel mogelijk retour afzender moeten gaan. Dat is wat ik wil horen!
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik wijs de heer Lucassen er dan toch maar op dat hij twee mensenrechten met voeten treedt. In zijn optiek is er namelijk sprake van tweederangsburgers. Hij vindt immers dat deze mensen gewoon heel anders zijn. En dan zegt hij ook nog eens «stop ze maar in containers»!
De heer Lucassen (PVV): Voorzitter, word ik nu echt beschuldigd van mensenrechtenschendingen? Of bedoelt mevrouw Ortega-Martijn dat criminelen en gedetineerden in mijn ogen minder rechten zouden hebben dan andere mensen? Dat laatste klopt in zekere zin wel, want het zijn natuurlijk wel mensen die gedetineerd en veroordeeld zijn.
Wil ik dat er mensen in containers worden gezet? Ja, liever dan dat ze naar Nederland komen om hier hun gevangenisstraf uit te zitten. Als er daar niet genoeg ruimte is om mensen op de gewone manier op te sluiten, dan vind ik containers een prachtige oplossing.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. De veiligheid en de hele veiligheidsketen op de BES-eilanden zijn in de ogen van mijn fractie van groot belang. Waarom? Niet alleen omdat wij daarvoor de verantwoordelijkheid op ons hebben genomen, maar ook omdat de bijzondere situatie aldaar bijzondere aandacht van ons vergt. Overigens spreek ik hierover niet uit eerste hand, maar mijn collega's Bosman, Blok en Van der Burg hebben die ervaring wel degelijk.
Ik ben blij met de brief van de minister van 18 januari, want daarin staat in mijn ogen een aantal belangrijke zaken over de plannen en de ontwikkelingen. Mijn fractie vindt het verder belangrijk dat wij aan de hand van een benchmark kunnen controleren of wat wij doen, effectief is. Op dit moment ontbreekt het mijn fractie namelijk aan een duidelijk beeld van de actuele situatie. Om hoeveel criminaliteit gaat het? Wat zijn de dreigingen? Hoeveel politiecapaciteit is nodig om de uitdagingen het hoofd te bieden? Hoeveel rechters zijn er nodig? Welke inspanning moeten de officieren van justitie precies leveren? Zijn er voldoende mensen beschikbaar of moeten er mensen bij komen? Hoe zit het met de ondersteuning van de rechtbanken en het Openbaar Ministerie? Welke rol kan de Koninklijke Marechaussee op de langere termijn blijven spelen? Is het verder wel logisch dat de KMar deze rol vervult? Hoe zit het met de douane en de inzet van de marine?
Deze vragen zijn terecht ook door andere woordvoerders gesteld. De antwoorden op die vragen en de effectiviteit van de maatregelen kunnen wij echter alleen goed beoordelen als wij de ernst van de situatie kennen. Ik vraag de minister en de staatssecretaris daarom nadrukkelijk of zij bereid zijn om een vorm van nulmeting uit te voeren. Wat zijn de feiten? Hoeveel drugs worden er geïmporteerd en geëxporteerd? En welke middelen zijn er nodig om dit probleem effectief aan te pakken?
Effectiviteit is namelijk wel waar de VVD-fractie voor staat. Voor de mensen die nog steeds moeten wennen aan het Nederlandse systeem en de Nederlandse manier van denken, is het essentieel dat men aan den lijve ondervindt dat de Nederlandse betrokkenheid verschil maakt.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik begrijp de zorgen van de heer Van der Steur. Is hij het met mij eens dat wij moeten uitzoeken waarom de criminaliteit plotseling de spuigaten uitloopt? Denkt hij verder niet net als ik dat wij vooral meer aan preventie zouden moeten doen? Moeten wij er bijvoorbeeld niet voor zorgen dat first offenders en jongeren niet nog een keer in criminele activiteiten verzeild raken?
De heer Van der Steur (VVD): Dat ligt wat de VVD-fractie betreft niet anders dan in Nederland. Het is heel interessant om te weten waarom iemand iets doet, maar belangrijker is het om het juiste antwoord paraat te hebben als iemand iets doet. Als mevrouw Ortega van mij wil horen wat de prioriteiten van de VVD zijn, dan moet ik haar ook zeggen dat dat allereerst de bescherming van de inwoners van de eilanden tegen criminaliteit is. Pas daarna vragen wij ons af wat de oorzaken precies zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wij op de eilanden af willen zien van het normale preventiebeleid dat wij in Nederland voeren.
Daar is volgens mij ook helemaal niemand tegen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Strijdbare taal van de heer Van der Steur, maar als er meer politie- en recherchecapaciteit nodig is, is de VVD-fractie dan ook bereid om meer capaciteit naar de BES-eilanden te sturen? Mensen die daar in de gevangenis terechtkomen, komen er vaak als hardere criminelen uit dan ze erin gingen. Betekent dat niet dat het noodzakelijk is om het gevangeniswezen op de eilanden structureel te verbeteren?
De heer Van der Steur (VVD): Om met dat laatste te beginnen. Mevrouw Van Gent zegt dat mensen op de BES-eilanden crimineler uit de gevangenis komen dan ze erin gaan. Het zou pas vreemd zijn als dat niet zo was, want volgens mij geeft zij eigenlijk een vrij adequate beschrijving van wat er ook in Nederlandse gevangenissen gebeurt. De recidivecijfers van mensen die in Nederlandse gevangenissen worden gedetineerd, zijn immers schrikbarend hoog. Zij wijst dus op een probleem dat zich in beide gebieden voordoet. Er is volgens mij dan ook geen reden om de eilanden anders te behandelen dan in Nederland gebruikelijk is.
Ik kom te spreken over de capaciteit. De minister en de staatssecretaris doen er binnen de bestaande financiële mogelijkheden alles aan om effectief op te treden als dat nodig is. Ik zie niet in waarom dat in dit geval anders zou zijn. Maar net als mevrouw Van Gent ben ik natuurlijk benieuwd naar wat de minister en de staatssecretaris hierover gaan opmerken.
Voorzitter, mag ik zo vrij zijn om op te merken dat het buitengewoon lastig is om mij te concentreren wanneer mevrouw Van Gent door mijn beantwoording van haar vragen heen praat. Ik zou mevrouw Van Gent dan ook, via de voorzitter, willen vragen om dat voortaan achterwege te laten.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik zal het nooit meer doen. Het leidt de heer Van der Steur blijkbaar heel erg af, maar mannen zijn dan ook niet zo goed in multitasken.
De heer Van der Steur zegt dat je Nederlandse gevangenissen kunt vergelijken met de gevangenissen daar. Dat is echt niet het geval. Zo zijn er geen aparte programma's voor jongeren en loopt iedereen door elkaar heen. Verder zijn er geen resocialisatieprogramma's en komen mensen in deze gevangenissen met de meest vreselijke dingen in aanraking. Een gevangenisstraf moet natuurlijk wel een beetje helpen! Je zou er in ieder geval niet slechter van moeten worden. Betekenen de stoere woorden van de VVD met andere woorden ook dat zij bereid is om extra te investeren in de gevangenissen en het scheiden van groepen in de gevangenissen, zodat jongeren niet meer tussen zware criminelen lopen?
De heer Van der Steur (VVD): Multitasken is misschien een vaardigheid die ik niet beheers, maar de vraag is of het om multitasken of om beleefdheid gaat. Maar dat laat ik graag aan mevrouw Van Gent.
In de brief van de minister heb ik gelezen dat er juist in het gevangeniswezen wordt geïnvesteerd. Er wordt dus al geïnvesteerd in het gevangeniswezen. Ik denk niet dat het aan de Kamer is om vervolgens te bepalen wie bij welke groep en op welke gang moet worden gehuisvest. Dat zijn typisch zaken die wij aan de Dienst Justitiële Inrichtingen kunnen overlaten, zoals wij dat overigens ook in Nederland doen.
De opmerkingen van mevrouw Van Gent onderschrijven en onderstrepen wat ik zojuist heb gezegd en wel dat het van essentieel belang is dat wij heel goed weten wat er op de eilanden aan de hand is en hoe het daar met de criminaliteit staat. Als wij verder ook weten wat de aard van de criminaliteit is, kunnen wij het beleid voeren dat nodig is.
De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de brief van 18 januari. Uit die brief blijkt dat er geïnvesteerd is in versterking van het materieel en de menskracht van de politie op de eilanden. De vraag is nog wel in hoeverre dat voor de bevolking zichtbaar is.
Tijdens onze ontmoetingen met de bevolking hoorden wij twee belangrijke klachten. Ten eerste was dat de klacht dat de politie niet zichtbaar is. Ze hebben wel een heleboel auto's, maar desondanks zijn ze nooit waar ze zouden moeten zijn. Ik chargeer, maar dat waren wel de opmerkingen die wij hoorden. Ten tweede klaagt men dat de communicatie van de politie met de bevolking aanmerkelijk moet worden verbeterd. Waar is de politie mee bezig en waarom? Voor deze punten vraag ik graag aandacht. Door duidelijk te maken waar je mee bezig bent, kun je vaak misverstanden voorkomen.
Ik heb in dezelfde brief gelezen over de stand van zaken rond de brandweer en de rampenbestrijding. Ik constateer dat het een en ander is verbeterd. Dat is een goed signaal en wij moeten daar dan ook zeker mee doorgaan. Ik heb overigens in het verleden al vaker om aandacht gevraagd voor de rampenbestrijding, omdat wij op de Bovenwindse eilanden nu eenmaal een groot risico lopen op orkanen. Door eerdere ervaringen met orkanen weten we wat dat met zich meebrengt en de rampenbestrijding in Caraïbisch Nederland moet dan ook optimaal functioneren. En dat betekent weer dat men optimaal moet samenwerken met de landen van het Koninkrijk en de omringende landen. Volgens mij valt daar nog wel een slag te maken.
Advocaten op Saba en vooral op Sint-Eustatius klagen dat zij soms voor hun cliënten naar Bonaire moeten reizen. Dat kost enorm veel tijd. In de stukken heb ik gelezen dat men beziet of de samenwerking met Sint-Maarten kan worden verbeterd. Dat is precies het verzoek van de advocaten, want de advocaten op Saba en Sint-Eustatius zouden heel graag zien dat zij de reis naar Bonaire kunnen overslaan. Wij zouden dus op Sint-Maarten een stap kunnen zetten die het een stuk beter maakt voor zowel de cliënt als de advocaten en de familie.
Er zijn in allerlei toonaarden opmerkingen gemaakt over de huizen van bewaring en de gevangenissen. Ik zou er op mijn beurt voor willen pleiten dat wij de zaak op orde brengen. Daarmee bedoel ik het volgende. Op met name Sint-Eustatius wordt nog steeds geruzied over de vraag op welke locatie er nieuwbouw moet komen. Ik denk dat men daar dus nog wel enige daadkracht kan gebruiken.
De voorzitter: Het is gebruikelijk dat de minister als eerste antwoordt. Mij is echter gevraagd om de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als eerste te laten antwoorden, omdat hij straks de vergadering moet verlaten wegens verplichtingen in Amsterdam.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun vragen en dan in het bijzonder voor de vragen over het gevangeniswezen, de huizen van bewaring, de jeugd en de faciliteiten van de advocatuur. Laat ik beginnen met de capaciteit van het gevangeniswezen, want daarover hebben vrijwel alle leden een opmerking gemaakt.
Op Sint-Eustatius wordt in 2014 een gevangenis gerealiseerd met 30 plaatsen. Mevrouw Van Gent merkte terecht op dat nog niet duidelijk is voor welke locatie zal worden gekozen. Het voorlaatste Bestuurscollege van Sint-Eustatius had gekozen voor een locatie dicht bij de stad. Het volgende Bestuurscollege, een college dat inmiddels ook is vervangen, kwam met de locatie Steward. Wij hebben inmiddels aangegeven dat wij voor 15 februari van het Bestuurscollege op Sint-Eustatius willen horen op welke locatie men gaat bouwen.
Er lagen al plannen om vlak bij de stad, bij Man-o-War, te bouwen. De tekeningen daarvoor waren zelfs al gemaakt. Het nieuwe Bestuurscollege heeft Steward als nieuwe locatie genoemd. Daarvoor hebben inmiddels de nodige voorbereidingen plaatsgevonden. Wij hebben nu tegen het college gezegd: als jullie ons zeggen waar de DJI kan gaan bouwen, dan zijn wij in staat om die gevangenis met 30 plaatsen in 2014 op te leveren.
Met mijn opmerkingen over de gevangenis heb ik eigenlijk de vraag van de heer Van Bochove over de advocatuur beantwoord. Hij wilde weten waar mensen uit Saba en Sint-Eustatius met hun raadslieden kunnen overleggen. Sint-Maarten is binnen de nieuwe regeling geen optie, wat betekent dat gedetineerden, totdat de gevangenis op Sint-Eustatius gereed is, naar Bonaire zullen moeten reizen om met hun advocaten te kunnen spreken. Dat is op dit moment de gang van zaken, want een andere oplossing is er niet.
Wat is er op Bonaire aan de hand? In 2015 zal er nieuwbouw met zo'n 120 plaatsen zijn gerealiseerd. Door het effectieve optreden van politie en Justitie zijn er op dit moment echter al meer dan 120 arrestanten, zowel mensen in voorlopige hechtenis als afgestraften. Dat betekent dat wij over maximaal acht maanden de huidige faciliteit uitgebreid zullen moeten hebben.
Tegen mevrouw Ortega zeg ik dat deze tijdelijke faciliteit uit containercellen zal bestaan. Op die manier kunnen wij de maximale capaciteit voor de komende acht maanden vergroten naar in totaal 96 detentieplaatsen.
Mevrouw Van Gent ging in mijn ogen wat kort door de bocht toen ze zei dat de gevangenis op Bonaire eigenlijk maar een rommeltje is. Ik betwijfel of het een rommeltje is. Het is in ieder geval beter dan het was, maar dat laat onverlet dat er op dit moment een tekort aan detentieplaatsen is. En dat zullen wij op korte termijn veranderen.
De heer Lucassen vroeg wat de reden was voor de overplaatsingen. Op een gegeven moment hebben wij het bericht van Curaçao gekregen dat men daar 22 gedetineerden niet kon plaatsen wegens capaciteitstekort. Curaçao vroeg of die gedetineerden zo snel mogelijk teruggebracht konden worden naar Bonaire. Dit verzoek heeft ons acht maanden geleden van minister Wilsoe bereikt. Wij hebben toen uit beheersmatige overwegingen besloten om zeven van die 22 gedetineerden niet op Bonaire te plaatsen. Onder hen bevond zich inderdaad een gedetineerde die in verband met een gruwelijke moord op Bonaire is afgestraft.
Met het oog op de situatie op Bonaire en op het feit dat het om gevaarlijke gedetineerden ging, heb ik besloten om zeven gedetineerden naar Nederland over te brengen. Op grond van artikel 40 van het Statuut zijn deze mensen thans in Nederland gedetineerd. De overige vijftien gedetineerden zijn vanaf september 2011 teruggeplaatst naar Bonaire. Dit proces loopt nog en dat betekent dat het op Bonaire druk is. Het is om twee redenen druk in de gevangenis op Bonaire. De eerste reden is het feit dat er gevangenen van Curaçao zijn teruggekomen. De tweede reden is het effectieve optreden van politie en Justitie op het eiland. Omdat het zo vol is, werken wij op dit moment hard aan tijdelijke capaciteitsuitbreiding.
De heer Lucassen vroeg of er vergoedingen zijn betaald. Curaçao heeft Nederland inderdaad om een vergoeding gevraagd voor de gevangenen die na 10-10-10 uit Bonaire, Saba en Sint-Eustatius op Curaçao zijn gedetineerd. Volgens de nieuwe onderlinge detentieregeling moet daarvoor inderdaad een vergoeding worden betaald. Curaçao heeft dus inderdaad een rekening gestuurd. Deze rekening is overigens nog niet betaald, omdat Nederland zelf ook nog rekeningen heeft uitstaan op Curaçao. Op dit moment wordt bezien of verevening mogelijk is.
Maar kort en goed: op Sint-Eustatius worden in 2014 dertig cellen in gebruik genomen. Verder gaan wij binnen acht maanden de capaciteit op Bonaire ophogen tot 96 cellen in afwachting van de nieuwbouw die in 2015 gereed zal zijn.
Mevrouw Van Gent heeft een opmerking gemaakt over de leefomstandigheden. Wat kunnen wij daaraan verbeteren? Wij hebben al wat slagen gemaakt, zie bijvoorbeeld de voortgang die wij boeken bij het realiseren van de aanbevelingen van de Commission on the Prevention of Torture. De heren Vegter en De Lange hebben hierover een rapport uitgebracht, waaruit blijkt dat de gevangenis op Bonaire in juli 2011 voldeed aan de internationale normen. Maar mevrouw Van Gent heeft gelijk dat er nog het een en ander kan worden verbeterd. Dat doen wij ook, zie wat wij doen om in de gevangenis meer zinvolle activiteiten aan te bieden in de sfeer van werk en onderwijs. Het aanbieden van werk in de gevangenis en de toegeleiding naar werk verloopt op Bonaire nog steeds moeizaam.
Een ander punt waaraan wij werken, zijn de twee strafcellen in de oudbouw. Waarschijnlijk is dit ook een punt dat mevrouw Van Gent onder de aandacht is gebracht op haar dienstreis. Het gebruik van dergelijke strafcellen is onacceptabel, maar gelukkig is dit probleem inmiddels opgelost.
Wat hebben wij nog meer gedaan om de druk op de detentiecapaciteit van met name Bonaire te verminderen? Sinds 16 januari jongstleden is ook in Caraïbisch Nederland elektronisch toezicht mogelijk. De controle daarop door middel van gps vindt plaats vanuit Nederland. Dat is nu dus ook mogelijk op de Bovenwindse eilanden Sint-Eustatius en Saba en dat vermindert de druk op de detentie aldaar. Het is dan ook een goede zaak dat wij het elektronisch toezicht op meer plaatsen kunnen toepassen.
Uiterlijk 15 februari informeert het Bestuurscollege van Statia mij over de locatie. Ik zei het al. Vanaf 15 februari gaan wij heel voortvarend aan de slag met de bouw om ervoor te zorgen dat het in 2014 op orde is.
De heer Lucassen zei «een beetje kort door het midden» dat ik ervoor moet zorgen dat op Bonaire gedetineerde Antillianen niet meer naar Nederland komen. Dat doe ik dus door ervoor te zorgen dat er straks voldoende capaciteit is. Ik merk daarbij wel op dat het altijd mogelijk is dat er om beheersmatige redenen gedetineerden naar Nederland moeten worden overgebracht, bijvoorbeeld in het geval van vluchtgevaarlijke gedetineerden en gedetineerden die op Curaçao grote problemen veroorzaken. Het is namelijk ook een belang van de Nederlandse regering dat mensen die verantwoordelijk zijn voor ernstige misdrijven, adequaat worden gedetineerd. Je moet met andere woorden afwegen of het erger is dat deze mensen naar Nederland komen dan dat ze ontsnappen. Dat risico wil je natuurlijk nooit lopen, maar zeker niet in het geval van mensen die zich aan zeer ernstige misdrijven, bijvoorbeeld misdrijven met slachtoffers, schuldig hebben gemaakt. Ik ben er dus zeer terughoudend mee, maar als het echt moet, deins ik er niet voor terug om mensen naar Nederland over te plaatsen.
De heer Lucassen (PVV): Dank voor de toelichting. Ik hoop wel dat de staatssecretaris begrijpt waarom ik het zo belangrijk vind dat deze gevangenen niet onze kant op komen. Maar hij heeft natuurlijk gelijk dat het nog belangrijker is dat ze niet op straat lopen. Ik kan dan ook een heel eind met deze oplossing meegaan. Ik vraag mij nog wel af of de uitzondering voor beheersmatig problematische gevallen een permanent karakter heeft. Of komt hieraan een einde als de situatie op Bonaire is verbeterd? Kunnen deze mensen dan wel daar in de gevangenis worden ondergebracht?
Staatssecretaris Teeven: De uitbreiding met twintig cellen in de komende acht maanden is niet dusdanig dat ik die beheersmatig gevaarlijke gedetineerden op Bonaire kan huisvesten. Als de nieuwbouw in 2015 gereed is, kan een aantal van die mensen terug worden geplaatst naar Bonaire. Er is verder in voorzien dat deze mensen een aantal weken voor het einde van hun straftijd terug worden geplaatst naar Caraïbisch Nederland om te voorkomen dat ze in Nederland op straat terechtkomen.
De heer Van Bochove heeft een opmerking gemaakt over de problemen van de advocaten op Saba en Sint-Eustatius. Binnen de huidige staatkundige structuur is het geen optie om advocaten hun cliënten op Sint-Maarten te laten ontmoeten. Als de gevangenis op Statia gereed is, behoort dit probleem echter tot het verleden. Ik realiseer mij natuurlijk zeer wel dat het voor advocaten een heel lastige situatie is.
Mevrouw Hachchi van de D66-fractie vroeg naar de mogelijkheid om een veiligheidshuis in het leven te roepen voor jeugdigen. Ik denk niet dat dit tot de mogelijkheden behoort. Op de eilanden is het allemaal vrij kleinschalig en een veiligheidshuis vraagt nu eenmaal om een wat grotere schaal. Op dit moment vindt er overigens wel casusoverleg plaats en wij denken dat wij daarmee een aantal zaken goed kunnen opvangen. Zo kunnen wij via deze weg het opleggen van taakstraffen en begeleidingstrajecten coördineren. En ook de opvang door de Voogdijraad, die in de oude vorm nog steeds op Bonaire bestaat, kunnen wij op die manier realiseren. Al met al denken wij dat een apart veiligheidshuis niet nodig is.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp uit het antwoord dat het casusoverleg een nieuwe manier van werken is die een integrale probleemaanpak mogelijk maakt. Begrijp ik dat goed of is het een bestaande werkwijze?
Staatssecretaris Teeven: In Nederland is het casusoverleg een bestaande manier van werken in de veiligheidshuizen. Die casusoverleggen introduceren wij nu op de eilanden. In 2010 zijn wij daarmee begonnen en wij proberen deze werkwijze te verbeteren door dwarsverbanden te leggen. Dat wil zeggen dat jeugdigen die uit de detentie komen, net als in Nederland, onmiddellijk door de jeugdreclassering worden opgevangen. Wij proberen verder een doorstart te maken met deze jongeren. Daarmee kom ik toe aan een andere vraag van mevrouw Hachchi over de doorstart naar 18-plus. Wij nemen een voorschot op wat wij in verband met de harde scheiding in Nederland tussen 18-min en 18-plus proberen te realiseren in het adolescentenstrafrecht. Wij doen dat door te zorgen voor een vloeiende overgang van 18-min naar 18-plus.
Mevrouw Hachchi (D66): De staatssecretaris zei: we proberen dat te verbeteren. Kan hij dat iets concreter maken? Ik begrijp dat een en ander tijd nodig heeft. Bijvoorbeeld in 2010 is het casusoverleg gestart. De staatssecretaris begrijpt in dat kader ook mijn vraag over de scheiding tussen 18-plus en 18-min. Ik probeer iets verder te komen dan de uitspraak «we proberen het te verbeteren».
Staatssecretaris Teeven: We hebben drie modellen geïntroduceerd. We hebben de Halt-afdoening geïntroduceerd. Daar zijn we in Caraïbisch Nederland dus ook mee bezig. Verder zijn we bezig met het afdoen van zaken via het officiersmodel, naast het rechtersmodel, om te zorgen dat we ook buiten de zitting zaken kunnen afdoen. Wat doen we concreet? Met welke sancties zijn we bezig? We zijn bezig met de berisping, taakstraf of werkstraf, en we hebben begeleidingstrajecten die nu worden gecoördineerd en uitgevoerd door de strafafdeling van de Voogdijraad. Bovendien is op alle drie de eilanden de jeugdreclassering in ontwikkeling voor de minderjarigen die wegens zwaardere delicten voor de rechter moeten verschijnen. Ik maakte al melding van het elektronisch toezicht. In Caraïbisch Nederland kennen we nog tbr, de oude vorm van de Nederlandse tbs. Met al die interventiemodellen zijn we nu in combinatie met elkaar bezig. Deze worden ook verbeterd. Sommige vormen waren al bekend op de eilanden, maar sommige zaken zijn nieuw. Daar is ook even tijd voor nodig. Uit de evaluatie van de Voogdijraad in december 2011 blijkt dat dit model zowel op Bonaire als op Saba en Sint-Eustatius aansluiting vindt. Ik constateer met mevrouw Hachchi dat de harde scheiding tussen 18-min en 18-plus een probleem is op de eilanden, net als in Nederland.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De vraag is dan wel of het probleem van de scheiding tussen 18-min en 18-plus opgelost gaat worden. Op de eilanden wordt gezegd dat jongeren het echte probleem zijn: drugs en alcohol, geen plek in de gevangenis, enorme criminaliteit, de politie faalt volledig. Ik zeg niet dat dit meteen allemaal waar is, maar ik vraag mij wel af of er voldoende voorlichting is. Is de bevolking er voldoende van doordrongen wat er gebeurt? Hoe zit het met de preventieprogramma's? Er komen ook jongeren in de gevangenis die daar echt zeer slecht weer uit komen, kan ik de staatssecretaris verzekeren.
Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Van Gent heeft volledig gelijk als zij zegt dat de communicatie naar de bevolking toe verbeterd kan worden. De minister zal daar ook op ingaan. Het betere werk van politie en Openbaar Ministerie heeft echter ook juist met zich gebracht dat er haast moest worden gemaakt met de detentiefaciliteiten voor jeugdigen. Op Bonaire staat een multifunctionele inrichting waarin alle afdelingen zijn vertegenwoordigd. Dat geeft ook zijn eigen dynamiek en zijn eigen problemen omdat daar ook jonge hardekernjongeren in komen. Daarbij spelen beheersmatige problemen een rol. Twee van de zeven gedetineerden die we vorig jaar naar Nederland hebben gehaald, gaven dermate grote problemen in de inrichting in Bonaire dat we hen op een gegeven moment naar Nederland hebben moeten transporteren. We waren nog niet in staat om dat optimaal op het eiland te doen, omdat dat hele proces werd verstoord. We moeten zeker voorkomen dat jongeren op de eilanden drop-outs worden; mevrouw Van Gent signaleert dat terecht. Er zijn afspraken gemaakt met de Voogdijraad en met DJI. Dat kan allemaal nog veel beter, maar de eerste stappen zijn wel gezet, zoals mevrouw Hachchi schetste.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het is goed dat daar bovenop wordt gezeten. Het gaat beter, maar het moet ook allemaal nog veel beter, wat ook mogelijk is. Ik zou een plan willen zien. De bevolking vraagt daar ook om. Er is wel extra politie en er wordt van alles en nog wat gedaan, maar wat schieten we daar concreet mee op? Jongeren zijn namelijk echt een groot probleem op de eilanden. Ik zou dan toch een plan van aanpak met streefcijfers willen hebben. Wanneer gaan we die problemen oplossen? Iedereen weet dan waar hij aan toe is.
Staatssecretaris Teeven: Het mooie is dat de forse ingrepen van Justitie over heel 2011, maar met name in de tweede helft van 2011, een duidelijke terugloop hebben bewerkstelligd in het aantal meldingen van criminaliteit. Van augustus tot december 2010 praten we over in totaal 210 meldingen en over heel 2011 gaat het om 150 meldingen op Bonaire, 14 op Saba en 13 op Sint-Eustatius. Uit de cijfers blijkt dus een vermindering. Als het gaat om de plannen voor begin 2012, we zijn onder verantwoordelijkheid van VWS en in samenwerking met het lokale bestuur en de jeugdorganisatie de campagne «Positief opvoeden» gestart om ouders te laten kennismaken met een andere manier van opvoeden. Dat betreft de preventieve kant, waar mevrouw Van Gent naar vroeg. De Stichting Jeugdwerk Jong Bonaire, een centrum waar jongeren van 12 tot 20 jaar na schooltijd heen kunnen, biedt de jeugd activiteiten op het terrein van sport en educatief gebied om afglijden richting criminaliteit te voorkomen. Deze stichting biedt ook opvoedingsondersteuning aan. Zoals gezegd, staat het nog wel in de kinderschoenen. De commissie heeft dat waarschijnlijk zelf ook geconstateerd; ik vertel dus niets nieuws. Het zijn wel bewegingen, in combinatie met het afnemende aantal meldingen, waardoor wij denken dat wij de goede kant opgaan. Tegenwoordig detineren we op Bonaire, in tegenstelling tot het verleden, volwassenen en jeugdigen gescheiden van elkaar. Die lijn volgen we op dit moment.
De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Ortega heeft gevraagd wat er gebeurt aan criminaliteitspreventie. Ik heb er een aantal voorbeelden van gegeven. We hebben ook de interventiemodellen jeugdcriminaliteit op de BES-eilanden. Uit de evaluatie daarvan blijkt dat we te maken hebben met teruglopende cijfers.
Mevrouw Ortega heeft gevraagd of ik kan aangeven of er een juridisch loket komt waar burgers terecht kunnen met hun vragen. Een eigen juridisch loket opzetten is gelet op de kleinschaligheid niet efficiënt en kostbaar. Om die reden is ervoor gekozen om dit niet te doen. Op de eilanden is er relatief snel en laagdrempelig toegang tot een advocaat. Ook de balie van de Rijksdienst Caribisch Nederland geeft veel informatie op dit terrein. Het is echter echt te kleinschalig en te kostbaar om te komen tot het opzetten van een juridisch loket.
De voorzitter: Hiermee is de staatssecretaris aan het eind van zijn beantwoording gekomen. Er zijn nog enkele vragen van de leden.
Mevrouw Hachchi (D66): Aangezien de staatssecretaris dit overleg zo gaat verlaten, wil ik deze vraag nu stellen. Anders had ik dit punt in tweede termijn willen maken. De aanpak van jeugdcriminaliteit en problemen in dat kader is heel erg belangrijk. Ik heb goed geluisterd naar de staatssecretaris. Ik vraag hem of hij de Kamer voor de begrotingsbehandeling aan het eind van dit jaar een brief kan sturen met de stand van zaken. Hij gaf een aantal concrete voorbeelden van de punten die we proberen te verbeteren. Ik zou graag willen dat de Kamer daarbij betrokken blijft. Het is een open deur om te zeggen dat de jeugd de toekomst is, maar zeker als ik de problemen zie die spelen op de eilanden met de jeugd en de criminaliteit. Het is heel erg belangrijk dat we voortgang gaan boeken op dit terrein. De Kamer wil er dus bij betrokken blijven.
Staatssecretaris Teeven: Ik kijk hierbij even naar de minister, maar ik denk dat hij en ik heel wel bereid zijn, die brief voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie aan de Kamer te doen toekomen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik heb in het kader van het juridisch loket gevraagd om iets in de vorm van een sociaal raadsman. Dat zou ook helpen. Ik heb die vraag voorgelegd gekregen.
Staatssecretaris Teeven: Deze vraag is al eerder aan de orde geweest bij de minister en mijzelf. We hebben ernaar gekeken en zien dat de advocatuur relatief gemakkelijk en laagdrempelig toegankelijk is op de eilanden. Wij zien de noodzaak om te komen tot een sociaal raadsman niet direct. Er zijn al veel raadslieden beschikbaar tegen relatief lage kosten. Wij zien de noodzaak niet direct om dat op dit moment te doen.
De heer Lucassen (PVV): Misschien kan de staatssecretaris ons nog schriftelijk informeren over de verevening van de kosten met betrekking tot de gevangenen als die eenmaal loopt.
Staatssecretaris Teeven: Ik begrijp dat de heer Lucassen doelt op de vergoeding die door Curaçao gevraagd wordt en waar wij inmiddels enkele rekeningen tegenover zetten om die te verevenen. Ik kan op een gegeven moment weer een update geven van het aantal gevangen dat is overgebracht en tegelijkertijd informatie verschaffen over de verevening van de vergoedingen.
De voorzitter: Op welke termijn kan de Kamer die informatie ontvangen?
Staatssecretaris Teeven: Ik stel mij voor dat ik dit punt betrek bij de brief waar mevrouw Hachchi om vroeg, die voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie over 2013 wordt gestuurd.
De voorzitter: Ik constateer dat de heer Lucassen daarmee akkoord is. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de beantwoording. We verexcuseren bij dezen de staatssecretaris. Ik wens hem een goede reis naar Amsterdam.
Het woord is aan de minister.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor de vragen. Voor mij is het onderwerp herkenbaar. Ik ben recentelijk op Bonaire aanwezig geweest bij het periodieke overleg tussen de vier ministers van Justitie, dat elke zes maanden plaatsvindt. Ik heb mij op Bonaire met de drie gezagsdragers van de drie eilanden op de hoogte gesteld van de situatie. We hebben heel concrete afspraken gemaakt; het was een prima bezoek. Er zijn natuurlijk zeer zeker ook zorgen.
Alle leden hebben gesproken over het criminaliteitsbeeld. De pg van Curaçao, Sint-Maarten en op de BES-eilanden heeft twee topprioriteiten: mensenhandel en drugshandel. Men biedt op zichzelf genomen resultaten. Het is ook knap dat men heel gefocust aan de slag is. In gesprekken die ik had met de gezagsdragers en de autoriteiten op het eiland Bonaire op 20 januari kwam naar boven dat sprake is van een zorgelijk aantal woninginbraken. Dat is dus even een iets andere vorm van criminaliteit dan die ik hoor van de Kamer. Ditzelfde geldt voor het aantal diefstallen en overvallen. Daar speelt men op in. In de contacten met gezaghebbers, politie, rijksvertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties ben ik daar verschillende malen mee geconfronteerd. De politie en de gezagsdragers hebben daar ook aandacht voor gevraagd en schenken daar zelf aandacht aan. Dat doen zij op een moderne manier. Er worden, zo zeg ik tegen mevrouw Hachchi, niet alleen gezaghebbers, politie en OM bij betrokken, maar ook andere ketenpartners. Dat is een ontwikkeling ten goede. Wij zullen die stimuleren en volgen.
Het is belangrijk dat er ook aandacht is en dat men ook aandacht vraagt – dat vond ik positief – voor de veiligheidsgevoelens van de burgers, dus de subjectieve veiligheid. Dat is ook belangrijk. De Kamer heeft gevraagd naar de communicatie. De vraag op welke wijze de politie communiceert, op welke wijze het bestuur communiceert, op welke wijze er in de keten, in de driehoek en in de andere schakels van de veiligheidsketen wordt gecommuniceerd, is belangrijk. Tegen de heer Van der Steur kan ik zeggen dat ik met de Kamer goede, duidelijke afspraken wil maken over het criminaliteitsbeeld. We zijn op weg naar gegevens, de feiten. Er is een nulmeting gedaan voorafgaand aan 10-10-10. We bekijken wel of deze werkelijk voldoet. Het WODC doet momenteel onderzoek naar de capaciteit van de gevangenissen. Het KLPD maakte vroeger een criminaliteitsbeeld voor de Antillen, maar wil dit specifieker maken voor de BES-eilanden. Dat proces zijn we aan het opstarten en zullen we zo spoedig mogelijk afronden. Per kwartaal wil ik daarover rapporteren. We zullen de nulmeting van 10-10-10 toespitsen op de BES-eilanden, waar wij de verantwoordelijkheid voor dragen. Vervolgens wil ik per kwartaal een meting laten zien en die openbaar maken en aan de Kamer sturen. Ik wil dit punt opnemen in een gezamenlijke brief van de staatssecretaris en mijzelf. Dat is voor de Kamer prettig, maar ook voor ons. De staatssecretaris en ik kunnen het er dan even over hebben, zodat we kunnen zien wat er gemeenschappelijk is. Voor mij is dit een belangrijk punt, ook in de contacten die ik periodiek heb, in elk geval ieder halfjaar, met de BES-eilanden.
De voorzitter: U zegt toe dat u deze brief, die gezamenlijk wordt opgesteld met de staatssecretaris, stuurt voordat de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie plaatsvindt. U sprak ook over een kwartaalrapportage. Houdt dit in dat deze rapportage elk kwartaal volgt of één keer per jaar?
Minister Opstelten: Een kwartaalrapportage is een rapportage die ieder kwartaal wordt gestuurd. Ik wil de rapportage in elk geval per kwartaal zien en er iets mee doen. Ik wil er ook geen geheim van maken. Ik speel de gegevens natuurlijk toe aan de gezagsdragers en de bestuurders daar, maar ook aan de Kamer. We ontwikkelen op dit moment de methodiek.
De voorzitter: Prima. Voor de begrotingsbehandeling volgt de eerste rapportage en daarna volgt deze per kwartaal.
Minister Opstelten: Prima.
Ik kom daarmee verder te spreken over de drugscriminaliteit op de BES-eilanden. Het is bekend dat deze vorm van criminaliteit daar licht stijgt. Uit de trend over de periode 2008 tot 2010 blijkt dat sprake is van georganiseerde en grensoverschrijdende vormen van criminaliteit. Deze criminaliteit wordt bestreden door het koninkrijksbrede Rijksrechercheteam, dat daar primair voor bedoeld is. Dit beeld wordt niet zo pregnant aan mij gemeld door de gezagsdragers. De zichtbaarheid van het lokaal bestuur is kennelijk minder groot dan door het OM wordt aangegeven. Andere vormen van criminaliteit, zoals overvallen en inbraken, zijn pregnanter aanwezig en de bevolking meer tot last. Ik kom te spreken over de zichtbaarheid van de politie. Ik heb zelf een wijkteam zien opereren. (het wijkteam van Amboina) Men is bezig om een wijkpolitie op te richten. Dat team zit niet in de auto, maar is daadwerkelijk op straat aanwezig. De ontwikkeling ervan bevindt zich nog in de beginfase, maar men is er enthousiast mee bezig. De politie doet rondes, het bureau staat zichtbaar midden in de wijk en mensen weten de politie te vinden. Uit de cijfers blijkt althans dat het die richting op gaat.
Ik heb de Kamer geïnformeerd over de sterkte van het politiekorps. De betreffende brief is tijdens mijn verblijf op Curaçao en Bonaire – één dag op Curaçao en één dag op Bonaire – getekend door de staatssecretaris. Die brief bevat dus actuele informatie. Dit is een punt waarbij het niet om het geld gaat, zoals ook duidelijk in de brief staat. Het beschikbare budget voor het korps is bijna verdubbeld ten opzichte van het budget dat voor de transitiedatum beschikbaar was. Het is prettig dat het niet om geld gaat.
Ik heb kunnen constateren dat het OM op orde is. Op Bonaire heb ik het nieuwe kantoor van het OM geopend. Alle functies zijn bezet en alle vacatures zijn vervuld. Er zitten prima, enthousiaste mensen. Ik hoorde goede en gemotiveerde verhalen. Men is zeer gecommitteerd aan de problematiek die daar speelt. Hetzelfde geldt voor de rechterlijke macht. Alle functies zijn vervuld. Deze draait. Het politiekorps is op orde aan het komen, maar is dat nog niet, zeg ik nadrukkelijk. De sterkte van het korps voor 10-10-10 was minder dan 100 fte. De overige capaciteit was bedoeld voor de grensbewaking. De sterkte na 10-10-10 is inmiddels meer dan 120 fte. In de loop van dit jaar zal deze stijgen van 125 fte naar 130 fte. Van deze 120 fte is ruim 100 fte operationeel in de zin van operationeel-executief, dus beschikbaar om op straat te opereren. Het gaat daarbij dus niet om management- en staffuncties, analisten of technische ondersteuning. De recherchecapaciteit is het probleem, maar op zichzelf wordt daar gedegen en vanuit een visie aan gewerkt. Het tekort wordt for the time being opgevuld door de KMar. Vooralsnog kan de KMar deze capaciteit zonder problemen leveren. Het gaat om goed planbare behoefte die de KMar goed kan beheersen. Het doel is uiteraard om op termijn lokaal personeel in te zetten. Dat kost tijd. Vooralsnog wordt gedacht aan circa drie jaar. De kwestie is niet dat er geen geld is. Het gaat om opleiding. Het beleid is zo geformuleerd dat lokaal personeel moet worden ingezet. Het is moeilijk om lokaal personeel te werven. Als je mensen hebt geworven, moeten zij worden opgeleid. Dat kost tijd. Het punt is dat op zichzelf geschikt lokaal personeel ontbreekt. Er moet in de diepte worden geïnvesteerd. Daar wordt aan gewerkt. Ik heb gezien dat de korpsleiding daarmee actief en bekwaam bezig is. Ik heb ook gezegd dat we blijven vasthouden aan de werving van lokaal personeel. Ik kan toezeggen dat dit gebeurt. In de brief die eraan komt, wil ik de precieze cijfers opnemen. Ik weet uit ervaring dat met name mevrouw Van Gent mijn passie deelt voor concrete targets die transparant zijn te volgen. Ik weet dat ik aan mijn jas wordt getrokken als ik de targets niet haal. Als ik ze wel haal, mag de Kamer zeggen: goed gedaan!
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Eerst zien, dan geloven en dan pas een complimentje. Je mag er nooit naar vissen!
Minister Opstelten: Ik ben stil.
Dat is wat ik wilde zeggen over de politie. Ik benadruk dat ik het beeld schets van nulmetingen et cetera en de rapportage. Ik hoef niet te schetsen dat er meer OM nodig is, want dat is niet het geval. We volgen het op de voet. Vacatures zijn er niet bij het OM en de rechterlijke macht. De staatssecretaris heeft gesproken over de detentiecapaciteit. Ik heb tevens in beeld gebracht hoe we opereren rondom de politie en dat men in volle breedte gemotiveerd bezig is.
Mevrouw Ortega heeft gevraagd naar de vrijwilligers. Zowel op Bonaire als Sint-Eustatius wordt eraan gewerkt om de vrijwilligers te kunnen laten blijven functioneren. De regelgeving op zich staat daar niet aan in de weg. De organisaties zijn nu bezig met de formatie en de statutaire vastlegging van hun nieuwe status. Ze zijn eigenlijk een afsplitsing van het voormalige Antilliaanse VKNA.
De heer Van Bochove sprak over de rampenbestrijding. Ik heb gemerkt dat dit loopt. Ik heb een lijst met data van afspraken die hierover gemaakt zijn om op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius veiligheidsplannen en crisisbeheersingsplannen, vroeger rampenplannen genoemd, op te stellen en te laten oefenen. Dat gebeurt overigens met hulp van de veiligheidsregio Haaglanden. Die lijst met data en het schema zijn gemaakt.
Mevrouw Ortega sprak over mensenhandel. De vier collega's van Justitie hebben daar vorig jaar tijdens onze conferentie een MoU voor getekend. Ik ben blij dat ik de Kamer kan meedelen dat hieruit voortvloeit dat in de week van 30 januari twee tweedaagse cursussen over mensenhandel zijn verzorgd voor Caraïbisch Nederland. Aan deze cursus namen ongeveer 40 medewerkers deel van zeker 10 verschillende organisaties. De cursus wordt onder meer verzorgd door het Nederlandse OM, de marechaussee en de Inspectie SZW. De bewustwording rond het thema mensenhandel is met sprongen vergroot. Men heeft nu veel meer idee van wat mensenhandel is en waar het gezocht moet worden. Wel moet er veel aandacht zijn voor bestuurlijke controles, met name in bordelen en in de bouw. De controles worden eventueel gevolgd door strafrechtelijke onderzoeken.
De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het eind van het antwoord van de minister in eerste termijn. De spreektijd voor de tweede termijn is maximaal één minuut.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen.
Ik kom nog even terug op het punt van de mensenhandel. Ik heb gevraagd wat we kunnen doen voor mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel. Hebben we bijvoorbeeld überhaupt opvangplaatsen voor hen?
Vindt er op scholen preventie plaats met betrekking tot alcohol en drugs?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik heb nog een vraag over de begeleiding van jongeren uit de criminaliteit. Staatssecretaris Teeven erkende dat het «18-plus/18-min»-fenomeen herkenbaar is, ook in Nederland. In Nederland kennen we een voorziening, maar op de eilanden niet. In hoeverre kan er op de BES-eilanden ook zo'n voorziening komen? Nogmaals, voor die jongeren, ongeacht of ze net boven de 18 zijn, moet iets geregeld worden, zoals in Nederland ook het geval is.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk, met name voor de brief die hij ons later dit jaar doet toekomen waarin we allemaal heldere, praktische, overzichtelijke en inzichtelijke stappen van de minister zullen vinden, waardoor we echt door zullen krijgen dat de minister het totaal onder controle heeft. Ik ben heel benieuwd en wacht deze brief met het nodige ongeduld af.
Ik heb nog een vraag over de communicatie naar de bevolking. Wij hebben veel klachten gekregen over het politiekorps. De klacht is met name dat er weinig blauw op straat is. Er wordt gezegd: de politie doet niks voor ons; we zien nooit iemand; zodra het donker wordt, is zij er niet. Zowel voor de politie als voor de bevolking is het geen goed nieuws dat er zo'n beeld ontstaat.
Is het mogelijk om de verbeterstappen die worden ingezet, beter te communiceren daar? Anders komen er misschien praatjes in de wereld. Reële klachten moeten worden opgelost, zodat de praatjes ophouden. Daar zou ik graag meer over willen horen.
De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en toezeggingen. We kijken uit naar de brief, de nulmetingen en de overige informatie.
De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen en met name voor de zeer ruimhartige toezegging over de door mij gevraagde kwalitatieve meting van wat er aan de hand is en het volgen van de effectiviteit van de genomen maatregelen. Ik heb veel meer gekregen dan ik had gehoopt en ben daar zeer blij mee. Ik merk op dat het weer deze minister is die ook risico neemt. Als uit de cijfers blijkt dat het niet werkt, moet er meer gebeuren. Maar ik stel het zeer op prijs. Ik ben verheugd dat de minister zich op dit punt kwetsbaar opstelt, met name gezien de verantwoordelijkheid die we hebben en gezien de specifieke en vooral op het gebied van drugs- en mensenhandel toch heel lastige omgeving van de eilanden. Ik ben zeer benieuwd naar de cijfers en dank de minister hartelijk voor die toezegging.
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik begin met de inbreng van de heer Van der Steur. Het zou toch idioot zijn als ik geen risico zou nemen. Het is evenwel betrekkelijk, want het is voor een goede zaak. We moeten bepaalde targets halen. Ik heb die gegevens. Vanuit mijn positie is het vanzelfsprekend dat ik ze de Kamer doe toekomen. Ik wil in elk geval per kwartaal geïnformeerd worden. De Kamer krijgt die informatie vervolgens ook. Het is alleen maar goed om er een bepaalde spanning op te zetten. Dat leidt altijd wel tot resultaten.
Mevrouw Ortega vroeg wat er op scholen gebeurt aan preventie op het gebied van alcohol en drugs en naar opvangplaatsen voor slachtoffers van mensenhandel. Ik zal deze kwesties met mijn collega's van VWS en OCW opnemen – wij werken immers als één team – opdat dit daar aan de orde komt. Daar hoort het namelijk thuis. Meer wilde ik daar op dit moment niet over zeggen.
Hetzelfde geldt over het punt waar mevrouw Hachchi over sprak, namelijk de voorziening voor de 18-plussers. Die behandelen wij natuurlijk als volwassenen. Mevrouw Hachchi spreekt immers over 18-plussers.
Mevrouw Hachchi (D66): Mijn vraag ging over de begeleiding van jongeren uit de criminaliteit. De harde lijn is nu dat als de jongeren 18 jaar zijn, de begeleiding ophoudt. In Nederland kennen we een regeling waarin jongeren nog wel begeleid kunnen worden. Mijn vraag is in hoeverre we die ook op de BES-eilanden kunnen invoeren.
Minister Opstelten: Ik begrijp de vraag van mevrouw Hachchi heel goed. Ik heb de indruk dat men daar ook iets aan doet. Dat is juist het punt dat ik zelf heb ervaren in gesprekken daar. Men is gewoon bezig in de driehoek om ook andere instanties daar bij te betrekken. We kennen de problemen van de adolescenten. Die proberen we mee te nemen. Dat is ook waar de staatssecretaris in feite op doelde in zijn betoog. Dit nemen we mee in onze contacten met de gezagdragers, of beter gezegd gezaghebbers, die gezag dragen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat valt niet mee, hè?
Minister Opstelten: Ik werd daar buiten de microfoon even terecht op gewezen; het moet wel precies zijn.
Het punt van mevrouw Van Gent over communicatie met de bevolking spreekt mij aan. Dat is natuurlijk een kritisch punt; ik ga natuurlijk niet zeggen dat dit niet kritisch zou zijn. Ik heb wel op basis van mijn eigen ervaring gezegd dat men bezig is met het opzetten van de wijkpolitie. Daarmee ben je er nog niet, maar deze kwestie speelt in vele delen van de wereld. Als je aan de bevolking vraagt wat men van de politie vindt, antwoordt men dat de politie wel wat beter zou kunnen communiceren. Ik zal dit punt meenemen in de contacten die we hebben en in de aansturing van mijn kant. Daarnaast zal ik het via het gemandateerd korpsbeheerderschap aan de politie overbrengen. Ik zal de Kamer daarover rapporteren in de brief die er komt. De Kamer wil er uiteraard zicht op hebben of er iets aan gebeurt en of verbetering optreedt. Dat is een punt dat mij aanspreekt. Ik zal de Kamer rapporteren over de ondernomen acties en het effect daarvan. Als ik iets kan laten zien daarover, zal ik dat doen en als ik dat niet kan, zal ik dat ook eerlijk vertellen.
De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn beantwoording en som tot slot de vijf toezeggingen op.
– De staatssecretaris zegt toe, de Kamer voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2013 schriftelijk te informeren over de verbeteringen in de aanpak van de jeugdcriminaliteit.
– De staatssecretaris zal in de zo-even genoemde brief ingaan op het vraagstuk van de verevening van de Curaçaose rekening in verband met het tijdelijk overnemen van gevangenen. Er waren nog enkele rekeningen waar deze rekening mee verevend zou worden.
– De minister zal in deze gezamenlijke brief met de staatssecretaris ingaan op de kwalitatieve en kwantitatieve criminaliteitssituatie op de BES-eilanden. De situatie zal vergeleken worden met 10-10-10 als startpunt. Nadat de minister de Kamer daar voor de begrotingsbehandeling over gerapporteerd heeft, zal hij dat elk kwartaal aan de Kamer rapporteren. Ook de effecten worden daarin meegenomen.
– De minister zal in deze brief ook nader ingaan op de precieze aantallen personeel in de justitieketen ter plekke. Het gaat dan over de verschillende onderdelen.
– De minister zal in deze brief ook nader ingaan op de mogelijkheden tot verbetering van de communicatie van de politie met de lokale bevolking. Er zal in staan wat eraan is gedaan en welke stappen er zijn gezet.
Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de antwoorden en ik dank de Kamerleden. Ik sluit de vergadering.